Dit komt uit het archief van de 'agent van Inwendige Politie
en Binnenlandse Correspondentie'.
De Commissie van Binnenlandsche Correspondentie aan de Agent van
inwendige Politie in der Bataafsche Republiek.
Naar aanleiding van een aanschrijven van de agent heeft de
commissie met spoed bij Baljuw Costerus opgevraagd hoe Van Langen
is opgesloten en wat de kansen zijn dat hij refugeert.
Ze hebben antwoord gehad en voegen dat bij.
Verder voegen ze bij twee brieven van Bentink omdat zijn verzoeken
van dien aard zijn dat ze er niet over durven te beslissen.
De Bailluw van Woerden aan de Cie Binnenl Corresp
in copie
Heeft die ochtend om zes uur de brief ontvangen en antwoordt: Van
Langen is geplaatst in een kamer boven de poort van het kasteel
waar hij geen ander uitzicht heeft dan op de plaats en van de
eerste dag van zijn komst af is er sufficient ijzerwerk voor die
ramen geplaatst
Het kleine kamertje vanwaaruit hij uitzicht op de stad zou hebben
is gesloten en de deur daarnaartoe met gespijkerde planken
dichtgemaakt
Dat men naar het verblijf van Van Langen gaat met een trap en
alles zit goed dicht met slot en grendel
Aan de ene kant van Van Langens vertrek is nog een kamertje waar
hij op kan komen en dat kan ook niet anders omdat daar 'een
stilletje' is. Maar in de kleine venstertjes van dat vertrek, dat
ook op de plaats uitziet, zit sufficiente diefijzers.
Dat de poort van het kasteel, waarboven Van Langens kamer is, bij
nacht gesloten wordt en 'onder die poort nacht en dag een wacht
is, van een corporaal en drie man'.
Van Langen kan niet 'échappeeren' als degenen die hem bewaken
eerlijke lieden zijn maar die zijn door de commissie gestuurd en
daar is de bailluw dus niet verantwoordelijk voor.
Hooguit zou de trap naar Van Langens kamer nog afgesloten kunnen
worden met een deur die achter de rug van Serriere of een ander
die naar boven gaat gesloten zou kunnen worden.
De Baljuw Costerus heeft een brief aan Etta van burgeres Gedet
onderschept, omdat die laatste schrijft op een manier 'die mij
zeer honende voorkwam, omtrent het bestuur, waardoor zij,
zekerlijk om goede redenen, alhier geplaatst is'.
Ook dat juffrouw Gedet de gevangene opwekt haar vertrouwen op God
te blijven stellen, acht de baljuw 'onbetamelijk', want indien de
helft waar is van t geen ik uit den mond van meer dan een mensch
heb, dan is zij een subject, die haar tegenwoordige toestand als
eene regtvaardige bezoeking onder t oog moest gebracht zijn'.
Hij stuurt de brief naar de commissie om te weten of hij hem aan
Etta kan overgeven.
De Commissie van Binnenlandsche Correspondentie aan de Agent van
inwendige Politie in der Bataafsche Republiek.
Ze sturen copielijk een brief van de Bailluw Costerus want daar
staan uitdrukkingen in over de concierge en zijn assistent
waarover ze ter geruststelling nader aan de bailluw gevraagd
hebben.
Hedenmorgen hebben ze antwoord ontvangen dat ze ook meesturen.
Uit die brieven zal blijken dat de bailluw geen verdenkingen
koestert, maar verder geen verantwoordelijkheid neemt daar hij
niet op het kasteel woonachtig is en de commissie die in Den Haag
woont neemt al helemaal geen verantwoordelijkheid.
Hij heeft geen enkele suspicie en denkt niet dat de concierge of
zijn assistent zich tot een schelmstuk zal laten overhalen.
De eerste heeft hij reeds van zoo verre leren kennen, dat hij
vertrouwt dat die liever zijn leven zou geven dan enzov.
De andere kent hij niet zo goed al heeft hij hem in Antwerpen en
Duinkerken wel eens gezien maar niet van dichtbij.
En hij heeft zijn opmerkingen alleen gemaakt omdat hij uit eerdere
brieven had begrepen dat hij overal verantwoordelijk voor was en
dat zint hem niet.
Daarnaast heeft hij naast de sergeant en drie man die dag en nacht
de wacht houden ten overvloede ook 's nachts een schildknaap
buiten de poort gezet (sedert de 10 dezer) en dat blijft zo.
Je bent hier: Opening → Bronnen → NL-HaNa → Tg 2.01.12 → invnr 133