NOTA VAN HET BEHANDELDE DOOR ZIJNE EXC DEN HEER BARON J. VAN
DEN BOSCH MET DEN DIRECTEUR DER KOLONIEN BIJ HET BEZOEK VAN
DEZELVE IN JUNIJ 1837.
1. Alle met bremzaad ingezaaide roggestukken, welke, na
van de rogge ontbloot te zijn, blijken geen digt bremgewas te
zullen voortbrengen, terstond doen omploegen en op nieuws alleen
met bremzaad doen inzaaijen.
2. Voor de vroegst in het aanstaande najaar met
winterrogge te bezaaijen stukken, op de bouwhoeven te Veenhuizen,
te bestemmen zulke veenagtige min gecultiveerde gronden, als
welke, dezen zomer door bovenploeging en branding van veen, bij
tijds gereed en bijzonder geschikt kunnen worden gemaakt.
3. Van de nieuw ontgonnen twee hoeven, bij de Gestichten
N1 en 3 te Veenhuizen, de helft met winterrogge in het
volgende najaar bezaaijen, de benoodigde mest hiertoe tijdig
aankomende, en de andere helft voor den aardappelbouw in 1838
bestemmen.
4. Goedgekeurd het concept contract met de Marktgenoten
van Een aan te gaan, nopens de doorgraving met eene
boksloot door hun veld naar de Haulerwijk en de Directie
alreeds tot die doorgraving gemagtigd.
5. De vier morgen voor gerst en klaver, op iedere
bouwhoeve te Veenhuizen bestemd geweest en, bij gebrek aan
mest, in dit voorjaar onbezaaid gebleven, in het aanstaande najaar
vroeg met winterrogge bezaaijen en in het volgend voorjaar met
klaver en raijgras-zaden inzaaijen. Zoo ook de oppervlakte gronds,
welke er in de gewone Kolonien, ter zelfder oorzake, onbepoot met
aardappelen zullen overblijven.
6. In het algemeen het daarheen dirigeren, dat er in 1838
geen hooi meer zal behoeven te worden aangekocht voor den in
sterkte afnemenden veestapel, zoo wel in de gewone Kolonien als te
Veenhuizen en Wateren.
7. Te Ommerschans het boventallige jong vee door
melkkoeijen doen vervangen met verdere uitbreiding van den
veestapel naar het voor deze Kolonie aangenomen plan, zoo dra
mogelijk, des noodig met aankoop van het ontbrekende hooi voor den
volgenden winter, teneinde de aankoop van vreemde meststoffen
alhier te zien verminderen en ophouden en hier zoo veel meer
zuivel te doen maken en koeijen vet te mesten als de Gestichten te
Veenhuizen meer behoeven dan dezelve kunnen voortbrengen.
8. Eene begroting door den Directeur te maken en in te
zenden van de aan te koopen mest voor al de gewassen van 1838,
reeds van nu af aantewenden.
9. Eene begrooting door den Directeur te maken en vóór
Julij aanstaande in te zenden van al de behoeften, zoo gewone als
buitengewone en van de inkomsten, van al de Kolonien, over het nog
loopende jaar; gesplitst in eigenaardige respecten en de objecten
zoo wel in natura als in derzelver geldswaarde uit te trekken,
opdat er uit kunne worden gezien, in hoe verre de Kolonien door
eigen producten, zonder ruiling, in derzelver behoeften kunnen
voorzien. De grondstoffen voor kleeding, huisraad en
gereedschappen daarin afzonderlijk noemen en uittrekken.
10. Eene teekening en bestek ontwerpen van een locaal voor
40 getouwen, tot katoenweverij in de gewone kolonien, met voorstel
hoedanig ook kolonistenwoningen voor die weverij zouden kunnen
worden ingerigt, tot 400 getouwen toe, tegen het volgende
voorjaar, en hiertoe de bijzonderheden van de gereedschappen en
het werk in Twente, met den Onderdirecteur voor het
fabrijkwezen gaan zien en opnemen.
11. Te Ommerschans eene proeve nemen van het maken
van komijne kaas, na goedkeuring door de Perm Comm van het maken
der optegeven kosten van het benoodigde toestel hiertoe.
Frederiksoord, 17 Junij 1837
De Directeur der Kolonien,
J. van Konijnenburg.
Bij artikel 10 is op een van de twee exemplaren van de nota
bijgeschreven: Deze teekening moet onverwijld
ontworpen worden en de zaak dermate gedirigeerd, dat met October
aanstaande in de reeds voorhanden lokalen de weefgetouwen kunnen
worden opgerigt, met 1e Januarij aanstaande zullen reeds 200
weefgetouwen in werking moeten zijn gebragt en met het voorjaar de
400 weefgetouwen zijn geëtablisseerd, terwijl al dadelijk
schikkingen kunnen worden beraamd, om de thans voorhanden zijnde
50 weefgetouwen van den Heer van den Berghe Deheijder over te
nemen en ze in werking te brengen.
’s-Gravenhage, den 29 Junij 1837
De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid,
Gelet op de door den Dir der Kol ingezonden Nota van het met
denzelven behandelde door hare medelid den Baron van den Bosch,
bij ZWEdG bezoek der Kolonien in deze maand,
Besluit:
1e. De in die Nota, zoo als dezelve aan dezen is gehecht,
voor alle bepalingen te arresteren, gelijk geschied bij dezen.
2e. De Dir uittenoodigen om de teekening en het bestek van
een lokaal voor 40 weefgetouwen, bedoeld bij Art 10 der Nota, onverwijld
te ontwerpen, en wijders de zaak ?? te dirigeren dat met October
aanstaande in de reeds voorhandene lokalen de vereischte
weefgetouwen kunnen worden opgerigt, zullende reeds met 1e
Januarij aanstaande 200 weefgetouwen in werking moeten zijn
gebragt, & met het voorjaar van 1838 de 400 weefgetouwen
moeten zijn geëtablisseerd, terwijl al dadelijk schikkingen kunnen
worden beraamd, om de thans voorhandene 50 weefgetouwen van den
Heer van den Berghe Deheijder over te nemen en in werking te
brengen.
Afschrift dezes zal, met afschrift der sub 1e bedoelde Nota,
worden gezonden aan den Dir der Kol tot kennisgeving en narigt.
De PC