AANTEKENINGEN bij Herman Hardenberg, Etta Palm, een Hollandse Parisienne 1743-1799, Van Gorcum’s Historische bibliotheek, Assen 1962

Op dit boek rust nog copyright, want Hardenberg is in 1976 overleden. Daarom hieronder slechts mijn aantekeningen, die waarschijnlijk niet altijd goed te begrijpen zijn zonder het boek er bij te houden. De cijfers in de linkerkolom geven de bladzijden van het boek. Bij voorbaat excuses als ik al te gramstorig ben.

Herman Hardenberg (1901-1976) was op het moment van uitkomen van dit boek algemeen rijksarchivaris. Er zijn diverse biografieën op internet over hem, waarin onder andere sprake is van 'zijn grote voorliefde voor de Franse taal en cultuur'. Inderdaad blijkt hij veel kennis te hebben van Franse situaties en personages, en er staan in dit boek diverse uitweidingen over verder geheel onbekende Fransen.

Het belangrijkste is echter dat het een verschrikkelijk boek is, waarin vooral Etta maar ook diverse andere vrouwen ernstig worden geschoffeerd. Vriendelijk gezegd heeft Etta zich in haar leven niet gedragen zoals Hardenberg vond dat een vrouw zich dient te gedragen. Minder vriendelijk gezegd merkt Judith Vega, zie hier, op dat Hardenbergs verbijstering over Etta's handelen 'lapses in severe sexism'. Daar kan ik het wel mee eens zijn.

Dat gezegd zijnde, komt Hardenberg veel eer toe voor alle nieuwe feiten die hij in 1962 over Etta's leven boven tafel heeft gebracht. Zo is hij de eerste die meldt dat zij in Den Haag is overleden (al ziet hij de aangiftedatum abusievelijk aan voor de overlijdensdatum), de eerste die de vermeldingen van Etta in het schotschrift van Mercurius heeft gevonden en de eerste die de hoogst interessante verhoren door het comité van waakzaamheid boven tafel heeft gebracht.

Het bronnenoverzicht achterin het boek is louter een wilde opsomming van archieven, boeken, pamfletten en kranten zonder dat wordt aangegeven welke bron is gebruikt voor welke boektekst. Persoonlijk vind ik dat zo'n soort ""verantwoording"" in het wetboek van strafrecht hoort met een serieuze gevangenisstraf erbij.
Met heel veel moeite valt in veel gevallen wel te beredeneren op welke bron hij een bepaalde boektekst baseert, maar af en toe lukt dat gewoon niet. In onderstaande probeer ik te achterhalen waar zijn soms erg vergaande conclusies vandaan komen en waar ik denk dat zijn fantasie op hol is geslagen.




1
I. JEUGDJAREN
Hardenberg begint met een beschrijving van de in 1783 gebouwde Rue Favart met de nieuwe opera-Comique, als introductie van Etta. Daarna gaat hij over op haar achtergrond. Volgens Hardenberg is Jacob Aelders de leenbank begonnen vanwege 'tegenspoed in zaken' maar dat is niet zo, het is een verbetering ten opzichte van zijn bestaande handel. Hardenberg laat het gezin van Etta wonen in het voorste gedeelte van de Bank van lening, maar dat klopt niet, ze woonden ernaast.
2
Hij laat Jacobus Aelders overlijden door 'een slepende kwaal'. Er is echter niets dat er op wijst dat Aelders lang ziek is geweest, integendeel.
Hij laat Etta 'naar een deftige school' gaan, terwijl hij toch zou moeten weten dat dat in die tijd niet voor meisjes was weggelegd.
En hij laat haar aantrekkelijk zijn voor mannen 'zonder mooi te zijn'. Ook dit is weer fantaseren zonder daar bronnen bij te hebben. Bovendien was Etta volgens Hardenberg 'vroeg rijp' en bijzonder makkelijk te lijmen. Idem idem.
Verderop blijkt hij Mercurius, zie hier, als bron te gebruiken. Als het gaat over Etta's omgang met studenten, citeert hij daaruit: 'Haar huis had meer bezoek dan de collegebanken' zonder er bij te zeggen dat het van Mercurius komt.
Ook bij haar huwelijk volgt hij Mercurius: Christiaan Palm huwt Etta 'tegen de zin van zijn ouders' en besluit haar te schaken. 'Allerminst afkerig van een avontuurtje en hakend naar nieuwe sensaties, liet Etta zich op stel en sprong overhalen aan zijn wensen gehoor te geven.' Dat klopt dus niet, gezien het feit dat het huwelijk in Groningen plaats vindt en dat de ouders van Christiaan Palm de huwelijkse voorwaarden mede ondertekenen.
Volgens Hardenberg is het medaillon 'kort na haar huwelijk vervaardigd' (dat klopt niet, want het is in Frankrijk gemaakt) en daarna legt hij uit waarom de afgebeelde vrouw niet voor 'een knappe verschijning kan doorgaan'.
3
Hardenberg volgt Mercurius in de veronderstelling dat Etta meteen na het huwelijk relaties met derden begint en dat dat de reden is dat Christiaan Palm de benen neemt. Onder die relaties Jan Munniks die Hardenberg uit Heerenveen laat komen (moet zijn Joure) en die hij in Groningen laat studeren (moet zijn Franeker) en in Groningen als advocaat laat praktizeren (moet zijn Heerenveen)..En hij zegt dat de echtgenote van Munniks zich dan van hem laat scheiden, wat ook niet klopt.
Hardenberg weet niet waarom er problemen rond de leenbank ontstaan en legt de schuld dus bij Etta's moeder die volgens hem voortdurend ruzie maakt met haar compagnons, en die hij daarna in 1767 laat overlijden (moet zijn 1784).
4
Daarna Amsterdam en de benoeming van Munniks tot consul. Waar hij vandaan haalt dat ze vertrekken met 'twee koffers, gevuld met kleren, linnen en verder lijfgoed, benevens kisten met papieren en boeken als voornaamste bagage' is mij een raadsel.
Volgens Hardenberg bereiken ze Messina waar Etta genoeg van Munniks krijgt 'omdat hij geen kans zag zijn inkomsten te vergroten en evenmin de kunst verstond haar voorgoed aan zich te binden'.
Op de terugreis treft ze in een herberg te Breda 'een landgenoot aan, die geheel beantwoordde aan haar ideaal van een invloedrijke beschermer'..
5
Hij bedoelt Douwe Sirtema de Grovestins. 'Hoe de kennismaking van Etta met de nog altijd vlotte cavalerist tot stand kwam, zijn we genoodzaakt te raden.'
Maar volgens Hardenberg trekt Etta bij hem in. 'Omtrent Etta's verblijf te Brussel tasten we opnieuw in het duister, doordat bijzonderheden uit deze periode van haar leven uiterst schaars zijn.'
Ja, dat kan ik mij voorstellen, 'uiterst schaars' is niet juist, die bijzonderheden zijn er gewoon niet, want ze heeft niet jarenlang in brussel gewoond.
Hij meldt alleen: 'Blijkens een brief van de gewezen huishoudster van de Nederlandse gezant aldaar, Willem van Haren, een boezemvriend van Grovestins, vergezelde ze hem op zijn reizen naar Holland.'
Hij zegt er niet bij waar die brief te vinden is en ik heb hem dan ook niet kunnen vinden, maar ik durf er wat onder te verwedden dat Etta's naam er niet in staat. De genoemde Willem van Haren, een neef van Grovestins, had overigens al de hand aan zichzelf geslagen toen Etta volgens Hardenberg nog in Messina was.
Zie over deze kwestie ook bij c) op de verantwoording van het begin van hoofdstuk 2.
6
Als Etta, nog steeds volgens Hardenberg, Grovestins verlaat om zich in het Parijse leven te storten, krijgt de auteur zelfs een beetje medelijden met hem: 'Haar bejaarde beschermer Grovestins liet ze zonder wroeging te Brussel
achter, waar hij vijf jaar later een eenzame dood zou sterven.'


7
II. MADAME LA BARONNE
Etta in Parijs: 'Met de onstuimige vreugde van een plattelander, die in de stad de bloemetjes buiten gaat zetten, gaf Etta zich over aan de vele genoegens, waartoe het Parijs van die dagen gelegenheid bood.'
Volgt een beschrijving van de verschillende soorten entertainment die in dit tijdvak in Parijs voorhanden zijn.
Hij reconstrueert haar bestedingen aan de hand van de kwitanties die gevonden zijn bij de inbeslagname van haar spulletjes in 1794.
'Ze was nu een van die vrouwen, die zich op een  geraffineerde wijze lieten onderhouden, vandaag door deze, morgen door die.' Feiten voert hij echter niet aan.
8
Over 'haar hunkering naar amoureuze avonturen' en haar appartement in de rue Villedo, beschreven vanuit genoemde kwitanties.
Het verband, dat er zeker zal zijn, tussen de luxueuze inrichting van haar woning en de missie naar Nederland in 1778.
De bemoeienissen van de Franse regering met de opstand in de Verenigde Staten.
9
En de dreigende oorlog tussen Engeland en Frankrijk, waardoor het voor de Franse regering nodig was de positie van Nederland te weten en vandaar dat Etta gevraagd wordt in 1778 een missie naar Nederland te ondernemen door de oude Maurepas. 'Etta wist uit ervaring, hoe ze met bejaarde, voor het eeuwig vrouwelijke niet ongevoelige heren moest omspringen.'
Hardenberg heeft de naam Werumeus verkeerd gelezen en noemt haar 'tante Vermees'.
10-11
Hardenberg beschrijft Munniks' leven na zijn breuk met Etta geheel aan de hand van Mercurius.
Een uitweiding over de Amerikaanse onafhankelijkheidsverklaring en -oorlog.
12
Volgens Hardenberg was Etta teleurgesteld dat Nederland zich buiten de schermutselingen van Freankrijk en Engeland zou houden, maar dat is gokken.
Ook speculeren is de mogelijkheid dat Etta fungeerde als informatiebron voor ambassadeur Lestevenon van Berkenrode.
13
'Haar intieme verhouding met Maurepas'... Wederom giswerk zonder feiten. Hij speculeert ook naar aanleiding van de achterstallige rekeningen die in 1794 tussen haar spullen zijn gevonden. Daarna uitgebreide beschrijving van de inrichting van de rue Villedo,...
14
... geheel afgeleid uit de kwitanties die tussen haar bezittingen zijn gevonden.


15
III. WERKEN VOOR PRUISEN
Volgens Hardenberg werkte Etta voor de Pruisische gezant in Parijs.
16-17
Waarbij hij uiteraard weer suggereert dat zij een verhouding had met die ambassadeur (Goltz). Volgens Hardenberg verhuist Etta vanuit de rus Villedo naar de rue Buffault in Montmartre. Dat eelding van de rue Buffault, maar wat dat soort praktische zaken betreft is Hardenberg meestal wel juist. Daarna gaat ze naar de rus Favart en volgens hem heeft ze dat te danken aan 'haar laatste verovering': Gerard Brantsen.
18
Etta is nu veertig jaar en volgens Hardenberg nemen haar charmes af.
19-22
Over Mailleboius en zijn maitresse Madame de Cassini, welke laatstgenoemde rangen binnen het Nederlandse leger aan de meestbiedende verkwanselde. Daarna stukjes uit de brief van Maillebois aan Branrtsen, waarin die citeert wat Etta hem geschreven had.
Daarna beschrijving van het complot tegen de hertog van brunswijk, waarover Etta ook elders geschreven heeft, maar wat ik te ingewikkeld vind om over te nemen.
23-24
Hier begint de beschrijving van Etta's activiteiten tegen Frans ingrijpen in Nederland als de Pruisen zijn binnengevallen.en haar confrontatie met Breteuil.


25
IV. PENNESTRIJD MET MIRABEAU
Over de zending van Lampsins.
26
Over de secretaris van Van de Spiegel, Tinne, die eerder secretaris van Brantsen in Parijs was geweest.
27
Over Brantsen als politieke draaikont. Hij woont te Parijs in 'het luxueuze hotel
Louvois in de rue des Mathurins'.
28
Uitleg waarom de graaf van Mirabeau oude wrok tegen het stadhouderlijk hof koestert. Hij schijnt te leven met een dochter van Fries kabaal-lid Willem van Haren. Over het boek van Muirabeau.
29-30
Over Etta's tegenboek. Etta moet van Van de Spiegel haar brieven aan Den Haag richten aan Tinne of aan 'diens zwager Rietmulder, commies op het postkantoor te Den Haag'.


31-32
V. LOKAAS VOOR DE PATRIOTTEN
Beschrijving Franse Revolutie.
33-35
Volgens Hardenberg begint Etta door de revolutie begrip te krijgen voor de patriotten. Beschrijving vrouwenmars. Plan Etta naar NL te reizen. Volgens Hardenberg om een reformatie van het staatsbestel te bepleiten.
36-37
Van de Spiegels reactie op Etta's nieuwe manuscript. Volgens Hardenberg is het manuscript verloren gegaan.


38
VI. EEN CONTRAREVOLUTIONAIR COMPLOT
Over een door de graaf de Maillebois opgezet complot tegen de Franse Revolutie. Hij maakt melding van de betaling door Maillebois aan Etta van 15.000 livres. Volgens Hardenberg is die betaling vanwege het door Etrta geheim houden van een plan voor een contra-revolutie, maar dat is gezien Etta's houding tegenover de revolutie. Bij andere gelegenheden dat ze iets hoort over een complot loopt ze meteen naar de volksvertegenwoordigers om het te vertellen.
39
Hardenberg beschrijft het complot van Maillebois en Saint-Priest en de vroegtijdige ontdekking ervan waardoor Maillebois moet vluchten..
40
Over het gesprek dat Etta over het complot heeft met een lid van het plaatselijke comité des recherches, dat ze beschrijft in haar brief aan de raadpensionaris dd 15 april 1790, zie hier.
41
Hij citeert uitgebreid uit die brief.
Hardenberg meldt ook over Pio de Mélito, een van Etta's contactpersonen in het comité des recherches: Hij was een van haar vroegere minnaars.
Dat is weer geheel uit zijn (Hardenbergs) fantasie ontsproten, dat kan hij niet weten, het zal gebaseerd zijn op het feit dat Etta het soms heeft over 'die lieve Pio'.
Tenslotte maakt hij nog melding van een schuldbekentenis van Maillebois aan Etta dd 8 mei 1790 van 750 livres.
42
Over dat Maillebois in Nederland niet meer echt welkom is en dat hij daarom eerst naar Aken en later naar Maastricht ging, in welke laatste plaats hij in december 1791 overlijdt.


43
VII. VRIENDEN VAN ROBESPIERRE
Over de verhouding tussen de raadpensionaris en Etta. Haar berichten zijn waardevol voor hem en daarom neemt hij haar sympathie en bewondering voor de revolutie voor lief.
44
Over de brief van Etta aan de raadpensionaris van 24 mei 1790, zie hier. Volgens Hardenberg heeft ze nu minder vooraanstaande gasten in haar salon dan vroeger: "Door de omstandigheden gedwongen om genoegen te nemen met de hulde van mindere goden, streelde dit huldebetoon toch haar ijdelheid. Ze wilde nu eenmaal altijd de aandacht trekken."
Bovendien meldt hij opnieuw, en opnieuw ten onrechte, dat ze voor Pruisen werkt.
Daarna over Etta's brief van 7 juni 1790, zie hier de tekst daarvan.
45
Over Etta's brief van 20/21 juni 1790, zie de tekst daarvan.
46
Daarna een heel uitgebreid citaat uit een analyse van de politieke situatie door de Spaanse ambassadeur
47
Ik weet niet hoe hij dit uit de brieven van Van de Spiegel af kan leiden, maar volgens Hardenberg zet de raadpensionaris 'een domper' op haar activiteiten, en moet ze naar andere dingen omkijken om mee bezig te zijn.


48
VIII. DE "CERCLE SOCIAL"
Over de oprichting van de 'Cercle' en de Vrienden van de Waarheid, 'een massaforum voor vrije meningsuiting'.
49
Verslag van de bijeenkomst van de Vrienden van de Waarheid van 26 november 1790, met de interruptie door Etta. Dan die van 3 december 1790, ook hier abusievelijk als 30 december gemeld, waar Etta's Discourse wordt voorgelezen.
50
Een heel klein beetje over de inhoud van haar discours en veel over de positieve reacties erop. "Welk een triomf voor Etta, toen de vergadering besloot haar op kosten van de vereniging te laten drukken."
51
Ten onrechte meldt Hardenberg dat de gemeente Caen haar ook een medaille heeft gegeven.
Daarna doet hij verslag van een bijeenkomst waarbij Etta een rol heeft bij de verering van de wijk Faubourg. Dat heb ik tussen de verslagen in de Bouche de fer niet kunnen vinden. Evenzo Etta's pleidooi voor de stichting van een internationaal gerechtshof.
Dan komt hij op haar betoog van 18 maart dat door Fauchet wordt voorgedragen....
52
... waarin ze het eerst heeft over de binnen- en buitenlandse vijanden van de revolutie en daarna een oproep doet te komen tot een sociëteit voor vrouwen.
53
Hij meldt dat de Vriendinnen van de waarheid haar tot secretaris benoemde, maar dat moet zijn voorzitter.
Daarna over haar boek Appel aux françoises enzv. waaruit blijkt "dat Etta de positie van de vrouw in de toenmalige samenleving niet hoog aansloeg".
54
Maar, voegt Hardenberg toe: "Wanneer men bedenkt, hoe Etta zelf had geleefd en nog leefde, klinkt deze tirade meer als het geluid van een valse trompet dan als het helder klaroengeschal van de deugdzaamheid. Het is altijd gemakkelijk als slachtoffer te poseren en de schuld op de mannen te schuiven. Ware Etta niet zo lichtzinnig en ijdel geweest, dan had ze zich minder over hen te beklagen gehad."
Ter geruststelling van de lezer voegt hij toe dat Etta's eigen seksegenoten haar door hadden en zich niet door haar beweringen lieten verblinden. Als bewijs waarvoor hij Louise Robert-de Keralio aanvoert, die niet wilde dat Etta lid werd van de Sociëten van beiderlei sekse.
55
Dan noemt hij Etta's arrestatie.


56
IX. EPHRAÏM
Over de buitenlandpolitiek van Pruisen, zonder enig verband met Etta.
57
Speculaties, zonder enig bewijs, over de rol die Etta hierin speelt, vermoedelijk alleen gebaseerd op het feit dat zij de Pruisische gezant in Parijs, Göltz, kent.
58
Dan over de rol die hierin gespeeld wordt door de bankier Epraïm, die - en dat is het enige verband met haar in dit verhaal, tegelijk met Etta gearresteerd is.
59
Verder over de activiteiten van Ephraïm.
60
Over de anti-koningsstemming na de mislukte vlucht van Lodewijk.
61
Over het bloedbad op de Champs-de-Mars, gevolgd door de arrestatie van Etta en Ephraïm en enkele anderen. Geciteerd wordt het bericht over die arrestatie in de Gazet de Leyde..
62
Vervolg citaat. Over Etta's vrijlating wordt de Engelse gezant te Parijs geciteerd: "Naar men zegt, zijn het meer overwegingen van bedachtzaamheid geweest dan gebrek aan voldoende bezwarend materiaal tegen hen, die de autoriteiten hebben genoopt Ephraïm en Madame Aelders in vrijheid te stellen, die op dit bewijs van hun onschuld prat gaan.".
63
Hardenberg citeert uit de aanval die Cerisier en de Gazette universelle op Etta ondernemen. Daarna hoe de Pruisische gezant publiekelijk afstand van haar neemt in de Spectateur national. Dan komt hij op de verdediging van Etta in de Courrier des quatrevingt-trois départements, waarbij de begeleidende tekst bij haar afgedrukte brief volgens Hardenberg van Carra is (zou kunnen, maar ik zie er geen bewijs voor)..
64
Hij vergelijkt de aanvaller van Etta, Antoine Marie Cerisier, met haar verdediger Jean Louis Carra. De eerste is een 'heel wat achtenswaardiger mens', 'op wie in moreel opzicht weinig viel aan te merken'. De tweede is 'een typische avonturier'. 
65
'Als men dit alles weet, valt het niet moeilijk Carra's verdediging van Etta op
haar juiste waarde te schatten. Beiden gevaarlijke heethoofden, pasten ze
goed bij elkaar.'


66 X. LATE LIEFDE
Volgens Hardenberg ontdekt Brantsen pas door Etta's arrestatie dat zij net als hij in correspondentie staat met de raadpensionaris. Lijkt mij onwaarschijnlijk want Etta en Brantsen kennen elkaar al heel lang. Hardenberg citeert hier uit de brief van Van de Spiegel aan Brantsen over Etta's arrestatie en de berichten daarover.
67 Hardenberg vindt Condorcets oproep tot vrede van 29 december 1791 getuigen van gemis aan gezond verstand en...
68
...noemt het de Franse bedoeling hun opvatting van vrijheid aan andere volken op te dringen, maar dan redeneert hij al vanuit latere kennis en onderschat hij hoe snel de situatie deze jaren steeds verandert..
Hij geeft als titel van Etta's vertaling Verklaring der Gedeputeerden des Volks in hunne vergadering van den 29 December 1791. Dat kan, ik heb de verklaring niet gezien.
Daarna doet hij Etta's bezoek aan het parlement op 1 april 1792 en haar eisenpakket.
Hij citeert ene De Ségur en verklaart dat citaat van toepassing op Etta: „De
vrouwen nemen gemakkelijk nieuwe ideeën over, omdat zij onkundig zijn; zij
verspreiden ze gemakkelijk, omdat zij lichtzinnig zijn; zij houden er lang aan
vast, omdat zij koppig zijn."
Hij citeert Choudieu over Etta, zie hier.
69 Hardenberg suggereert dat Chabot 'ook voor Etta's verleidingskunsten zou zijn bezweken'. Hij zegt echter zich daarbij te baseren op Oelsner en het enige dat die over Chabot heeft geschreven is dat Chabot 'sprakeloos' was bij Etta's interruptie bij de Vrienden van de Waarheid. Om daar die conclusie uit te trekken is zeer dubieus en zeer des Hardenbergs.
70 Dan krijgt Hardenberg echt lol als hij schrijft over de relatie tussen de jongere Basire en de 'geroutineerde kokette op haar retour'. Hij citeert bijna heel Etta's eerste brief aan Basire.
71 Hij noemt de 'twintig jaar jongere' Théroigne de Méricourt als andere minnares van Basire. Dat is later zo, maar op het moment dat Etta deze brieven schrijft, is De Méricourt niet in Frankrijk maar in België.
Hij vermeldt dat in de royalistische bladen spotliedjes verschenen op Basire en De Mérricourt en dat begin april 1792 de Sabbats jacobites hen ten tonele voerde in een sketch.
72
73
Hij citeert de brief van Basire aan Etta over de moordpartijen. Volgens Hardenberg is de bestorming van de burelen van de Gazette universelle op 10 augustus 1792 het werk van Carra, maar onduidelijk is waar hij dat vandaan haalt.
74 Hij gaat er van uit dat Etta ten tijde van de september-moorden buiten Parijs is en die conclusie trek ik ook uit de formulering van Basire in zijn brief aan haar over die moorden.
75

76
XI. DE JACOBIJNSE VREDESENGEL
Over Etta's aankomst in Den Haag begin november 1792 en - volgens Hardenberg - Etta's 'gewichtigdoenerij' daarbij. Volgens Hardenberg was Etta voor persoonlijke zaken naar Nederland gegaan, maar ik zou niet weten wat voor zaken dat dan zouden moeten zijn.
77
Over Etta's bespreking met Van de Spiegel.
78
Over Etta's bezoek aan de stadhouder. Volgens Hardenberg had Etta een paar dagen later weer een gesprek met de raadpensionaris, maar daar kan ik nergens iets over vinden.
79
Over Etta's brief van 27-11-1792 waarin ze om een paspoort voor Brekenrodes danseresje vraagt. Hij noemt haar de burgeres Bertinazzi, geboren Foulquier, wat wel klopt al kan het ook Faulquier zijn. En dat ze in correspondentie is met de afgevaardigde Reymaud, door Hardenberg Reynaud de Bonnassous genoemd.
80
Over de nieuwe oproep van Condorcet, om een vrijheidsoorlog te voeren, en Etta's reactie daarop.
81
Over de onthoofding van Lodewijk XVI en de oorlogsverklaring van 1 februari 1793


82
XII. MOEILIJKE TIJDEN
Over Etta's reactie op het uitbreken van de oorlog. Volgens Hardenberg is er meteen al sprake van financiële nood, maar volgens mij bouwt zich dat geleidelijk pas op.
83
Hardenberg citeert uit Etaa's brief van 3 april 1793 aan Lebrun (aan wie ze zich 'vast klampt') over de niet aankomende brieven en dat iedereen haar mijdt als een schurftlijder (wat hij vertaalt als 'schurftig schaap'), zie hier.
En daarna haar brief van rond 1 februari 1793 aan de raadpensionaris, dooe Hardenberg 'goedmoedig' genoemd, waarin ze hem om hulp vraagt, zie hier.
Op het eind van de pagina begint de beschrijving van de inval in haar Haagse kamer door twee Franse émigrées, gebaseerd op haar brief van 5 april 1793, zie hier.
84
vervolg
85
De wisseling in Frankrijk van de minister van Buitenlandse Zaken.
86
De verschillende manieren waarop Etta probeert aan de kost te komen: gouvernante, hoofdredacteur.
87
'Had Etta zich bij de rol van „grande amoureuse" gehouden'... dan hadden we nog sympathie voor haar gehouden, aldus Hardenberg, maar nu vindt hij haar 'een schip zonder stuur'.
Hardenberg meldt een 'belofte' van Etta die ik nergens in de stukken kan vinden: 'Hoewel ze de Raadpensionaris plechtig had beloofd niet meer met Frankrijk te corresponderen.' Staat nergens, onbegrijpelijk hoe Hardenberg hier aan komt.
88
Over Van de Spiegels bevel dat Etta zich buiten Den Haag moet vestigen.
89

90-95
XIII. DE SANSCULOTTEN
Gaat over geheime gesprekken over vrede waar Etta niets mee te maken heeft en het is mij een raadsel waarom dat in dit boek staat.
96
Hardenberg ze4gt dat Etta bij de Fransen probeerde een bedrag van 18.000 livres uitbetaald te krijgen, maar daar is mij niets van bekend. Daarna volgt de brief van Munniks aan haar van 14 maart 1795, zie hier bij pagina 3-6.
97-99
vervolg.


100
XIV. HET COMITE VAN WAAKZAAMHEID
Beschrijving comité van waakzaamheid.
101
Arrestatie Etta, overgenomen uit de notulen van het comité, waarbij hij ook namen noemt vanm mensen met wie Etta zou samenspannen, een 'zekere Bruyé, tevoren knecht bij de Prins van Oranje en nu in dienst bij de Franse volkscommissarissen, en bovendien met de commies Logger'.
102
Verhoor van de werkster en eerste verhoor van Etta, zie hier.
103
Hardenberg gaat er van uit dat sommige verklaringen van Etta tijdens dat verhoor niet waar kunnen zijn omdat het anders in Mercurius staat, wat hij dus blijkbaar voor de betrouwbaarste bron houdt.
104
vervolg verhoor. Over Brantsen, Hardenberg: 'Over de tedere betrekkingen, die
tussen hen beiden hadden bestaan, zweeg ze vanzelfsprekend.'
Daarna het verhoor van Rulach, die verklaart Etta te hebben leren kennen 'bij de familie Gedet op de Nieuwe Haven'. En de man met de geelachtige jas is volgens Rulach waarschijnlijk 'Van der Enne, een Brabander, die een
geelachtige rok droeg'.
105
Over het tweede verhoor van Etta, zie hier. Daarna Etta's ziekte tijdens haar gevangenschap. Daarna het derde verhoor, op 8 oktober, zie hier.
106
En het vierde verhoor, op 26 november, zie hier het eerste deel en zie hier het tweede deel.
107-109
En het eindrapport met het besluit haar op te sluiten in het kasteel van Woerden, met ook de eindafrekening van haar verblijf in de Castelenij van 2065 gulden.


110
XV. DE DONJON VAN WOERDEN
111
Opsomming van de uit Huis ten Bosch gehaalde goederen voor Etta en de andere gevangenen in Woerden.
112-114
Hardenberg citeert de eerste brief van Etta vanuit Woerden, waarbij Hardenberg de vermelding van Huigo Gevers weg laat.
115
Er is sprake van een brief aan de Eerste Kamer.
116
De vrijlating.
117
Hardenberg stelt Etta's overlijden ten onrechte op 28 maart en weet kennelijk niet welke functie procureur De Bas in dezen heeft. Daarna vergelijkt hij haar levenslot met die van het danseresje van Lestevenoin van Berkenrode op een waarlijk tenenkrommende manier.



Daarna volgt nog de verantwoording, zie daarover aan het begin.

Je bent hier: OpeningBronnen → Hardenberg