Vroege bewoners van Frederiksoord-2

Vanaf eind 1819 vestigen de eerste bewoners zich in Frederiksoord-2 (zie ook deze pagina). Onderstaande staatje komt uit de Star augustus 1822, een bijlage bij het jaarverslag over 1821, en geeft hun oogstresultaten over het jaar 1821. Bij de Maatschappij van Weldadigheid liep toen een boekjaar tot 1 april, dus dit betreft de periode 1 april 1821-1 april 1822.

Van de gewassen op hun landje mochten de kolonisten eerst zelf eten, maar de bedoeling was dat ze zo veel overhielden dat ze daarmee de jaarlijkse landhuur à 50 gulden konden bekostigen (De proefkolonie blz. 41 ev). Uit de lijst mag duidelijk zijn dat er niet veel zijn die dat nu al voor elkaar krijgen.

Onder de afbeelding ben ik wat informatie over de kolonisten aan het opnemen, maar dat vergt nog even tijd. Helaas mist in het midden van de staat een stukje, maar dat was al op de kopiën die zich van de Star op het Drents Archief bevinden.
Ook missen er tussendoor hoeves. Frederiksoord-2 telde 52 hoeves en er staan er hier maar 42.
Per 1825 werd een gedeelte van Frederiksoord-2 toegevoegd aan Wilhelminaoord en een gedeelte aan Frederiksoord.

Hieronder heb ik het linkerdeel van de staat opgenomen. Klik hier om de hele staat te bekijken.





Hoeve

1
Huibert van der Griend heeft een eigen pagina met een verhaaltje en daaronder staan ook internetverwijzingen. Hij komt ook voor op de pagina met eerstaankomenden in Frederiksoord-2
5
Bartholomeus Vermeulen uit Breda wordt genoemd op de pagina van eerstaankomenden te Frederiksoord-2 en er is een pagina die helemaal over de familie gaat.

6
Hendrik Steunenberg is gezonden door de subcommissie van weldadigheid Deventer. Hij doet het heel erg goed en wordt na enkele jaren bevorderd tot vrijboer bij de Ommerschans, zie pagina Ommerschans verhaal 6. Daar ruilt hij na een tijdje van hoeve met de tot vrijboer bevorderde, maar onder verdenking staande proefkolonist Westerveld, zie hier.
Een brief vol met dankbaarheid voor zijn nieuwe bestaan wordt gepubliceerd in het maandblad De Star.
Maar dan gaat het mis. Echtgenote Lammerdina Lammers overlijdt en twee jaar later wordt hem zijn vrijboerschap ontnomen en wordt hij weer in de gewone kolonie geplaatst. Hij is dan al achterin de vijftig.
Hij hertrouwt met een bestedelinge uit Broek in Waterland, maar daar zit een addertje onder het gras. Want die vrouw - de bestedelinge Hilletje Kok - is dan al verregaande zwanger van de kolonist-wijkmeester bij wie ze in huis geplaatst was. Het wordt even genoemd onderaan deze pagina, maar het verhaal komt nog eens op de site.
Niet zo heel lang na dit huwelijk overlijdt Hendrik Steunenberg te Wilhelminaoord.

7
Hendrik Bartels de Vos komt van niet zo ver weg, hij is gezonden door de subcommissie van weldadigheid Steenwijk, op grond van een zogeheten C-contract. Vijentwintig gulden per jaar per hoofd van het gezin, een niet zo handige regeling want je weet nooit hoe groot een gezin wordt.
Niet te verwarren met Hendrik Vos, proefkolonist en opstandeling.
8
Christiaan van Cleef, soms met een extra 'f' erachteraan, is geplaatst door Den Haag. Gehuwd met Aagje van Balen, met twee zoons en twee dochters, en blijkbaar een rustig gezin want je hoort er verder niets van. De twee zoons vertrekken later, de twee dochters trouwen allebei een kolonistenzoon.

Elizabeth Frederika van Cleef trouwt met Geurt van der Hoeff, een zoon van de in 1826 aangekomen Amersfoortse kolonist Jan van der Hoeff. Ze krijgen na hun huwelijk in 1844 een koloniale hoeve. Zie over de familie Van der Hoeff hun pagina.

Catharina van Cleef trouwt met Albert Zwier  Albert volgt in 1853 zijn schoonvader op als kolonist. Catharina haalt net niet de twintigste eeuw, Albert net wel, hij overlijdt 1901 te Frederiksoord.

9
Met Heskamp zal bedoeld worden Franciscus Herskamp, die juni 1820 aankomt vanuit Den Haag, met echtgenote Johanna Margaretha de Rijk en drie kinderen, waar nog eentje bijkomt die negen dagen na aankomst geboren wordt en eentje een paar jaar later.

Op 23 januari 1829 brandt hun hoeve af en twee maanden later heeft vrouw Herskamp een pijnlijke ontmoeting. Blijkt uit de navolgende verklaring:

'Op heden 15 Maart 1829, heb ik ondergeteekende B.J. Bosma, onderdirekteur van Kol 2, gaande naar Wolvega op den weg te Steggerda, gevonden Johanna Margaretha de Rijck, huisvrouw van den kolonist Hertzkamp, in kol No 1, en bemerkende  dat die vrouw iets onder haar voorschot droeg en voor mij verborgen wilde houden, heb ik haar gevraagd wat zij bij zich had en bevonden 13/2 Nederl. ?? vlas, dat gehekeld was, blijkbaar uit de kolonie afkomstig; hetgene nog te meer waarschijnlijk werd doordien zij als hekelaarster veel ruw vlas in huis krijgt, en het gemakkelijk valt daarvan een gedeelte af te nemen en alzoo der Maatschappij te ontvreemden'.

Als dat voor de tuchtraad komt is ze natuurlijk de klos. En de Raad neemt bovendien in overweging:

'Dat het den raad waarschijnlijk voorkomt, dat het afbranden van Hertzkamps woning, grotendeels aan de onvoorzigtigheid en slordigheid der bewoners is toe te schrijven, daar dezelve ook in de voorwinter, door het vuurtjes stoken der kinderen, alrede op het punt heeft gestaan van af te branden, doch toen nog door tijdige hulp is gebluscht geworden.'

Op 4 juli 1829 begint hun opsluiting in de strafkolonie, oktober 1831 worden ze daarvandaan als arbeidershuisgezin in Veenhuizen geplaatst.Op mij onbekende datum keren ze weer terug in de vrije kolonie en zoon Johannes Herskamp neemt in 1842 de hoeve van zijn vader over.

Van zijn kinderen zullen er diversen ook op de kolonie blijven.

Zie genealogische gegevens van onderdirecteur Barteld Jans Bosma op de website van Janny Beun - Bosma

10
Bosch, maar welke??
11
Hendrik van Vliet is een april 1820 aangekomen Amsterdamse kolonist. Hij is getrouwd met Alida Elisabeth Koppelman en ze komen tot het respectabele aantal van negen kinderen, vijf geboren in Amsterdam en vier in Frederiksoord, maar er overlijden er twee op de kolonie.

Hendrik toont over sterke vadergevoelens te beschikken tijdens een zitting van de Raad van Policie in oktober 1826. Voor de Raad geroepen wordt:
'Hendrik van Vliet, oud 44 jaren, kolonist in kol no 1, uit hoofde dezelve op den 16 dezer, den jongeling Jurrien Maatje van dezelfde kolonie geslagen en mishandeld zoude hebben.'

Voor het kolonistengezin Maatje zie hoeve 37. Genoemde Jurrien is dan 16 jaar.

Als Hendrik wordt ondervraagd kan hij uitleggen wat de achtergronden waren:
'Hendrik van Vliet had in drift Jurrien Maatje in handen genomen en geslagen, omdat deze zijn zoontje, volgens zijn zeggen, op eene verregaande wijze mishandeld had. Dit had hij niet kunnen aanzien, doch nu was hem de drift meester geworden.'

Maar dat kan hem niet vrijpleiten, want door de Raad wordt in overweging genomen:
'De noodzakelijkheid, dat alle vegterijen en oneenigheden in de kolonien, zoo veel mogelijk geweerd, en zo die éénmaal plaats hebben gehad, mede ten voorbeelde van anderen, gestraft worden.'

En Hendrik van Vliet wordt
'voor vier etmaal gecondemneerd in de koloniale cachot'.

In 1833 gaat het gezin met ontslag, vermoedelijk keren ze terug naar Amsterdam.

12
Arend Oijens Kleinman is kolonist uit Steenwijk, geplaatst op het contract tussen de Maatschappij en het Hervormd Armbestuur van Steenwijk. Getrouwd met Hendrikje Rink en ze hebben drie kinderen (of meer, maar ze hebben er in ieder geval drie bij zich als ze op de kolonie komen.

In 1827 overlijdt Hendrikje. Twee kinderen gaan daarna weg van de kolonie, maar zoon Roelof Kleinman blijft. Niet helemaal van hart, op een gegeven moment komt hij bij de Kleine Raad vragen of hij ontslagen mag worden,'want zijnen oude vader wordt knorrig en verdrietig en daar kan hij niet meer tegen'.

In 1831 overlijdt Arend Oijens. Na wat gedoe neemt zoon Roelof de hoeve over. Hij trouwt Geertrui Rietberg, dochter van een kolonist uit Kampen.Allemaal op de hoeve die dan nummer 67 heeft en dat is nog knap ingewikkeld, want op hoeve 70 woont ook een Kleinman, te weten Anne Arends Kleinman, ook uit Steenwijk. Of dat familie is zou ik echt niet weten.
13
Jacob Mollevanger, aankomst 18 mei 1820 uit Alkmaar, Zie verder de pagina over hem.

14
Johannes Franken komt uit Leiden met echtgenote Maria Rozier en acht kinderen. Johannes schijnt vroeger van beroep wolsorteerder geweest te zijn. Rustige mensen blijkbaar, die niet met het koloniale tuchtrecht te maken krijgen.

Behalve dochter Geertrui, die zwanger raakt van een bij het gezin ingedeelde jongeman en dan in november 1837 voor de Raad van Policie en Tucht moet komen. Ze wordt veroordeeld tot de strafkolonie, waar ze 6 januari 1839 aankomt. Na 21 maanden, op 2 oktober 1839, mag ze weer naar haar ouders.

Dochter Jannetje of Johanna trouwt Hermanus Jurgens en krijgt kinderen die Van der Most heten. Hoe die naamsverandering kan, komt nog een keer in een verhaaltje. Ze zijn de voorouders van een nogal aan de weg timmerende ondernemer.
.
15
Simon David Vieira (volgt meer)
Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld.
16
Jan Janse Meij is 44 jaar als hij midden 1820 met echtgenote en drie kinderen naar de kolonie trekt. Volgens Monnickendam is dit een 'geschikt huisgezin' en is Jan Janse een 'alleszins bekwaam man'.

Na vier jaar, op 19 november 1825, moet Jan Janse Meij verschijnen voor de Raad van Policie. Hij wordt ervan beschuldigd
'op den 12 dezer twee schepels rogge aan eenen boer verkocht, en laat in den avond afgeleverd te hebben.'
Jan weet dat hij gezien is en bekent gewoon. Desgevraagd voegt hij toe
´14 stuivers het schepel´ daarvoor te hebben gehad.
Dit wordt door de leden van de Raad beschouwd
'als opzettelijk bedrog en dieverij omtrent hunne weldoeners'
En bij het vonnis wordt voorts in overweging genomen
´de traagheid en slordigheid van Jan Jansen Meij en zijne huisvrouw´.

Het gezin wordt veroordeeld tot de strafkolonie en de twee schepels rogge kosten hen vier jaar (!) opsluiting.
Oktober 1829 mag Jan Janse weer terug, maar hij heeft er inmiddels genoeg van, hij vraagt de subcommissie Monnickendam of hij terug mag komen, ze hebben het wel gezien daar. Het lijkt of de familie Meij voorgoed van de kolonie zal verdwijnen. Maar niets is minder waar.
De leiding van de kolonie en de subcommissie praten op hen in en en dat helpt. Na een tijdje meldt Jan Meij dat hij van voornemen is veranderd en besloten heeft om toch 'in zijn betrekking' te blijven.
Jan Janse Meij blijft er tot zijn dood en daarna vraagt zijn weduwe of de koloniale hoeve overgenomen mag worden door hun zoon die ook Jan heet. Die is inmiddels getrouwd met een dochter van de kolonist uit Zijpe (zie hoeve 36). Het mag en ze nemen moeders in huis tot haar dood. Daarna zal de jongste zoon van Jan die voor de afwisseling Pieter heet, trouwen met een kleindochter van een kolonist uit Amsterdam en op zijn beurt de Monnickendamse hoeve overnemen. Pas als hij overlijdt verdwijnt de laatste Meij van de kolonie en dan is het al... 1936!
17
Antoon Reinhardt Uhl, wordt behandeld op de pagina eerstaangekomenen in Frederiksoord-2
19
IJde Jans Ydema (volgt nog)
20
Lodewijk Zorn, wordt behandeld op de pagina over de familie
21
Johannes Beerends Meijer (volgt nog)
22
Salomon David Wijl, zie deze pagina.
Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld.
--
(mist stuk)
26
Sikke Hessels Hoekstra arriveert juni 1820. Hij is afkomstig uit Hennaarderadeel dat behoort tot het arrondissement Leeuwarden. Volgens de aankomststaat arriveert het gezin niet helemaal compleet: 'Sikke Hessels Hoekstra, sterk 6 hoofden, waarvan de oudste zoon bij hun vertrek wegens diefstal tot correctioneele straf is verweezen'.

Zoons Gabe en Abe (vermoedelijk) spelen een rolletje in verhaal nr. 4 op deze pagina.

Sikke Hessels zal tot zijn dood in 1836 op de kolonie blijven.

Hij wordt als kolonist opgevolgd door zoon Hendrik Hoekstra,

Enkele kinderen trouwen andere kolonistenkinderen, zoals zoon Sijtze Sikkes Hoekstra die trouwt met Neeltje Dijkshoorn en later zelf kolonist wordt, zie ook de pagina Dijkshoorn en extern de genealogie Hoogakker
27
Jacobus de Vroeg arriveert eind 1819 als eerste kolonist uit het arrondissement Heerenveen. Zijn aankomst wordt ook op deze pagina gemeld.
Hij verdrinkt een dik jaar na aankomst, op 6 februari 1821 schrijft de directeur aan de pc:
'Ik moet de Permanente Kommissie met leedwezen berich­ten, dat een harer kolonisten, Jacobus de Vroeg genaamd, zondag avond den 4 dezer van Noordwoude terugkomen­de, het ongeluk hadt, digt bij kolonie no.2 waarvan hij inwoner was, in de scheepsloot te vallen en te verdrinken. Hij was een braaf man, en zijne reeds bejaarde vrouw, en vier, nog gedeeltelijk jonge kinderen hebben zeer veel verloren.'

De proefkolonist Thijs Douwes de Haan wordt door het niet te hulp schieten mede-verantwoordelijk gehouden, zie de informatie daarover in het file van De Haan. Overigens heb ik contact met zowel nazaten van De Haan als van De Vroeg en het is inmiddels helemaal uitgepraat.

Zijn weduwe weet het dankzij een aantal flinke zonen toch goed op de kolonie te redden. Twee van de zonen worden zelf ook kolonist.
(enige nadere informatie over die zoons komt hier binnenkort nog)

Zie ook De Vroegs bijdrage voor de watersnood in 1820, en enige genealogische data van het gezin op deze link.
28
Jacob Muuszn Beets
Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld.
29
Huisverzorgers Auke Folkerts Kok en Judikje Geerts uit Wolvega.
Zie voor meer op deze pagina.
30
Jan Olij staat als vrijboer te Frederiksoord op de pagina vrijboerenreglement 1830 (verder hier een link naar een genealogische site)
31
Hendrik Roelof Bultman, beetje vreemd dat die er bij staat want hij is pas januari 1822 in de kolonie aangekomen. Zie verder de aanhem gewijde pagina Bultman.
32
Antonie Hugo Ladru, wordt behandeld op de pagina eerstaangekomenen in Frederiksoord-2.
33
Johannes Verbeek (volgt meer)
Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld.
34
Egbert de Held haalt met zijn vertrek naar de kolonie de krant:
'Schiedam, den 5 december.
De Sub Commissie der maatschappij van Weldadigheid, binnen deze stad, geeft, bij deze, andermaal aan derzelver leden en begunstigers kennis van hare voortgezette verrigtingen, ter hulpe van arme lieden, en ter bevordering der ontginning van de, tot hier­toe, onvruchtbaar ge­weest zijnde landerijen in Frederiksoord.
En wel, dat, op vrijdag den 1sten dezer maand, derwaarts vertrok­ken zijn: Egbert den Held en deszelfs echtge­noote Jannetje Janssen, met hunne drie kinderen, op die zelfde gunstige voorwaar­den, op welke, twee maanden geleden, ande­ren naar gemelde plaats vertrokken zijn

Het artikel is natuurlijk bedoeld voor de Schiedamse ledenwerving. Vandaar de ronkende slotzin:
'De sub-commissie twijfelt niet, of hunne stadgenooten zullen zich met hun over dit berigt hartelijk verblijden; en, bewust, dat ook hunne penningen, met zoo veel edele bedoe­lingen, en met zulk een verblijdend gevolg, gege­ven zijn, zich met hun opgewekt bevin­den, om te blijven weldoen, en ande­ren, die tot hiertoe niet gaven, aan te sporen, om zich met hen te vereenigen, ten einde ook deze heilzame inrigting, op onzen vaderlandschen bodem, hoe langer hoe meer, worde voortge­zet en uitgebreid, en tot dien luister en bloei gerake, naar welke ieder menschenvriend en beminnaar van zijn vaderland, die met haar bekend is, zoo vurig verlangt.

.Ondertekend door de subcommissie Schiedam.
35
Bernardus Limbeek, zie de verwijzingen onderaan een verhaaltje over vrijboeren.
36
Symen Veen komt uit Zijpe dat valt onder het arrondissement Alkmaar en arriveert juni 1820.
Hij klaagt er november 1823 bij de subcommissie Zijpe over dat hij - in tegenstelling tot andere kolonisten - geen vergoeding krijgt voor de bij hem ingedeelden:
'Daar ik in het begin van juny 1820 ben hierna toe vertrokken zoo als UE bewust is, dat gij ons toen twee kinderen uit het armhuis hebt mede gegeven en ons toen gezegd hebt, dat wij daar geen schaad aan hadden, wij daar extra voor beloond wierden. Doch tot heden hebben wij er nog geen duit van ontvangen, noch vermindering op onze schuld er voor. Voor 14 dagen is de oogst verrekend en toe hebben anderen, die wezen hier gekregen hebben, er 25 gulden of daaromtrent voor in rekening gekregen; doch ik geen duit, wijl ze mij hier worden aangemerkt als mijn eigen kinderen. Nu laat ik de Heeren oordeelen of ik van de verdienste van die jongens ze kan kost en kleren geven, wijl als ik haar geheele verdienste gedurende de 3 jaar door elkander reken, ik geene 6 stuivers per week kan houden enz.
Symen Veen
op de 2: kolonie Frederiksoord te Westerbeek Sloot N36

Het gezin wordt even genoemd in het verhaal op deze pagina

37
Maatje, zie aankomst en verwijzingen op de pagina pagina Appingedam Zoon Jurrien komt even voor hierboven bij hoeve 11.
38
Jans Aukes (volgt nog, nu alleen even een externe link)
39
Johannes Adamus Hoffman (volgt meer)
Wordt even genoemd op de pagina Transportkosten
Dochter Magdalena Elisabeth Hoffman wordt genoemd bij hoeve 68 van Wilhelminaoord
40
Jan van der Wulp met Wilemina Pion plus vier kinderen, waar er op de kolonie nog eentje bijkomt. Zie voor meer over hen de pagina Van der Wulp.
Niet te verwarren met de Van der Wulp die ook uit Dordrecht komt maar er al een jaar is en in Willemsoord woont.
Gezien tijdstip van aankomst (10 juni 1821) is de familie vermoedelijk niet de eerste bewoner van deze hoeve.
42
Hendrik Hendriks Zeylmaker (volgt nog)
43
Nieuwenhuizen (volgt nog)
44
Frans Broekhuizen, zie de verwijzingen onder een verhaaltje over vrijboeren
45
Eilke Levys Bakema, zie verder de informatie op de pagina Appingedam
46
Hendrik Kruidhoek en gezin hebben een eigen pagina op de site.
48
Muis (onduidelijk wie hier bedoeld wordt)
50
Maarten Alles, zijn aankomst wordt hier gemeld, maar zie vooral de tear-jerker op deze pagina
52
Pieter Brouwer (volgt meer)
Zijn aankomst in de kolonie wordt hier gemeld.
54
Hendrik Christiaan Puper komt met echtgenote en zes kinderen uit Bourtange en de schout van die plaats heeft zich nogal ingespannen om ze in de kolonie te krijgen. Over de familie gaat deze pagina.