Hieronder staat ongeveer 1/5de van de inhoud van versie 10-12-2004 van Geluk Is Niet Te Huur
© 2003 Wil Schackmann, Jothea Brouwer, Philippien Bos


Het podium is opgedeeld in twee helften. Links zien we de oer-Hollandse woonkamer van Harmjan en Miep, rechts zien we het corporatiekantoor van Wouter In 't Veld. Elk van beide helften kan worden uitgelicht.

Links. In het midden van het woonkamergedeelte staat een bank met daarvoor een versleten poef. Voor op het toneel, tegenover de bank, staat een kleine t.v. Rechts van de bank staat een krantenbak. Links in de muur is een raam en middenachter is een deuropening naar de rest van het huis (hal waarin links de voordeur en rechts de keuken wordt gesuggereerd). Naast de deuropening is een kapstok. Er hangen wat schilderijtjes en een trouwfoto van een jongere en gelukkiger Harmjan en Miep aan de muur.

Rechts. In het kantoor staat tegen de achterwand een bureautje met bureaustoel. Op het bureau staat een computer. Boven het bureau zijn een aantal boekenplanken met daarop mappen, stapels papieren etc. Meer voor op het toneel, middenrechts staat een tafel met daaromheen vier stoelen. Er is een deur in de rechterwand en een deur in de achterwand. Er hangen wooncorporatie-posters.

Tussenin. In het midden van het toneel staat een kast die deel uitmaakt van het meubilair van zowel de woonkamer als van het kantoor. Aan de woonkamerkant is het een kamer koelkastje waar de pils uitkomt, aan de kantoorkant een dossierkast waarin ook flessen wijn bewaard worden. Aan zowel woonkamerkant als kantoorkant staat er een telefoon op dit kastje.

Scène 01
We horen de GINTH-titelsong. De woonkamer wordt uitgelicht. Harmjan hangt op de bank met zijn voeten op de poef en kijkt tv. Achter hem komt Miep binnen met de stofzuiger die ze aanzet. Harmjan schrikt op, begint naar haar te gebaren. De titelsong sterft weg.

Harmjan: Miep!

Miep hoort niets.

Harmjan: MIEP!!

Miep kijkt op. Harmjan gebaart naar de stofzuiger.

Harmjan: MOET DAT NU?!?

Miep zet de stofzuiger uit.

Harmjan: Moet dat nú? Ik zit te kijken.

Miep: Het moet hier toch schoon?

Harmjan: Dan ga je dweilen.

Hij heeft zijn aandacht weer bij de tv. Miep aarzelt, gaat dan af met de stofzuiger.

Harmjan: Is er nog pils?

Zonder zijn blik van de tv te nemen, houdt hij zijn hand - al voorgevormd in de vorm van een pilsflesje - schuin naar achteren. Miep komt uit de keuken met zwabber, dweil en emmer en haalt ook nog een pilsfles uit het koelkastje. Als ze halverwege is, gaat de bel.

Harmjan: Miep! De bel!

Met de armen vol spullen aarzelt Miep. Dan zet ze alles neer en loopt naar de deur.

Harmjan: Ik krijg een lamme arm.

Miep stopt, loopt terug naar de spullen, pakt het pilsflesje, drukt dat in Harmjans nog steeds uitgestrekte arm en gaat naar de deur. Harmjan neemt een slok uit het flesje. Terwijl Miep bij de deur staat te praten met iemand die we niet zien en dan naar de keuken loopt, grijpt Harmjan ineens naar bovenop zijn hoofd. Hij voelt, kijkt wantrouwig naar boven en haalt dan zijn schouders op om zich weer aan de tv te wijden. Miep gaat van de keuken naar de voordeur met iets in haar hand, geeft dat en sluit de deur.

Harmjan: Wat was dat?

Miep: Die meneer van nummer 24.

Harmjan: Wie?

Miep: Nummer 24. Die magere meneer.

Harmjan: Die ontzettende junk?!?

Miep: Hij wilde een lepel lenen.

Harmjan kijkt haar verbaasd aan.

Miep: We krijgen hem terug, hoor.

Harmjan: Wat flik je me nou?! (ineens grijpt hij weer naar bovenop zijn hoofd. Hij kijkt omhoog. Dan grijpt hij naar zijn oog alsof hij er een druppel in kreeg) Verdomd, Miep. Het lekt!

Miep: O ja?

Harmjan is opzij gaan zitten, maar nu bevindt zijn flesje zich onder de lekplek en hij volgt met zijn ogen iets van boven naar beneden.

Harmjan: In mijn pils! Miep, doe wat!

Miep: Wat moet ik doen, wat moet ik doen?

Harmjan: (ongeduldig) Nou wat denk je? Waar komt het vandaan?

Miep: Eh... van boven?

Harmjan: Ja! Die kut-Marokkanen laten het bad overlopen ofzo. Ga d'r wat van zeggen. (Miep aarzelt nog) Schiet op. Ik regel het hier wel.

Miep gaat af. Harmjan staat even nadenkend naar de bank te kijken, schuift hem dan een halve meter naar rechts, gaat er op zitten en kijkt weer tv, al zit hij er nu een beetje scheef voor. Miep komt terug met Hassan in haar kielzog.

Miep: Meneer Hassan zegt dat het niet van hun komt.

Harmjan: Moet wel. Alle ellende komt van boven.

Miep: Het is kurkdroog daar.

Hassan: Het komt van de goot, ik denk dat die zijn beste tijd gehad heeft.

Harmjan: O...?

Hassan: Daarachter zit een koudebrug en die wordt warm van het water en dan slaat dat onder onze vloer door op jullie plafond.

Harmjan: O. Jaja. (tegen Miep) Dan moet je de woningbouw bellen. (Miep aarzelt) Vóór we verzopen zijn. (Miep drentelt naar de telefoon) Breng eerst een nieuw pilsje. Deze is helemaal waterig.

Miep: Wilt u ook een glaasje bier, meneer Hassan?

Hassan: O ja, dat zou lekker zij-

Harmjan: Natuurlijk niet, Miep. Zij mogen alleen maar sapjes.

Hassan: Nou, eerlijk gezegd-

Harmjan: Anders breng je ze van hun geloof af, dat moet je niet doen. (Miep regelt de drankjes, Hassan haalt zijn schouders op en gaat zitten) Dat weet toch iedereen, da's algehele ontwikkeling.

Miep: (komt terug met pils en sapje) Welk nummer zou ik moeten bellen?

Harmjan: Moet ik hier alles zelf doen?

Hassan: Er is laatst een boekje gekomen met adressen en nummers.

Miep: O ja, in de krantenbak. (drentelt ernaartoe en begint te zoeken)

Harmjan: Miep, dit kan toch niet...

Miep: Wat?

Harmjan: (wijst) De visite zit met de voeten in het water.

Miep ziet dat Harmjan gelijk heeft, pakt de zwabber die er nog staat en begint de vloer voor Hassan (die gedienstig zijn voeten optilt) droog te zwabberen.

Harmjan: Als je daar toch staat, zet die tv even recht.

Miep zet de tv recht en zwabbert.

Harmjan: Niet voor het beeld staan.

Miep: Hoe is het met uw jongens, meneer Hassan?

Hassan: Prima. Zaid mag volgende week uit het gips en Mustafa haalt veel vaker de achterlijn sinds ze hem als opkomende vleugelverdediger opgesteld hebben.

Miep: (snapt hier niets van) O. Mooi. Zo, 't is weer droog. (zet de zwabber in de teil) En met uw vrouw? Wacht, ik pak ook een glaasje sap en ik kom er even gezellig bijzitten.

Harmjan: (geïrriteerd) Mie-iep...

Miep: Huh?

Harmjan: Als je echt geen zin hebt iets uit te voeren, moet je het gewoon zeggen hoor, maar is het nou zoveel gevraagd om even de woning bouw te bellen???

Miep kijkt bedremmeld. De GINTH-tune komt op. De woonkamer wordt donker.


Scène 02
Het kantoor wordt uitgelicht. Wouter spreekt in de telefoon. De muziek sterft weg.

Wouter: (in de telefoon) ... maar mij hoeft u niet te bedanken. Bent u tevreden zeg het ons, bent u ontevreden zeg het anderen.

Ondertussen is Ellis binnengekomen en kijkt verbaasd naar Wouter die ophangt.

Ellis: Waar is Van de Biggelaar?

Wouter: Meneer van de Biggelaar heeft met mij van baan geruild. Jobrotation zoals dat heet. Ik werk nu hier en Van de Biggelaar heeft mijn oude baan bij de wooncorporatie in Heerhugowaard. (steekt zijn hand uit, die Ellis schudt) In 't Veld. Zeg maar Wouter.

Ellis: Donkers, gemeente. Ik ben de wijkcoördinator van de bloemenbuurt.

Wouter: Ah! Die functie hadden wij in Heerhugowaard in een team geïntegreerd. Bleek fantastisch te werken.

Ellis: O. Dat zal dan wel.

Wouter: Dat leverde zeer heldere aanspreeklijnen op. We waren echt voort- du-rend met bewoners in overleg.

Ellis: O, mijn God. 

Wouter: Praten en naar elkaar luisteren, dat was onze richtlijn. Heel inspirerend. Van de Biggelaar heeft het vast erg naar zijn zin.

Ellis: Maar u beviel het niet?

Wouter: Jawel, maar eh... (hij is ineens bedrukt) erreh... er waren... tragische... familie-omstandigheden...

Ellis: Zo heeft iedereen wel wat. Goed, dan doe ik het voortaan met u. Wij werken hier -

Ze wordt in de rede gevallen door de telefoon. Wouter neemt meteen op.

Wouter: (in de hoorn) Met de corporatie, wat kan ik voor u doen? (...) O, wat vervelend voor u zeg. Zijn het grote druppels of kleine druppels?

Ellis: Wat zullen we nou krijgen?

Wouter: (in de hoorn) Een ogenblikje. (tegen Ellis) Ik heb de klachtenlijn tijdens de lunch laten doorschakelen. Het is voor bewoners zo vervelend als we niet bereikbaar zijn. In Heerhugowaard was de klachtentelefoon vierentwintig uur per dag bemand.

Ellis: Ja maar, wij zijn in gesprek. Ik wilde u net iets uitleggen.

Wouter: (praat alweer in de hoorn) Brandnetelstraat, zegt u. Nummer...? Ja hoor, ik zal zorgen-

Ellis: (pakt de hoorn uit zijn handen en spreekt erin) Een ogenblikje geduld alstublieft. Ik zet u even onder de knop, dan pakken wij uw dossier erbij. (drukt op een knopje van de telefoon en gaat weer zitten)

Wouter: Wat doet u nu?

Ellis: Ik wilde net uitleggen dat ons belangrijkste communicatiemiddel met bewoners de wijkbelevingsmeting is.

Wouter: Maar... 

Ellis: Om de vier jaar krijgt iedereen een formulier in de bus en daarop kunnen ze invullen wat ze al dan niet te klagen hebben. Terugsturen in een envelop, postzegeltje er op, klaar. We verwerken het in een rapport en lossen alle probleempjes voor ze op. Niet dat je daar enige dankbaarheid voor hoeft te verwachten trouwens.

Wouter: Dat klinkt zo onpersoonlijk.

Ellis: Ik zie het probleem niet.

Wouter: Ik bedoel, een open overleg met bewoners. Polderen.

Ellis: Ja, en dat praat maar en dat duurt maar. Al die eigen stokpaardjes. Iedereen die het krijgen wil, zoals ze 't zelf willen hebben. Wat natuurlijk godsonmogelijk is. Alleen als ik er aan denk, (wrijft over haar voorhoofd) krijg ik een vre-se-lijk-e mi-grai-ne.

Wouter: Neemt u een glaasje water, dan handel ik dit even af. (neemt de hoorn weer op) Ze heeft opgehangen!

Ellis: Goed zo. Ik weet niet hoe het er op uw vorige werkplek aan toe ging, maar HIER zijn wij gewend om een gesprek te voeren zonder onder brekingen.

Wouter: O ja, dat vonden wij in Heerhugowaard ook.

Ellis: (gedecideerd) Mooi! Kunnen we het dan nu-

Wouter: Maar nu moet ik snel even deze notitie naar de technische dienst brengen. (hij snelt weg en zegt nog vanuit de deuropening) Des te sneller zijn de bewoners geholpen, nietwaar? (gaat af)

Ellis kijkt hem gekrenkt na. De GINTH-tune komt op. Het kantoor wordt donker.


Scène 03
De woonkamer wordt uitgelicht. Harmjan zit op de bank. Miep staat ernaast. Beiden kijken naar het plafond. De muziek sterft weg.

Miep: Dat hebben ze keurig gemaakt. (de bel gaat)

Harmjan: Miep? De bel! (Miep gaat af. Harmjan houdt zijn hand onder de voormalige lekplek om te voelen) Een mens heeft ook nooit rust.

Miep: (komt met Wouter de kamer in) Deze meneer...

Harmjan: Nee!

Wouter houdt abrupt halt.

Harmjan: We lenen helemaal niks meer uit. Geen bestek, niets! Ik mij uitsloven om mooi spul in huis te halen en jij het weer weggeven zeker.

Miep: Deze meneer is van de corporatie.

Harmjan: O. (kijkt naar boven) Ze zijn al geweest.

Wouter: (schudt de hand van Harmjan) Dat weet ik en daarom kwam ik kijken of uw klachten naar tevredenheid verholpen zijn.

Miep: Wat aardig. Gaat u zitten, meneer... eh...

Wouter: (gaat zitten) In 't Veld. Maar zegt u maar Wouter.

Miep: O. Ik ben Miep. (Ze kijken elkaar aan, een klein vonkje vliegt over) Wilt u thee, of koffie. En een koekje. Of liever iets anders?

Harmjan: Doe mij maar een pilsje. En meneer mag niet drinken als die dienst heeft.

Wouter: Dat luistert niet zo nauw, hoor. Een glaasje wijn zou lekker zijn.

Harmjan: Wijn...? Wijn...? (tegen Miep) Toen jouw zuster hier was, hebben we een fles van dat spul aangebroken... Die moet er nog zijn.

Miep: Da's twee maanden geleden!

Harmjan: Miep, doe niet zo stom. Hoe langer wijn staat, hoe beter die wordt. Dat weet toch iedereen, da's een kwestie van algehele ontwikkeling.

Wouter: (snel) Een biertje is ook goed hoor.

Harmjan: Hebben we wel genoeg?

Maar Miep loopt al naar het koelkastje.

Harmjan: U bent de opzichter?

Wouter: Ik ben relatiebeheerder.

Harmjan: (kijkt naar Miep, naar Wouter en weer naar Miep) Er is niets mis met onze relatie.

Miep geeft de pilsjes aan Wouter en Harmjan, en gaat tussen hen in zitten.

Wouter: (tegen Miep) Dank u. (wendt zich weer tot Harmjan) Ik bevorder de goede verstandhouding tussen verhuurder en huurders.

Miep: Is dat geen moeilijk werk?

Wouter: Ach ja, soms. Maar vast niet moeilijker dan het uwe, mevrouw.

Harmjan: Zij werkt niet.

Wouter: (tegen Miep) Zoals u voor uw huis zorgt, zorg ik voor de huurders.

Miep: O, dat is lief...

Wouter: U moet ons zien als een soort van dienstverleners.

Harmjan: Dus jullie hoeven geen huur meer?

Miep: Hè Harmjan, natuurlijk wel.

Wouter: Maar wij bieden daar zorgzaamheid voor terug, zodat u van uw woongenot kunt genieten.

Miep: Wat klinkt dat... warm.

Ze kijken elkaar aan. Vonkje numero twee. Wouter herstelt zich.

Wouter: Goed, ik kwam alleen maar even kijken of u het weer droog heeft en ik ben blij dat dat het geval is. (staat op)

Miep: Ik zal u even uitlaten... Wouter.

Wouter: (terwijl hij naar de deur loopt, overhandigt hij Miep zijn kaartje) Dit is mijn kaartje en mocht er iets zijn, of bij uzelf of bij anderen in de straat, kom dan gerust langs. Mijn deur staat altijd voor u open.

Terwijl Miep Wouter uitlaat schuift Harmjan over de bank opzij naar waar Wouters pilsflesje staat. Hij pakt het flesje op, houdt het tegen het licht om te zien en begint het dan leeg te lurken. Intussen komt Miep terug, met het kaartje tegen haar borst gedrukt.

Miep: Wat een aardige man. Zo attent! (Harmjan grijpt naar bovenop zijn hoofd) En zo zorgzaam, hij zei net nog dat ik altijd bij hem terecht kon.

Harmjan: Het lekt weer!

Ze kijken omhoog. De GINTH-tune komt op. Miep kijkt op het kaartje. Dan wordt de woonkamer donker.


Scène 04
Het kantoor wordt uitgelicht. Wouter zit door een speelgoed-catalogus te bladeren. Er wordt geklopt. De muziek sterft weg.

Wouter: Binnen.

Miep: (komt voorzichtig en half binnen) Ik stoor toch niet?

Wouter: Nee hoor, helemaal niet. Eh... Miep was het toch?

Blij dat hij haar naam nog weet, komt Miep helemaal binnen.

Wouter: Sterker nog, je komt als geroepen.

Miep: Oh? Echt?

Wouter: Je kunt me vast wel helpen. Wat geef ik een jongetje voor zijn tweede verjaardag?

Miep: Oh, nou, dat weet ik niet, hoor. Een brandweerauto?

Wouter: Een brandweerauto! Maar natuurlijk, geweldig idee! 

Miep: (lacht gevleid) Is het voor een neefje?

Wouter: Nee, het is voor... ehm... ehm...

Wouter stokt, loopt als verdoofd naar de rand van het podium, staart met holle ogen voor zich uit. Zachtjes komt een gevoelig muziekje op. Miep komt aarzelend naderbij.

Miep: Wat...? (Wouter reageert niet)  Heb ik iets verkeerds gezegd?

Wouter: (gesmoord) Ik... Daar wil ik jou niet mee lastig vallen.

Miep: Ach, stort je maar lekker even uit. Da's goed.

Wouter: (na kleine aarzeling) In Heerhugowaard was ik getrouwd.

Miep: Ach jé.

Wouter: En we kregen een zoontje (hij stokt)

Miep: (spoort hem aan verder te vertellen) Ja?

Wouter: Ik heb het wonder van zijn geboorte gezien. Ik heb hem zijn luiers omgedaan. Ik heb hem zijn fruithapjes gevoerd. Ik liep dagelijks met hem de trap af, hij kraaiend van plezier op mijn schouders... Hij was mijn mannetje, mijn tijger, mijn... Maar toen werd hij ziek.

Miep: Achgotsie.

Wouter: Nee, nee, niks ernstigs.  Een erfelijke aandoening, maar goed te behandelen. Alleen... het ziekenhuis voerde allerlei testen uit. En toen... uit de testen... bleek dat tijgertje niet mijn zoon was!

Miep: O gotsiepietsie toch. (neemt Wouter in haar armen) Kom maar, stil maar...

Wouter: (gesmoord) Mijn vrouw had een keer... met een van mijn vrienden... En alles was bezoedeld! Alles wat mooi was werd vies en smerig. Ik kon haar niet meer aanraken, niet meer zien en Tijgertje... mijn jochie... ook niet... 

Wouter snift tegen Miep aan. Miep wrijft troostend over zijn rug en hoofd, zachtjes veegt ze met haar vinger een traan van zijn wang en hij kalmeert geleidelijk.

Miep: Dat moet heel moeilijk zijn. Voor een gevoelige man als jij.

Wouter: (nasniffend) Sorry dat ik me zo laat gaan.

Miep: (streelt zijn hoofd) Sssjh, 't is goed. 

Wouter: Maar je bent ook zo warm, zo begripvol (richt zijn hoofd op) het gaat gewoon vanzelf.

Miep: (duwt hoofd weer terug) Sssjh.

Wouter: (met diepe zucht) Het is wel een heel goed gevoel om iemand in vertrouwen te kunnen nemen. Iemand die zo goed kan luisteren.

Een momentlang blijven ze zwijgend staan, hij kijkt haar aan.

Wouter: En je ruikt zo lekker... 

Ze staan stil tegen elkaar. Een gevoelige variatie op de GINTH-tune overheerst. Het kantoor wordt donker.

Scène 05
De woonkamer wordt uitgelicht. Onder de lekplek staat een emmer. Harmjan hangt op de bank voor de tv, Hassan heeft papieren in zijn hand. De muziek sterft weg.

Hassan: Ik vond dit in de bus, buurman. Een vragenlijst van de gemeente. En ik snap er helemaal niets van.

Harmjan: Dan had je fatsoenlijk Nederlands moeten leren.

Hassan: Vraag vier. Vindt u ook niet dat de buurt niet achteruit gaat?

Harmjan: Eh... nou... eh... dan eh... Wil je een sapje?

Hassan: Ja graag.

Harmjan: MIEP!! ... Onee, die is er niet.

Harmjan zet zijn handen naast zich op de bank en begint omhoog te komen in een dusdanig tempo dat Hassan eigenlijk niet anders kan dan te zeggen:

Hassan: Zal ik zelf even pakken?

Al bij Hassans eerste lettergreep had Harmjan zich meteen weer laten zakken.

Harmjan: En doe voor mij een pilsje.

Hassan: (ziet iets door het raam) Er komen nieuwe mensen op nummer 17.

Harmjan: Zeventien...? Daar woont toch dat stel met die baby?

Hassan: Die hebben iets gekocht. In de nieuwbouw.

Harmjan: Hadden ze dat niet eerder kunnen doen? Toen dat wurm nog elke nacht lag te blèren? En wat zetten ze d'r nu in?

Hassan: Kan ik niet zien. Er staat een hele kluit uit te laden. Allemaal jong volk.

Harmjan: O jé, daar gaan we weer. Dan wordt er in no time een schreeuwlelijk geboren en pas tegen de tijd dat die eindelijk 's nachts doorslaapt, gaan ze weg.

Miep komt binnen. Ze is zeer dromerig en wazig.

Harmjan: Nounou, dat heeft geduurd!

Miep: Huh?

Harmjan: Ik zeg dat je er vreselijk lang over deed. En ondertussen zit ik helemaal uit te drogen. Want hij verstaat me niet als ik om drinken vraag.

Hassan: O ja. Sorry.

Harmjan heeft zijn arm met de voorgevormde hand schuin naar achteren uitgestoken, maar Miep staat te dromen. Na een tijdje zo gezeten te hebben, dringt het tot hem door.

Harmjan: Nou ja zeg!

Miep: Huh?

Harmjan: Straks lig ik hier dood van de dorst!

Miep schrikt op uit dromenland, gaat naar het koelkastje en doet dat open.

Miep: 'T is op.

Harmjan: Miep! Denk je dan alleen maar aan jezelf?! Doe er wat aan.

Miep blijft vanaf dit moment een tijdlang stil naar haar man kijken.

Hassan: Hoe zit het nou met die vragenlijst?

Harmjan: O, nou da's simpel. Als je niet vindt dat de buurt wel achteruit gaat, vul je 'ja' in en als je wel vindt dat de buurt niet achteruit gaat vul je 'nee' in. Maar trek het je niet aan, op een dag praat je net zo goed Nederlands als mij.

Hassan: Dus... ik vul 'nee' in?

Harman: Ja.

Hassan: Dus ik vul 'ja' in?

Harmjan: Wat is dat eigenlijk voor een formulier?

Hassan: (kijkt op het voorblad) Een wijkbelevingsmeting.

Harmjan: Gooi ik altijd weg. We beleven hier nooit wat.

Hassan: Ik had gehoopt dat ik iets in kon vullen over het Distelplein. Mijn jongens voetballen daar, maar het zit vol met kuilen. Zaid is al twee keer door zijn enkel gegaan.

Miep: O, maar daar doet Wouter wel wat aan, hoor.

Harmjan: Verrek, ben jij er nog? Ik dacht dat jij naar de winkel was?

Miep: Wouter is de nieuwe meneer van de corporatie. Ik ben er net nog geweest. Hij is echt héél aardig en we kunnen met alles wat we heb ben bij hem terecht en dan regelt hij het voor ons.

Harmjan: Wanneer komen ze?

Miep: Huh?

Harmjan: De lekkage, mens! Wanneer komen ze het maken?

Miep: O... de lekkage... daar hebben we het niet over gehad...

Harmjan kijkt haar stomverbaasd aan.

Miep: Sorry.

Harmjan: Ik zie de koppen in de krant al voor me. Man, in de bloei van zijn leven, dood aangetroffen in een plas water. Gevoelloze echtgenote liet hem omkomen door uitdroging.

Miep grist een boodschappentas van de kapstok en beent geïrriteerd weg.

Miep: Ik ga al.

Miep is weg, Hassan ziet iets door het raam.

Hassan: Ze zijn klaar met verhuizen. En... even kijken... er blijft één wichtje achter.

Harmjan: Da's mooi dan.

Hassan: Hoezo?

Harmjan: Alleenstaanden hebben geen huilbaby's. En ze hebben geen knetterende echtelijke ruzies midden in de nacht. En bovendien zijn wicht jes altijd een stuk rustiger dan kerels. Dus ik vind het mooi zo.

Zodra hij is uitgesproken begint er, eerst nog aarzelend, een drumsolo. Hassan en Harmjan kijken elkaar aan. De drumsolo verliest de aarzeling en barst in volle heftigheid los. Oor- ver-dovend! De woonkamer wordt donker, maar het drummen gaat door.