Dit is stuk 123 uit RGP1, met bijbehorernde noot. Volgens RGP1
is de oorspronkelijke vindplaats van het briefje het Koninklijk
Huisarchief. Dat zal wel kloppen, maar ik heb daar alleen gevraagd
om brieven van Etta zelf.
Het 'billet' waar sprake van is, is dus een briefje dat Etta de
ochtend na haar aankomst in Den Haag bij de raadpensionaris laat
bezorgen. Dat billet is niet bewaard gebleven.
Onderstaande is allemaal van 3 november 1792, de dag na Etta's
aankomst.
Zoo op het oogenblik ontvang ik het nevensgaand onverwagt billet;
ik ben zeer met de zaak verlegen en verzoek de eer te hebben Uwe
D. H. in den loop van den voormiddag te zien; ondertusschen zal ik
Tinne bij haar zenden om te verneemen wat het hut van haar reis
is.
Op het briefje heeft de stadhouder aangetekend:
Dit billet was van Mevrouwe d'Aelders die verzogt om den Heere
Raadpensionaris te spreeken.
Ik ben hetzelve weder koomen brengen immediaat na de ontvangst, en
hebbe hein aangeraden om haar te ontvangen om te verneemen wat of'
zij verlangt.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → RGP1 → pagina 184