Nijmegen, 24 oktober 1826
Onderrigt zijnde dat er een officier, hetzij gepensioneerd of in
activen dienst, zal aangesteld worden, om het Kommando en toezigt
over de Veteranen, welke overeenkomstig met het Gouvernement
gesloten kontract, in de Kolonie te Veenhuizen zullen gehuisvest
worden, ben ik zoo vrij mij aan de Permanente Kommissie van
Weldadigheid te wenden, met verzoek met deze post te worden
bekleed;
ik heb het gewigt hiervan overwogen, en weet uit rijpe
ondervinding, het niet gemakkelijk is met oude militairen na den
tegenwoordigen geest der tijd om te gaan; maar verkies zulks boven
een werkloos leven, temeer daar ik het voorregt geniet van eenen
goede welstand te jouisseren;
ik vlije mij dat het advis van den Directeur der Kolonie, de heer
Visser, ten mijnen voordeele zal zijn, terwijl ik anders veele
Hoofdoffcieren in de Armee en bezonder Z:E: de Heer
Luitenant-Generaal Trip kan opgeven, om over het een en ander te
kunnen oordeelen.
Mij met eene gunstige dispositie vlijende heb ik de eer met den
meesten eerbied te zijn,
De gepensioneerde kapitein,
Johannes Thonhäuser
Tijdens het laatste verblijf der Permanente Kommissie in de
kolonien, wierd mij de taak opgedragen, bij den Heer Kapitein
Friederich te informeeren of ZEdGestr ook genegen zoude zijn de
direktie der invaliden militairen te Veenh onder het toezigt der
koloniale direktie op zich te neemen, onder voorwaarde van behoud
van tegenwoordig pensioen en genot van f 500.- jaarlijks
daarboven, benevens vrije inwoning;
ZEdGestr daarvoor om gegronde redenen bedankende, rekommandeerd
mij den gepensioneerde Kapitein Tonhauser, die hij als een
zedelijk braaf man kende, terwijl gen Kapitein Tonhauser zich daar
toe aanbood, en den onderdirekteus Textor opgaf om naar hem te
informeeren, als zijnde bij dien onderdirekteur zeer wel bekend;
Tengevolge van een en ander heb ik ook werkelijk van den Heer
Textor een allergunstigst rapport omtrent smans zedelijkheid en
activiteit bekomen.
Alleen scheen ik uit sommige opgaven te moeten opmaken dat de
Heer Tonhauser reeds eenigsints bejaard zou zijn, en daardoor
minder geschikt voor de bewuste betrekking.
Hierover schreef ik al verder vertrouwelijk aan den Kapitein Friederich en bekwam daarop het volgende antwoord:
“Wat uwe aanmerking ten opzigt zijner jaren aangaat, deez is niet
geheel ongegrond, maar wat eigentlijk wezenlijke ouderdom betreft,
deeze is zeer betrekkelijk, Tonhauser is een man van een geregelde
leefwijze en daarbij zeer ieverig, heeft een goeden memorie en
geniet eene volmaakte gezondheid; in volle vertrouwen beveel ik u
dezen man aan, en twijffel niet of zal u bijzonder bevallen”.
Tevens ontving ik van Tonhauser zelve het rekwest ’t welk ik de
eer heb hierbij te voegen; terwijl ik op grond der bekende
goeden trouw, zoo wel van Friederick als Textor den rekwestrant,
der Permanente Kommissie, als tot de bewuste betrekking geschikte
man, zoude durven aanbeveelen.
De luitenant Fredericks welke thans provisioneel die plaats
vervuld, word op zijne eigenlijke bestemming, de Ommerschans, meer
en meer noodzakelijk. Aangenaam zal het mij zijn dien aangaande
met een spoedig antwoord der Permanente Kommissie te worden
vereerd.
No 27
DE COMMISSARIS-GENERAAL VAN OORLOG,
Gezien de voordragt van de permanente commissie der Maatschappij
van Weldadigheid, van de 11e dezes No 81/i
Gelet op art. 19 van de, op den 30e Juny laatstleden, door het
departement van Oorlog, met welgemlde Commissie aangegane
overeenkomst, goedgekeurd bij ‘s Konings Besluit van den 1e Juli
dezes ....... voegen.... No 150,
Heeft goedgevonden, aan den gepensioeneerden Kapitein Johannes
Thonhaüsen, wonende te Nijmegen als Koloniaal geëmployeerde
op te dragen, het Commando over de Veteranen in de Koloniale
Etablissementen der Maatschappij van Weldadigheid gevestigd, en
zulks,onder het genot van dat gene, hetwelk hem van wege de
maatschappij, zal worden toegelegd boven en behalve het door hem
genoten wordend pensioen.
Brussel, Den 23 November 1826
Frederik
De Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid;
Gelet op het verzoek van den gepensioneerden Kapitein Johannes
Thonhausen
van den 24 October jl.
Gelet op de goedkeuring van hare voordragt van dien kapitein tot
Kommandant over de Veteranen in de Koloniën gevestigt, door den
Commissaris Generaal van Oorlog bij de dispositie van aanstelling
van 23 November jl,
Heeft besloten den Heer Kapitein Johannes Thonhausen te benoemen
tot
Kolonialen Ambtenaar belast met het toevoorzigt over de Veteranen
Huisgezinnen
in de Koloniale Etablissementen gevestigd, onder het bestuur van
den Heer Direkteur der Koloniën, en aan hem daarvoor toeteleggen
een jaarlijksch inkomen van Vijfhonderd Guldens benevens het genot
van vrije woning.
‘s Gravenhage den 2. December 1826
De Permanente Kommissie voornoemd
Namens dezelve
Faber van Riemersdijk
.