Op pagina 664-665 is de opening van de vergadering plus
de lijst van aanwezigen. Voorzitter is Hugo Gevers.
Van pagina 666 tot 679 staan de overige die dag
behandelde zaken. Op pagina 680 begint het rapport over
Etta, dat hieronder in zijn geheel is overgenomen. De weergave is
letterlijk, maar omwille van de leesbaarheid en de
overzichtelijkheid heb ik wat extra regeleindes en
interlinies opgenomen.
Het Committé van Algemeene Waakzaamheid heeft de navolgende
ampele Voordragt gedaan, wegens zekere Etta Lubina Johanna
Aalders, door het zelve Committé in den beginne des voorigen jaars
civiel gearresteerd.
Het Committé van Algemeene Waakzaamheid
aan
De provisioneele Repraesentanten van 't Volk
van Holland.
MEDEBURGERS!
Wy zyn genoodzaakt Uwen aandagt voor een korten poos van
gewichtiger dingen aftehouden, en U een wijl te onderhouden over
eene Vrouwe. -- Eene Vrouwe, die, terwyl zy het sierraad harer
sexe hadt kunnen zyn, door den dwaalstroom der politieke
intrigues, waarin zy zich reukeloos begaf, zich onheilen heeft
berokkend, welke haar volgend Lot op eene niet zeer gelukkige wyze
moeten beslissen. Hoe duur is haar de afwyking te staan gekomen,
van die betoverende zagtaartigheid, ondergeschiktheid en
schroomvalligheid, welke het Vrouwelijke Karakter behooren te
kenschetsen!
Etta Lubina Johanna Aalders verbond zich in den jaare 1762 of
1763 te Groningen in den egt met Ferdinand Lodewyk Palm. Weinige
maanden na de voltrekking van dit huwelyk begaf Palm zich naar de
Oost-Indiën, en liet zonder dat het noodig is de reden dier
scheiding op te sporen, zyn huisvrouw agter.
Vyf of zes jaaren bleef zy in dien staat te Groningen, doch den
trek naar 't schynt niet kunnende wederstaan om zich in ruimer
kring te bewegen, verplaatste zy haar verblyf van daar naar
Amsterdam, waar zy tot haar ongeluk kennis kreeg aan zekeren
Munnik, van wien wy genoodzaakt zullen zyn in 't vervolg te
spreeken.
Deeze man wist haar te overreeden hem te verzellen op een reis
naar Messina, waar hy tot consul was aangesteld. Tot in het Zuider
gedeelte van Frankryk (gelyk zy voorgeeft) voordgereist zynde,
wierd zy door ziekte genoodzaakt agter te blyven.
Intusschen had Munniks haar geduurende deeze reis smaak genoeg
doen krygen in de Fransche levenswyze van dien tyd, om hersteld
zynde haren geleider en Messina te vergeeten, en zich naar Parys
te begeeven, het middelpunt van die vermaaken,
welke voor haar niet dan te veel aanlokkelykheden hadden.
Zonder ander middelen van bestaan dan jeugd, geest en
aanvalligheid, waar van het overschot in den ouderdom van circa 53
jaaren nog zichtbaar is, wist Mevrouw Palm, na dat zy zes maanden
te Parys vertoefd had, zich een inkoomen te bezorgen van tien
duizend livres, gevestigd op het kruid en salpeter.
Het was niet onnatuurlyk dat het vorige Fransche Gouvernement,
het welk geene middelen ontzag ter bereiking zyner oogmerken, van
de Talenten deezer Vrouwe gebruik maakte. Ten minsten, zy geeft
voor, dat zy in 1778 door Maurepas naar Amsterdam gezonden is, en
aldaar eenige weken vertoefd heeft, om de denkwyze der Hollanders
te verneemen over den oorlog tusschen Engeland en Amerika.
Hoe t zy, zooveel is zeker, dat zy by gelegenheid der Fransche
Revolutie, meest onder den naam van Baronesse d'Aelders, zich niet
weinig heeft doen gelden. In de onderscheydene Vergaderingen der
Fransche Volksvertegenwoordigers heeft zy meer dan eens haare
gaven doen hooren.
Het werk van voorspraak was haar zo gemeenzaam geworden, dat zy
daar uit, toen het Fonds op het Kruid en Salpeter haperde, en
haare Charmes ophield een gangbaare munt te zyn, een genoegzaam
bestaan gevonden heeft; toen men hare jeugd en schoonheid niet
meer bewonderde bleef het vernuft nog op prys, waarvan zy meer dan
eens de vlyenste verzekering kreeg.
Zoo werd zy door de municipaliteit van Creil met eene medaille,
en een brevet als officier honorair van het corps amazonen, door
de inwooneressen van Bourdeaux met een burgerkroon en door de
municipaliteit van Caen met het burgerrecht begiftigd.
Mevrouw Palm beschouwde, gelyk zy zelfs betuigt, de Hollandsche
Emigranten, welken in 1787 waaren genoodzaakt geweest voor
Buitenlands geweld te zwichten, als speelballen der grooten; als
menschen die dupe waaren van de list hunner vermogende
Landgenoten, en begunstigde om die reden, zo zy voorgeeft, hunnen
zegenpralende terugtogt niet, hoe zeer 't vervolg genoegzaam zal
doen zien, dat zy, het zy uit oud en ingeworteld vooroordeel, het
zy door omkooping, verkleeft was aan de belangens des Stadhouders.
In den jaare 1792 wierd zy door den Uitvoerende Raad van die tyd,
waar in zich volgens haar opgeven bevonden Roland, Claviere, le
Brun en Danton wegens de Fransche Republicq afgevaardigd aan den
Raadpensionaris van den Spiegel alhier, om te verneemen, gelyk zy
letterlyk uitdrukt: "Of de Hollanders den Oorlog begeerde, dan of
zy een Franschen Minister wilden ontfangen."
Den Uitvoerende Raad voorzag haar niet alleen van een ruimschotig
reisgeld, maar legde haar toe een tractement van 300 livres per
maand, welke haar hier betaald zyn, op een Crediet-brief van den
Fransche
Thesaurier der Buitenlandsche Zaaken op de Bankier Hope en Comp.
te Amsterdam.
Na da zy opening van haaren Last had gegeeven, aan den
Raadpensionaris, kwam deszelfs Secretaris Tinne haar berichten,
dat de Stadhouder mede haare Commissie wenschte te zien.
Dit verricht zynde, heeft zy volgens haar voorgeven met den
Stadhouder geene verdere Conferentien gehad, dan by gelegenheid
van de veroordeeeling des Konings, wanneer dezelve met haar een
gesprek zoude gehouden hebben, het welk ten eenemaal
onwaarschynlyk is, dan 't welk, zo 't verhaal waaragtig waare, ten
duidelykste doet zien, hoe wezentlyk klein zyn karakter, en hoe
veel gebrek hy hadt aan die vastheid van ziel, zonder welke zyn
uitgebreid gezag voor dit Land eeuwig noodlottig moest zyn.
In dat gesprek zou hy erkend hebben, dat hy den Oorlog met de
Franschen afkeurde, maar dat men zich met de gecoaliseerde
Mogendheden zo verre had ingelaten, dat de Vrede onmogelijk was
geworden.
De Vrouwelyke Ambassadeur kweed zich intusschen, naar haare wyze,
van den taak haar opgelegd; zy maakte of hernieuwde de kennis met
den generaal Bentinck, den fiscaal van der Hoop, de geweldigen
provoost Rulach en andere meer en min bekende voorstanders van het
Stadhouderlyk huis, maar haare correspondentie doet genoegzaam
zien, dat zy op haar jaren nog overblyfsels van begaafdheden wist
te doen gelden, welke andere bedoelingen dan de Staadkunde hadden.
Intusschen vergat zy haaren politieken loopban niet. Op den 9
January 1793 schreef zy aan den Stadhouder:
"Hoe ! zou het dan mogelyk zyn dat men een der afschuwelykste
monsters in Den Haag dult, welke de Natuur immer heeft
voortgebragt. De gezwooren vyand van U Vaderland, en U Huis, de
infame Breteuil is, zegt men, in Den Haag.
Ach! zo ik het ongeluk had hem te ontmoeten, zou ik voor my zelve
niet instaan.
Die man durft zich voor my beroemen, dat hy U uyt de Republicq zou
jagen, dien hy de onwaardigste bynaamen toevoegde, zo wel als aan
Haare Koninglyke Hoogheid, Uwe deugdzame Egtgenote; -
die met behulp van Calonne zich heeft weeten meester te maaken van
66 millioenen, gelyk zy zelfs erkennen -
die door het Fransche bloed de Constitutie, en met haar het geluk
van ons Vaderland wilde vernietigen -
die alle middelen in 't werk stelde om my in de Bastille te doen
omkomen, wanneer hy te vergeefs had getragt my om te koopen, en ik
my met alle magt verzette tegen zyne infame ontwerpen -
die getragt heeft in 1787 een Armée in Holland te brengen, door
den eerste Minister de Aartsbisschop van Sens daar toe te doen
overhaalen, door zyne Creaturen Champsenet en Brancas.
Ach myn Heer! myne ooren hebben het gehoord. Ik was er by, maar om
hunne schandelyke
verbintenissen te verydelen.
Kortom ik maak my daar van geene verdiensten, ik bemin myn
Vaderland en heb myn pligt gedaan, maar zal de Natie, zult gy zelf
zulk Slang by U dulden?" &c.
In February 1793 beklaagde zy zig by Missive aan den
Raadpensionaris wegens het schynbaar verlies van zyn vertrouwen,
en laat daar op volgen:
"Wees myn raad, mijn geleider! Wat moet ik doen, werwaards moet
ik my keeren. Ik heb te Parys een overvloedig bestaan verlaten, om
my in den schoot van myn Vaderland te bevinden.
Eensklaps bevinde ik my berooft van alles, wat het leven kan
veraangenaamen!
Maar ik zweer by 't Opperwezen, dat dit alles my niet zo zeer
treft, als 't verlies van Uw vertrouwen, indien ik thans naar
Parys keere begeef ik my onder den byl myner beulen; myne
verkleeftheid aan myn Vaderland, aan de hoofden van dit bestier,
waar door myne zending vrugteloos geweest is, zal daar niet
onbekend kunnen blyven.
De beschuldigingen, welke ik op u order wist te smeeden, tegen de
agenten van Frankryk, die zig hier hebben bevonden, tegen het
Ministerie zelf, tegen de zogenaamde Hollandsche Patriotten, wier
ontwerpen ik altyd dwarsboomde. -
Dit alles levert te schoone gelegenheid op om myn val te
voltooijen, dan dat men zig die zou laten ontslippen.
Gy kent myne beginzelen, en weet dat die de proef kunnen
doorstaan, zelfs die van 't Goud.
Is er iemand onder alle die u omringen, die daar van zulke blyken
heeft gegeeven.
Immers niet zulken uwer vertrouwelingen die vrouwen onderhielden,
tot 50 Louis d'ors 'smaands, en werkzaam waaren tegen hun
Vaaderland en zyne weldoeners.
Ik verteerde intusschen niet dan het nodige, ik zogt hulp by myne
vrienden, om het werk deezer belangzoekers om verre te werpen.
Geloof niet dat ik laster, om my van myn gedrag eenige verdienste
te maken.
Ik ben in staat om te bewyzen 't geen ik heb aangevoerd." &c.
Op een ander tyde schreef zy aan den Raadpensionaris:
"Indien het my geoorlooft was u te zien, zou ik u een plan
voorstellen, waar door deeze Republicq, zoo al de wapenen der
gecoaliseerde mogendheden ongelukkig waaren, voor alle vyandelyke
onderneeming, zoude beveiligd zyn.
De Heer .... tegenswoordig Commissaris bij de Armée van 't
Noorden, zou kunnen getuigen, dat hy my zelfs geholpen heeft om de
intrigues van Bussot en Condorcet, ter begunstiging der
uitgewekene Bataven te verydelen.
Maar met ziet, men hoort zelf de zulken, die de wapenen tegen hun
Vaderland gedragen, die deszelfs ondergang zo ernstig begeerd
hebben en wier naastbestaande zulks nog begeeren, de Hoofden van
het Bataafsche Committé, 't welk in 1787 en 1793 onze Constitutie,
en daar mede ons geluk wilde vernielen.
En ik die myn bloed wilde
geven om haar te beschermen, worde verdagt gehouden." &c.
Tegen den 8 Maart 1793 hadt zy het volgende billet, aan
den geweezene Stadhouder opgemaakt, zo zy meent niet verzonden,
maar waarin, gelyk zy erkent de gevoelens van haar hart
doorstraalen.
"Ontfang met Uwe natuurlyke goedheid de wenschen, welke ik
vernieuwe op den gedenkwaardigen dag welke aan deeze Republicq een
hooft gaf, naar de wensch van elken waaren Batavier, een hooft
welke zyn wezentlyk geluk steld in de liefde des Volks, zyne
Grootheid in den algemeenen voorspoed, zyne ambitie in de
handhaving van de Vryheid en de Constitutie, waare bron van 't
welzyn der Vereenigde Nederlanden, vaar voort te beminnen en
bemind te worden, van die Natie, in welke gy zyt opgevoed, dat de
Hemel U vergunne, die wysheid, die voorzigtigheid, die moed en dat
vooruitzigt, welke in deeze critique ogenblikke, zo noodzakelyk
zyn.
Dat deeze dag een nieuwe band te weeg brenge tusschen dit Volk en
zyn Hooft. Waarom kan ik niet alle Bataven met my den eed zien
hernieuwen, van hunne Vryheid en Constitutie te zullen verdedigen,
of om te komen?
Dat de jonge Prinsen welke hun bloed gaan opofferen voor 't
Vaderland de beloningen genieten welke hun Courage en de
Regtvaardigheid van de zaak welke zy beschermen, verdienen. Dat zy
wederkeeren overdekt met eer en lauwrieren!
Dat die bastaard Vaderlanders mogen uitgedelgd en vernietigd
worden, die niet te vreden met die onheilen, die zy reeds
berokkend hebben, op nieuws de ingewanden van hunnen Moeder komen
verscheuren! Dat het Opperwezen op alle verraders vervloekingen
uitstorte, onder welke gedaante zy zig ook vertoonen." &c.
Op den 5 April van dat zelfde jaar schreef zy aan
den Raadpensionaris, na geklaagt te hebben over zekere insolentien
haar in haar huis door Fransche Emigranten aangedaan;
"Het komt my voor dat die Heeren school gelegen hebben by
Breteuil en le Noir die my vervolgden, uit hoofde van myn
verkleefdheid aan myn Vaderland en het Huis van Oranje."
De Fransche Ambassadrice diende het gouvernement, aan 't wel zy
gezonden was, zo wel, dat het niet te verwonderen is, dat het
zelve ook voor haar onderhoud of ruimer bestaan zorgde. Zo hebben
wy onder haare papieren gevonden:
"een rekening van uitschot (gelyk zy dat stuk betytelt) gedaan
geduurende 't jaar 1792 ten dienste en op ordre van de Hr.
Raadpensionaris van de Spiegel.
Voor de onderteekening van tien journalen, waar van er vier zyn
die tweemaal ter week uitkomen, te weeten: de Logographe, Le
journal de Soir, les Annales en le Patriotte Français, en van
andere wanneer daar in byzonderheden voorkwamen
rakende deeze Republicq, 18 Louis d'or, maakt ..... ƒ 198:-:-
Voor briefport, papier, onkosten van copien, om te andwoorden op
de lasteringen tegen het Nationaal Crediet,
of tegen dit Gouvernement ......... ƒ 150:-:-
Reiskosten by gelegenheid van het volvoeren der ordres
voortkomende in den brief welke my geworden is door den Courier
Jetskoy, ten tyde van het rappel van de Heer Berkenrode, zes Louis
d'or ... ƒ 66:-:-
Totaal ƒ 414:-:-"
In het midden van 1794 moet zy het merklyk verbruid
hebben, want op den 30 July van dat jaar schreef zy aan den
Raadpensionaris:
"Tinne u secretaris is my gisteren avond van uwent wegen komen
zeggen, dat het noodzaakelyk was, dat ik den Haag verlate, en my
in eene andere provincie nederzette, waar gy zoo goed zoudt zyn
voor myn onderhoud op eene betamelyke wyze te zorgen. -
Het is onnodig alle die rampzalige voorstellen te herhaalen van
een
kind dat verhoogmoedigd is door het vertrouwen hetgeen gy in hem
stelt.
Ik antwoordde en smeeke u te gelooven, dat uwe wil genoegzaam is
om my te doen vertrekken werwaards het u zal behaagen. —
intusschen heb ik nimmer, onder welke classe van menschen ook,
verdagte discoursen gehouden! ik beroep my op verscheidene leden
van Hun Hoog Mog., die my somtyds met hun bezoek hebben vereert.
Dan niets zal my beletten den Beeker der verdrukking tot den
bodem zonder murmureeren uit te drinken. Indien ik maar uwe
achting kan behouden, ben ik gereed om te gehoorzamen; maar waar
zal ik gaan, in welke provintie kan ik my buiten deeze
nederzetten?
Overal zal 't zyn als kwam ik uit de wolken vallen. In Groningen
haate my myne naastbestaanden als een spion van den Stadhouder: ik
heb
dan gedagt, myn Heer, om een klein huis te nemen buiten Amsterdam.
Derwaarts kan ik myne meubelen, myn linnens en het geen ik voor
de brand heb opgedaan, gemaklyk overbrengen. - Zo gy het goedkeurt
vertrek ik morgen." &c.
Echter schynt het verschil tusschen deeze vrouwelyke Minister en
den Raadpensionaris opgekomen als toen van geen langen duur te zyn
geweest, want op den 24 July 1794 schreef den
Raadpensionaris haar eigenhandig:
“Indien gy het een of ander établissement in 't oog hebt, zo zegt
my hoe veel gy nodig hebt om het zelve op eene fatzoenlyke manier
te beginnen.”
Maar in de maand van October in dat zelfde jaar was het
onweer weder losgebarsten, want op dien tyd, liet de
Dame zich by missive aan den Staadsman in deezer voege uit:
"De Heer Tinne is my den 30ste der vorige maand komen zeggen, om
u niet verder met myne brieven te bestormen, want dat gy u met my
niet bemoeyen zoudt, dan wanneer ik vertrekken wilde, in welk
geval gy my iets zou geven.
Zonder twyfel heeft de veelvuldigheid uwer bezigheden u belet de
belofte te errineren, by missive van 24 July laatstleden, waarby
gy my de eer deedt, te zeggen, dat zo ik een etablissement in
't oog had ik u moest opgeven, hoe veel ik daartoe nodig hadde;
ik heb toen de eer gehad te antwoorden, myn Heer, dat ik met 5 à 6
hondert Guldens my alles kon bezorgen, wat myn ambitie voor é
tegenwoordige vorderde.
Eenige dagen daarna, wanneer ik my half gemeubileerd hadt, is de
Heer Tinne my van uwent wegen komen zeggen, dat het noodzakelyk
was, dat ik my elders nederzette, en daar gy voor myn
etablissement en voor myn onderhoud zoud zorgen.
Ik had de eer u te antwoorden, myn Heer, dat ik gereed was u te
gehoorzamen, dat ik alleen zoo lang zou vertoeven, tot dat ik uwe
laatste ordres bekomen had, en werwaards ik my moest begeven; van
den eenen dag tot den andere heb ik uw andwoord tegemoed gezien.
Twee maanden zyn in dien staad van onzekerheid verlopen, waar door
ik alleen op de huur myner kamers ƒ 88:-:- verloren heb, welke my
op ƒ 44:-:- 's maands komt te staan.
Maar myn Heer, indien de beloften van een eersten Minister van
den Staat, gegrond op de gerechtigheid en menschelykheid, van
geene verbindende kragt zyn, zo kunnen het nog minder zyn de
verbintenissen welke ik in gevolge van dien met myne crediteuren
gemaakt hebbe.
Het is my geoorloofd myne moeite, zorgen, en geld, ja myn leven
geduurende tien jaren aan myn Vaderland op te offeren.
Het was my geoorloofd myn geheel foruin in Frankryk te verlaten,
wanneer, gy myn Heer, dit vorderde, als een nieuw bewys, van myne
getrouwheid.
Myn bloed, myn leven, is nog ten dienste des Vaderlands, maar myne
eer moet zuiver blyven, gy zoudt zelfs niet begeeren, dat een
vrouw welke de eer had, verscheide jaaren deel in uw vertrouwen te
hebben, van welke gy zelfs aan de respectabelste persoon een
gunstig getuigenis gegeven hebt, genoodzaakt zou zyn daar aan te
manqueeren.
Zedert den jare 1789 deed gy my alle jaren myne kleine uitgaven
terug geven, als port voor brieven, couranten en andere papieren,
welke u van gewicht konden zyn, en welke ik u met myne depêche
tweemaal 's weeks afvaardigde, tot den jaare 1791 ingeslote, maar
't uitschot van 1792 is my nog niet geworden.
Ik ben vervolgens hier gekomen, en myne vrienden
zyn nauwkeurig geweest om my na myn vertrek myne inschryvingen
toe te zenden, tot op het ogenblik, dat de poste zyn
geinterumpeerd geworden.
Ik heb gemeend, dat geld niet te moeten vorderen, om dat gy my de eer deed te zeggen, myn Heer, wanneer ik u myn commissie vertoonde Het is onmooglyk dat gy in dit Land leven kunt van 300 Livres 's maands, welke de Fransche Minister u belooft, maar indien men u in verlegenheid laat, kunt gy u by my vervoegen, om dat u yver en aankleving aan uw Vaderland verdienen vergolden te worden."
De inhoud der volgende gedateerd 12 January zonder jaartal doet zien dat die reeds voor 't openlyk uitbarsten des oorlogs tusschen Engeland en de Fransche Republicq geschreven is.
"Gy hebt zeer wel geandwoord aan uw vriend, Mevrouw. Het is te
beklagen dat die Heeren met alle hunne groote talenten zo weinig
kennis hebben van de zaaken en belangens van andere landen,
inderdaad welke hulp zouden zy willen toebrengen aan ons die er
geene gevraagd hebben?
Wy zullen zeer wel onze vryheid weten te bewaaren zonder hunne
bystand, ten waare zy door Vryheid verstonden den
tegenwoordigen staat van Vrankryk, en indien hen die staat van
zaaken is, welke zy by ons tragten intevoeren, zullen wy
genoodzaakt zyn om ons tegen die voorgewende hulp te verzetten.
Wat betreft de erkentenis der Fransche Republicq, nimmer is die
gevraagd geworden, en dierhalven is er geen reden, om zich wegens
eene weigering te beklagen.
Het is boven dien een nieuw verschynsel in de staatskunde dat een
particulier zich in een land voordoet als belast met de zaken van
eene vreemde mogendheid, zonder geloofsbrieven overgegeeven te
hebben.
indien de Engelschen den oorlog aandoen aan Frankryk is het wel
klaar, dat de Franschen zulks zelfs berokkend hebben, door hunne
onmatige drift om hunne leere der Vryheid in alle landen voort te
planten.
Engeland zou gaarne aan de Fransche het plaisir hebben
overgelaten om de pot te kooken zo zy die eeten wilden, mits maar
deezen de zelfde Vryheid aan andere Natien hadden toegekend.
Uwe Parysche vrienden verstaan de questie over de Schelde in 't
geheel niet, hier nevens een kleine Memorie, welke u in staat zal
stellen, om haar te doen begrypen, dat de Brabanders zo min van
den koophandel zyn uitgesloten als de Hollanders.
Tinne heeft my gezegd, dat uwe remises niet op zyn tyd aankoomen;
Gy zult 't bagatel wel willen accepteeren 't geen ik u morgen
zenden zal."
Op gelyke wyze schreef haar de Raadpensionaris nog in October
1793:
"Men is verpligt de gevoelens toe te juigen, Mevrouw! wlke gy
gemanifesteerd hebt in u andwoord aan den Minister der
Buitenlandsche Zaaken in Vrankryk, door te weigeren de schandelyke
rol van spion, waar toe hy u heeft zoeken te brengen.
Wat betreft 't geen gy my zegt van de Nationaale Conventie, en
van de geen die zig hier als haren agent voordoet, zult gy niet
verwondert zyn als ik dat met stilzwygen voorby gaa. Ik bedanke u
ook voor de aanbieding om my te bezorgen die bulletins dier
vergadering welke ik liever wenschte niet te kennen."
De moeyelyke taak om twee Gouvernementen te bedienen welke met
elkander in openbaare Oorlog zyn, kon intusschen van geen langen
duur zyn.
En inderdaad, zy bekwam eindelyk een missive van de Forgues,
Minister de Buitenlandsche Zaaken, na le Brun, waar by hy haar te
kennen gaf:
"Dat hy wel begreep dat de taak, welke zy zig vrywillig had
opgelegd, voor haar te moeielyk was, wordende in dat denkbeeld
versterkt door haare Correspondentie, met verzoek hem, van dat
ogenblik af aan, van alle verdere briefwisseling te verschoonen."
Te vooren had zy reeds eene Missive bekomen van den Secretaris
Tinne, waar in haar dezelfde boodschap, tog op een beleefder wyze
gedaan werd.
Dit alles belette niet, dat zy dikwerf daar na weder middelen in
't werk stelde, om het vertrouwen van den Raadpensionaris te
herwinnen. Wy willen uwe aandagt niet verder lastig vallen met
haare Correspondentie te vertaalen, welke steeds op dezelfde leest
geschoeid bleef, aan haare Fransche Vrienden schreef zy in den
smaak van een Republikeine, aan den Raadpensionaris, zyne
Secretaris, en andere aanhangelingen des Stadhouders, in den toon,
waar op hunne gemoederen gestemt waaren. Doch ons is niet
gebleken, dat de Staadkundige van de Spiegel of iemand van enig
gewigt, daar van verder dupe is geworden.
Van dat tydstip schynt voornamentlyk te moeten worden gedagtekend
de gemeenzame omgang met den Provoost Rulach, en sommige van zyne
Familie of bekende, of dezelve eenig ander als dierlyk oogmerk
hebben gehad, is ons niet gebleken.
Hoe 'r zy, by de komst der Franschen in den Haag, wilde zy nog
eens haare kragten beproeven. Zy bezogt en schreef dikwerf aan de
Representanten, die zig dies tyds hier bevonden.
Maar de zuivere bedoelingen dezer Staatsmannen waren gemaklyk
bestand tegen de intrigues van een bejaarde vrouw.
Intusschen had Munniks, die zulk een aanmerkelyk deel
heeft in de geschiedenis van deeze Dame, de oude kennis weer
verlevendigt, en haar weeten in de hand te stoppen een plan,
ingevolge waarvan de Franschen deeze Republicq als een conquête
moesten aanmerken.
Mevrouw Palm kweet zig gaarne van den haar opgelegden last, en
overhandigde dat stuk aan de Representanten, nadat hetzelve in de
Fransche taal was gebragt; de vlieger ging zoo slegt op. dat de
weduwe Palm met schaamte wierd weggezonden. Door de goede harmonie
welke er tusschen de Fransche Representanten en ons Committe'
subsisteerde, kregen wij tijdig genoeg van alles kennis om de zaak
ten aanzien van Munniks in handen van 't Hof van Vriesland te doen
komen, bij welks sententie hij tot bannissement is veroordeeld, en
om Mevrouw de Ambassadrice met een gedeelte ten minste harer
papieren in civiel arrest te stellen.
Hoe zeer de generale Qualificatie op ons verleend, toereikende
zou kunnen worden gerekend, om uit kragte van dien, deeze Vrouw in
de onmogelykheid te stellen eenige politike Carriere te hervatten,
hebben wy egter ons verpigt geoordeeld, dit enigzints byzonder
geval ter Uwer kennisse te moeten brengen, en in consideratie te
geven; of deeze Vergadering, uit aanmerking van de verregaande
intrigues dezer Vrouwe, welke in haar, een schynbaare hebbelykheid
hebben verkregen, en uit hoofde van het gevaar waar aan zy, zo
haar de Vryheid werd wedergegeven, de Fransche en deeze Republicq,
en zig zelf zou kunnen bloot stellen, niet zoude besluiten, haar
ten minsten kosten voor den Lande op eene genoegzame zekere en
convenable plaats te doen bewaren tot aan de generale Vrede, of
wel tot haare vryheid niet meer nadeelig kan zyn, aan den
politieke toestand van dit Land en van de Fransche Republicq, met
last aan ons en wel aan Uw Committé van Algemeen Welzyn, om daar
toe een geschikte plaats uit te denken, en haar derwaards ten
spoedigste te doen transporteeren.
Niettemin onderwerpt zig U Committé aan Ulieder meer verligt
oordeel.
Was geteekend,
A.J. de la Pierre
Waar op gedelibereerd zynde, is goedgevonden en verstaan, het
Committé van Algemeene Waakzaamheid te qualificeeren om de gemelde
E.L.J. Aalders ten minsten kosten voor den Lande op eene
genoegzaame zekere en convenable plaats te doen bewaaren tot aan
de generaale Vrede, of wel tot dat haare vryheid niet meer
nadeelig kan zyn, aan den politieken toestand van dit Land en van
de Fransche Republicq; met verdere last aan het Committé van
Algemeene Waakzaamheid om, met overleg van het Committé van
Algemeen Welzyn, naar eene daar toe geschikte plaats omtezien, en
haar derwaards ten spoedigsten te doen overbrengen.
Hierna volgt van pagina 690 tot en met 701 het rapport over
Laurens van de Spiegel, die ook voor onbepaalde tijd zal worden
opgesloten, en daarna de rest van de vergadering.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → NL-HaNa → Tg 3.02.01 → invnr 29