Het is een heel uitgebreide studie en ik heb ook niet alles
gelezen, maar vooral gezocht naar opmerkingen over Etta, die hij
overigens meestal voorziet van de toevoeging 'intrigante', en om -
samen met Dirks, zijn mijn aantekeningen
daarbij - een beeld te krijgen van de uitgewekenen met wie Etta zo
in conflict lag. Terwijl Dirks nogal negatief is over hun, is
Rosendaal een stuk positiever, al heeft hij ook veel aandacht voor
het onderlinge geruzie van de uitgewekenen.
Onderstaand wat aantekeningen, die te sporadisch zijn om recht te
doen aan de studie, en waarbij ik vooral de vermeldingen van Etta
volg. De kolom links geeft de paginanummers van het boek.
10 |
Bij een overzicht van eerdere literatuur
wordt Thomèse geciteerd met DIENS visie op Etta's gedachten
over de uitgewekenen. Dat is dus pure fictie en daarin
worden de vluchtelingen weggezet als 'landlopers'. Rosendaal
voegt daaraan toe: In werkelijkheid trachtte Etta Palm tevergeefs de rijke revolutionaire vluchtelingen tegen te werken. Zij kon onmogelijk hun invloedrijke lobby bagateliseren of onderschatten. Daarbij ook een afbeelding van het medaillon, met de ondertekst: Etta Palm-d'Aelders, orangistische intrigante tegen de patriotse vluchtelingen. Miniatuur waarop zij afgebeeld zou zijn.. |
24 |
Genoemd wordt Hardenbergs boek over Etta. |
92 |
Op 26 oktober 1787 is nog
onduidelijk of Frankrijk zal ingrijpen tegen de Pruisische
inval in ons land. 'De volgende dag gaven echter beide hoven
(= Frankrijk en Engeland) verklaringen af waaruit
ondubbelzinnig duidelijk werd dat er geen oorlog kwam'. |
97 |
'De diplomatieke
vertegenwoordiger van Frankrijk in Amsterdam, de
commissaris-generaal van marine graaf de Lironcourt', had
'na de capitulatie van de stad in nog geen dag tijd 13.000
paspoorten uitgeschreven'. |
115 |
'Eind februari 1788 lijkt het
Franse Hof besloten te hebben om alsnog een ambassadeur naar
Den Haag te zenden.' |
116 |
Maart wordt er een aangesteld en mei vertrekt hij (st. Priest). |
117 |
'Kort na zijn aankomst in Den
Haag braken relletjes uit. Een opgehitste orangistische
menigte mishandelde een knecht van de ambassadeur, die
weigerde om oranje te dragen.' |
136 |
hoofdstuk 3 De vluchteling |
160 |
over de rapporten die zich in de
AMAE bevinden mbt het schaduwen van buitenlanders. Met
daarbij conclusies over het aantal Nederlanders in Parijs. |
161 |
Met de verspreiding van die
Nederlanders over de stad. |
162 |
Met de grootste concentratie
rondom het Palais Royal, 'het bruisende en schitterende
centrum van de hoofdstad'. (...) 'Uit winstoogmerk had de
eigenaar, de hertog van Orléans, in de jaren 1781-1784 in de
tuin achter zijn paleis in carrévorm een appartementen- en
winkelcomplex van zestig afzonderlijke eenheden laten
bouwen. Theaters, koffiehuizen, eetgelegenheden en
verschillende hotels huurden er een onderkomen. Doordat de
hertog de politie verbood dit privé-terrein te betreden,
heerste er een grote vrijheid.' |
163 |
Daar verblijven ook de meeste
uitgewekenen. Ook Gevers tot aan zijn vertrek. |
164 |
Het merendeel van de
vluchtelingen woonde echter in St Omer en omgeving. December
1787 werd de kazerne in St-Omer in gereedheid gebracht als
opvang. |
Op pagina 183 begint hoofdstuk 4
over onderlinge strijd tussen de vluchtelingen en op pagina
227 Deel 2 De revolutie in praktijk met hoofdstuk 5
Aristocraten en democraten. |
|
229 |
Behartigen van de belangen van de
patriotten bestaat uit het bevechten van de financiële steun
voor de uitgewekenen plus het uiteindelijke doel van
bevrijding van Nederland. In het begin belangrijke rol voor
Albertine Nijvenheim. Zij is een achternicht van Joan Derk
van der Capellen. In een noot nadere gegevens over haar,
maar zie daarvoor de aantekeningen bij Hardenberg, Liefde
in de pruikentijd. |
230 |
De politieke invloed van
Albertine Nijvenheim werkt volgens deze beschrijving vooral
door haar zus als maitresse aan achtereenvolgens minister
Calonne en minister Breteuil te geven. Dat Albertine een
intieme relatie met Marie Antoinette gehad zou hebben komt
uit suspecte bron; dat laat ik verder zitten. |
231 |
Vergennes wordt ziek en overlijdt
en wordt opgevolgd door Montmoring. Na de val van Calonne, 8
april 1787, werd de aartsbisschop van Toulouse, Loménie de
Brienne, de nieuwe sterke man in de regering. |
232 |
Die denkt dat het principebesluit
een troepenmacht in Givet te legeren al genoeg is. |
234 |
Van der Cappellen noemt Montmorin
'die bleeke man' die hij een zwakkeling vindt en die die
niet goed weet wat hij wil. De vergaderde patriotten benoemen een 'Commissie ter Behartiging van de Belangens der Hollandsche Patriottische Natie bij 'r Hof van Vranktijk'. Daarna is er veel onderling geruzie van de uitgewekenen. |
240 |
Mirabeau zou al in oktober 1787
benaderd zijn om tegen de stadhouder te schrijven; hem was
gezegd dat het hooguit vier dagen werk zou zijn. Hij zou
namelijk een beroep kunnen doen op drie Franstalige
journalisten die uitgeweken waren:Antoine-Marie Cerisier,
Pierre-Alexandre Dumont Pigalle en ene Charles de Clairval.
Die laatste zou volgens een noot degene zijn die onder het
pseudoniem Karel van Ligtdal heeft gepubliceerd. |
241 |
Mirabeau schuift het voor zich
uit en de uitgewekenen brengen de correspondentie
hierover in boekvorm uit. 'Mirabeau blijft contact houden met de uitgewekenen. In zijn 'atelier', een groep broodschrijvers die onder zijn naam publicaties leverden, kon hij ook gevluchte patriotse journalisten gebruiken.' Genoemd wordt Cerisier. |
242 |
Clavière en Brissot hadden in
juli 1787 een rondreis door de Republiek gemaakt waarbij ze
met patriotten in Utrecht, Amsterdam en Rotterdam hadden
gesproken over de mogelijkheid dat Frankrijk geld leent bij
de Republiek (bij welke gelegenheid ze al hadden voorspeld
dat Frankrijk niet te hulp zou schieten als de patriotten
bedreigd zouden worden). |
243 |
Maart 1788 schrijft Mirabeau
alsnog zijn Aux Bataves. De uitgewekenen krijgen een
steunbetuiging van de hertog van Orléans, maar die leeft in
onmin met Lodewijk XVI. |
244 |
Op 1 april 1788 legt Mirabeau de
laatste hand aan Aux Bataves. |
245 |
Daaraan hebben diverse andere auteurs meegeschreven. Genoemd wordt onder andere Brissot. De Nederlandse vertaling verschijnt in Antwerpen, vermoedelijk van de hand van Paape. |
De volgende pagina's pleiten de
uitgewekenen voor een 'krachtdadig herstel', maar het wordt
tegengehouden door de woelingen in het Franse koninkrijk. |
|
258 |
Plannen voor een invasie, met hulp van binnenuit. September 1788 zijn er troepenconcentraties, maar het wordt op 14-09-1788 afgeblazen. |
259 |
De binnenlandse steun wordt
daarna ontmanteld. |
266 |
Op 5 mei 1789 wordt de Franse
Staten-Generaal geopend. Diverse uitgewekenen komen er op
af. Johan Valckenaer 'betitelde deze dag als een van de
meest gedenkwaardige van zijn leven'. |
268 |
Van Hoey staat bekend als 'de
gebochelde' of 'de kurketrekker'. Deze en volgende pagina
ook over de vlucht van Champcenetz. |
269 |
Illustratie Paulus Gevers. |
284 |
Anarchasis Cloots komt 19-06-1790
met een groep waaronder veel Nederlanders vragen om mee te
mogen doen aan de nationale herdenking van de bestorming van
de Bastille, het zg Fête de la Fédération.. Volgens noot 172 wordt Etta gesignaleerd bij dat feest door Jean-Pierre Bois in Histoire de 14 Juillet, pagina's 52-53 en 64, maar dat boek meldt alleen dat ze in Parijs woont en verwijst naar J. Favier et coll., Chronique de la Révolution, Paris, Larousse, 1988, waarin slechts algemene informatie over Etta staat. |
285 |
Bij die groep uitgewekenen die
met het feest mee wil doen zitten zowel 'aristocraten' als
Abbema en Gevers, als 'democraten'. |
286 |
Genoemd wordt een artikel in de Chronique
de Paris, waarin de uitgewekenen worden 'geschetst als
aristocraten die nauwe banden hadden met de Oostenrijkse
partij in de Zuidelijke Nederlanden en bijgevolg met
Marie-Antoinette', welk artikel is ondertekend met 'P.', wat
volgen Rosendaal vermoedelijk Etta is. Ik waag dat te betwijfelen want ik heb nergens gezien dat Etta Marie-Antoinette in het debat betrekt, maar ik kan het niet nagaan omdat er geen datum van het artikel genoemd wordt. Verder een korte beschrijving van de activiteiten van 'deze avonturierster, intrigante en feministe', die een 'grenzeloze bewondering' had voor Wilhelmina van Pruisen, welke beschrijving gebaseerd lijkt op Colenbrander. |
296 |
Gaat over de memorie van mei 1790
en de Note instructive daarbij van Dumont-Pigalle en
over het besluit van de opstellers van de memorie de passage
in Dumont-Pigalles stuk over Etta te schrappen: 'Een directe aanval op Etta Palm, de belangrijkste agente van Oranje, werd door zijn opdrachtgevers te gevaarlijk geacht. Als revolutionaire feministe had zij machtige vrienden in de Nationale Vergadering. Zij wilden deze zwaargewichten niet tegen zich innemen en lieten de passage waarin zij met naam werd genoemd uit het stuk schrappen'. De noot verwijst naar het Nationaal Archief Collectie Dumont Pigalle invnr 98, zie hier. |
305 |
Over Dumon-Pigalle die eind 1791
een Avis important schrijft waarin hij waarschuwt
'voor de agenten van de stadhouder die de vluchtelingen bij
de Franse revolutionaren in diskrediet trachtten te brengen
(Etta Palm)' De noot verwijst naar Nationaal Archief Collectie Dumont Pigalle invnr 82, zie hier. |
309 |
Gaat over de memorie van mei 1790
die weer van stal wordt gehaald en als de Nationale
Vergadering een Nederlandse geestverwant als voorzitter
heeft januari 1792 aan die vergadering wordt voorgelezen.
Daarbij wil Van der Capellen niet meedoen. 'Hij vond dat de omstandigheden van het moment - het voorzitterschap van een Nederlander die zelf onderstand genoot als vluchteling = niet juist waren. Bovendien meende hij dat het aanzien van de Nederlanders geschaad was door de verschijning van twee andere landgenoten in de Nationale Vergadering: Etta Palm, die haar bewondering voor Wilhelmina van Pruisen paarde aan een revolutionair feminisme, en (...) ' De noot verwijst naar Nationaal Archief Collectie Dumont Pigalle invnr 14, zie hier. |
329 |
Citaat: 'Een door orangisten -
vermoedelijk Etta Palm - verspreide brief had in Parijs
twijfel gezaaid over het revolutionaire elan van de
Nederlandse vluchtelingen.' |
333 |
Gaat over Cerisier (redacteur van
de Gazette Universelle): Ook publiceerde hij in zijn
krant stukken tegen de intriges van de orangistische agente
Etta Palm.' |
424 |
Gaat over een aanval van de Duinkerksche
Historische Courant tegen Jean-Louis Carra (redacteur
van de Annales Patriotiques et Littéraires) die
wordt uitgemaakt voor 'monster' en huurling van 'de van
wraakzugt knerssetandende Vrouw van de Stadhouder' en
'hongerig en om brood lasterend ongedierte'. In zijn blad is
ook de eerder (p. 329) genoemde brief tegen de uitgewekenen
afgedrukt. Rosendaal voegt toe: 'De auteur van de brief was vermoedelijk zijn vriendin Etta Palm, die in Parijs ijverig tegen de vluchtelingen intrigeerde.' |
494 |
Gaat erover dat de benaming
aristocraat op een gegeven moment 'alleen in uiterst
negatieve zin' werd gebruikt. 'De orangistische intrigante Etta Palm probeerde in 1791 de Fransen wijs te maken dat de patriotse vluchtelingen aristocraten waren en dat Willem V de ware volkstribuun was en aan het hoofd van een democratie stond. Drie jaar eerder verdedigde ze nog de aristocraten door in een brief aan minister Montmorin te beweren dat zij, evenals trouwens de stadhoudergezinden, niet anti-Frans waren.' De bijbehorende noot: AMAE (= Archives Ministère des Affaires Etrangères)CP Hollande 575, f. 554-555, brief van Etta Palm-d'Aelders aan Montmorin, Parijs 7 maart 1788; over haar uitlatingen in 1791: TFHLC (= Tresoar) PA Van Beyma, stuk 341, brief van De Wacker van Zon aan Van Beyma, Chantilly, 18 mei 1791. |
Je bent hier: Opening → Bronnen → Joost Roosendaal