AANTEKENINGEN bij Louis Hastier, Veilles Histoires, Etranges Enigmes, 7de serie, Paris, Fayard, 1965, het hoofdstuk
Une Mata-Hari au XVIIIe siècle

Ik kwam dit boek op het spoor doordat Francis Lacassin in 1970 in een artikel, dat wordt vermeld op deze pagina, verwees naar de naspeuringen naar Etta 'van Hastier'. Maar die verwees slechts naar 'de historicus Louis Hastier' en die bleek een complete boekenkast geschreven te hebben. Het kostte nogal moeite om erachter te komen dat ik bij het zevende deel van de Veilles Histoires, Etranges Enigmes moest zijn.

Dat boek was in Nederland niet te bemachtigen, ook niet bij een bibliotheek (tot mijn frustratie had de KB wel de eerste zes delen van deze serie maar niet het zevende). Na veel gezoek heb ik het uiteindelijk op een Franse tweedehands-site (heel goedkoop) kunnen kopen.

Het gaat om het laatste hoofdstuk van dit boek, Une Mata-Hari au XVIIIe siècle, de andere hoofdstukken zijn voor het onderwerp Etta niet van belang. Hieronder een samenvatting met stukken tekst.

Ik snap nu ook waarom geen enkele Nederlandse bibliotheek het heeft, want meneer Hastier is niet echt serieus te nemen, het hele artikel druipt van de onzin. Daartussendoor staan stukken die al bekend waren uit andere bronnen met heel af en toe een nieuw feitje dat wel interessant is. Hierbij mijn aantekeningen.


(pagina 263)

Een beschrijving van het Cirque van het Palais Royal. In 1787, in het midden van de tuin van het Palais-Royal, werd een gymzaal ingericht voor le duc de Chartres. Op vijf meter diepte werd een enorme zaal gegraven; een houten constructie, drie meter hoog, overspant het; men komt binnen in het souterrain via de ondergrondse galerijen.
Drie jaar later werd dat gebouw, genaamd het Cirque, omgebouwd tot speelhuis; het diende ook als plaats van samenkomst voor bepaalde politieke groepen, zoals de Cercle Social.

Daarna citeert hij Michelet die in Femmes de la Révolution pagina 73 & 74 een inkijkje bij een vergadering biedt, toewerkend naar Etta.

(pagina 264-265)

Nog steeds Michelet citerend, die abbé Fauchet beschrijft, die onder andere wordt geflankeerd door une Hollandaise, de bon coeur et de noble esprit, c'est Mme Palm Aelder, l'orateur des femmes, qui prône leur émancipation.

Na ook de vermelding in Michelets Histoire de la Révolution française te hebben genoemd, kondigt Hastier aan dat hij, aan de hand van 'l'érudit ouvrage' van Hardenberg zal gaan laten zien dat Etta Palm heel anders is dan Michelet schetst.

Tussenkopje Les prémices d'une aventurière, in welk stukje hij haar jonge jaren beschrijft. Daar zitten wat foutjes in, zo laat hij Christiaan Palm uit Haarlem komen in plaats van uit Arnhem. Etta's vader noemt hij 'Jacobus Aelders van Nieuwenhuys'.

(pagina 266-267)

Hastier volgt Mercurius wat betreft Etta's promiscuïteit, maar gaat nog verder door te beweren dat het onmogelijk is te zeggen wie de vader van haar dochtertje is. Volgens hem noemt ze zich in Groningen al barones. Hij weet te vertellen (hoe in godsnaam) dat Munniks naar Messina reist met twee koffers en wat boeken??

Hij schrijft Hardenberg over wat betreft de verhouding die Etta enkele jaren zou hebben gehad met Grovestins en dat ze pas in 1773 in Parijs komt.

(pagina 268-269)

Tussenkopje A Paris. Hij beschrijft het medaillon dat volgens hem Etta afbeeldt op 31-jarige leeftijd. Hij laat haar - wat niet klopt - meteen bij aankomst te Parijs in de rue Villedo wonen, welke buurt geheel bevolkt wordt door vrouwen van lichte zeden.

Zijn beschrijving van de rue Villedo: eerste verdieping au dessus de l'entresol: antichambre, keuken, boudoir, salon, slaapkamer. Tweede verdieping een vliering, twee dienstbodenkamers en commodités à l'anglais
Het wordt ingericht onder leiding van de architect van de koning, de beroemde Bélanger, met werkzaamheden van peintres, ébénistes, menuisiers, tapissiers et miroitiers.

Bij Hardenberg heet die architect Bellanger, maar in wikipedia ook François-Joseph Bélanger (1744-1818).

Volgt verdere beschrijving van de inrichting. Un luxueux mobilier garnissait les chambres: bergères, fauteuils, ottomanes, chaises longues, garnies de velours d'Utrecht ou de satin, rideaux en taffetas de couleurs variées, tables de piquet et de jacquet, meubles en bois de rose ou marquetés, servantes en acajou, trumeaux, tableaux, estampes. De nombreuses pièces d'argenterie, un service de table en porcelaine, des verres et des carafes de cristal brillaient sous les feux des lustres, des flambeaux et des girandoles que reflétaient des glaces innombrables. Gardons-nous d'oublier un meuble de la plus grande importance, le large lit à la polonaise avec un dessus en moire de soie jaune qui encombrait la chambre à coucher et divers utensiles de toilette indispensables à l'occupante de ces lieux... et à ses visiteurs.

1781, zeven jaar na levering, willen de leveranciers hun geld zien.

(pagina 270-271)

Het verhaal over de schuld aan M. de Pinval van 10.000 livres, waarvoor ze hem haar (niet-betaalde) meubelen verkoopt, die ze daarna tegen 1000 livres per jaar huurt.
Daarna begint hij vrijelijk te fantaseren over haar bezoekers.

Over de missie in 1778 naar Nederland.
Volgens hem ontmoet zij daar ook Munniks - die hij opvoert als Engelse spion, dat is onzin, want Munniks begint pas na 1795 voor Engeland te spioneren, dus pas tientallen jaren later. En zowel Etta als Munniks zullen later verklaren elkaar tijdens haar missie in 1778 niet gezien te hebben.
Hij meldt dat de missie in februari is en ze in maart weer terug in Parijs is.

Volgens hem gaat ze in 1781 in de Rue Favart wonen, maar dat moet zijn 1783 want dan is het gebouw pas klaar.

Hastier komt er niet uit of ze in de Rue Favart op nummer 348 woont of op nummer 1, wat logisch is omdat beide aanduidingen voorkomen. Ik hou het op haar nummer 1. De redenering staat bij de paragraaf over de rue Favart op deze pagina.

(pagina 272-273)

Hij citeert Choudieu en Oelsner over Etta. Hij noemt Maillebois haar minnaar, naar aanleiding van de gevonden betaalbewijzen.

(pagina 274-275)

En volgens hem is zelfs Lampsins haar minnaar. Dit is nog erger dan Hardenberg!
Hij introduceert Van de Spiegel en die weet via de ambassadeur van Pruisen dat 'Mdame d'Aelders était en relation directe avec la soeur de son souverain'. Het woordje 'son' zal slaan op de ambassadeur van Pruisen en dan wordt dus Wilhelmina van Pruisen, de echtgenote van Willem V bedoeld.
Hij verkondigt onzin over Etta's spionage voor Pruisen. Hier begint de paragraaf Werken voor Nederland.

(pagina 276-277)

Hier citeert Hastier uit brieven van Van de Spiegel aan Etta in 1788 en 1789.

(pagina 278-279)

Latere, al bekende brieven van Van de Spiegel en de uitlatingen van Hentzy.

(pagina 280-281)

Verder met de brieven van Van de Spiegel en enkele van Etta, die hij allemaal zal hebben overgenomen uit Colenbrander, maar dan gaat hij interpreteren.
1) Dat er geen latere brieven van haar zijn komt omdat Van de Spiegel haar had gevraagd hem niet zoveel stukken meer toe te sturen. Onzin, ze schreef wel, blijkt uit de antwoorden van Van de Spiegel, maar die brieven zijn niet bewaard gebleven.
2) Met zijn brief van 2 september 1791 neemt Van de Spiegel afscheid van haar. Klopt niet want Van de Spiegel schrijft haar in 1792 diverse keren.
3) Gepikeerd dat Van de Spiegel haar niet meer wil, wordt Etta feministe. Kolder en door de data aantoonbaar onjuist.

 Hier begint de paragraaf Een vurige feministe.

(pagina 282-283)

Hij citeert l'Orateur du peuple over haar interruptie. Daarna volgt het Discourse.

(pagina 284-285)

Veel citaten uit het Discours.
En de navolgende informatie zal allemaal uit Le bouche de fer komen.
Haar verhaal van 18 maart 1791 (over de binnen- en buitenlandse vijanden van de revolutie en over de oprichting van een club voor vrouwen) wordt voorgelezen door Fauchet.

Daarna gaat hij door over de Vriendinnen van de Waarheid maar zonder dat duidelijk te zeggen waardoor het warrig wordt.

Hij zegt dat 15 april het programma van de Vriendinnen wordt gepresenteerd aan het overkoepelend orgaan van de Cercle Social, dat het lidmaatschap 3 livres per maand is en dat dat geld zal worden besteed aan liefdadigheid.

(pagina 286-287)

Over artikel 13 van de wet op de politierechtbanken met de overspel-clausule. En volgens hem (maar ik vertrouw het niet) is de oproep aan de 48 wijken ook in juli. Dan begint hij echt alles door elkaar te halen. Zo voert hij Albertine op die dan al heel lang niet meer in Frankrijk is.

(pagina 288-289)

Hij beweert dat Etta op 1 april 1792 niet bij de nationale vergadering geweest is, want hij heeft dat in het verslag van de vergadering niet kunnen vinden. Maar het staat er wel degelijk, zie hier.

Volgens Hastier houdt haar interesse in vrouwenzaken al snel op. Op pagina 288 is het tussenkopje Een galant intermezzo over Etta en Claude Basire.
Hij citeert een pamflet over Théroise de Méringcourt en Basire:
      La Théroigne de Méricourt
      A vaineu le coeur de Basire,
      Et la Jacobine à son tour
      Éprouve le feu qu'il inspire.
      On ne sait, en voyant uni
      Ce couple d'une telle espèce
      Qui des deux est le mieux puni,
      De l'amant ou de la maîtresse.

Hij noemt Chabot een vroegere minnaar van Etta en meer van dat soort ongein. Tenslotte haar brief aan Basire waar weer veel Franse taalfouten in zouden staan. Hastier vraagt zich af of Colenbrander alle fouten uit de brieven die hij citeert, gehaald heeft (en volgens mij heeft Colenbrander dat inderdaad gedaan).

(pagina 290-291)

De hele brief van Etta aan Basire wordt geciteerd.

(pagina 292-293)

De hele volgende brief aan Basire wordt geciteerd. Op die brief zou door een derde geschreven zijn: 'Van de Baronesse d'Aelders, Nederlandse die werkt voor het huis van Oranje, wonend rue Favart No 1'.

(pagina 294-295)

Daarna komen de kladjes van de brieven die Basire later aan Etta geschreven heeft. NB: Alle hier genoemde brieven zijn bereikbaar via de pagina Brieven.

(pagina 296-297)

Vertrek Etta naar Nederland en veroordeling Basire.

(pagina 298-299)

Tussenkopje Au service de la France

(pagina 314-315)

Hij geeft data dat haar bezittingen in de Rue Favart in beslag worden genomen, en die had ik nog niet.
Op 25 juni 1794 begeven drie leden van het revolutiennaire comité van de sectie Peletier zich naar Etta's woning in de Rue Favart. Ze nemen drie bundels papier van 105, 24 en 43 vel in beslag en geven die in een beschermhoes af aan het Comité du Sûreté General  Ze worden 24 april 1795 geïnventariseerd en op 8 en 9 september 1795 gaat men over tot de verkoop van de inboedel van de émigré Daalder..
Hastier heeft blijkbaar van Hardenberg de twee brieven ontvangen die Achterneef vanuit Den Haag gezonden heeft (die Hardenberg dus NA zijn boek in handen gekomen zijn). Blijkbaar weet hij dat Etta onderdak heeft bij juffrouw Gedet. Begrafenis is 29 maart om zes uur 's morgens.


Je bent hier: OpeningBronnen → Louis Hastier