TRANSCRIPTIE van het eerste gedeelte van het VIERDE verhoor van Etta door het comité van waakzaamheid op 26 november 1795, uit NL-HaNa 3.02.01 invnr 492

Het verhoor wordt afgenomen door de leden van het comité Abram La Pierre en Petrus van Zonsbeek. De vragen staan rechts, de antwoorden links, maar ik heb ze hier onder elkaar gezet en voor de overzichtelijkheid de vragen vet gemaakt.

Bij de vragen 2, 3 en 5 wordt ingegaan op in beslag genomen brieven waarop het vorige verhoor 'het exhibitum gesteld is', zie de transcriptie van de bij vraag twee bedoelde brief, de bij vraag 3 bedoelde brief is niet goed leesbaar en daarvan zijn alleen wat notities en voor de transcriptie van de bij vraag 5 bedoelde brief zie hier.

Bij de vragen 12 en 15 wordt op nieuwe brieven 'het exhibitum gesteld'. Zie een gedeeltelijke transcriptie van de bij vraag 12 bedoelde memories en voor die van de bij vraag 15 bedoelde brief zie hier.

Met de zeven pijlen in vraag 5 wordt gedoeld op de zeven pijlen die de Nederlandse leeuw vasthoudt in het wapen van de Republiek, de zeven provinciën verbeeldend.

De in de vragen 6 en 7 genoemde verwijzingen naar de nummers van 'het vorige verhoor' kloppen niet, want bij het derde verhoor zijn slechts vijf punten besproken. Ik weet dus niet waar dit op slaat.



Nadere Artikelen om daarop van wegens het Committé van algemeene waakzaamheid voor 't volk van Holland te hooren de gearresteerde E.L.J. d'Aelders weduwe Palm.


Art. 1
Of zij gearresteerde ooit met een politique commissie van wegen het vorige gouvernement na de omwenteling van 1787 in Frankrijk is belast geweest.

Zegt neen, maar wel de couranten en alle nieuwe boeken die uitkwamen uit Frankrijk voor rekening van den raadspensionaris Van de Spiegel verzonden te hebben, uit Frankrijk aan zijn adres.


Art. 2
Aan haar gearresteerde te vraagen, hoe zij dan immer kan geschreeven hebben zeekere nader aan haar te exhibeeren papier bij het vorige verhoor voor haar eigen schrift herkend, beginnende Quoi il serait possible, zijnde minuten van eenen brief voor den Stadhouder.

Zegt voor de patriotten gewerkt te hebben zo lang als zij niet wist dat de patriotten van die tijd, haar hoofden, verkogt waaren aan het fransche ministerie, maar toen de pruissische troepen in Holland waaren, den minister aartbisschop van Rens gebeeden te hebben om niet de franschen te stuuren opdat niet vader en zoon zig onderling vermoorden souden, opdat geen twee vreemde armee hier in 't vaderland zijn zouden, dog blijft ontkennen eene politique commissie van weegens het vorige gouvernement na 1787 in Frankrijk gehad te hebben.


Art. 3
Aan haar gearresteerde te vragen, waarom zij dan ook juist van het traverseeren dier projecten zich beroemd, in een brief door haar aan de geweese raadspensionaris v.d. Spiegel geschreeven, beginnende Si mon ame n'avoit pas éte, bij het vorige verhoor aan haar geexhibeerd en voor haar schrift erkend.

Zegt om dat Breteuil, de minister tegen haar gezegd had dat hij lachte om de Hollandsche patriotten en haar patriottismus, maar dat hij zig wilde wreken van Willem de Vde en dat de rest hem niet konde scheelen.


Art. 4
Aan haar gearr. te vragen of zij niet moet bekennen aan de partij van den geweeze Stadhouder geattacheerd te zijn geweest en zig voor den selven geinteresseerd, en voor denzelven gewerkt te hebben.

Zegt immer te zijn geweest geattacheerd aan de grondwettige constitutie van haar vaderland, voor welke haar voorouders 80 jaaren gevogten hebben, en het Stadhouderschap voor zover het daar in is gelimiteerd, en dat zij altijd gewerkt heeft tegen de usurpatie van 't jaar 1748.


Art. 5
Aan haar gearrest: te vragen hoe het voorgen. strookt met eenen zekeren brief op den 8 maart 93 door haar aan den geweze Stadhouder geschreeven beginnende Recevez en de sentimenten en wenschen, in voorn. brief voorkomende, waar van de minute aan haar bij het vorige verhoor is geexhibeert en voor haar schrift erkend geworden.

Zegt nimmer een revolutie zo als het nu is gewenscht te hebben, maar wel eene reformatie en zig dus van die uitdrukkingen wel te hebben kunnen gebruiken, zegt nader, dat zij eene reformatie en geene revolutie gewenscht heeft, dewijl dan de fronterien niet van de Engelschen souden geplundert geweest zijn, en dat dit land dan ook geen honderd milhoenen zoude betaald hebben, dewijl tans de seeven pijlen gebrooken waaren.


Art. 6
Aan haar gearrest: te vraag dat indien het waar is dat zij na geene revolutie alhier heeft gewenscht hoe zij daarmeede weet overeen te brengen de antwoorden door haar art. 3, 8, 9, 10, 11 en 12 van haar vorige verhoor gedaan.

Zegt haar vaderland altoos te hebben beschoud als een vrij land, dewijl alle mogendheden haar als zulks hebben moeten erkennen.


Art. 7
Aan haar gearr. voor te houden het antwoord door haar bij art. 22 van haar vorig verhoor gegeven en te vragen hoe zij daarmede kan overeenbrengen het door haar in de brief onder art. 6 van 't voorn. verhoor aan  haar geexhibeert door haar geschreeven is.

Zegt de courier Jetsiko die de brief van rappel aan den ambassadeur gebragt heeft, heeft mij een brief gebragt, die dit rappel aankondigt met verzoek om dit rappel aan de uitvoerende raad, en enige gedeputeerden van mijn kennisse bekend te maken & haar te zeggen dat de republiek geen oorlog met frankrijk wilde,
zegt nader dat zij hier gekoomen is, om aan het Gouvernement te vraagen of zij de fransche republiek wilden erkennen, en den franschen minister Gemet(?) die hier naar toe gedespiceerd(?) was wilden ontvangen, en daarvoor (doorgehaald: de 300 livres) het engagement in art. 6 bepaald genoten heeft.
(NB: een deel van haar antwoord is eerst abusievelijk op rechterhelft geschreven, daarna doorgehaald en woordelijk hetzelfde links overgeschreven)


Art. 8
Aan haar gearresteerde te vraagen of zij niet gevoeld dat uit alle haar voorn. zeer tegenstrijdige antwoorden mitsgaders uit de hier tegenstrijdige gevoelens door haar en diverse haarer voorn. papieren gemanifesteerd seer groote presumtien teegen haar gebooren worden.

Zegt zulke presumtien kunnen niet tegen mij gebooren worden dan geen cabale hoegenaamd ooit toegedaan geweest te zijn, en zo zij het goede niet kon bevorderen, het kwaade zo veel mogelijk af te keeren.


Art. 9
Aan haar gearresteerde te vraagen hoe zij vermeend dat dezelve kunnen worden overeengebragt en alle tegenstrijdigheden uit de weg geruimd worden.

Zegt geene tegenstrijdigheden er in te kunnen zien, dat dezelve ten minste niet in haar hart zijn.


Art. 10
Aan haar gearr. te vragen of zij niet bekend, door den geweese raadpensionaris van de Spiegel & het vorig gouvernement bezoldigt te zijn geweest.

Zegt nooit, maar dat zij de uitgeschoote penningen wederom ontvangen heeft.


Art. 11
Aan haar gearr te vragen tot wat einde zij die penningen uitgeschooten of geemployeerd heeft.

Zegt om papieren, couranten en borduurwerksels en allerlij soort van goed om plaisier te toen, er voor te bezorgen.


Art. 12
Aan haar gearresteerde te vertoonen twee vellen papier beginnende Memorie, waarop meede door de secretaris een exhibitum wordt gesteld, en te vragen of zij er kennis van heeft.

Zegt Ja.


Art. 13
Aan haar gearr te vragen of dezelve niet door haar hand geschreeven zijn.

Zegt ik geloof ja.


Art. 14
Aan haar gearresteerde te vragen waartoe dezelve relatif zijn.

Zegt dat het onkosten zijn voor gekogte boeken en couranten, en ook daar in de couranten geschreeven was dat de Amsterdamsche bank banquerout zou gaan en zij ?? tegen geschreeven heeft.


Art. 15
Aan haar gearresteerde te exhibeeren eene missive beginnende Tinne waarop meede door den secretaris een exhibitum is gesteld, en te vragen of zij er kennis aan heeft.

Zegt ja, er kennis aan te hebben.


Art. 16
Aan haar gearr te vraagen of zij niet door haar hand geschreeven is.

Zegt te gelooven ja.


Art. 17
Aan haar gearr te vraagen of dezelve niet voor den raadpensionaris gedestineerd was.

Zegt ja.


Art. 18
Of zij gearr niet bekend dat zij in dezelve missive aan v.d.Spiegel over haar etablissement geschreeven heeft.

Zegt ja.


Art. 19
Aan haar gearresteerde te vraagen of zulks niet was, omdat v.d.Spiegel daar voor sorgen moest.

Zegt om dat v.d. Spiegel haar proponeerde om wanneer zij in een andere provintie wilde gaan als dan daar voor te willen zorgen, en haar wegens een reeds gehuurd huis te willen dedomageren, en haar op een andere plaats genoeg wilde geven om van te leven, maar dat zij zulks gewijgerd heeft omdat zij niet uit Den Haag wilde gaan, maar op haar post wilde sterven waar frankrijk haar naar toe gestuurd had.


Art. 20
Aan haar gearr te vragen of zij dan niet moet bekennen door den raadpensionaris v.d.Spiegel bezoldigd te zijn geweest

Zegt neen dewijl zij zijne offerte gerefuseerd heeft.


Aldus gevraagd en geinformeerd en heeft de gearresteerde geantwoord zo als nevens ieder articuul staat uitgedrukt waarbij zij gedaane prolekture heeft gepersisteerd, en de selve nevens commissarissen uit het Committé van Algemene Waakzaamvoor het volk van Holland ondergetekend heede den 26 november 1795 Eerste jaar der Bataafsche vrijheid

Wed. Palm geb d'Aelders
A.J. La Pierre
P. van Zonsbeek

Ter kennis van mij, C. Pedriges, secretaris+ de secretaris


Later diezelfde dag is het tweede gedeelte van het vierde verhoor, zie hier.


Je bent hier: OpeningBronnenNL-HaNaTg 3.02.01invnr 492 → verhoor 4a