Het verhoor wordt afgenomen door de leden van het comité Abram La
Pierre en Petrus van Zonsbeek. De vragen staan rechts, de
antwoorden links, maar ik heb ze hier onder elkaar gezet en voor
de overzichtelijkheid de vragen vet gemaakt.
Bij de vragen 2, 3 en 5 wordt ingegaan op in beslag genomen
brieven waarop het vorige verhoor 'het exhibitum gesteld is', zie
de transcriptie
van de bij vraag twee bedoelde brief, de bij vraag 3 bedoelde
brief is niet goed leesbaar en daarvan zijn alleen wat
notities en voor de transcriptie van de bij vraag 5 bedoelde
brief zie hier.
Bij de vragen 12 en 15 wordt op nieuwe brieven 'het exhibitum
gesteld'. Zie een gedeeltelijke transcriptie
van de bij vraag 12 bedoelde memories en voor die van de bij vraag
15 bedoelde brief zie
hier.
Met de zeven pijlen in vraag 5 wordt gedoeld op de zeven pijlen
die de Nederlandse leeuw vasthoudt in het wapen van de Republiek,
de zeven provinciën verbeeldend.
De in de vragen 6 en 7 genoemde verwijzingen naar de nummers van
'het vorige verhoor' kloppen niet, want bij het derde verhoor zijn
slechts vijf punten besproken. Ik weet dus niet waar dit op slaat.
Nadere Artikelen om daarop van wegens het Committé van
algemeene waakzaamheid voor 't volk van Holland te hooren de
gearresteerde E.L.J. d'Aelders weduwe Palm.
Art. 1
Of zij gearresteerde ooit met een politique commissie van
wegen het vorige gouvernement na de omwenteling van 1787 in
Frankrijk is belast geweest.
Zegt neen, maar wel de couranten en alle nieuwe boeken die
uitkwamen uit Frankrijk voor rekening van den raadspensionaris Van
de Spiegel verzonden te hebben, uit Frankrijk aan zijn adres.
Art. 2
Aan haar gearresteerde te vraagen, hoe zij dan immer kan
geschreeven hebben zeekere nader aan haar te exhibeeren papier
bij het vorige verhoor voor haar eigen schrift herkend,
beginnende Quoi il serait possible, zijnde minuten van eenen
brief voor den Stadhouder.
Zegt voor de patriotten gewerkt te hebben zo lang als zij niet
wist dat de patriotten van die tijd, haar hoofden, verkogt waaren
aan het fransche ministerie, maar toen de pruissische troepen in
Holland waaren, den minister aartbisschop van Rens gebeeden te
hebben om niet de franschen te stuuren opdat niet vader en zoon
zig onderling vermoorden souden, opdat geen twee vreemde armee
hier in 't vaderland zijn zouden, dog blijft ontkennen eene
politique commissie van weegens het vorige gouvernement na 1787 in
Frankrijk gehad te hebben.
Art. 3
Aan haar gearresteerde te vragen, waarom zij dan ook juist
van het traverseeren dier projecten zich beroemd, in een brief
door haar aan de geweese raadspensionaris v.d. Spiegel
geschreeven, beginnende Si mon ame n'avoit pas éte, bij het
vorige verhoor aan haar geexhibeerd en voor haar schrift erkend.
Zegt om dat Breteuil, de minister tegen haar gezegd had dat hij
lachte om de Hollandsche patriotten en haar patriottismus, maar
dat hij zig wilde wreken van Willem de Vde en dat de rest hem niet
konde scheelen.
Art. 4
Aan haar gearr. te vragen of zij niet moet bekennen aan de
partij van den geweeze Stadhouder geattacheerd te zijn geweest
en zig voor den selven geinteresseerd, en voor denzelven gewerkt
te hebben.
Zegt immer te zijn geweest geattacheerd aan de grondwettige
constitutie van haar vaderland, voor welke haar voorouders 80
jaaren gevogten hebben, en het Stadhouderschap voor zover het daar
in is gelimiteerd, en dat zij altijd gewerkt heeft tegen de
usurpatie van 't jaar 1748.
Art. 5
Aan haar gearrest: te vragen hoe het voorgen. strookt met
eenen zekeren brief op den 8 maart 93 door haar aan den geweze
Stadhouder geschreeven beginnende Recevez en de sentimenten en
wenschen, in voorn. brief voorkomende, waar van de minute aan
haar bij het vorige verhoor is geexhibeert en voor haar schrift
erkend geworden.
Zegt nimmer een revolutie zo als het nu is gewenscht te hebben,
maar wel eene reformatie en zig dus van die uitdrukkingen wel te
hebben kunnen gebruiken, zegt nader, dat zij eene reformatie en
geene revolutie gewenscht heeft, dewijl dan de fronterien niet van
de Engelschen souden geplundert geweest zijn, en dat dit land dan
ook geen honderd milhoenen zoude betaald hebben, dewijl tans de
seeven pijlen gebrooken waaren.
Art. 6
Aan haar gearrest: te vraag dat indien het waar is dat zij
na geene revolutie alhier heeft gewenscht hoe zij daarmeede weet
overeen te brengen de antwoorden door haar art. 3, 8, 9, 10, 11
en 12 van haar vorige verhoor gedaan.
Zegt haar vaderland altoos te hebben beschoud als een vrij land,
dewijl alle mogendheden haar als zulks hebben moeten erkennen.
Art. 7
Aan haar gearr. voor te houden het antwoord door haar bij
art. 22 van haar vorig verhoor gegeven en te vragen hoe zij
daarmede kan overeenbrengen het door haar in de brief onder art.
6 van 't voorn. verhoor aan haar geexhibeert door haar
geschreeven is.
Zegt de courier Jetsiko die de brief van rappel aan den
ambassadeur gebragt heeft, heeft mij een brief gebragt, die dit
rappel aankondigt met verzoek om dit rappel aan de uitvoerende
raad, en enige gedeputeerden van mijn kennisse bekend te maken
& haar te zeggen dat de republiek geen oorlog met frankrijk
wilde,
zegt nader dat zij hier gekoomen is, om aan het Gouvernement te
vraagen of zij de fransche republiek wilden erkennen, en den
franschen minister Gemet(?) die hier naar toe gedespiceerd(?) was
wilden ontvangen, en daarvoor (doorgehaald: de 300 livres)
het engagement in art. 6 bepaald genoten heeft.
(NB: een deel van haar antwoord is eerst abusievelijk op
rechterhelft geschreven, daarna doorgehaald en woordelijk
hetzelfde links overgeschreven)
Art. 8
Aan haar gearresteerde te vraagen of zij niet gevoeld dat
uit alle haar voorn. zeer tegenstrijdige antwoorden mitsgaders
uit de hier tegenstrijdige gevoelens door haar en diverse haarer
voorn. papieren gemanifesteerd seer groote presumtien teegen
haar gebooren worden.
Zegt zulke presumtien kunnen niet tegen mij gebooren worden dan
geen cabale hoegenaamd ooit toegedaan geweest te zijn, en zo zij
het goede niet kon bevorderen, het kwaade zo veel mogelijk af te
keeren.
Art. 9
Aan haar gearresteerde te vraagen hoe zij vermeend dat
dezelve kunnen worden overeengebragt en alle tegenstrijdigheden
uit de weg geruimd worden.
Zegt geene tegenstrijdigheden er in te kunnen zien, dat dezelve
ten minste niet in haar hart zijn.
Art. 10
Aan haar gearr. te vragen of zij niet bekend, door den
geweese raadpensionaris van de Spiegel & het vorig
gouvernement bezoldigt te zijn geweest.
Zegt nooit, maar dat zij de uitgeschoote penningen wederom
ontvangen heeft.
Art. 11
Aan haar gearr te vragen tot wat einde zij die penningen
uitgeschooten of geemployeerd heeft.
Zegt om papieren, couranten en borduurwerksels en allerlij soort
van goed om plaisier te toen, er voor te bezorgen.
Art. 12
Aan haar gearresteerde te vertoonen twee vellen papier
beginnende Memorie, waarop meede door de secretaris een
exhibitum wordt gesteld, en te vragen of zij er kennis van
heeft.
Zegt Ja.
Art. 13
Aan haar gearr te vragen of dezelve niet door haar hand
geschreeven zijn.
Zegt ik geloof ja.
Art. 14
Aan haar gearresteerde te vragen waartoe dezelve relatif
zijn.
Zegt dat het onkosten zijn voor gekogte boeken en couranten, en
ook daar in de couranten geschreeven was dat de Amsterdamsche bank
banquerout zou gaan en zij ?? tegen geschreeven heeft.
Art. 15
Aan haar gearresteerde te exhibeeren eene missive
beginnende Tinne waarop meede door den secretaris een exhibitum
is gesteld, en te vragen of zij er kennis aan heeft.
Zegt ja, er kennis aan te hebben.
Art. 16
Aan haar gearr te vraagen of zij niet door haar hand
geschreeven is.
Zegt te gelooven ja.
Art. 17
Aan haar gearr te vraagen of dezelve niet voor den
raadpensionaris gedestineerd was.
Zegt ja.
Art. 18
Of zij gearr niet bekend dat zij in dezelve missive aan
v.d.Spiegel over haar etablissement geschreeven heeft.
Zegt ja.
Art. 19
Aan haar gearresteerde te vraagen of zulks niet was, omdat
v.d.Spiegel daar voor sorgen moest.
Zegt om dat v.d. Spiegel haar proponeerde om wanneer
zij in een andere provintie wilde gaan als dan daar voor te willen
zorgen, en haar wegens een reeds gehuurd huis te willen
dedomageren, en haar op een andere plaats genoeg wilde geven om
van te leven, maar dat zij zulks gewijgerd heeft omdat zij niet
uit Den Haag wilde gaan, maar op haar post wilde sterven waar
frankrijk haar naar toe gestuurd had.
Art. 20
Aan haar gearr te vragen of zij dan niet moet bekennen
door den raadpensionaris v.d.Spiegel bezoldigd te zijn geweest
Zegt neen dewijl zij zijne offerte gerefuseerd heeft.
Aldus gevraagd en geinformeerd en heeft de gearresteerde
geantwoord zo als nevens ieder articuul staat uitgedrukt waarbij
zij gedaane prolekture heeft gepersisteerd, en de selve nevens
commissarissen uit het Committé van Algemene Waakzaamvoor het
volk van Holland ondergetekend heede den 26 november 1795 Eerste
jaar der Bataafsche vrijheid
Wed. Palm geb d'Aelders
A.J. La Pierre
P. van Zonsbeek
Ter kennis van mij, C. Pedriges, secretaris+ de secretaris
Later diezelfde dag is het tweede gedeelte van het vierde
verhoor, zie
hier.
Je bent hier: Opening → Bronnen → NL-HaNa → Tg 3.02.01 → invnr 492 → verhoor 4a