dat denzelven een gat in de muur heeft gebroken

Albertus Gerardus Bildes of Bilders wordt op 11 juni 1824 door de Utrechtse Aalmoezenierskamer naar de kolonie gezonden en komt daar 13 juni 1824 aan. Hij zou geboren zijn op 2 mei 1810 en is dus nog maar net veertien.
Na een paar weken, op 4 juli 1824, meldt directeur Wouter Visser dat hij echt niets kan beginnen met de jongen en dat die maar weer naar Utrecht terug moet. De permanente commissie vraagt de subcommissie Utrecht hoe het precies zit en krijgt per brief van 5 augustus 1824 een heel duidelijk antwoord, Drents Archief toegang 0186 invnr 70:

       Ingevolge van UWEds. missive van den 20 juli ll. N306 heeft de subkommissie van Weldadigheid berigten ingewonnen aangaande den staat der gezondheid van Albertus Gerardus Bildes, die op den 11 juni ll. als bestedeling der Aalmoezenierkamer in de koloniën aangekomen is en zij heeft de eer dezelve bij dezen aan UWEDs. kennelijk te maken.

         Deze jongeling geniet eene volmaakte gezondheid en heeft nooit geneeskundige hulp nodig gehad; maar is van een listigen en halsstarrige aard; hij heeft hier ook nooit een aanval van vallende ziekte ondervonden; dan enkel trachte hij den schijn van deze kwaal aantenemen, wanneer hij naar school gebragt wierd.

         Hij schijnt deze handelwijze ook weder in de koloniën beproefd te hebben, en is ongelukkig geslaagd deze ziekte zoo wel natebootsen, dat men hem voor wezenlijkt met dezelve behebt heeft aangezien; hetgeen ons natuurlijk, wanneer men zijn vorig gedrag niet kent.

         Slechts twee dagen lang is hij in de kolonien gebleven en is toen weder naar hier afgereisd; en na een reis van eenige dagen aangekomen. Zoodra men hem opgespoord had, daar hij zich schuil hield, is hij in verzekerde bewaring genomen en op morgen zal hij onder zeker geleide naar Amsterdam worden afgezonden; ten einde naar de kolonien teruggevoerd te worden.
       De subkommissie twijffelt niet of UWEds. zult uit deze opgave zien; dat regenten der Aalmoezenierskamer door deze tegenstand en geveinsde ziekte van den jongeling niet hebben kunnen afzien van zijne eens bepaalde overbrenging, en gemelde regenten zoude gaarn zien, dat hij wegens zijn heimelijk vertrek met eene plaatzing in de Ommerschans gestraft wierd.

Daarmee is een eind gekomen aan het simuleren en zal hij op de kolonie zowel naar school als aan het werk moeten. Dat vooruitzicht schijnt hem niet aan te staan, want op 15 augustus 1824 meldt directeur Wouter Visser per brief, zelfde invnr:

(...)
      Voorts moet ik de Permanente Kommissie informeren dat A.G. Bilders van Utrecht na zijne desertie zich in de kolonie heeft vertoond, doch in plaats van zich naar het huis waar hij vroeger was ingedeeld te begeven, wederom is weggelopen.

Dat meldt de permanente commissie weer aan de subcommissie van weldadigheid Utrecht en die neemt - blijkens haar brief van 9 september 1824 - meteen maatregelen, invnr 70:

      Ten aanzien des jongelings A.G. Bildes, over welken UWEds. missive van den 31 augustus N456 handelt, kan de subkommissie tevens melden; dat hij zich thans in verzekerde bewaring alhier bevindt en op aanstaande zaturdag, den 11den dezer, onder geleiden van een agent der politie, naar Frederiksoord zal vertrekken, ten einde in handen van den Heer Direkteur der koloniën overgeleverd te worden.

Je zou verwachten dat het nu wel goed komt, maar daar denkt de jongeman zelf anders over. Op 19 september 1824 moet directeur Wouter Visser aan de pc melden, ook invnr 70:

(...) als mede dat de persoon van A.G. Bilders werkelijk hier is aangebragt, en dadelijk in de gewone gevangenis van kol. N4 geplaatst, doch dat denzelven een gat in de muur heeft gebroken, en wederom is ontvlugt, en hoewel den ond. Direkt. Bosma en een paar wijkmeesters, zoo dra hij daar van wierdt geinformeerdt, den voortvlugtige hebben gevolgt, is het hun niet gelukt denzelven terug te brengen.

NB: Er bestaat ook een kunstschilder Albertus Gerardus Bilders, geboren in 1838, maar of dat familie is van de bovenomschreven wegloper zou ik echt niet weten.