De brief is vermoedelijk afkomstig uit het kopieboek van Van de
Spiegels uitgaande post, 2e bestanddeel, NL HaNa 3.01.26 - 50.
RGP1 heeft alleen het gedeelte over Etta opgenomen en dat is hier
overgenomen. Het is nogal een Judas-briefje, 'Aelders? nooit van
gehoord.'
In de Gazelle Universelle van 25 July heb ik gezien een
zoogenaamd antwoord van Cerisier tegen een artikel in een ander
nieuwspapier ten zijnen opzigte geplaatst, waarin een passage
voorkomt die attentie verdient, naamelijk, dat de Pruissische
Minister in den Modérateur zoude hebben verklaard, „qu'il avait vu
et reçu une Madame d'Aelders, comme une femme à laquelle il
connaissait des relations directes avec la soeur de son
Souverain". —
Ik kan mij naauwlijks verbeelden, dat de Heer Goltz zulk een
onvoorzigtigheid zoude begaan hebben, doch het importeert ons ten
hoogsten, te weeten wat daarvan zij, en U H. E. G. zal my
verpligten met de informatie, of er waarlijk door of van weegens
dien Minister zoodaanig een advertentie is geplaatst.
Ondertusschen kan ik U H. E. G. verzekeren, dat H. K. H. de
Princes van Orange, noch Z. H. de Prins Erfstadhouder, geen de
minste relatie, direct of indirect met Madame d'Aelders hebben, of
gehad hebben, en ook niet gaarn daarvoor zouden passeeren.
Die vrouw heeft een uitgebreide correspondentie hier in 't land, van nouvelles die te Parijs voorvallen: op dien voet ben ik ook met haar in kennis geraakt door den heer Lampsins, en zij bezorgt mij van tijd tot tijd eenige journaux, couranten en vliegende papieren;
somtijds schrijve ik haar uit beleefdheid wederom, wanneer ik
haar verschot
rembourseere;
doch zij is tot geen commissie hoegenaamd geëmployeerd, en
wanneer men het contrarie mogt denken, verzoek ik dat U H. E. G.
het, op grond van ontwijfelbaare informatie, gelieve tegen te
spreeken.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → RGP1 → pagina 173