AANTEKENINGEN bij Joost Rosendaal,
Bataven! Nederlandse vluchtelingen in Frankrijk 1787-1795, Nijmegen 2003

Het is een heel uitgebreide studie en ik heb ook niet alles gelezen, maar vooral gezocht naar opmerkingen over Etta, die hij overigens meestal voorziet van de toevoeging 'intrigante', en om - samen met Dirks, zijn mijn aantekeningen daarbij - een beeld te krijgen van de uitgewekenen met wie Etta zo in conflict lag. Terwijl Dirks nogal negatief is over hun, is Rosendaal een stuk positiever, al heeft hij ook veel aandacht voor het onderlinge geruzie van de uitgewekenen.

Onderstaand wat aantekeningen, die te sporadisch zijn om recht te doen aan de studie, en waarbij ik vooral de vermeldingen van Etta volg. De kolom links geeft de paginanummers van het boek.

10
Bij een overzicht van eerdere literatuur wordt Thomèse geciteerd met DIENS visie op Etta's gedachten over de uitgewekenen. Dat is dus pure fictie en daarin worden de vluchtelingen weggezet als 'landlopers'. Rosendaal voegt daaraan toe:
In werkelijkheid trachtte Etta Palm tevergeefs de rijke revolutionaire vluchtelingen tegen te werken. Zij kon onmogelijk hun invloedrijke lobby bagateliseren of onderschatten.

Daarbij ook een afbeelding van het medaillon, met de ondertekst: Etta Palm-d'Aelders, orangistische intrigante tegen de patriotse vluchtelingen. Miniatuur waarop zij afgebeeld zou zijn..
24
Genoemd wordt Hardenbergs boek over Etta.
92
Op 26 oktober 1787 is nog onduidelijk of Frankrijk zal ingrijpen tegen de Pruisische inval in ons land. 'De volgende dag gaven echter beide hoven (= Frankrijk en Engeland) verklaringen af waaruit ondubbelzinnig duidelijk werd dat er geen oorlog kwam'.
97
'De diplomatieke vertegenwoordiger van Frankrijk in Amsterdam, de commissaris-generaal van marine graaf de Lironcourt', had 'na de capitulatie van de stad in nog geen dag tijd 13.000 paspoorten uitgeschreven'.
115
'Eind februari 1788 lijkt het Franse Hof besloten te hebben om alsnog een ambassadeur naar Den Haag te zenden.'
116
Maart wordt er een aangesteld en mei vertrekt hij (st. Priest).
117
'Kort na zijn aankomst in Den Haag braken relletjes uit. Een opgehitste orangistische menigte mishandelde een knecht van de ambassadeur, die weigerde om oranje te dragen.'
136
hoofdstuk 3 De vluchteling
160
over de rapporten die zich in de AMAE bevinden mbt het schaduwen van buitenlanders. Met daarbij conclusies over het aantal Nederlanders in Parijs.
161
Met de verspreiding van die Nederlanders over de stad.
162
Met de grootste concentratie rondom het Palais Royal, 'het bruisende en schitterende centrum van de hoofdstad'. (...) 'Uit winstoogmerk had de eigenaar, de hertog van Orléans, in de jaren 1781-1784 in de tuin achter zijn paleis in carrévorm een appartementen- en winkelcomplex van zestig afzonderlijke eenheden laten bouwen. Theaters, koffiehuizen, eetgelegenheden en verschillende hotels huurden er een onderkomen. Doordat de hertog de politie verbood dit privé-terrein te betreden, heerste er een grote vrijheid.'
163
Daar verblijven ook de meeste uitgewekenen. Ook Gevers tot aan zijn vertrek.
164
Het merendeel van de vluchtelingen woonde echter in St Omer en omgeving. December 1787 werd de kazerne in St-Omer in gereedheid gebracht als opvang.

Op pagina 183 begint hoofdstuk 4 over onderlinge strijd tussen de vluchtelingen en op pagina 227 Deel 2 De revolutie in praktijk met hoofdstuk 5 Aristocraten en democraten.
229
Behartigen van de belangen van de patriotten bestaat uit het bevechten van de financiële steun voor de uitgewekenen plus het uiteindelijke doel van bevrijding van Nederland. In het begin belangrijke rol voor Albertine Nijvenheim. Zij is een achternicht van Joan Derk van der Capellen. In een noot nadere gegevens over haar, maar zie daarvoor de aantekeningen bij Hardenberg, Liefde in de pruikentijd.
230
De politieke invloed van Albertine Nijvenheim werkt volgens deze beschrijving vooral door haar zus als maitresse aan achtereenvolgens minister Calonne en minister Breteuil te geven. Dat Albertine een intieme relatie met Marie Antoinette gehad zou hebben komt uit suspecte bron; dat laat ik verder zitten.
231
Vergennes wordt ziek en overlijdt en wordt opgevolgd door Montmoring. Na de val van Calonne, 8 april 1787, werd de aartsbisschop van Toulouse, Loménie de Brienne, de nieuwe sterke man in de regering.
232
Die denkt dat het principebesluit een troepenmacht in Givet te legeren al genoeg is.
234
Van der Cappellen noemt Montmorin 'die bleeke man' die hij een zwakkeling vindt en die die niet goed weet wat hij wil.
De vergaderde patriotten benoemen een 'Commissie ter Behartiging van de Belangens der Hollandsche Patriottische Natie bij 'r Hof van Vranktijk'.
Daarna is er veel onderling geruzie van de uitgewekenen.
240
Mirabeau zou al in oktober 1787 benaderd zijn om tegen de stadhouder te schrijven; hem was gezegd dat het hooguit vier dagen werk zou zijn. Hij zou namelijk een beroep kunnen doen op drie Franstalige journalisten die uitgeweken waren:Antoine-Marie Cerisier, Pierre-Alexandre Dumont Pigalle en ene Charles de Clairval. Die laatste zou volgens een noot degene zijn die onder het pseudoniem Karel van Ligtdal heeft gepubliceerd.
241
Mirabeau schuift het voor zich uit en de uitgewekenen  brengen de correspondentie hierover in boekvorm uit.
'Mirabeau blijft contact houden met de uitgewekenen. In zijn 'atelier', een groep broodschrijvers die onder zijn naam publicaties leverden, kon hij ook gevluchte patriotse journalisten gebruiken.' Genoemd wordt Cerisier.
242
Clavière en Brissot hadden in juli 1787 een rondreis door de Republiek gemaakt waarbij ze met patriotten in Utrecht, Amsterdam en Rotterdam hadden gesproken over de mogelijkheid dat Frankrijk geld leent bij de Republiek (bij welke gelegenheid ze al hadden voorspeld dat Frankrijk niet te hulp zou schieten als de patriotten bedreigd zouden worden).
243
Maart 1788 schrijft Mirabeau alsnog zijn Aux Bataves. De uitgewekenen krijgen een steunbetuiging van de hertog van Orléans, maar die leeft in onmin met Lodewijk XVI.
244
Op 1 april 1788 legt Mirabeau de laatste hand aan Aux Bataves.
245
Daaraan hebben diverse andere auteurs meegeschreven. Genoemd wordt onder andere Brissot. De Nederlandse vertaling verschijnt in Antwerpen, vermoedelijk van de hand van Paape.

De volgende pagina's pleiten de uitgewekenen voor een 'krachtdadig herstel', maar het wordt tegengehouden door de woelingen in het Franse koninkrijk.
258
Plannen voor een invasie, met hulp van binnenuit. September 1788 zijn er troepenconcentraties, maar het wordt op 14-09-1788 afgeblazen.
259
De binnenlandse steun wordt daarna ontmanteld.
266
Op 5 mei 1789 wordt de Franse Staten-Generaal geopend. Diverse uitgewekenen komen er op af. Johan Valckenaer 'betitelde deze dag als een van de meest gedenkwaardige van zijn leven'.
268
Van Hoey staat bekend als 'de gebochelde' of 'de kurketrekker'. Deze en volgende pagina ook over de vlucht van Champcenetz.
269
Illustratie Paulus Gevers.
284
Anarchasis Cloots komt 19-06-1790 met een groep waaronder veel Nederlanders vragen om mee te mogen doen aan de nationale herdenking van de bestorming van de Bastille, het zg Fête de la Fédération..
Volgens noot 172 wordt Etta gesignaleerd bij dat feest door Jean-Pierre Bois in Histoire de 14 Juillet, pagina's 52-53 en 64, maar dat boek meldt alleen dat ze in Parijs woont en verwijst naar J. Favier et coll., Chronique de la Révolution, Paris, Larousse, 1988, waarin slechts algemene informatie over Etta staat.
285
Bij die groep uitgewekenen die met het feest mee wil doen zitten zowel 'aristocraten' als Abbema en Gevers, als 'democraten'.
286
Genoemd wordt een artikel in de Chronique de Paris, waarin de uitgewekenen worden 'geschetst als aristocraten die nauwe banden hadden met de Oostenrijkse partij in de Zuidelijke Nederlanden en bijgevolg met Marie-Antoinette', welk artikel is ondertekend met 'P.', wat volgen Rosendaal vermoedelijk Etta is.

Ik waag dat te betwijfelen want ik heb nergens gezien dat Etta Marie-Antoinette in het debat betrekt, maar ik kan het niet nagaan omdat er geen datum van het artikel genoemd wordt.
Verder een korte beschrijving van de activiteiten van 'deze avonturierster, intrigante en feministe', die een 'grenzeloze bewondering' had voor Wilhelmina van Pruisen, welke beschrijving gebaseerd lijkt op Colenbrander.
296
Gaat over de memorie van mei 1790 en de Note instructive daarbij van Dumont-Pigalle en over het besluit van de opstellers van de memorie de passage in Dumont-Pigalles stuk over Etta te schrappen:
'Een directe aanval op Etta Palm, de belangrijkste agente van Oranje, werd door zijn opdrachtgevers te gevaarlijk geacht. Als revolutionaire feministe had zij machtige vrienden in de Nationale Vergadering. Zij wilden deze zwaargewichten niet tegen zich innemen en lieten de passage waarin zij met naam werd genoemd uit het stuk schrappen'.
De noot verwijst naar het Nationaal Archief Collectie Dumont Pigalle invnr 98, zie hier.
305
Over Dumon-Pigalle die eind 1791 een Avis important schrijft waarin hij waarschuwt 'voor de agenten van de stadhouder die de vluchtelingen bij de Franse revolutionaren in diskrediet trachtten te brengen (Etta Palm)'
De noot verwijst naar Nationaal Archief Collectie Dumont Pigalle invnr 82, zie hier.
309
Gaat over de memorie van mei 1790 die weer van stal wordt gehaald en als de Nationale Vergadering een Nederlandse geestverwant als voorzitter heeft januari 1792 aan die vergadering wordt voorgelezen. Daarbij wil Van der Capellen niet meedoen.
'Hij vond dat de omstandigheden van het moment - het voorzitterschap van een Nederlander die zelf onderstand genoot als vluchteling = niet juist waren. Bovendien meende hij dat het aanzien van de Nederlanders geschaad was door de verschijning van twee andere landgenoten in de Nationale Vergadering: Etta Palm, die haar bewondering voor Wilhelmina van Pruisen paarde aan een revolutionair feminisme, en (...) '
De noot verwijst naar Nationaal Archief Collectie Dumont Pigalle invnr 14, zie hier.
329
Citaat: 'Een door orangisten - vermoedelijk Etta Palm - verspreide brief had in Parijs twijfel gezaaid over het revolutionaire elan van de Nederlandse vluchtelingen.'
333
Gaat over Cerisier (redacteur van de Gazette Universelle): Ook publiceerde hij in zijn krant stukken tegen de intriges van de orangistische agente Etta Palm.'
424
Gaat over een aanval van de Duinkerksche Historische Courant tegen Jean-Louis Carra (redacteur van de Annales Patriotiques et Littéraires) die wordt uitgemaakt voor 'monster' en huurling van 'de van wraakzugt knerssetandende Vrouw van de Stadhouder' en 'hongerig en om brood lasterend ongedierte'. In zijn blad is ook de eerder (p. 329) genoemde brief tegen de uitgewekenen afgedrukt. Rosendaal voegt toe:
'De auteur van de brief was vermoedelijk zijn vriendin Etta Palm, die in Parijs ijverig tegen de vluchtelingen intrigeerde.'
494
Gaat erover dat de benaming aristocraat op een gegeven moment 'alleen in uiterst negatieve zin' werd gebruikt.
'De orangistische intrigante Etta Palm probeerde in 1791 de Fransen wijs te maken dat de patriotse vluchtelingen aristocraten waren en dat Willem V de ware volkstribuun was en aan het hoofd van een democratie stond. Drie jaar eerder verdedigde ze nog de aristocraten door in een brief aan minister Montmorin te beweren dat zij, evenals trouwens de stadhoudergezinden, niet anti-Frans waren.'
De bijbehorende noot: AMAE (= Archives Ministère des Affaires Etrangères)CP Hollande 575, f. 554-555, brief van Etta Palm-d'Aelders aan Montmorin, Parijs 7 maart 1788; over haar uitlatingen in 1791: TFHLC (= Tresoar) PA Van Beyma, stuk 341, brief van De Wacker van Zon aan Van Beyma, Chantilly, 18 mei 1791.

Je bent hier: OpeningBronnen → Joost Roosendaal