Als iemand de kolonie verlaat wordt in het boekje een eindafrekening gemaakt. Daarna wordt het met handtekeningen van de betreffende gezagsdragers afgesloten en krijgt de kolonist het bij zijn vertrek mee, tegelijk met de officiële ontslagbrief. Daarmee verdwijnen de zakboekjes van het terrein en daarom zijn er in het archief van de Maatschappij van Weldadigheid niet veel bewaard gebleven.
Maar een aantal wel. Dat die er nog zijn wil zeggen dat er bij het vertrek iets fout gegaan is. Bijvoorbeeld de vertrekkende kolonist was al met verlof naar zijn nieuwe woonplaats en het boekje (en soms de ontslagbrief) blijft achter. Dat probeert de Maatschappij altijd op te lossen dus DE KANS IS HEEL GROOT dat er correspondentie is rondom de tijd van ontslag. Zie daarvoor bij de klappers op de post (invnrs 929-953) bij 'Bijzondere belangen van kolonisten'.
Een aantal achtergebleven zakboekjes bevinden zich bij de
ingekomen post van de permanente commissie 1818-1847 en zijn
gescand. Hieronder een overzicht van die gescande zakboekjes met
links naar de eerste scan van elk boekje zodat je ze kunt
bekijken. Ik heb het ingedeeld per categorie.
● Zakboekje van Frederik Arends die later Arie van de Berg, blijkt te heten, wees in Veenhuizen met weesnummer N2042, inventarisnummer 170, klik hier en voer rechtsonder scannummer 529 in.
● Zakboekje van Franciscus Petrus de Vrieser, wees in Veenhuizen met weesnummer N2146, inventarisnummer 171, klik hier en vul rechtsonder scannummer 484 in
● Zakboekje van Cornelia Eijfferts, wees in Veenhuizen met weesnummer N1874, inventarisnummer 183, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 370 in.
● Zakboekje van Johanna Christina Selbits, wees in Veenhuizen met weesnummer N602, inventarisnummer 237, klik hier en je bent meteen bij het boekje.
● Zakboekje van Anna Gezina Wilhelmina Klaassen, wees in Veenhuizen met weesnummer N172, inventarisnummer 238, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 81 in.
● Zakboekje van Hendricus Broers, wees in Veenhuizen met weesnummer N1138, inventarisnummer 263, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 394 in.
● Zakboekje van Alida Klinenhagen, wees in Veenhuizen met weesnummer N215, inventarisnummer 322, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 736 in.
● Zakboekje van Govert Elsing, wees in Veenhuizen op bijzonder contract PK60, inventarisnummer 197, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 456 in.
● Zakboekje van Grietje Lutkenhuis, wees in Veenhuizen op bijzonder contract PK23, inventarisnummer 293, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 412 in.
● Zakboekje van Adriana Cornelia Bredero, wees in Veenhuizen op bijzonder contract PK28, inventarisnummer 329, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 165 in.
● Zakboekje van Trijntje Degelink, wees in Veenhuizen op bijzonder contract PK26, inventarisnummer 343, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 319 in.
● Zakboekje van Mietje Zwart, wees in Veenhuizen op
bijzonder contract PK27, inventarisnummer
343, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 346 in.
● Zakboekje van vrije kolnistengezin van Broer van Belkum, inventarisnummer 179, klik hier en je bent meteen bij het boekje.
● Zakboekje van Joseph Klapvelder, hoofd van een veteranengezin, inventarisnummer 193, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 203 in.
● Zakboekje van sergeant (daarna: weduwe) Soomer, veteraan, inventarisnummer 207, klik hier en je bent meteen bij het boekje.
● Zakboekje van Ernst, veteraan, inventarisnummer 228, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 472 in.
● Zakboekje van A. Lector, veteraan, inventarisnummer 270, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 465 in.
● Extract uit het zakboekje van Adrianus van Laarhoven, bedelaarskolonist, inventarisnummer 319, klik hier en vul rechtsonder het scannummer 30 in.
Nu blijken er in de collectie van het Gevangenismuseum ook zakboekjes te zijn. Zelfs inclusief de bijbehorende ontslagbrieven. Te weten van de weeskinderen Lammert van Luinen Hubert en Betje Koning. Wie dat zijn:
● Lammert van Luinen Hubert, geboren 24 september 1833 in Koegras (heb ik moeten nazoeken, maar dat is een polder in de buurt van Den Helder), is de jongste van drie broers uit het dorp Petten, die samen door de autoriteiten in Den Helder bij het kindergesticht worden afgeleverd op 28 oktober 1837. Lammert is dan pas vier jaar en officieel mogen kinderen pas op hun zesde in het kindergesticht opgenomen worden, maar daar zal van zijn afgeweken omdat zijn oudere broers er bij zijn.
De jongens zijn van de hervormde godsdienst en ze staan alledrie met de onderstaande weesnummers in het stamboek met inventarisnummer 1412.
De moeder van de drie is Maartje Zwart die is overleden op 2 mei
1837, twee dagen na de bevalling van een doodgeboren kind. De
vader is Julianus Albertus van Luinen Hubert, geboren circa 1800
te Petten, die nog in leven is maar blijkbaar niet voor (al) zijn
kinderen kan zorgen.
Lammert krijgt het weesnummer 1161. De middelste broer is Laurens
van Luinen Hubert, geboren 11 september 1830, weesnummer
1156, maar hij overlijdt een half jaar na aankomst, op 12 april
1838. Daarvan is - zeldzaam voor een weeskind - een memorie van
successie, zie
hier.
De oudste broer is Cornelis van Luinen Hubert, geboren 17
juli 1828, weesnummer 1153.
Leuk is dat de twee overlevende broers het goed doen. Cornelis
wordt 9 oktober 1843 uitverkoren om naar het Instituut voor
Landbouwkundige opvoeding te Wateren te gaan. Hij krijgt
kwekelingnummer 2 in het kwekelingenregister met invnr 1611.
Echter, hij toont zich die eer niet waardig, want al op 24 juni
1844 wordt hij teruggestuurd naar het eerste gesticht te
Veenhuizen. Vandaar wordt hij 17 april 1849 ontslagen.
Lammert doet het beter, hij wordt 2 mei 1850 opgenomen te Wateren
en blijft daar tot zijn ontslag op 23 april 1853. Zijn
ontslagbrief is ondertekend door de Instituteur te Wateren, Johan
Hendrik Geraets. Mogelijk gaat Lammert dan naar zijn vader, die 22
oktober 1868 te Den Helder overlijdt, in welke plaats ook Lammert,
op 29 juli 1872 op 38-jarige leeftijd overlijdt.
● Betje Koning komt oorspronkelijk niet als weeskind in
de kolonie, maar als bedelares. Zij is volgens de
kolonie-administratie (nooit helemaal betrouwbaar) geboren op 8
december 1831 te Zwolle, als dochter van een ongehuwde moeder, en
zij wordt op 18 juni 1849, dus zeventien jaar oud, door de
stad Zwolle als bedelares het gesticht op de Ommerschans
binnengebracht.
Ze is in gezelschap van haar moeder, Antje Koning, geboren in
1791 te Enkhuizen. Dochter Betje heeft bedelaarsnummer 3563 en
moeder Antje 3560 en ze staan met dat nummer allebei in het
bedelaarsregister toegang 0137.01 inventarisnummer
435. Moeder Antje is 1 meter 53,1 centimer lang, heeft een
vol gezicht, blond haar en blauwe ogen, een ronde kin en geen
bijzondere kenmerken. Dochter Betje is 1 meter 43,1 centimeter
lang, heeft een smal gezicht, bruin haar en bruine ogen, een
spitse kin en ook geen bijzondere kenmerken.
Ze krijgen allebei een bedelaarszakboekje uitgereikt door de
onderdirecteur-binnen van de Ommerschans. Na twee maanden, op 18
augustus 1849, worden ze samen overgeplaatst van de
Ommerschans naar Veenhuizen. Mogelijk, maar dat weet ik niet
zeker, mogen ze als gezinnetje een woning voor een
bedelaarshuisgezin bewonen.
Het duurt niet lang. Op 28 november 1849 overlijdt moeder Antje
Koning. Vervolgens besluit men op 2 februari 1850 om
Betje, inmiddels achttien jaar oud, als bedelares te ontslaan en
als wees over te plaatsen naar het eerste of kindergesticht. In
het zakboekje wordt 'controle der bedelaars' doorgestreept en
vervangen door 'controle der weezen'. Haar bedelaarsnummer wordt
aan de volgende binnenkomende bedelaar uitgereikt en ze heeft
voortaan het weesnummer 215.
Ze staat met dat weesnummer in het register met inventarisnummer 1412. Ze wordt tenslotte ontslagen (ik heb de ontslagvoordrachten van 1851, 1852 en 1853 niet bekeken, maar die kunnen interessant zijn) op 31 mei 1853. De ontslagbrief wordt ondertekend door de adjunct-directeur van het eerste gesticht, Cornelis Wilhelmus Rensing.
Nadere informatie over betrokkenen |