George Willem Vreede (1809-1880) schreef in 1874-1877 vier boeken
met de hier boven genoemde titel, allemaal samengesteld 'uit de
nagelaten papieren van den Raadpensionaris' en uitgegeven door het
Zeeuwsch Genootschap der Wetenschappen. De eerste twee zijn voor
wat betreft Etta niet van belang.
Maar in het boek Nederland en de revolutie 1789-1795, zie
het overzicht van dat boek,
noemt Herman Colenbrander de delen III en IV als bron van
informatie over Etta (in een noot op pagina 148-149 en in een noot
op pagina 150).
Deel III bestrijkt de periode november 1786 tot december
1791 en gaat over 'De Staatsgeschillen in de Nederlandsche
Republiek, door de gewapende tusschenkomst van Pruissen beslecht
-- Van de Spiegels politisch-diplomatisch bedrijf, als
Raadpensionaris van Holland en West-Friesland'. Ik heb dat deel
uit de universiteitsbibliotheek Groningen gehaald, maar inmiddels
staat het op google books.
In dit deel komt het bezoek van Lampsins aan Etta te Parijs aan
de orde. Volgens zijn verslag loopt hij haar eerst mis, maar
blijkbaar heeft hij haar later wel getroffen, want op 5 december
1788 schrijft Van de Spiegel, zie hier,
dat hij zijn correspondentie met Etta te danken heeft aan 'meneer
L.', waarmee hij Lampsins bedoelt. Voluit: Apollonius Jan Cornelis
baron Lampsins (1754–1834).
Deel IV gaat over 'De toestand van Nederland en van Europa
(1788-1795)'. In dit deel worden onder meer vermeld de betalingen
door raadpensionaris Van de Spiegel 'wegens de Secreete diensten',
waaronder die aan Etta in 1793 en 1794, en wordt melding gemaakt
van krantenberichten in de Gazette de Leide over haar arrestatie
in juli 1791. Ook dit deel staat op google books.
Hieronder achtereenvolgens:
■ de betreffende gedeelten uit deel III, en
■ de betreffende gedeelten uit deel IV.
En voorzeker niet het minst te schatten is de gemeenzame wisseling van gedachten van Mr A.J.C. LAMPSINS met VAN CITTERS, in het voorjaar van 1787 zeer geheim naar Frankrijk gezonden, om aldaar ten behoeve van het Huis van Oranje werkzaam te zijn, de gemoederen te polsen en de Patriotten ongunstig af te malen. List tegen list; werd door den eerzuchtigen Rhijngraaf van Salm voor de Patriotten te Parijs of Versailles gekuipt, waarom zouden niet van hunne zijde, de aanhangers van den Prins-Stadhouder het Fransche Hof, en vooral na den dood van De Vergennes, den Ministers de oogen trachten te openen?
Lampsins schrijft vanuit Frankrijk aan Van Citters die de brieven doorstuurt naar Van de Spiegel.
Er wordt een voorbeeld gegeven hoe het Franse Hof in het
buitenland werkt met wat we tegenwoordig 'influencers'
noemen, waarna:
Welnu: wat belette de Prins en de Prinses van ORANJE, eenigermate
en weederkerig in Frankrijk, dienzelfden weg te bewandelen en
scherpziende opmerkers, in de gedaante van hoffelijke bespieders
maar zonder officieel karakter derwaarts te zenden, die tegen de
inlichtingen, mededeelingen en inblazingen uit den koker der
Patriotten, op hunne beurt, aan lijnregt daarmede strijdige
berigten of voorstellingen ingang zouden pogen te verschaffen?
Althans VAN DE SPIEGEL gaf dien raad en meende dat zoodanig
middel niet mogt verzuimd worden. -- "Indien," zoo schreef de
Raadpensionaris aan de Prinses WILHELMINA den 23 Maart 1787, het
but alleen is, om informatin buiten 's Lands te geven en te nemen,
zoude (onder verbetering) mij praeferabel voorkomen, dat één of
meer personen, zonder character als dat van reizigers,
hiertoe door Z.H. wierden geëmployeerd, welke geïnstrueerd zouden
kunnen worden, om overal daar het pas geeft, te insinueeren de
ware oorzaken door welke de dominerende partij het overwigt
gekregen heeft, en de mogelijke middelen om dezelve te resisteren,
gelijk dezelve met kragt en naar waarheid in de Consideratiën van
Uwe Kon. Hoogheid zijn voorgesteld."
Drie weken later deelde LAMPSINS al dadelijk aan VAN CITTERS
mede, wat hij aanvankelijk ver-
rigt had, en hoe hij de gesteldheid van zaken in Frankrijk had
bevonden; in welken geest hij den Minister van Buitenlandsche
Zaken DE MONTMORIN had ingelicht; hoe zijns inziens, eene
Omwenteling in dat Rijk voor de deur stond, en Republikeinse
grondstellingen werden gepredikt; hoe men met eene berooide
schatkist die alle maatregelen verlamde, niet bevreesd behoefde te
zijnvoor eene beslissende tusschenkomst dier Regering in het
belang van de Patriotten; dat de verstandige lieden wisten, hoe
diep het aanzien van Frankrijk in Europa gedaald was. --
Eene zending derhalve, die veilig kan geacht worden vrij wat te
hebben bijgedragen, om den ijver der Ministers van LODEWIJK XVI
ten gunste der Patriotten te matigen en te bekoelen, en die aldus
in September van hetzelfde jaar, tijdens den intogt der Pruissen
tot herstel van het Stadhouderschap, van onberekenbaren invloed
zal geweest zijn; hetzij dan om de Fransche Regering van alle
openbaar verzet te weerhoudenof te doen afzien, hetzij om de
Oranje-partij en tegelijk de Kabinetten van St. James en Berlijn
te versterken in de overtuiging, dat het Bewind te Versailles al
ware het daartoe geneigd geweest, de middelen niet bezat om eene
toereikende Legermagt bij tijds zamen te trekken.
Brief XLV. Mr. A.J.C. LAMPSINS, in geheime zending
in Frankrijk, aan VAN CITTERS
Parys, 16 April 1787
Het spyt my zeer Heer en Vriend! wy elkander zoo hebben mis
gelopen, te meer daar wy zoo digt by den ander geweest zyn (...)
Daarna gaat het over de toestanden in Amsterdam, waar Lampsins
in de vroedschap zat. Hij zal worden 'geremoveerd' terwijl hij
zich te Parijs bevindt.
(...)
Zoo ik nu dan myn Vriend Uw raad volgde, moest ik my verder met
niets bemoeyen, en het tegendeel is waar, ik ben hier ook
werkzaam; en heb een en andere zaken aan den Heer DE MONTMORIN
gezegd, dog welke vrugt dit hebben zal is by my zeer suspect,
vraagt aan V.D. HOOP myn correspondentie te leezen en UEd. zal eu
fait zijn.
Daarna gaat het over de Rhijngraaf die in Parijs is en daarna
over de politieke omstandigheden in Vlissingen.
Hier gaat het over het gebrek aan eenheid binnen de oranjegezinden, en
zoo zulks noodzakelyk is zoo kom ik in 't laatst van Mey over,
dog zoo niet, zoo laat my myn Vriend eens ademhalen, van al de
ongeregeldheden die ik heb zien gebeuren.
(...)
Hier gaat het vooral over politieke toestanden in Frankrijk,
en dan:
Mev. D'AELDERS laat uw haar complimenten maaken, en nevensgaand
billettje in antwoord van 't myne, haar niet gevonden hebbende,
zal u bewysen door een ander niet vergeeten te zyn geweest.
Ik heb haar nog niet gezien.
Op pagina 449 begint:
Stuk XXVIII: Ontvang en Uitgaaf wegens de Secreete diensten in
de Provintie van Holland.
Met daarbij:
1793
Jan. 14. Aan Mev d'ALDERS
..................................ƒ 105.--.--
(...)
Mey 10. Aan Mevr. D'ALDERS ................................ƒ 105.--.--
1794
Febr. 6. Aan Mevrouw D'AELDERS een Gratificatie ....ƒ
150.--.--
Oct. 25. Aan Mevrouw d’Aelders voor het bezorgen van
fransche nieuwspapieren over verscheide Jaaren, en tot
dedomagement wegens gedane diensten in Vrankrijk
...........................................ƒ 600.-.-
Dit laatste betaling, van 25 oktober 1794, is ook de laatste
betaling die Van de Spiegel heeft genoteerd bij de Secreete
diensten.
Mevr. D'ALDERS, D'AELDERS; EPHRAÏM
In de Gazette de Leide van 29 July en 2 Augustus 1791 vindt men
beide personen als verdachte vreemdelingen, bij gelegenheid van
oproerige bewegingen, te PARIJS in hechtenis gesteld, maar eerlang
ontslagen. Eerstgemelde komt voor als "la soi-disant Baronne
D'AELDERS", in den Cirque social meer bekend onder den
naam van ETTA PALM, geboren te Groningen (1).
Je bent hier: Opening → Bronnen → Vreede