Gerrit Tjalling Gerritsma, zie hier, kwam op 1
november 1818 aan als een van de eerste 52 proefkolonisten. Het
gezin van hem en echtgenote Trijntje Jelles bestond uit vier
zonen, op Frederiksoord kwam daar een meisje bij. Drie van de vijf
kinderen bleven op de kolonie, zie bij de kolonie-dynastiën. De
oudste van die drie huwde een kolonistendochter uit Tiel en
volgde, met dank aan de contributiebetalers in Tiel, zijn
schoonvader op als kolonist. De jongste volgt zijn vader op als
kolonist. De middelste heet Jelle en die wil blijkbaar ook graag
op de kolonie blijven.
In 1833 is hij 22 jaar en trouwt hij met Albertina of Alberta van
der Ven, weduwe van kolonist Bartels (zie ook vrijboerenreglement). Zij is dan
44. Voor haar kinderen zal het even wennen zijn. De meisjes zijn
acht, elf en veertien, haar zoon is achttien en dus maar vier
jaartjes jonger dan zijn nieuwe stiefvader. Na een jaar verlaat
die zoon de kolonie om in militaire dienst te gaan.
Nagenoeg exact - nouja, het scheelt vier dagen - negen maanden na
het huwelijk wordt het bekroond met een nakomeling: Tjalle Jelles
Gerritsma. Het volgende jaar worden ze bevorderd tot vrijboer en
vertrekt het gezin naar Ommerschans Buiten.
Jan Smies, die vanwege een gelijknamige zoon op de kolonie
bekend zal komen te staan als Jan Smies sr, is een voorzoon van
proefkolonist Hubrecht de Ruiter. Hij heeft al een huwelijk achter
de rug met een dochter van de binnengeslopen kolonist Van der
Griend, als hij in 1836 hertrouwt met de weduwe van de
proefkolonist Krabshuis. Jan is dan 34, Aaltje Krommendijk weduwe
Krabshuis is 50 jaar. Zie over Jan Smies deze pagina.
Willem Leonardus of Lammersen Fukke is een zoon van Johannes
Fukke (de naam komt in de kolonie-administratie ook voor als
Tucken) die in juni 1821 behoorde tot de eerste inwoners van
Wilhelminaoord (zie
Wilheminaoord hoeve 11). Johannes, afkomstig uit Zaltbommel,
schopt het al snel tot vrijboer. Eerst op de gronden bij de
Ommerschans, daarna op Buitenhoeve 5 bij Veenhuizen en als
Veenhuizen aan de staat is overgedaan weer in Wilhelminaoord. Een
dochter trouwt met een nakomeling van de Nijmeegse kolonist
Bernardus van Limbeek en neemt met haar man de hoeve over, een
zoon huwt een vrouwelijke nakomelinge van dezelfde Van Limbeek.
(De van Limbeeks wonen al sinds februari 1820 op de kolonie, zie hun aankomst) Zoon
Willem is 31 als hij trouwt met de 46-jarige Maria van de Velde
weduwe Fiene. Zij en haar man Cornelis Fiene waren pas zeven jaar
ervoor vanuit Schagen op de kolonie gekomen, twee jaar na aankomst
was Cornelis overleden. Na haar tweede huwelijk wordt de hoeve
overgeschreven op naam van Willem Fukke, maar vier jaar later
verlaten zij de kolonie en gaan naar Alkmaar.
Anthonij van Puffelen kwam 3 juli 1821 aan in Wilhelminaoord en
behoorde daarmee tot de eerste bewoners van die toen net
opgerichte kolonie. Zie voor meer over hem deze pagina. Hij overlijdt
in 1835.
Na zijn dood hetrouwt zijn weduwe met een buurjongen. Diens vader,
Thomas Baas, is ongeveer gelijkertijd in Wilhelminaoord
aangekomen. Op 22 juli 1821 arriveerde hij als uitgezondene door
de subcommissie van weldadigheid Goes. Zoon Jacobus Baas is 26
jaar als hij met buurvrouw-weduwe van Puffelen, dan 44 jaar,
trouwt. Ze overleeft hem ook nog eens ruimschoots. Jacobus
overlijdt in 1861, Gerrigje van Rotte weduwe van Puffelen in 1874
op de gezegende leeftijd van 80 jaar.
En zo zijn er
talloze voorbeelden te geven...
■ Bijvoorbeeld Hermanus Krabbendam (zie de genealogie
Krabbendam), die al 35 jaar was toen hij in 1837 als
ingedeelde uit Hoorn in Wilhelminaoord kwam. Na twee jaar, hij was
dus 37 jaar, huwde hij de dan 50-jarige Maria van de Hoek weduwe
Penning, in 1822 met man en kinderen uit Schiedam gekomen en sinds
drie jaar weduwe. Met dank aan de subcommissie Schiedam wordt
Hermanus opvolger-kolonist op de hoeve van Penning.
■ Of Willem van Kooten wiens huwelijk met de achttien jaar oudere
Hendrikje Westerenk weduwe Carel Christoffel Richter op een andere pagina voorbij komt.
■ Of Gerrit van Os, zoon van kolonist Cornelis van Os uit Buren
bij Tiel, zie
hier. Als Gerrit 30 is, in 1837, trouwt hij met de weduwe
Steenmetz. Die laatste heet van zichzelf Suzanna Hogerwoert en is
op moment van trouwen 47 jaar en sinds anderhalf jaar weduwe.
■ De echtgenoot van Maria van der Salm uit Den Haag, Johan
Godfried Kleijn of Klijn, begonnen op hoeve nummer 30
van Wilhelminaoord, had
een van de kortste koloniale carrières uit de geschiedenis van de
Maatschappij. Op 27 juli 1821 kwam hij aan te Wilhelminaoord en op
30 september overleed hij. Doodsoorzaak onbekend, de
kolonie-directie komt niet verder dan de vage opmerking dat hij
'leed aan ene gevaarlijke ziekte'. Tweeëneenhalf jaar later
hertrouwt zijn weduwe (38) met de 23-jarige Pieter Johannes Heidt,
een bestedeling uit Den Haag. Ze nam vier kinderen uit haar eerste
huwelijk mee en kreeg er met haar tweede echtgenoot nog twee.