Van de gewassen op hun landje mochten de kolonisten eerst zelf
eten, maar de bedoeling was dat ze zo veel overhielden dat ze
daarmee de jaarlijkse landhuur à 50 gulden konden bekostigen (De
proefkolonie blz. 41 ev). Uit de lijst mag duidelijk zijn
dat er niet veel zijn die dat nu al voor elkaar krijgen.
Onder de afbeelding ben ik wat informatie over de kolonisten aan
het opnemen, maar dat vergt nog even tijd. Helaas mist in het
midden van de staat een stukje, maar dat was al op de kopiën die
zich van de Star op het Drents Archief bevinden.
Ook missen er tussendoor hoeves. Frederiksoord-2 telde 52 hoeves
en er staan er hier maar 42.
Per 1825 werd een gedeelte van Frederiksoord-2 toegevoegd aan
Wilhelminaoord en een gedeelte aan Frederiksoord.
Hieronder heb ik het linkerdeel van de staat opgenomen. Klik hier
om de hele staat te bekijken.
Hoeve |
|
1 |
Huibert van der Griend heeft een eigen
pagina met een verhaaltje en
daaronder staan ook internetverwijzingen. Hij komt ook
voor op de pagina met eerstaankomenden
in Frederiksoord-2 |
5 |
Bartholomeus Vermeulen uit Breda wordt
genoemd op de pagina van eerstaankomenden te
Frederiksoord-2 en er is een pagina die
helemaal over de familie gaat. |
6 |
Hendrik Steunenberg is gezonden door de
subcommissie van weldadigheid Deventer. Hij doet het heel
erg goed en wordt na enkele jaren bevorderd tot vrijboer
bij de Ommerschans, zie pagina Ommerschans verhaal 6.
Daar ruilt hij na een tijdje van hoeve met de tot vrijboer
bevorderde, maar onder verdenking staande proefkolonist
Westerveld, zie
hier. Een brief vol met dankbaarheid voor zijn nieuwe bestaan wordt gepubliceerd in het maandblad De Star. Maar dan gaat het mis. Echtgenote Lammerdina Lammers overlijdt en twee jaar later wordt hem zijn vrijboerschap ontnomen en wordt hij weer in de gewone kolonie geplaatst. Hij is dan al achterin de vijftig. Hij hertrouwt met een bestedelinge uit Broek in Waterland, maar daar zit een addertje onder het gras. Want die vrouw - de bestedelinge Hilletje Kok - is dan al verregaande zwanger van de kolonist-wijkmeester bij wie ze in huis geplaatst was. Het wordt even genoemd onderaan deze pagina, maar het verhaal komt nog eens op de site. Niet zo heel lang na dit huwelijk overlijdt Hendrik Steunenberg te Wilhelminaoord. |
7 |
Hendrik Bartels de Vos komt van niet zo
ver weg, hij is gezonden door de subcommissie van
weldadigheid Steenwijk, op grond van een zogeheten
C-contract. Vijentwintig gulden per jaar per hoofd van het
gezin, een niet zo handige regeling want je weet nooit hoe
groot een gezin wordt. Niet te verwarren met Hendrik Vos, proefkolonist en opstandeling. |
8 |
Christiaan van Cleef, soms met een extra
'f' erachteraan, is geplaatst door Den Haag. Gehuwd met Aagje van Balen, met
twee zoons en twee dochters, en blijkbaar een rustig gezin
want je hoort er verder niets van. De twee zoons
vertrekken later, de twee dochters trouwen allebei een
kolonistenzoon. Elizabeth Frederika van Cleef trouwt met Geurt van der Hoeff, een zoon van de in 1826 aangekomen Amersfoortse kolonist Jan van der Hoeff. Ze krijgen na hun huwelijk in 1844 een koloniale hoeve. Zie over de familie Van der Hoeff hun pagina. Catharina van Cleef trouwt met Albert Zwier Albert volgt in 1853 zijn schoonvader op als kolonist. Catharina haalt net niet de twintigste eeuw, Albert net wel, hij overlijdt 1901 te Frederiksoord. |
9 |
Met Heskamp zal bedoeld
worden Franciscus
Herskamp, die juni 1820 aankomt vanuit Den Haag,
met echtgenote Johanna Margaretha de Rijk en drie
kinderen, waar nog eentje bijkomt die negen dagen na
aankomst geboren wordt en eentje een paar jaar later. Op 23 januari 1829 brandt hun hoeve af en twee maanden later heeft vrouw Herskamp een pijnlijke ontmoeting. Blijkt uit de navolgende verklaring: 'Op heden 15 Maart 1829,
heb ik ondergeteekende B.J. Bosma, onderdirekteur van
Kol 2, gaande naar Wolvega op den weg te Steggerda,
gevonden Johanna Margaretha de Rijck, huisvrouw van den
kolonist Hertzkamp, in kol No 1, en bemerkende dat
die vrouw iets onder haar voorschot droeg en voor mij
verborgen wilde houden, heb ik haar gevraagd wat zij bij
zich had en bevonden 13/2 Nederl. ?? vlas, dat gehekeld
was, blijkbaar uit de kolonie afkomstig; hetgene nog te
meer waarschijnlijk werd doordien zij als hekelaarster
veel ruw vlas in huis krijgt, en het gemakkelijk valt
daarvan een gedeelte af te nemen en alzoo der
Maatschappij te ontvreemden'.
Als dat voor de tuchtraad komt is ze natuurlijk de klos. En de Raad neemt bovendien in overweging: 'Dat het den raad
waarschijnlijk voorkomt, dat het afbranden van
Hertzkamps woning, grotendeels aan de onvoorzigtigheid
en slordigheid der bewoners is toe te schrijven, daar
dezelve ook in de voorwinter, door het vuurtjes stoken
der kinderen, alrede op het punt heeft gestaan van af te
branden, doch toen nog door tijdige hulp is gebluscht
geworden.'
Op 4 juli 1829 begint hun opsluiting in de strafkolonie, oktober 1831 worden ze daarvandaan als arbeidershuisgezin in Veenhuizen geplaatst.Op mij onbekende datum keren ze weer terug in de vrije kolonie en zoon Johannes Herskamp neemt in 1842 de hoeve van zijn vader over. Van zijn kinderen zullen er diversen ook op de kolonie blijven. Zie genealogische gegevens van onderdirecteur Barteld Jans Bosma op de website van Janny Beun - Bosma |
10 |
Bosch, maar welke?? |
11 |
Hendrik van Vliet is een april 1820
aangekomen Amsterdamse kolonist. Hij is getrouwd met Alida Elisabeth Koppelman
en ze komen tot het respectabele aantal van negen
kinderen, vijf geboren in Amsterdam en vier in
Frederiksoord, maar er overlijden er twee op de kolonie. Hendrik toont over sterke vadergevoelens te beschikken tijdens een zitting van de Raad van Policie in oktober 1826. Voor de Raad geroepen wordt: 'Hendrik van Vliet, oud 44
jaren, kolonist in kol no 1, uit hoofde dezelve op den
16 dezer, den jongeling Jurrien Maatje van dezelfde
kolonie geslagen en mishandeld zoude hebben.'
Voor het kolonistengezin Maatje zie hoeve 37. Genoemde Jurrien is dan 16 jaar. Als Hendrik wordt ondervraagd kan hij uitleggen wat de achtergronden waren: 'Hendrik van Vliet had in
drift Jurrien Maatje in handen genomen en geslagen,
omdat deze zijn zoontje, volgens zijn zeggen, op eene
verregaande wijze mishandeld had. Dit had hij niet
kunnen aanzien, doch nu was hem de drift meester
geworden.'
Maar dat kan hem niet vrijpleiten, want door de Raad wordt in overweging genomen: 'De noodzakelijkheid, dat
alle vegterijen en oneenigheden in de kolonien, zoo veel
mogelijk geweerd, en zo die éénmaal plaats hebben gehad,
mede ten voorbeelde van anderen, gestraft worden.'
En Hendrik van Vliet wordt 'voor vier etmaal
gecondemneerd in de koloniale cachot'.
In 1833 gaat het gezin met ontslag, vermoedelijk keren ze terug naar Amsterdam. |
12 |
Arend Oijens Kleinman is kolonist uit
Steenwijk, geplaatst op het contract tussen de
Maatschappij en het Hervormd Armbestuur van Steenwijk.
Getrouwd met Hendrikje Rink en ze hebben drie
kinderen (of meer, maar ze hebben er in ieder geval drie
bij zich als ze op de kolonie komen. In 1827 overlijdt Hendrikje. Twee kinderen gaan daarna weg van de kolonie, maar zoon Roelof Kleinman blijft. Niet helemaal van hart, op een gegeven moment komt hij bij de Kleine Raad vragen of hij ontslagen mag worden,'want zijnen oude vader wordt knorrig en verdrietig en daar kan hij niet meer tegen'. In 1831 overlijdt Arend Oijens. Na wat gedoe neemt zoon Roelof de hoeve over. Hij trouwt Geertrui Rietberg, dochter van een kolonist uit Kampen.Allemaal op de hoeve die dan nummer 67 heeft en dat is nog knap ingewikkeld, want op hoeve 70 woont ook een Kleinman, te weten Anne Arends Kleinman, ook uit Steenwijk. Of dat familie is zou ik echt niet weten. |
13 |
Jacob Mollevanger, aankomst 18 mei 1820
uit Alkmaar, Zie
verder de pagina over hem. |
14 |
Johannes Franken komt uit Leiden met
echtgenote Maria Rozier en acht kinderen. Johannes schijnt
vroeger van beroep wolsorteerder geweest te zijn. Rustige
mensen blijkbaar, die niet met het koloniale tuchtrecht te
maken krijgen. Behalve dochter Geertrui, die zwanger raakt van een bij het gezin ingedeelde jongeman en dan in november 1837 voor de Raad van Policie en Tucht moet komen. Ze wordt veroordeeld tot de strafkolonie, waar ze 6 januari 1839 aankomt. Na 21 maanden, op 2 oktober 1839, mag ze weer naar haar ouders. Dochter Jannetje of Johanna trouwt Hermanus Jurgens en krijgt kinderen die Van der Most heten. Hoe die naamsverandering kan, komt nog een keer in een verhaaltje. Ze zijn de voorouders van een nogal aan de weg timmerende ondernemer. . |
15 |
Simon David Vieira (volgt meer) Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld. |
16 |
Jan Janse Meij is 44 jaar als hij midden
1820 met echtgenote en drie kinderen naar de kolonie
trekt. Volgens Monnickendam is dit een 'geschikt
huisgezin' en is Jan Janse een 'alleszins bekwaam man'. Na vier jaar, op 19 november 1825, moet Jan Janse Meij verschijnen voor de Raad van Policie. Hij wordt ervan beschuldigd 'op den 12 dezer twee
schepels rogge aan eenen boer verkocht, en laat in den
avond afgeleverd te hebben.'
Jan weet dat hij gezien is en bekent gewoon. Desgevraagd
voegt hij toe´14 stuivers het schepel´
daarvoor te hebben gehad.
Dit wordt door de leden van de Raad beschouwd'als opzettelijk bedrog en
dieverij omtrent hunne weldoeners'
En bij het vonnis wordt voorts in overweging genomen ´de traagheid en
slordigheid van Jan Jansen Meij en zijne huisvrouw´.
Het gezin wordt veroordeeld tot de strafkolonie en de twee schepels rogge kosten hen vier jaar (!) opsluiting. Oktober 1829 mag Jan Janse weer terug, maar hij heeft er inmiddels genoeg van, hij vraagt de subcommissie Monnickendam of hij terug mag komen, ze hebben het wel gezien daar. Het lijkt of de familie Meij voorgoed van de kolonie zal verdwijnen. Maar niets is minder waar. De leiding van de kolonie en de subcommissie praten op hen in en en dat helpt. Na een tijdje meldt Jan Meij dat hij van voornemen is veranderd en besloten heeft om toch 'in zijn betrekking' te blijven. Jan Janse Meij blijft er tot zijn dood en daarna vraagt zijn weduwe of de koloniale hoeve overgenomen mag worden door hun zoon die ook Jan heet. Die is inmiddels getrouwd met een dochter van de kolonist uit Zijpe (zie hoeve 36). Het mag en ze nemen moeders in huis tot haar dood. Daarna zal de jongste zoon van Jan die voor de afwisseling Pieter heet, trouwen met een kleindochter van een kolonist uit Amsterdam en op zijn beurt de Monnickendamse hoeve overnemen. Pas als hij overlijdt verdwijnt de laatste Meij van de kolonie en dan is het al... 1936! |
17 |
Antoon Reinhardt Uhl, wordt behandeld op
de pagina eerstaangekomenen
in Frederiksoord-2 |
19 |
IJde Jans Ydema (volgt nog) |
20 |
Lodewijk Zorn, wordt behandeld op de pagina over de familie |
21 |
Johannes Beerends Meijer (volgt nog) |
22 |
Salomon David Wijl, zie deze pagina. Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld. |
-- |
(mist stuk) |
26 |
Sikke Hessels Hoekstra arriveert juni
1820. Hij is afkomstig uit Hennaarderadeel dat behoort tot
het arrondissement Leeuwarden. Volgens de aankomststaat
arriveert het gezin niet helemaal compleet: 'Sikke Hessels
Hoekstra, sterk 6 hoofden, waarvan de oudste zoon bij hun
vertrek wegens diefstal tot correctioneele straf is
verweezen'. Zoons Gabe en Abe (vermoedelijk) spelen een rolletje in verhaal nr. 4 op deze pagina. Sikke Hessels zal tot zijn dood in 1836 op de kolonie blijven. Hij wordt als kolonist opgevolgd door zoon Hendrik Hoekstra, Enkele kinderen trouwen andere kolonistenkinderen, zoals zoon Sijtze Sikkes Hoekstra die trouwt met Neeltje Dijkshoorn en later zelf kolonist wordt, zie ook de pagina Dijkshoorn en extern de genealogie Hoogakker |
27 |
Jacobus de Vroeg arriveert eind 1819 als
eerste kolonist uit het arrondissement Heerenveen. Zijn
aankomst wordt ook op
deze pagina gemeld. Hij verdrinkt een dik jaar na aankomst, op 6 februari 1821 schrijft de directeur aan de pc: 'Ik moet de Permanente
Kommissie met leedwezen berichten, dat een harer
kolonisten, Jacobus de Vroeg genaamd, zondag avond den 4
dezer van Noordwoude terugkomende, het ongeluk hadt,
digt bij kolonie no.2 waarvan hij inwoner was, in de
scheepsloot te vallen en te verdrinken. Hij was een
braaf man, en zijne reeds bejaarde vrouw, en vier, nog
gedeeltelijk jonge kinderen hebben zeer veel verloren.'
De proefkolonist Thijs Douwes de Haan wordt door het niet te hulp schieten mede-verantwoordelijk gehouden, zie de informatie daarover in het file van De Haan. Overigens heb ik contact met zowel nazaten van De Haan als van De Vroeg en het is inmiddels helemaal uitgepraat. Zijn weduwe weet het dankzij een aantal flinke zonen toch goed op de kolonie te redden. Twee van de zonen worden zelf ook kolonist. (enige nadere informatie over die zoons komt hier binnenkort nog) Zie ook De Vroegs bijdrage voor de watersnood in 1820, en enige genealogische data van het gezin op deze link. |
28 |
Jacob Muuszn Beets Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld. |
29 |
Huisverzorgers Auke
Folkerts Kok en Judikje Geerts uit Wolvega. Zie voor meer op deze pagina. |
30 |
Jan Olij staat als vrijboer te
Frederiksoord op de pagina vrijboerenreglement 1830
(verder hier een link naar een genealogische site) |
31 |
Hendrik Roelof Bultman, beetje vreemd dat
die er bij staat want hij is pas januari 1822 in de
kolonie aangekomen. Zie
verder de aanhem gewijde pagina Bultman. |
32 |
Antonie Hugo Ladru, wordt behandeld op de
pagina eerstaangekomenen
in
Frederiksoord-2. |
33 |
Johannes Verbeek (volgt meer) Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld. |
34 |
Egbert de
Held haalt met zijn vertrek naar de kolonie de
krant: 'Schiedam, den 5 december.
Het artikel is natuurlijk bedoeld voor de Schiedamse
ledenwerving. Vandaar de ronkende slotzin:De Sub Commissie der maatschappij van Weldadigheid, binnen deze stad, geeft, bij deze, andermaal aan derzelver leden en begunstigers kennis van hare voortgezette verrigtingen, ter hulpe van arme lieden, en ter bevordering der ontginning van de, tot hiertoe, onvruchtbaar geweest zijnde landerijen in Frederiksoord. En wel, dat, op vrijdag den 1sten dezer maand, derwaarts vertrokken zijn: Egbert den Held en deszelfs echtgenoote Jannetje Janssen, met hunne drie kinderen, op die zelfde gunstige voorwaarden, op welke, twee maanden geleden, anderen naar gemelde plaats vertrokken zijn 'De sub-commissie twijfelt
niet, of hunne stadgenooten zullen zich met hun over dit
berigt hartelijk verblijden; en, bewust, dat ook hunne
penningen, met zoo veel edele bedoelingen, en met zulk
een verblijdend gevolg, gegeven zijn, zich met hun
opgewekt bevinden, om te blijven weldoen, en anderen,
die tot hiertoe niet gaven, aan te sporen, om zich met
hen te vereenigen, ten einde ook deze heilzame
inrigting, op onzen vaderlandschen bodem, hoe langer hoe
meer, worde voortgezet en uitgebreid, en tot dien
luister en bloei gerake, naar welke ieder menschenvriend
en beminnaar van zijn vaderland, die met haar bekend is,
zoo vurig verlangt.
.Ondertekend door de subcommissie Schiedam. |
35 |
Bernardus Limbeek, zie de verwijzingen
onderaan een
verhaaltje over vrijboeren. |
36 |
Symen Veen komt uit Zijpe dat valt onder
het arrondissement Alkmaar en arriveert juni 1820. Hij klaagt er november 1823 bij de subcommissie Zijpe over dat hij - in tegenstelling tot andere kolonisten - geen vergoeding krijgt voor de bij hem ingedeelden: 'Daar ik in het begin van
juny 1820 ben hierna toe vertrokken zoo als UE bewust
is, dat gij ons toen twee kinderen uit het armhuis hebt
mede gegeven en ons toen gezegd hebt, dat wij daar geen
schaad aan hadden, wij daar extra voor beloond wierden.
Doch tot heden hebben wij er nog geen duit van
ontvangen, noch vermindering op onze schuld er voor.
Voor 14 dagen is de oogst verrekend en toe hebben
anderen, die wezen hier gekregen hebben, er 25 gulden of
daaromtrent voor in rekening gekregen; doch ik geen
duit, wijl ze mij hier worden aangemerkt als mijn eigen
kinderen. Nu laat ik de Heeren oordeelen of ik van de
verdienste van die jongens ze kan kost en kleren geven,
wijl als ik haar geheele verdienste gedurende de 3 jaar
door elkander reken, ik geene 6 stuivers per week kan
houden enz.
Symen Veen op de 2: kolonie Frederiksoord te Westerbeek Sloot N36 Het gezin wordt even genoemd in het verhaal op deze pagina |
37 |
Maatje, zie aankomst en verwijzingen op de
pagina pagina
Appingedam Zoon Jurrien komt even voor hierboven bij
hoeve 11. |
38 |
Jans Aukes (volgt nog, nu alleen even een
externe link) |
39 |
Johannes Adamus Hoffman (volgt meer) Wordt even genoemd op de pagina Transportkosten Dochter Magdalena Elisabeth Hoffman wordt genoemd bij hoeve 68 van Wilhelminaoord |
40 |
Jan van der Wulp met Wilemina Pion
plus vier kinderen, waar er op de kolonie nog eentje
bijkomt. Zie voor meer over hen de pagina Van der Wulp. Niet te verwarren met de Van der Wulp die ook uit Dordrecht komt maar er al een jaar is en in Willemsoord woont. Gezien tijdstip van aankomst (10 juni 1821) is de familie vermoedelijk niet de eerste bewoner van deze hoeve. |
42 |
Hendrik Hendriks Zeylmaker (volgt nog) |
43 |
Nieuwenhuizen (volgt nog) |
44 |
Frans Broekhuizen, zie de verwijzingen onder een verhaaltje
over vrijboeren |
45 |
Eilke Levys Bakema, zie verder de
informatie op de
pagina Appingedam |
46 |
Hendrik Kruidhoek en gezin hebben een eigen pagina op de
site. |
48 |
Muis (onduidelijk wie hier bedoeld wordt) |
50 |
Maarten Alles, zijn aankomst wordt hier gemeld,
maar zie vooral de tear-jerker op deze pagina |
52 |
Pieter Brouwer (volgt meer) Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld. |
54 |
Hendrik Christiaan Puper komt met
echtgenote en zes kinderen uit Bourtange en de schout van
die plaats heeft zich nogal ingespannen om ze in de
kolonie te krijgen. Over de familie gaat deze pagina. |