De Groningse Weeskamer is van belang omdat:
● de kamer meerdere boedelbeschrijvingen van Etta's familie maakt.
Zie daarvoor ook de pagina
met stukken uit het archief van de Weeskamer;
● oom Wolter Reinolt de Sitter zijn politieke carrière in de
Weeskamer begint;
● de kamer een belangrijke rol speelt bij huwelijkssluitingen in
Groningen. Zie daarvoor de pagina
over een artikel van Hempenius-van Dijk over dit onderdeel.
De Weeskamer van de stad Groningen 1613-1811 is een
omvangrijke en degelijke studie. Hieronder een zéér summiere
samenvatting, met slechts de dingen die voor mijn onderwerp van
belang zijn.
De Weeskamer bestaat al sinds 1613, maar de eerste periode is
voor hier niet interessant, dat begint pas als in 1724 een
nieuwe 'ordonnantie' komt die de werkzaamheden van de kamer
regelt. Waarschijnlijk werkten ze zo al een tijdje, maar dat is
ook niet van belang. Hier telt alleen hoe ze werkten tijdens
Etta's leven.
Een transcriptie van die ordonnantie staat in het boek in Bijlage
1B, op pagina 313 en verder. Maar eerst de beetje ingewikkelde
termen die in Groningen gebruikt werden, volgens de uitleg op
pagina 392:
Een voorstander ois algemene benaming voor degene die de
voogdij over een minderjarige uitoefent.
Er zijn
- legitieme,
- testamentaire en
- datieve voorstanders.
Naar stad-Gronings recht kwam de uitoefening van de legitieme
voogdij in de eerste plaats toe aan de langstlevende ouders en in
de tweede plaats aan de grootouders.
Bij de testarnentaire, bij testament of codicil aangewezen, en de
datieve, van overheidswege aangestelde en beédigde voorstanders
maakte men onderscheid tussen de voormond en de voogden.
De voorrnond was de 'eerste' van de voorstanders en meestal degene
die belast was met het beheer van het vermogen van de betrokken
minderjarigen. De voogden hadden een meer toeziende rol. Voormond
en voogden waren overigens gelijkelijk verantwoordelijk voor het
behartigen van de belangen van hun pupillen bij allerlei
overeenkomsten, het beheer van hun vermogen en hun opvoeding.
Dan de ordonnantie van 1724. Geregeld wordt om te beginnen wie er
in de Weeskamer zitten:
De kamer bestaat uit vier administratoren, 'bequame en
gequalificeerde personen', die minstens 25 jaar oud moeten zijn
(voor die tijd de grens van de volwassenheid), en die elk jaar op
22 februari worden gekozen en beëdigt. Daarnaast is er een
secretaris.
Zij moeten volgens hun eed zijn 'goede ende getrouwe opsienders
en voorsorgers der onmondige, minderjarige ende onnozele
personen'.
Zij komen elke maandag en donderdag van negen tot twaalf uur
bijeen.
Als er iemand in de stad sterft, moeten de administratoren
'vlijtig inquireeren' of er minderjarige kinderen achterblijven.
Als dat het geval is licht de Weeskamer de dienstdoende
burgemeester in en die beslist of er een volledige
boedebeschrijving moet komen.
De Weeskamer moet onderzoeken of er een testament is.
Als dat er niet is, moeten de weesheren drie naaste
bloedverwantn, en als die er niet zijn vrienden of buren, als
voormond en voorgden aanstellen en laten beëdigen.
Rondom die aanstelling zijn een aantal juridische voorwaarden.
Er is ook aangegeven hoe een boedebeschrijving er uit moet zien.
- Capittel 1: de vaste goederen (onroerend goed zeggen we
tegenwoordig);
- Capittel 2: obligaties;
- Capittel 3: uitstaande schulden;
- Capittel 4: contanten;
- Capittel 5: goud en zilver;
- Capittel 6: linnen en wollen stoffen;
- Capittel 7: tinnen, koperen en messing artikelen;
- Capittel 8: alle andere huisraad.
De langstlevende ouder mag niet hertrouwen voordat er een
voormond en voogden over zijn minderjarige kinderen zijn gesteld.
De langstlevende ouder kan met de voormond en voogden een
'afkoop' overeenkomen. Als dat gaat om meer dan 300 gulden moet er
een eed ten overstaan van het gerecht aan te pas komen, anders is
een door de weeskamer goedgekeurd contract voldoende.
Voorwaarde bij deze regeling (en bij alle andere regelingen) is
dat het gunstig moet zijn voor de pupillen.
De voormond is verplicht het geld van de pupillen te beleggen en
daar moeten ze een controleerbare boekhouding van bijhouden.
De voormond moet elk jaar en overzicht van uitgaven en
ontvangsten indienen. Daarbij moet de Weeskamer ook controleren of
voor (onroerende) goederen een reële huur gevraagd en geïncasseerd
wordt. Die administratie is 'secreet' (geheim) en mag alleen op
autoirisatie van 'Heeren Burgemeesteren ende Raadt' ingezien
worden.
Voormond en voogden mogen hun pupillen niet zonder nadrukkelijke
toesteming in rechtszaken betrekken.
Bij alle voorschriften staan 'breuken' (= boetes) vermeld voor
wie zich niet aan die voorschriften houdt. De opbrengsten daarvan
komen ten goede aan de armen van de stad.`
Verder zijn er voorschriften hoe de Weeskamer alles moet
administreren.
Het boek werkt alle regelingen uit met voorbeelden, maar dat
voert voor hier te ver.
De Weesheren hebben hiernaast ook een functie bij het sluiten van
huwelijken in de stad Groningen, maar dat behandel ik op een andere pagina.
Bijlage 2a van het boek geeft de Weesheren. Daaronder:
Sitter, Wolter Reinolt de
Weesheer 1736-1737; aangesteid en beedigd 18 mei 1736,
opvolger van Nicolaas Ro(e)bers (die toen raadsheer was geworden)
Persoonlijk: gedoopt 20 december 1709, overleden kort voor
24 april 1780 zoon van Willem de Sitter en Lubbina Johanna
Hendrica Princen, gehuwd (ondertrouw 7 juli) 1742 met Johanna
Schultens, dochter van Albert Schultens en Esther Elisabeth Dozy,
burger door geboorte; sinds 1734 ook grootburger, gezindte N.G.
ingeschreven als lidmaat maart 1737, beroep gilde: advocaat
(1734), geadmitteerd door B en R 24 september 1734.
Andere ambten: stadsfiscaal 19 november 1737-1749;
stadssecretaris 28 november 1749-1764; raadsheer 1764 ... 1780;
afgevaardigde ter Staten-generaal 1766, 1767, 1774, 1775, 1778,
1779; gedeputeerde 1770, 1771.
Bijlage 2b geeft de secretarissen van de Weeskamer. Er
is altijd één secretaris. Als ondertekenaar van enkele
boedelbeschrijvingen van Etta's familie is dat:
Smith, Edzard Pompejus
Secretaris van 1753 tot 1782; aangesteld 28, beëdigd 29 november
1753, opvolger van Hindrik van Sijsen.
Persoonlijk: gedoopt 12 oktober 1729, zoon van Jan Gerhard
Smith {raadsheer) en Beerta Johanna van Buttinga, ongehuwd, burger
en grootburger door geboorte, gezindte N.G. ingeschreven als
lidmaat maart 1752.
Studie: te Groningen, ingeschreven 28 december 1744, fil en
14 augustus 1754, jur. cand.; gepromoveerd aldaar tot J.L.D. 21
augustus 1754.
Andere ambten: gildrechtsheer 1752 {21 februari} ... 1781
{busheer 1780, 1781}; gezworene 1755 ... 1783 (taalman 1783);
pravinciaal rekenmeester 1782, 1784; admiraliteitsheer te
Harlingen 1783, raadsheer 1783 (4 september) ... 1793,
gedeputeerde 1788; afgevaardigde ter Staten-generaal 1788
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → Hempenius, Weeskamer