Onderstaande zijn reacties op een brief die Etta op 30
juni 1794 heeft geschreven aan de stadhouder, zie de
transcriptie
van die brief.
■ Op 7 juli 1794 stuurt de stadhouder de brief
door aan raadpensionaris Van de Spiegel, met de volgende
begeleidende tekst, RGP1 blz 398:
Ik zende U.W.E.G. hier-nevens eene missive van mevrouwe Daelders
en geeve aan UW. E. G. in bedenken of niet aan haar een bagatel
voor haar voorige gedaane diensten voor eens zoude kunnen gegeeven
worden.
■ Diezelfde dag nog, dus 7 juli 1794,
schrijft Van de Spiegel terug aan de stadhouder, RGP1 blz 400:
De dame die aan Uwe D. H. geschreeven heeft, is zoo zuiver niet
als zij zig wil doen voorkoomen, maar ik zal haar wat laaten
geeven opdat ze niet erger worde.
■ Blijkbaar schrijft Van de Spiegel nog die 7e juli aan
Etta, want op 8 juli 1794, reageert zij dat zijn
brief 'gisteren' door zijn secretaris bij haar is gebracht, zie hier.
De brief van Van de Spiegel van 7 juli 1794 is niet bewaard
gebleven, maar gezien het bovenstaande zal het een aanbod zijn
haar wat financiële bijstand te geven.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → RGP1 → pagina 398 & 400