Dit gedrukte boekje is waarschijnlijk een uitgave van Jan Munniks
zelf, die triomfantelijk is dat het vonnis tegen hem vernietigd is
en die niet doorheeft dat hij een behoorlijk dubieus beeld van
zichzelf schetst. Interessant voor mij is de brief van Munniks aan
Etta en onderdelen van het verhoor dat Munniks afgenomen wordt.
Als ik tijd over heb zal ik wat meer van dat verhoor uitschrijven.
Nu is het merendeels samenvatting (cursief) met af en toe
stukjes citaat (romein).
Extract uit het Register der Decreeten van het PROVINCIAAL BESTUUR van FRIESLAND.
Samengevat: op 31 augustus 1796 is een rekwest binnengekomen
van Jan Munniks die wil dat het vonnis van 26 juni 1795 (zie
verderop) wordt herzien. Daarop stuurt de Raad van Justitie op
16 september 1796 alle stukken met betrekking tot dat vonnis
naar het provinciaal bestuur en die bepaalt dat een paar
gecommitteerden dat moeten uitzoeken. Dat hebben die
gecommitteerden nu gedaan en nu sturen ze alles door naar het
bestuur.
Het briefje van de Raad van Justitie van 16 september dat ze
de stukken inleveren.
Bijlage A. Brief van Munniks aan Etta. Letterlijke
transcriptie met ingevoegde regeleinden en interlinies:
BURGERESSE! LIEVE VRIENDIN!
Uw brief van den 28 Febr. is mij op den 9 deezer wel geworden, ik
zal mij over de obligatie niet verder uitlaaten, dewijl het U even
weinig aangenaam kan zijn als mij, dat wij onze vroegere daaen,
uit waarachtige liefde veroorzaakt, aan anderen zullen openbaaren,
om stof te vinden van zig te diverteeren in ons chagrijn, en, door
het vervorderen van hatelijke proceduures, mij te verpligten van
te bewijzen, dat Uw, ten dien tijde getrouwd, buiten de
onmogelijkheid was die penn. te verstrekken; trouwens; ik weet uw
hart is ook te wel geplaatst, om zig uit deezen hoofde met meineed
te bezoetelen. -
Als uw zich rappelleert mijne geattacheerdheid en hart voor uw,
weet ik, dat uw hart zoo wel voor mij klopt, als het mijne voor
uw. -
Geloof mij, lieve Ette! ik heb uw voortijds in mijn ziel
bemind, en God weet wat verdriet de tusschenkóomende gebeurtenis
mij heeft verwekt!
Ik heb U niet te min altoos hooggeacht; en zijt heilig verzekerd,
ik gedenk nog met de tederste genegenheid aan U, ik verlang U te
zien, en zal tot U overkomen, zoo haast de zee van de Lemmer
vaarbaar is, en indien wederkeerig de begeerte van U daartoe meede
strekt, zoo laat het oude vertrouwen tusschen ons herleeven en de
heilige oprechtheid ons geleiden, wanneer U verzekert kunt zijn,
dat mijn welvaart de uwe zal zijn, en de bevorderirig van uwe eer
en geluk mijn eenig doelwit.
Tot dien einde, lieve Vriendin! beloof ik uw bij deezen, voor den alweetenden God, en onder de onderwerping aan den straf van eerloosheid, ja meineed l ik zal direct aan U zenden een wissel van 250 gulds., en eene na rechten bestaanbaare acte, dat ik jaarlijks aan U zal geven, zoo lang ik leef, een gelijke somma, wanneer U aan den Advt. Wierdsma gelast, de bewuste obligatie aan mij te zenden, alzoo wij zijn geconvenieerd, zonder meer omstandigheden of haatlijkheden, alzoo ik hoop en vertrouw, dat bij onze personeele ontmoeting die relatie zal herbooren en tot dat effect gebragt werden, waardoor wij voor elkanders eer een gelijk belang stellen.
Zie daar, lieve Ette ! de taal van mijn hart, ziet
hierin een edelmoedig principe, dat uw geweeten bij stille gedagte
hulde zal doen, jaa, ik ben verzekerd, gij drukt mij in uwe
verbeelding aan uw hart, en zegt, ach ! hij is nog dezelve jegens
mij.
Ik wacht uw antwoord met verlangen, en communicatie van uwe tegenswoordige bezigheid.
Op uwe melding van schrijven door Ploos van Amstel, en twee brieven van uw in 1793 en 1794, belijd ik U met de hoogste oprechtheid; ik heb nimmer van Ploos nog van uw de geringste communicatie-brief of berigt bekomen, dat is waarachtig; ja ik heb niets, zedert eenige jaaren, van uw gehoord, als het arrest te Parijs, in de couranten vermeld: - dog hiervan nader bij monde.
Het zal uw waarschijnlijk bekend zijn, dat ik zedert 1784,
bestendig den zaak der Vrijheid en 't Volk heb behartigd,
openlijk, waarvan de.dóor mij in 't licht gegeevene Vaderlandsche
Historie, en diverse staatkundige Werken, altoos zullen getuigen;
niemand weigert mij den lof in Vriesland van den bekwaamsten en
werkzaamsten Rechtsgeleerde te zijn; ik heb aan de tegenswoordigc
Volks Representanten eene geheele nieuwe Regeerings-Constitutie
ter hand gesteld;
ik heb een Nationaal Wetboek vervaardigt, dog moet tot mijn
leedzijn belijden, dat de invloed der Aristocraten zoo sterk
blijft, van weinig goeds te kunnen verwagten voor het toekomstig
verzekerd belang der Fransche Natie, althans wanneer de Provincien
op zich zelven Souverein, een afzonderlijken Republiek formeeren,
en deeze zeven Provincien niet werden ingelijfd in de eene
onverdeelbaare Republiek van Frankrijk, als Departementen, waaruit
Commissarissen in de Nationaale Conventie mede Zitting hebben, en
dat deeze Republiek van Nederland in twee Departementen gebonden
blijft aan de maatregelen van de zegevierende Fransche Natie,
voorbehoudens de vrije Wetgeving door de Volks-Representanten in
elke Provincie naar den aard des Lands;
gij kent te wel de vermogens en geaartheid der Aristocraaten in
dit Land, om niet te bevatten, dat zij, zoo ras de Fransche Natie
van hier verwijdert is, zich ras weder meester zullen maaken,
enz., zal dat werden voorgekomen, dient ten minsten naauwkeurig
gezorgt, dat de attentie der Justitie ten uitersten zorgvuldig is;
in tegendeel, zoo is de Procureur Generaal in Vriesland een
creatuur van den Stadhouder en steun van de, Aristocraaten; bij
aldien het uw doenlijk is, lieve Ette ! breng deeze
gemeldens onder het oog der Commissarissen van de Fransche Natie,
of van Pichegru, op dat 'er aan de Representanten van Vriesland
wordt aangeschreven, door die moverende redenen, den Procur.
Generaal Wieland te dimitteeren, en daartoe aan te bevelen
den vaderlandschen Burger J. Munniks. -
Om tot zoodanig een onderhoud te geraaken, zende ik U 't
bijgevoegde met verzoek, dat uw zulks in het Fransch, op de zijde
van het Nederduitsche, translaateert, alzoo het schrijven van 't
Fransch mij eenigzins ongewoon ís. -
Indien U mijne aanstelling tot dien post (door de weg der
Franschen) effectueert, zult gij niet alleen de grondslag leggen
van gewigtige diensten voor de Franschen, maar zijt tevens
verzekerd, dat de behartiging van mijn eer en belang, ook direct
dat van uw zal zyn, en het is alleen uit hoofde van dit
laatste, dat ik gaarne hier, of in 's Hage, of Rotterdam een
publijken post, tot heil van het Volk, zoude willen bekleeden, om
met meer grond uw en mijn vergenoegt leven te bevorderen. -
Ziet daar, beste Vriendin ! doet nu met betrekking tot mij als ik tot uw, laaten wij de vertrouwde en openhartige correspondentie tot beider geluk bevorderen, en ik zal onvermoeid U suppediteeren alle staatkundige elucidatien van den openbaaren toestand in ons Land, die voor de Fransche Cotnmissarien intresfant en U belangrijk zijn. -
De post vertrekt, dus eindig ik deeze, in verwachting van uw lief
antwoord, terwijl ik U in gedachten omhels, en blijf, met de
meeste oprechtheid, uw liefhebbenden Vriend en Medeburger,
J. MUNNIKS
's Heerenveen,
14 Maart 1795
Eronder staat een verklaring van de kopiist, gedateerd 9
september 1796, dat de inhoud overeenkomt met het origineel.
Bijlage B is de adressering, die gezien Munniks verklaring op
pagina 16 dus door de advocaat Wierdsma geschreven moet zijn::
Aan de Burgeresse Wed. Palm, geb. Aelders enz., op de Denneweg,
over den Burger Voigt, in 's Hage - Franco Zwol
Bijlage C. Het plan van Munniks om Nederland in te lijven bij
Frankrijk, gedateerd 13 maart, met eronder weer een verklaring
van de kopiist dat het overeenkomstig het origineel is.
Bijlage D. Een lijst van 71 punten, getekend door ene T.
Wielandt, ten behoeve van een verhoor. Oftewel:
Articulen Examinatoir, voor den Procr. Gen. deezer Landschappe,
rationis oficii, Klager;
contra Johannes Munniks van 't Heerenveen, Gevangen en Beklaagde,
Omme daarop door een Heer uit den Raad als Commiss. te worden
verhoort.
Uit die lijst blijkt onder andere dat Munniks op 26 November
1783 'wegens falsiteiten' is vastgezet in het Blokhuis in
Leeuwarden en na afloop van het proces op 25 maart 1784 weer
vrijgelaten.
Bijlage E. Weergave van het verhoor van Munniks op 22 juni
1795 door Martinus van Viersen, Raad Ordnrs in den Hove van
Friesland, waarbij wordt ingegaan op deze 71 punten.
Enkele punten uit die weergave:
● Munniks verklaart in augustus en september 1768 'zeer
bekend' met Etta te zijn geweest.
● De brief van Munniks aan Etta was een reactie op
een schrijven van advocaat Wierdsma die namens Etta een
vordering op hem indiende.
● Munniks had zijn brief gestuurd aan Wierdsma met het
verzoek hem door te sturen naar Etta, wiens adres hij niet wist,
● Munniks ontkent niet de brief en zijn
plan om Nederland in te lijven bij Frankrijk te hebben
verstuurd, maar dat laatstgenoemde was 'ter bevordering der
welvaart van dit zijn Vaderland en Volk'.
● Munniks verklaart 50 jaar oud te zijn.
Bijlage F. Sententie voor Johannes Munniks.
Het vonnis dat op 26 juni 1795 tegen hem werd uitgesproken,
waarbij hij voor de tijd van drie jaar uit Friesland verbannen
wordt, waarbij hij uit Leeuwarden weg moet zijn binnen 's
daags zonneschijn en uit Friesland binnen den derden dag.
Bovendien wordt hij in de kosten van de procedure veroordeeld.
De tekst:
Het Hof bant de Gevangen, ter zaake dat de Gevangen aan de Wed.
Palm, geboren Aelders, in 's Hage, heeft weggezonden zekere brief,
gedateerd é Heerenveen den 14 Maart 1795, ter geleide en tot
appuij van een memorie aan de Comissarien van de Nationaale
Conventie, representeerende het Fransche Volk, gedateerd 's
Heerenveen den 13 Maart, 1ste jaar der Bataafsche Vrijheid, beide
door den Gevangen geschreven en ondertekend, in welke voorkomen
zeer beledigende en voor de algemeene rust en het welzijn van 't
Vaderland hoogst nadeelige uitdrukkingen, alles breder in de
articulen gemeld -- uit Friesland den tijd van drie jaaren, te
ruimen de Stad Leeuwarden binnen 's daags zonneschijn, en het Land
binnen den derden dage, zonder in middelen tijde daar weder in te
mogen koomen, bij poene van arbitraire correctie.
Condemneert hem mede in de kosten en misen van de Justitie en
kosten over deeze gevallen tot 's Hofs tauxatie.
Actum den 26 Junij 1795.
Bijlage G. Request voor J. Munniks, aan het Provinciaal Bestuur
van Friesland.
Rekwest van Munniks, waarin hij hoog opgeeft van zijn
vaderlandsliefde en goede bedoelingen.
Rapport en Preadvies aan het Provinciaal Bestuur van Friesland.
De Commissie voor Rapport, bestaande uit Germans, Schaap en
Cuperus gaan tekeer tegen de vorige machthebbers in Friesland
die het vonnis over Munniks hebben uitgesproken en adviseren
daarom dat vonnis te vernietigen. NB: de laatste pagina is
abusievelijk genummerd 29.
Het vonnis van 26 juni 1795 tegen Munniks wordt op 8 november
1796 verklaard wederrechtelijk, informeel en vernietigd
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → Tresoar → Pb4830