Op heden den 16 december 1859 zijn de ondergeteekenden Gerardus Johannes van der Schroef, onderdirecteur voor het beheer bij het gesticht te Ommerschans, als ten dezen zijnde gemagtigd door de Heeren
- Mr. Albertus Jacob Duijmaer van Twist, Minister van Staat, oud
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indie, Lid van de Tweede
Kamer der Staten Generaal, wonende te Deventer;
- Mr. Henrik Baron Collot d’Escury, wethouder van 's Gravenhage,
wonende aldaar;
- Jonkheer Mr. Willem Theodoor Gevers Deijnoot, Lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, wonende te ’s Gravenhage, en
- Mr. Jacob Rau van Gameren, vice president van het Provinciaal
Geregtshof in Gelderland, wonende te Arnhem;
de voornoemde Heeren daarbij handelende in hoedanigheid, als
tezamen met
- nu wijlen Zijne Excellencie Mr. Daniel Jacob van Ewijck van de
Bildt, in leven Minister van Staat, overleden den 15 December
1858,
- en mede wijlen Zijne Excellencie Jean Chrétien Baron Baud, in
leven Minister van Staat, overleden den 27 Junij 1859,
door de leden der Maatschappij van Weldadigheid gekozen tot het
voorstaan van hare belangen, nadat de Commissie van Weldadigheid
den 6 december 1856 in haar geheel was afgetreden, zonder in de
daardoor opengevallen plaatsen te voorzien, zoo als dit nader
blijkt uit de straks te melden akte van den 5 en den 6 december
1856,
ter eener
en Adrianus Hulst, adjunct-directeur bij voormeld gesticht
in hoedanigheid als mede ten deze gemagtigd zijnde door Zijne
Excellentie, Jonkheer Mr. Jacob George Hieronijmus van Tets van
Goudriaan, Minister van Binnenlandsche Zaken, wonende te ’s
Gravenhage, en daarbij handelende voor den Staat der Nederlanden.
ter andere zijde
Overgegaan de eerstondergeteekende tot het doen in naam der
Maatschappij van Weldadigheid, en de ondergeteekende ter andere
zijde tot het aannemen in naam en ten behoeve van den Staat der
Nederlanden, van de levering der roerende goederen, welke
krachtens de overeenkomst tusschen den Staat en de gemelde
Maatschappij, gesloten te 's Gravenhage den 27 December 1858, bij
onderhandsche akte in dato 's Gravenhage den 3 en den 6 December
1859, geregistreerd door den Ontvanger J.C. van de Watering aldaar
den 7 December 1859, deel 59, folio 120, vak 1 namens de
meergemelde Maatschappij aan den Staat der Nederlanden in eigendom
overgedragen zijn, voor zoover namelijk die goederen zich bevinden
in het gesticht te Ommerschans en in of op de daartoe behoorende
gebouwen en gronden.
Tot dat einde hebben de beide ondergeteekenden, zich op den
voormelden dag bevonden in het gesticht te Ommerschans, gelegen in
de gemeenten Ambt Ommen, Stad Ommen en Avereest,
provincie Overijssel, alwaar de ondergeteekende ter eener
aan den ondergeteekende ter andere zijde heeft overgegeven de
sleutels van al de daar ter plaatse aanwezige gebouwen, en
waardoor alzoo de levering is geschied van de roerende goederen in
die gebouwen aanwezig, welke laatstelijk aan de Maatschappij van
Weldadigheid in eigendom hebben toebehoord en niet als bereids
vroeger door haar aan den Staat der Nederlanden overgedragen,
voorkomen op de tegen inventarissen, krachtens de Art 12 en 14 van
het contract van 18 mei en 9 juny 1843 opgemaakt in dato 's
Gravenhage den 23 October 1858 en aldaar den 4 November deszelfden
jaar door den reeds genoemden Ontvanger van de Watering
geregistreerd.
Voorts zijn al de andere (bij de bovengemelde akte van den 3 en
den 6 December 1859) aan den Staat in eigendom overgedragen
goederen, ter voormelde plaats aanwezig, doch welke zich niet in
gebouwen, maar op gronden, ervan, vaarten of elders waar dan ook
bevonden hebben, door den ondergeteekende ter eener aan den
ondergeteekende ter andere zijde overgegeven op zoodanige wijze
dat de levering daarvan overeenkomstig de voorschriften der wet
volledig is tot stand gebragt.
En verklaren mitsdien de ondergeteekende ter eener de levering van
al de ten deze bedoelde goederen gedaan, en de ondergeteekende ter
andere zijde die ten behoeve van den Staat der Nederlanden
aangenomen te hebben met dat gevolg, dat die goederen van dezen
ogenblik zullen gerekend worden aan den Staat der Nederlanden in
vollen en vrijen eigendom toe te behooren.
En zijn hiervan opgemaakt twee eensluidenden en wederzijds
onderteekend aan de Ommerschans den zestienden December 1859
achttienhonderd negenenvijftig.
handtekeningen
In duplo gratis geregistreerd te Ommen den zestienden december
1800 negen envrijftig, deel 21 folio 7 verso vak 6 twee bladen
zonder renvooi,
De Ontvanger
Vrij van zegel, volgens Koninklijk Besluit van den 19 Maart 1859
N56
Op heden den 18 December 1859 zijn de ondergeteekenden Gerardus
Johannes Hendriks, onderdirecteur voor het beheer bij het
eerste gesticht te Veenhuizen, als ten deze zijnde
gemagtigd door de heeren
- Mr. Albertus Jacob Duijmaer van Twist, Minister van Staat, oud
Gouverneur-Generaal van Nederlandsch Indie, Lid van de Tweede
Kamer der Staten Generaal, wonende te Deventer;
- Mr. Henrik Baron Collot d’Escury, wethouder van 's Gravenhage,
wonende aldaar;
- Jonkheer Mr. Willem Theodoor Gevers Deijnoot, Lid van de Tweede
Kamer der Staten-Generaal, wonende te ’s Gravenhage, en
- Mr. Jacob Rau van Gameren, vice president van het Provinciaal
Geregtshof in Gelderland, wonende te Arnhem;
de voornoemde Heeren daarbij handelende in hoedanigheid, als te
zamen met
- nu wijlen Zijne Excellencie Mr. Daniel Jacob van Ewijck van de
Bildt, in leven Minister van Staat, overleden den 15 December
1858,
- en mede wijlen Zijne Excellencie Jean Chrétien Baron Baud, in
leven Minister van Staat, overleden den 27 Junij 1859,
door de Leden der Maatschappij van Weldadigheid gekozen tot het
voorstaan van hare belangen, nadat de Commissie van Weldadigheid
den 6 December 1856 in haar geheel was afgetreden, zonder in de
daardoor opengevallen plaatsen te voorzien, zoo als dit nader
blijkt uit de straks te melden akte van den 3e en den 6 December
1859;
ter eener
En Cornelis Wilhelmus Rensing, Adjunct-Directeur bij
voormeld gesticht, in hoedanigheid als mede ten deze gemagtigd
zijnde door Zijne Excellentie, Jonkheer Mr. Jacob George
Hieronijmus van Tets van Goudriaan, Minister van Binnenlandsche
Zaken, wonende te ’s Gravenhage, en daarbij handelende voor den
Staat der Nederlanden.
ter andere zijde
Overgegaan de eerstondergeteekende tot het doen in naam der
Maatschappij van Weldadigheid, en de ondergeteekende ter andere
zijde tot het aannemen in naam en ten behoeve van den Staat der
Nederlanden, van de levering der roerende goederen, welke
krachtens de overeenkomst tusschen den Staat en de gemelde
Maatschappij, gesloten te ’s Gravenhage den 27 December 1858, bij
onderhandsche akte in dato ’s Gravenhage, den 3 en den 6 December
1859, geregistreerd door den Ontvanger J.C. van de Watering aldaar
den 7 December 1859 deel 59, folio 120, vak 1, namens de
meergemelde Maatschappij aan den Staat der Nederlanden in eigendom
overgedragen zijn, voor zoover namelijk die goederen zich bevinden
in het eerste Gesticht te Veenhuizen en in of op de daarbij
behoorende gebouwen en gronden.
Tot dat einde hebben de beide ondergeteekenden, zich op den
voormelden dag bevonden in het eerste gesticht te Veenhuizen,
gelegen in de gemeente Norg, provincie Drenthe,
alwaar de ondergeteekende ter eener aan de ondergeteekende ter
andere zijde heeft overgegeven de sleutels van al de daar ter
plaatse aanwezige gebouwen, en waardoor alzoo de levering is
geschied van de roerende goederen in die gebouwen aanwezig, welke
laatstelijk aan de Maatschappij van Weldadigheid in eigendom
hebben toebehoord en niet als bereids vroeger door haar aan den
Staat der Nederlanden overgedragen, voorkomen op de tegen
inventarissen, krachtens de Art 12 en 14 van het contract van 18
Mei en 9 Junij 1843 opgemaakt in do ’s Gravenhage den 25 October
1858 en aldaar den 4 November deszelfden jaars door den reeds
genoemden Ontvanger van de Watering geregistreerd.
Voorts zijn al de andere bij de bovengemelde akte van den 3 en den
6 December 1859 aan den Staat in eigendom overgedragen goederen,
ter voormelde plaats aanwezig, doch welke zich niet in gebouwen,
maar op gronden, erven, vaarten of elders waar dan ook bevonden
hebben, door den ondergeteekende ter eener aan den ondergeteekende
ter andere zijde overgegeven op zoodanig wijze dat de levering
daarvan overeenkomstig de voorschriften der wet volledig is tot
stand gebragt.
En verklaren mitsdien de ondergeteekende ter eener de levering van
al de ten deze bedoelde goederen gedaan, en de ondergeteekende ter
andere zijde die ten behoeve van den Staat der Nederlanden
aangenomen te hebben met dat gevolg, dat die goederen van
dezen oogenblik af zullen gerekend worden aan den Staat der
Nederlanden in vollen en vrijen eigendom toe te behooren.
En zijn hiervan opgemaakt twee eensluidenden en wederzijds
ondertekend te Veenhuizen, den (18) achttienden December
1800 negen en vijftig.
handtekeningen
Gratis in duplo geregistreerd te Assen den negentienden December
1800 negen en vijftig, twee bladen zonder renvooijen, deel 53,
folio 139, verso vak 6.
De Ontvanger