Dit boek is de enige systematische beschrijving van Groningen in
de achttiende eeuw en daardoor valt er veel uit te halen. In de
Groninger Archieven zijn voorstudies van en onderzoekstukken voor
het boek te vinden, waaruit Albert Johan de Sitter als schrijver
kan worden geïdentificeerd. Het boek is te vinden op
delpher.
Onderstaande is de van delpher opgehaalde ocr-versie, wat ik
grotendeels (maar niet helemaal) nagelopen heb. Gedeelten die niet
over de achttiende eeuw gaan maar eerdere geschiedenis betreffen
heb ik weggelaten, maar in de tekst vermeld ik in cursief steeds
wat er mist.
Het heet het 20e deel te zijn van de serie beschrijvingen, maar
volgens mij is het het 23ste.
TEGENWOORDIGE STAAT
D E R
VEREENIGDE
NEDERLANDEN;
EEN EN TWINTIGSTE DEEL;
Vervattende het vervolg der Befchryving van
STAD EN LANDE,
Te AMSTERDAM, LEIDEN, DORD, en HARLINGEN
By j. DE GROOT, G. WARNARS, S. en J. LUCHTMANS, A. en P. BLUSSÉ,
en V. VAN DER PLAATS.
MDCCLXXXXIII
Met Privilegie.
EERSTE HOOFDSTUK.
Befchryving der Stad G R 0 N 1 N G E N , behelzende haare
gelegenheid, gedaante, vestingwerken, poorten, grootte, bevolking,
naamsoorfprong, oudheid, historie, graften , bruggen, ftraaten,
markten, openbaare wereldlyke gebouwen, kerken, godsdienstige
geftichten en weeshuizen, geleerde mannen , koophandel en neering,
gilden, voorregten der burgeren , burgervaandelen, krygsbezetting
, regeering in 't algemeen en in de onderdeelen, gild water en
flapelregt, weeskamer, kluftheeren, kommisfarisfen der kleine
zaaken , rekenkamer , pondkamer, heerlykheden, wapen.
Na afloop der gefchiedenis zullen wy thans overgaan tot de
befchryving der fteden en dorpen deezer Provincie, waar onder met
regt de eerfte plaats verdient de ftad
G R O N I N G E N, waarnaar het gantfche gewest soms benoemd wordt. Zy ligt aan het uiteinde van den zogenaamden Bifchops of hondsrug, op de breedte van 53 gr: 15 min. en lengte van 23 gr. 20 min., aan de zamenvloejing van de Hunze en de Aa. Deeze beide ftroomen , binnen haare muuren vereenigd, vormen, daar buiten gekoomen zynde, één voor taamlyk zwaare zeefchepen bevaarbaar water, bekend onder den naam van Reitdiep; waardoor de Groningers in ftaat gesteld worden hunnen handel met eigene zeefchepen naar onderfcheidene oorden van Europa te drijven. Ten noorden is zij omringd van zwaare kleilanden , die, en daarom , en om derzelver nabyheid aan de stad, alleen tot weiden voor het vee gebruikt worden; terwijl ten zuiden de zandige hoogte haar het voordeel geeft van teffens te genieten eenen overvloed van tuin en warmoeskruiden, met de aangenaame lommer der boomen. Ook bezorgt deeze hoogere ligging haar een meer gezonde lugt (1), en bevrydt haare inwoo-
neren van de zorgelyke vrees voor overstroomingen; terwyl de
opgenoemde rivieren haar niet
onze stad veel toebrengt. Meesttyds echter is de dampkring van
Groningen koud. Het agt geeven op de thermometers immers, welke de
warmte en koude der lucht aanwyzen, de bevinding van 't gevoel in
onze eigene lichaamen, en andere blyken, laaten geen twyffel over,
dat de lucht hier veel meer naar koude helt , dan naar warmte.
Dat die koude dikwyls vorst voortbrengt, en 's winters niet zelden
hier zeer fcherp is, kan niemand onbekend zyn. Zy zyn het fpoor
byfter, die hier over zoo menigmaalen klaagen : wel verre dat de,
fchoon hevige, koude den onzen fchaden zoude, doet zy veel eer
hunne gezondheid aanwinnen. Want, gelyk het volgens de proeven der
natuurkundigen in andere lichaamen plaats heeft, zoo doet ook de
koude de vezelen onzer lichaamen in vastheid en veerkragt, en
dieshalven in fterkte toeneemen; zy vermeerdert de levenskragten;
zy bedwingt de verfpilling der fynfte vogten; zy weert de rotting
der ingewanden en andere deelen af; door verdikking en
famentrekking der huid noopt zy het bloed naar binnen; ftookt de
inwendige warmte aan; de koude verwarmt de lichaamsholligheden ,
volgens Hippocrates ; de fpyzen worden beter gekookt; het
bloed vaardiger bereid; door welk alles de gezondheid beftendiger
en de lichamen kragtiger worden. Dus komen de Groningers nader aan
die noordfche volkeren, de Deenen, Noorwegers, Zweeden, en Rusfen;
van welken ik nu niet hoef te betoogen, hoe veele voordeelen zy
voor hunne gezondheid, kloekheid, en langleevendheid van de koude
hebben afteleiden.--
Anderen hebben het gelaaden op die lastige wisfelvalligheden van
onze lucht, zoo by dage als nagte, en de plotslyke omwentelingen
van weer; zy
niet alleen gedurig voorzien van frisch water tot geryf der
brouweryen en andere trafy-
zullen my tegenwerpen de fchielyke overgangen van warmte tot
koude, voornaamlyk 's avonds.
Doch ook hier toont de ondervinding, die getrouwe leermeesteresfe,
dat de geftellen der onzen , tot koude gewoon, niet veel last
lyden. Ik heb meermaalen en met veel verwondering waargenomen ,
wanneer de kwik, binnen weinige uuren, twintig en meer graaden op
den thermometer zakte, dat er geene merklyke ongemakken
op zoo'n groote en zoo fchielyke verwisfeling gevolgd zyn. Op
andere plaatfen ziet men veelen te gelyk, na zulke verandering,
aangetast worden van borst, long , keelontfteekingen , of
foortgelyke ziekten: doch te Groningen ziet men dit niet. Ik wil
zeker niet beweeren, dat niet fomtyds deez' en geene dus getroffen
worde; maar dit kan ik volmondig betuigen, dat ik, geduurende myn
verblyf in deeze ftad, nog niet waargenomen heb, dat zulke ziekten
, wegens zulke oorraak algemeen geheerscht hebben.
Zoo groot is de gefchiktheid ter gezondheid, welke onzen burgeren
ten deele valt wegens de koude lucht, waarin zy van hunne tedere
jaaren afgewend zyn! -- Veel minder fchikken zich onze geflellen
tot een grootere warmte van den dampkring: en ligt lyden zy
daardoor last. De hitte naamlyk brengt haar nadeel aan door de
fchadelyke uitwaasfemingen , die zy uit het aardryk, de wateren,
het vuilnis, de doode lichaamen, en andere dingen doet opklimmen,
en welke aan de lucht, die ons omringt, van ons ingëademd en
doorgeflooken wordt, een allerergst bederf byzetten. De lichaamen
neigen, door langduurige hitte, voornaamlyk zoo die teffens vogtig
is, tot een fpoedige rotting, die ruime bron der allerergfte
ziekten, hunne fynfte vogten wor-
ken, maar ook met de gegravene trekvaarten het Fivelingo ,
Hunfingo , en Wester-
den hier door verfpild, welke zoo noodzaaklyk zyn tot onderhoud
der leevenskragten; de overige vogten bederven; de vaste deelen
worden week, flap, en kwynen; de zenuwen verzwakken ; een
traagheid bekruipt alle lichaamswerkingen; dus gaat de gezondheid,
en dikwijls het leeven zelf verlooren. Zoo dat ik hier van de
bovenmaatige zomerwarrnte altoos menigvuldiger ziekten heb
waargenomen , dan van de firenge koude. Zy is vrugtbaar in ziekten
, die van outtfteeking verzeld en benoemd worden; gelyk ook in gal
, brandende, rot, kwaadaartige, en uitflagkoorfen. Tot hun groot
geluk echter ondervinden de Groningers niet dikwyls zulk eene
hevige warmte. Hier komt by, en wel ter aanmerklyke befcherming
hunner gezondheid, dat de hitte der lucht hier zelden van eenigen
duur is; want wel dra voegen er zich verfcheidene
luchtverhevelingen by, die den dampkring zuiveren, van rottige en
fchadelyke uitvloeifelen ontheffen, en fpoedig tot een gunftigeren
trap van koude herbrengen, die onzen inwooneren meer natuurlyk is.
-- Nog minder hebben de onzen te klaagen over de te groote
droogheid hunner lucht, zo niet dan, wanneer de zomerhitte teffens
overmaatig is, waarvan ik zoo even gefproken heb: indien 's
winters of in de lente, die droogte mogt heerfchen, vindt men er
koude by, en veeltyds
vorst , van welker gunftigen invloed op de gezondheid ik reeds
melding gemaakt heb. -- Van vogtigheid valt onze dampkring meer te
befchuldigen; welke, terwyl ze de fpiervezelen week en flap maakt,
de zweet en uitwaasfembuisjes toeftopt, geen ongewoone oorzaak is
van veele, en vooral fleepende, ziekten onder onze inwooners; ja,
door verrottinge, nog meer verderfly-
kwartier, gelegenheid geeven tot eene nuttige en voordeelige
binnenlandfche fcheepvaart.
De platte grond der flad is langwerpig, en vertoont de gedaante
van eene peer, wier dikte naar het zuiden, en fpits naar het
noorden gekeerd is.
Vestingwerken
In aanzien der vestingwerken is Groningen omringd van diepe
graften, zwaare en hooge
ke uitwerkzelen voortbrengt, wanneer ze, met warmte gepaard, de
nauwe kamers of donkere woonkelders der onzindelyke armoede
influipt.
Wyl echter de vogtigheid veel vaaker ons aankleeft met koude, dan
met uitfteekende warmte verzeld, vindt men haar veel minder
fchadelyk, dan men zig in den eersten opflag zou verbeeld hebben.
Dat ook de dampkring hier minder dan elders door nevelen vogtig
wordt, zal optemaaken zyn, uit het geen ik te zeggen heb van
Groningens wateren en gronden. De verhevene ligging der ftad maakt
ook, dat het water te weerzyden naar laagen ftreeken, en diepe
vaarten, die haar. grootst gedeelte ontvangen, afloopt, en daaroor
in den grond dringt. De barometers wyzen aan, dat de lucht hier
zelden, of nimmer , die overmaat van zwaarte, ligtheid, of
veerkragt heeft, welke onze geftellen zoo konne aandoen, dat er
ziekten. uit zouden volgen. En den kunstervaarenen kan hier van,
de oorzaak niet verborgen zyn, zoo ze het bygebragte in opmerking
neemen, en daar nevens denken op de ligging van Groningen , die
wel verheven, doch niet al te hoog is. Immers is het een
ziektekundige les dat het dus met ons gelegen is, dat we even zeer
beledigd worden door een al te dikke , gepakte en zwaare lucht,
als door een al te dunne en ligte; terwyl de middelfoort ons
genoegte en welvaart aanbrengt.”
wallen, vooral ten zuiden; uitmaakende zeventien bolwerken of
dwingers (1). Deeze verfterking, daar de ftad voorheen naar den
ouden trant flegts eenen fteenen muur had, voorzien van rondeelen
en torens, is in de voorige eeuw , na den inval van Ambrofio
Spinola in Twenthe , begonnen, en binnen zestien jaaren , van 1608
tot 1624 , voltooid ; meerendeels op kosten der ftad , die ook nog
dezelve onderhoudt, waar voor haar thans op den gewoonen ftaat van
oorlog de fom van 6000 guldens jaarlyks goedgedaan wordt. Hoewel
men diestyds gemelde vestingbouw, ingerigt naar de oude
Hollandfche wyze, voor fterk aanzag, en dezelve in dien ftaat ook
heeft uitgehouden het beleg van 1672 , oordeelde men egter daarna
eene meerdere verfterking nodig. Zulks draalde niettemin tot 1698
, wanneer naar het ontwerp des vermaarden Koehoorns, tusfchen de
ftad en de buurt Helpen, een nieuw werk aangelegd is geworden, om
den hoogen rug tusfchen de Hunze en de Aa te befchermen. Daartoe
dienen drie van elkanderen gefcheidene uitfpringende bastions,
welke zig egter onderling verdedigen ; wordende aan den laageren
zoom der opgenoemde ftroomen gedekt door vier-
(1) Derzelver naamen zyn de volgende ; 1 Kraane . 2 A ; 3 Marwiks
; 4 Oude rondeels ; 5 Heere ; 6 Ooster ; 7 Drinkelaars ; 8
Steentil ; 9 Poel; 10 S. Johans; 11 S. Walburgs; 12 Jakobiner ; 13
Ebbinge ; 14 Boteringe ; 15 Jadts ; 16 Kruid ; 17 Reitdieps
dwinger.
kante redouten. Ook wierden gclykentyds do wallen aan de
zuidzyde der ftad aanmerkelyk verhoogd , en eenige dwingers geheel
met aarde gevuld. Met dit alles willen nogtans zommigen , dat
Groningen niet kon geteld worden onder de fterke plaatzen, hadde
zy niet te baat de voor den landman zo zeer gedugte
onderwaterzetting , door middel der fluizen, waarmede zy binnen
haare muuren de afkoomende zoete wateren kan doen opftygen, en met
die, zowel als met de zoute, waartoe de tot door de ftad loopende
vloed gelegenheid geeft, het omleggende land onderzetten;
uitgenomen dien hoogen rug ten zuiden, op welken daarom gemelde
werk ligt. Dat zelve wordt egter, niettegenflaande den roem zyns
ontwerpers, door kenners daarin gebrekkig gehouden, dat het ter
voldoende verdediging eene al te groote bezetting vordert. Dan
daar meergemelde hoogte niet zeer breed is , moest het denkbeeld
van eene doorfnyding natuurlyk voorkomen. Verfcheidene daartegen
gemaakte zwaarigheden, ook naar men wil uit yverzugt, ftremden
egter tydelyks de volvoering van dat ontwerp, tot dat men het in
1786 zo ver gekregen heeft, dat op kosten der Generaliteit eene
evenwydige afgraaving naar roojing der bastions begonnen is; door
welke by afloop der tydelykfche uitbeftedingen voor gemelde nieuwe
werken eene breedte van veertig Rhynlandfche roeden ruim een voet
onder het waterpas zal komen te ftaan. Men meent daardoor niet
alleen voortekoomen het gevaar van ondermyning; maar ook de
aanvallen, als die
nu op bepaaldere plaatzen moeten gefchieden, met mindere
manfchap te kunnen tegengaan, en afteweeren.
Poorten
De poorten der ftad zyn agt; als de Heere, de Ooster, de Kleine,
de Steentil, de Ebbinge, de Boteringe, de Kraane, en de Apoort.
Behalven deeze vindt men binnenwaards nog twee poorten van de oude
verfterking, als twintig of dertig fchreeden van de nieuwe Apoort
ééne, van daar den naam draagende van oude Apoort , geftigt in
1517 (1) ; en op het einde der Poeleftraat ééne, bekend onder den
naam van Poelepoort. Die beide zyn nu gefehikt tot bewaarplaatzen
van fchuldenaars ; en tot gevangenhuizen voor burgers, die
misdreven hebben, of daarvan befchuldigd worden: waarom op ieder
derzelver een Raadsdienaar als fipier woont. Aan buitenfingels
naar de wyze der Hollandfche fteden anangelt het hier; zynde
alleenlyk buiten de Ooster en Heerepoort de weg bylangs de graft
met boomen beplant. Dit gebrek bewoog de Regeering om eene groote
kamp lands tusfchen den Heer en Oosterweg te koopen, en tot een
Fterrebosch aan te íaaten leggen, gelyk ook de beide gemelde
wegen, tot aan de nieuwe werken toe, met eik en beuk te bezetten
(2) : welk hout, thans vry weelig grocjende, den ítedeling eene
aangenaame wandelplaats verfchaft; waartoe ook dienen de met yp
bepoote wallen, en van waar men een fchoon gezigt heeft op de
omleggcnde landsdouwe.
(1) S. B E N I N G A Chron. bl. 314
(2) Raads-refol. 12 April , en 22 Oct. 1764
Grootte
De grootte der ftad (na den uitleg in de voorige eeuw, waar door
ten noorden eene groote ruimte, en ten oosten de oude voorftad van
het fchuitendiep haar ingelyfd wierd) is vry aanmerkelyk: daar de
wal den wandelaar rondom denzelven anderhalfuur zal beezig houden;
de lengte van de Heere tot aan de Boteringepoort van een half uur
gaans, maar die van de fteentil tot aan de Apoort iets minder is.
Naar gelang egter dier ingeflotene ruimte is de flad niet fterk
betimmerd, wegens de grootte der opene plaatzen en merkten; ook
zyn in den nieuwen uitleg nog veele tuingronden, hoewel derzelver
hoeveelheid zedert eenige jaaren, door eene gegevene vrydom van
fchoorfteengeld voor nieuws gezet wordende huizen, merkelyk is
afgenoomen.
Getal der huizen, en inwooners
Het getal der huizen en wooningen in Groningen wierd in 1740
geteld op 4785, en by eene nauwkeurige opneeming in 1787 gebragt
tot ruim 5500. Wanneer men nu de bewooners van ieder huis en
wooning ftelt vier te zyn, alsdan krygt men twee en twintig
duizend; een getal , dat overeenkoomt met de gewoone berekening
der door elkanderen geflagene geboorte en fterflysten. Hier onder
zyn egter mede begreepen de warmoezeniers buiten de Heere, Ooster,
en Boteringepoort; als mede de huisgezinnen buiten de A, en andere
poorten , voor zo ver die onder de ftadstafel behooren.
Naamsoorfprong
De naam der ftad, thans gewoonlyk Groningen, wierd in voorige
tyden meerendeels gefchreeven Groeningen of Greuningen. Zon-
der ons met de beuzelingen van eenen Trojaanfchen ftigter Gruno
optehouden , koomt ons die naamsafleiding de waarfchynlykfte voor,
waarby men wil, dat de ftad haaren naam ontleend hebbe van de
groene weiden (1).
Niet zo zeer, omdat die haar omringen : want deeze reden kan niet,
daar zy by veele fteden in ons gemeenebest plaats vindt, als eene
byzondere voor Groningen opgegeven worden. Maar flaat men gade die
zandige hoogte, welke, uit Munsterland tot herwaards afgeloopen ,
en telkens fmaller geworden , zig eindelyk tusfchen de Hunze en de
A verliest en ophoudt; dan is niets natuurlyker, dan dat die
landrug, uit zynen aart gefchikt tot weelige grasdraaging , de
ingezetenen als eene uitftekende groene weide in het oog liep. Te
meer daar dezelve, aan drie zyden omringd zynde door drasfig land
wegens de geduurige overftroomingen der rivieren , by het
vaalgeele van het riet des winters te fterker het groene der
hoogte deed affteeken. Daar nu Ing , Inge, oudtyds betekende eene
algemeene weide of beemd, moesten de eerften, die zig hier met de
woon nederzetteden, van de omliggende wel gezegd worden „ te
woonen op die Groene Inge, of weide ;" waarvan eerst by verkorting
Groen'ge, Groin'ge, en naderhand Groeningen gckoomen is (2).
Noten weggelaten, niet interessant
Groningen is ongetwyffeld eene zeer oude ftad.
Volgt een lang verhaal over Groningen in de Oudheid, weggelaten
Daar de oudere gefchiedenis der ftad, het voornaamfte deel van
ons gewest, noodwendig in her gerchiedverhaal moest plaats vinden,
zullen wy die hier niet herhaalen, maar wyzen den begeerigen
derwaards. Dan ter kwyting eener aldaar gedaane belofte zullen wy
nu opgeeven eenige aanmerkelyke gevallen, de ftad in latere tyden
overgekomen.
Hier onder behoort te regt die harde behandeling, welke zy ten
jaare 1600 van de Algemeene Staaten moest ondergaan, zoo dat zy
niet alleen met een talryke krygsbezetting gedrukt, maar ook met
een kasteel bezwaard wierd.
Volgt uitgebreid verhaal over 1600, weggelaten.
Evenals de daarna volgende beschrijvingen van 1624
(strooptochten), 1633 (nog een inval) en 1665 (1e poging door de
bisschop van Munster), want dat speelde zich allemaal buiten de
stad af.
1672
Dan zeven jaaren later dreigde een zwaarder onweer op dit gewest
lostebreeken , en had ook, onder Gods zegen, de onvoorbeeldelyke
moed der burgery en bezetting, in een belegering van 6 weeken, en
dat wel tegen een leger fterk 22000 mannen, des vyands vorderingen
niet gekend en gedwongen dat beleg weder oprebreeken, voorzeker
waare het met onzen verëenigden Staat op den uiterften rand des
verderfs gekomen. Wy zullen ons niet inlaaten in de aanleidende
oorzaaken tot dien oorlog, welken de Vereenigde Staaten tegen de
zaamgevoegde magten van Engeland, Frankryk, en eenige Duitfche
Vorsten heeft moeten uitftaan, als welke uit de Vaderlandfche
gefchiedenis eenen ieder te wel bekend zyn. Wy melden alleen, dat
naar een gemaakt overleg de Bifchoppen van Keulen en Munster de
Republyk aan de zyde van Overysfel en Groningen zouden aanvallen;
terwyl de Franfche wapenen in Gelderland en Holland moes-
ten indringen. Ingevolge dit plan maakte het Keulsch en
Munstersch leger zig meester van eenige verfchanfingen en fterkten
op de grenzen van dit gewest, en van Oost-Friesland; gelyk voor
Coevorden den 20en van zomermaand het beleg geflagen wierd. Na
eene fterke bombardeering ging die vesting den elfden van
hooimaand by verdrag over. Hierdoor was aan het veréénde leger de
weg naar Groningen gëopend, dat ook niet toefde, maar na eene
ontvangene verfterking by de 22000 mannen , eerlang af kwam
zakken. De voorposten vertoonden zig reeds den 19en voor de ftad;
by welke gelegenheid met de uitgezondene ruitery eene
fchermutfeling voorviel, in welke de Cornet Hoving zodaanig
gekwetst wierd, dat hy er korte dagen daarna aan overleed. Na de
aankomst van het gros des legers wierden de loopgraven gëopend, en
de batteryen geplant, waarmede men op woensdag den 27en begon de
ftad te befchieten, en den volgenden dag bomben van buitengewoone
zwaarte te werpen, als mede gloeijende kogels om brand te
verwekken.
Dit hield eenige dagen agter een aan , waardoor de meeste huizen
aan de zuidzyde der ftad verpletterd wierden ; maar de brandfchade
was gering door de vlyt en oplettenheid der Mennoniten, die
inzonderheid zig tot het brand lesfchen verbonden hadden. Hoe ver
egter de bomben vielen, kan men nagaan, doordien reeds vrydag den
29en de Raad niet veilig meer op het Raadhuis, ftaande op de
groote markt , kon vergaderen , als zynde reeds aan beide zyden
van dat huis eenige neer-
gevallen ; zelfs is geduurende de beIegering een bombe gebragt
tot in de boteringe ftraat
op de hoogte van het butjes ftraatje, en een ander ongeveer op die
hoogte in de ebbinge ftraat. Als men daar by opmerkt, dat meer dan
5000 ftuks van dit vernielend oorlogstuig geduurende den loop der
belegering in de ftad geworpen zyn, zal men zig een denk beeld
kunen maken van de overgroote fchade, en verwoesting ; in
verfcheidene ftraaten aan de zuidzyde der vesten waaren , zonder
onderfcheid alle huizen befchadigt , ja de meeste lagen in
puinhoopen. Daarbij hadden de kogels doorboord al het geen
enigzins door de hoogte boven de wallen uitftak , gelyk door het
dak van de groote kerk verfcheidene kogels gevlogen zyn; en dc
zuid-oosterhoek van den toren tusfchen den tweeden en derden
ommegang zeer veel geleden heeft , als ook de beide uurwyzers aan
de zuid en noordzyde, die van de kogels geheel doorboord wierden.
Niettegenftaande deeze verwoesting was en bleef de burgery zeer
gemoedigd, ja allen waren genegen de ftad tot het uiterfte toe te
blyven verdeedigen. Men bragt zo veel men kon de goederen over
naar het noorden der ftad, en men verdrong zig daar met vrouwen en
kinderen in de kleine huisjes van de nieuwe aanleg, zynde men
zelfs maar blyde, dat men onder dak , hoe morfig anders het
vertrek ook ware, konde gernaken. Die zelfde yver was ook by de
krygsbezetting, offchoon anders niet fterk in manfchap, als flegts
uitmaakend een groote 2000 mannen; onder het bevel
van den Lieutenant Generaal Karel van Rabenhaupt, een doorkundig
en dapper officier. Aan krygsvoorraad ontbrak niets; ook niet aan
de nodige levensmiddelen, waartoe reeds van het begin des jaars
voldoende bevelen door de Regeering gegeven waaren. Ook nam men
geduurende de belegering naukeurig op al den voorraad, die binnen
de ftad was, en men bepaalde den prys, waarvoor en niet hoger de
eetwaaren te verkopen (1). Hierby wierd het Burgerlyk regiment
verfterkt door alzulke burgerkinderen en ambagtsgezellen , die
boven de 18 jaaren oud waaren ; en vier buitengewoone vaandelen
wierden opgerigt van Advocaaten, Doctoren, en anderen, de welke
anders in perfoon geene burgerwagten doen; daarby vormden zig 150
ftudenten in één vaandel , en boden zig aan om geduurende de
belegering gebruikt te worden , met verzoek zelfs van wel op de
heetfte posten, gelyk zy ook, het beleg door, hun post in de
drinkelaars dwinger by het kleine poortje gehad hebben.
In zulk eene gefteldheid van zaaken, en gemoederen , was het
gantsch niet vreemd, dat de Regeering met verontwaardiging, en
zonder wederantwoord, afwees het fchryven van den Heer
Schuilenborgh, (voorheen Raadsheer van Groningen maar van daar ten
jaare 1662 gevlugt, en nu een der Bifchoppelyke
{1) Zo wierd onder anderen by placaat van Borg. en Raad van den
19/29 Juli verboden de rogge hooger dan 4 gulden 5 ft, het mudde
te verhoopen. Het pond boter was op 5 ftuivers bepaald; enz:
Munfterfche gehcimraaden) Hy had eene byeenkomst van gcmagtigden
voorgeflagen, om op dezelve de zaaken met zynen meester te
fchikken. Offchoon zulks nu niet gelukt was, zonden de beide
Bifchoppen van Keulen en Munfler den 31en, na dat zy vier dagen
agter een de ftad heftig hadden laaten befchieten, door eenen
trompetter een brief van opeifching, waarin zy „als redenen tot de
overgave, aandrongen op den zegen, welken de vereende magten tot
dus ver genoten hadden; op den benarden toeftand der ftad, welke
door de verovering van Coevorden het ontzet te lande, en door het
kruisfen der vlooten dat te water afgefneden was; terwyl zy by
weigering dreigden met eene geheele verwoesting, waarvan zy egter
betuigden voor God en de wereld daarom onfchuldig te willen
blyven."
Maar de ftads Regeering, aan welke ook de brief gezonden was, gaf
eenvoudig ten antwoord, dat „zy onder vertrouwen op de Goddelyke
hulpe, de geregtigheid haarer zaak, en de getrouwheid haarer
bondgenooten , eendragtelyk met den bevelhebber der bezetting
befloten had de ftad met goed en bloed tot het uiterfte toe tegen
den vyand te verdeedigen , en dat haar daartoe door Gods zegen
niets was ontbreekende."
Daarop wierden de vyandelykheden weder even fterk hervat, onder
anderen het werpen van bomben, hauwitfers, en zwaare fteenen,
terwyl men inmiddels de loopgraven onvermoeid voortzettede, en die
doorbragt tot aan den kant der gragt. Maar de bezetting en de
burgery deeden dikwyls uitvallen, by welke zy meermaalen het
geluk hadden veele der gemaakte werken te vernielen, en den vyand
veele dooden toetebrengen. Doordien de toevoer langs het Reitdiep
uit Friesland open was, kreeg men van dien oord telkens fris volk,
en voorraad van krygsbehoeften; gelyk den 11en van oogstmaand het
Hollandfche regiment van Jordan, fterk veertien compagnien, met 31
fchepen alhier aankwam. En daar men in de ftad ook veele mortieren
had, en zeer zwaar gefchut op de wallen, wierd het vuur van binnen
even fterk bëantwoord, als het van buiten gemaakt wierd. Het welk
alles ten gevolge had, dat de Bifchoppen, ziende al hunne
poogingen vrugteloos, en hun leger verloopen door de veelheid der
dooden, gekwetften , zieken, en wegloopers (1) , eindelyk
befluiten moesten het beleg optebreeken. Terwyl zy daartoe hunne
fchikkingen maakten, lieten zy inmiddels de batteryen fpeelen;
maar toen men op den 27 Aug. in 't geheel geen fchieten meer
hoorde, ondernamen eenige waaghalzen in den morgenftond de
vyandelyke loopgraven integaan, en welke zy ledig vonden. Op de
tyding daarvan fpoedde zig veel nieuwsgierig volk naar buiten, en
teffens wierd een gedeelte der bezetting uitgezonden om eene
vyandelyke agterhoede, die zig by de gerigtsplaats nog ophield, in
(1) Men rekent, dat van de 22000 mannen, welke voor de ftad
gekomen waaren, flegts 11964 zyn afgetrokken.
ontzag te houden; terwyl anderen inmiddels met alle magt de
verlatene werken begonnen te flegten. Deeze voorzorg nam men nog
eenige dagen , dewyl men zig nog niet ver van de ftad durfde
verwyderen, tot dat men den 31en zekere tyding bekwam, dat de
vyand geheel afgetrokken was. Toen wierd dien voordemiddag in de
drie hoofdkerken een plegtige dankdag gehouden, en wyders bepaald
dien jaarlyks op den 28en van oogstmaand te houden; gelyk zulks
nog tot heden in agt genomen wordt. Men had ook in 't byzonder
veele ftof tot danken, daar niet tegenftaande een beleg van zes
weeken, waarin over de 5000 bomben, (buiten het groot getal van
gloeiënde kogels, hauwitfers, ftinkpotten, en fteenen) ingeworpen
waaren, flegs omtrent 80 perfoonen zyn doodgebleven, en onder die
nog veelen door eigene onbedagtzaamheid of reukeloosheid. In de
daarvan door den druk gemeen gemaakte journaalen vindt men veele
kleine hyzonderlaeden opgetekend, tot welke wy den des begeerigen
wyzen (1). Maar omdat geduurende deeze belegering de ftudenten zig
in het byzonder kloekmoedig hadden gedragen, wierd op den
(1) Zie onder anderen Elderkamps journaal van de belegering van
Groningen; wytloopiger journaal van het gepasfeerde in en omtrent
de ftad Groningen, geduurende het beleg, gedrukt te Groningen, by
R. Huisman 1672; de gedenkweerdigfte voorvallen in en omtrent de
belegering der ftad Groningen, by D. Lens, 1673. SILVIUS, in het
vervolg der zaaken van Staat en Oorlog, I deel, 5 boek, heeft veel
hier uit overgenomen.
8en van wynmaand door den hoogleeraar Menfinga eene plegtige
redevoering gehouden, en daarna uit naam der Heeren Curateuren aan
een ieder hunner, onder, eene toepasfelyke aanfpraak , een zilvere
gedenkpenning vereerd. Dezelve verbeeldde het wapenfchild der
hooge fchoole, zynde een opengeflagen boek met het daarop gehegte
Provinciale wapen , en boven hetzelve eene Pallas in het midden
van veelerlei oorlogstuig, met de woorden Unita Virtus, en rondom
Curatores Aeademiae Groningae & Omlandiae; aan de andere zyde
ftond. In memoriam obfidionis & liberationis Groningae civibus
Academiae ab Ordinibus ob bene merita dono datum , en het
randfchrift was Cum Deo ad utrumque parti 1672 (1).
Graften, bruggen en ftraaten
Groningen wordt binnen haare muuren niet doorfneden met graften
naar de wyze van veele Nederlandfche fteden. Buiten het Damfter en
Boterdiep vormen de Hunze en de Aa, daar zy behalven de eigenlyke
zamenloop nog door een gegraven grift, het Zuiderdiep (2),
vereenigd zyn , een eiland ; welks begryp men gewoonlyk houdt dat
uitmaakt de oude ftad, terwyl men de daar buiten gelegene huizen
rangfchikt tot de nieuw. Over deeze opgemelde graften liggen
agtien
(1) Noot niet overgenomen.
(2) In het jaar 1637, op drie roeden breedte. Z. Raadsrefol. 1 en
17 Mai 1637.
bruggen, waaronder twee van hout. Wegens de ftoutheid van het
werk munt uit de Boteringe, gemaakt in 1703, wier boog in het
midden dermate fmal is, dat iemand, onkundig van het geen een wel
ingerigte dragen kan , fchrikt, als hy in den zomer ter gelyker
tyd twee of drie hooiwagens, waarvan ieder gemeenlyk tweeduizend
pond voert, op denzelven ziet. De boog zelf is lang of wyd 59
voet, en 4 duim, en 27 duim in 't midden dik; de bygaande plaat,
alwaar men ter regterhand een gedeelte van de osfemarkt ziet,
vertoont hem nader.
Men telt in alles meer dan zeventig ftraaten, waaronder
verfcheidene van eene aanmerkelyke lengte; daarby zyn dezelve
meerendeels zeer breed en regt, en dienen dus tot bevordering der
gezondheid. Ook loopen op de twee voornaamfte marktvelden
negentien ftraaten uit, waaronder zes van zo veele byzondere
poorten; een gemak, dat vooral den vreemdeling in het oog valt, en
daarom van veelen opgetekend is. Vyf deezer hoofdftraaten zyn ook
benoemd naar zo veele oude geflagten, als de Boteringe, Ebbinge,
Gelkinge, Haddinge of Gaddinge, en Folkerdinge ftraaten.
Markten. Groote Markt.
Drie voornaamere marktvelden zyn er in deeze ftad; de groote, de
visch, en de osfemarkt. De Groote markt, eerst in het jaar 1447
beftraat, ftrekt zig van de Maartens toren westwaards uit tot aan
de zwaane ftraat. Aldaar is zy lang vyftig Groninger roeden,
terwyl zy omtrent dertig breed is; gevende dus eene ruimte, wier
weerga in andere fteden zelden aangetroffen wordt: waarom zy
niet te onregt ook den naam van breede draagt, Een gedeelte
daarvan, bepaald tusfchen de Gelkinge en de Heere ftraat, word de
Botermarkt genoemd: omdat: aldaar op de morgens van den dingsdag
en vrydag de landman met die waar ter markt koomt; hoewel nogthans
ten zelfden tyde en op die plaats ook andere vrugten der tuinen en
velden geveild worden. Op deeze markt, dog meer naar het westen,
ftond voor eenige jaaren het Raad en Wynhuis der ftad; het eerfte
gebouwd in 1443, en het ander in 1470. Deeze gebouwen, ingerigt
naar den fmaak dier tyden, wierden met den aangroei der ftad te
bekrompen , dan dat men alle de onderfcheidene vergaderíngen, met
deeze of geene bezorging belast, zonder elkanderen te hinderen
daarin zou houden; ook vonden anderen dezelve niet evenredig aan
het vermogen en aanzien der ftad. Dog om eene befpeurde zakking
befloot de Regeering in 1774 dezelve aftelaaten breeken, en een
nieuw Raadhuis in plaats te ftígten. Vooraf wierd de platte grond
der markt nauwkeurig opgemeeten en in plaat gcbragt; en daarby
onderfcheidene belooningen uitgeloofd aan die bouwkundigen ,
welker ontwerpen en berekeningen der onkosten het best zouden
voldoen. Van de ingekome plans wierd als dusdaanig na bëoordeeling
gehouden dat van den Heer J. O. Husly, Stadsbouwmeester en
Directeur der Teken-Akademie te Amfterdam; en die Heer daarop
alhier tot bouwmeester van het nieuwe raadhuis aangenomen. Deez'
had ook reeds, na af breuk van het oude, de ruimte tot plaatzing
van het
grond en ondermuurwerk laaten uitgraaven; en de verdere
fchikkingen tot opbouw gemaakt, wanneer eenige opgeworpene
zwaarigheden, in eene breede Raadsvergadering nader overwogen , de
Regeering befluiten deeden het begonnen werk te ftaaken.
Enzovoort, hierna gaat het over uitstel tot 1792 wanneer
opnieuw besloten wordt een nieuw raadhuis te bouwen, met erbij
de eerste steenlegging in 1793 en een beschrijving van het
bouwplan en de inrichting van het nieuwe stadhuis, maar dat heb
ik weggelaten, want het gaat nog jaren slepen en heeft niets
meer met Etta te maken.
Vischmarkt
De Vischmarkt, aan welker eind ten westen de A-kerk ftaat , is
langer dan breed ; zynde de lengte wel 241 fchreeden, maar de
breedte aan het oosteind, ter welker plaats zy door eene ftraat
met de groote markt vereenigd wordt, zeer gering , hoewel van daar
naar het westen zig uitbreidende. Zy is mede eerst in 1446
beftraat , en wyders gefchikt geworden tot eene markt van zee en
riviervisch; waar toe ter plaats, waar nu de korenbeurs is, banken
en tafelen , van boven galdery'swyze gedekt ; zyn opgerigt
geweest.
Maar zedert de Regeering aan de zuiderhaven een afzonderlyk gebouw
tot afflag van de zeevisch heeft laten vervaardigen , wordt van
deeze markt geen ander byzonder gebruik gemaakt, dan men van alle
opene plaatzen doen kan; uitgenomen, dat tweemaal des jaars op de
vrye jaarmarkten de inwooneren en vreemdelingen hunne kraamen
aldaar nederflaan. Aan beide zyden met zindelyk gefchorene
lindeboomen bezet , vertoont zy zig , met de A - kerk en toren in
het verfchiet , niet onbevallig naar uitwyzing der plaat.
Osfemarkt
De Osfemarkt ligt in de nieuwe ftad, even over de
boteringeftraaten brug. Zy wordt
door die ftraat in twee deelen gefcheiden , waarvan het
oostelyke in 1726 met gebakken
klinkers , op den kant gezet , bevloerd is; terwyl het westelyke,
binnenwaards met boomen beplant, daar ter plaats geene
onaangenaame wandeling uitmaakt (1). Op deze markt wordt in het
laatst van wyn, en eenigen tyd in flagtmaand, een aanzienelyke
handel in rundvee gedreven; vooral op de gewoone marktdagen des
dingsdags en vrydags, wanneer in het voornaamfte des tyds wel
tweeduizend daarvan ter markt koomen. In ‘t voor en najaar is hier
een magere beestenmarkt.
Rademarkt
De Rademarkt is eene middelmaatige opene plaats by de oosterpoort,
alwaar tegen den avond gebragt worden de ledige turfwagens, met
welke men hier gewoon is, by mangel van aan de meeste plaatzen te
water te kunnen komen, den turf uit de fchepen aan de huizen te
bezorgen. Zy draagt daarvan haaren naam , maar geeft , gevuld met
die wagens, een onaangenaam gezigt voor vreemdelingen en
nabywoonende; welke laatfte meermaalen aanzoek gedaan hebben , ten
einde eene andere plaats uitgekozen wierde, dog by gebrek naar 't
fchynt van eene gefchikte gelegenheid , telkens vrugteloos.
Openbaare wereldlyke gebouwen, Provinciehuis
Overgaande tot de openbaare wereldlyke gebouwen der ftad, koomt
onder dezelve in de eerfte plaats voor, het huis alwaar de Staa-
ten van dit gewest, en andere kollegien, gewoonlyk zamen koomen.
Het draagt daarvan den naam van het Provinciehuis, en ftaat aan de
oostzyde van het Meertens kerkhof. Het was voorheen de latynfchc
fchool dier kerk , maar zedert de reductie der ftad tot dit
gebruik gefchikt gemaakt (1). Het is een hoog en lugtig gebouw,
van buiten voorzien met een taamlyk hoogen toren, in welkers de
opgang naar boven is, dog heeft anders uiterlyk weinig
aanzienswaardigs (2) ; daarby is de ingang door een laag poortje ,
ter weerzyden van welk men vertrekken voor den deurwaarder heeft,
en de verdere toegang tot de Staaten kamer door eene flegt gedekte
gaandery zeer gering. Uit ieder van twee kleine vertrekken,
dienende tot voorzaalen, koomt men in de Staatenkamer. Dit is een
ruim vertrek, waarin drie tafels ftaan.
De grootfte op de regtehand is gefchikt voor de Heeren
Burgermeefteren en Raad; de middenfte voor de Heeren Gedeputeerde
Staaten , wanneer die eenen door hun uitgefchreevenen Lands-dag
openen; de derde dient voor de Heeren der Omlanden, hebbenden
bezyden nog drie ryen van befchotene houten banken, waarin de
afgezondenen uit den boeren ftand veelal plaatsnemen. Tegen de
tafel der Heeren Gedeputeerden is een hoog lesfenaar, alwaar de
Se-
(1) Volgens Staatsrefolutie van den 20 Jun. 1601; en is de eerfte
vergadering in het nieuw gebouw gehouden den 16 Jun. 1602.
Bevorens vergaderden de Staaten in de wehem van S. Meerten.
(2) Zie de bygaande plaat. Niet dus!
cretaris van Staat ftaande de onderwerpen van beraadflaging
leest. Het fchoorfteenftuk verbeeldt de godsdienst, en de vryheid.
Deeze Staatenkamer dient ook zomtyds aan andere kollegien, als aan
de gemagtigden tot de revifen , aan de Monfter-Heeren der Omlanden
, ook aan de vreemde en 's Hofs Revifeurs van een vonnis by dat
gerigt gevallen, als mede om het andere jaar aan de Christelyke
Synode deezer Provincie; dog voor andere Staatscommisfien, zo
talryk niet in leden, is eene byzondere vertrekkamer. De trap
wyders opgaande koomt men door eene voorzaal in de vergaderplaats
der Heeren Gedeputeerden; zynde een even ruim vertrek als dat der
Staaten, boven 't welke hetzelve ook onmiddelyk is gelegen. Er
ftaat een pragtige ftoel voor den Heer Stadhouder in; ook zyn de
afbeeldingen dier Heeren tot op den tegenwoordigen aldaar. Aan de
overzyde der voorzaal vergadert de Provintiale Rekenkamer; terwyl
nog andere vertrekken dienen voor de Secretarie , en berging van
boeken en papieren.
Stadhouderlyk Hof
Het Stadhouderlyk Hof ftaat mede aan het Meertens kerkhof , in den
noordooftelyken hoek. Het was voorheen het broederenhuis van den
H. Gregorius, of der klerken van 't gemeene leven (1), maar wierd
by de oprigting der bisdommen door Koning Philips gefchikt tot
eene wooning voor dien prelaat , met last aan de broederen om te
vertrekken.
(1) Noot niet opgenomen.
Na den dood van bifchop Knyf is het gegeven aan de Stadhouders,
om er by hun aanweezen ter ftede het verblyf in te houden, gelyk
het daartoe nog heden dient. Het ftaat oog nagenoeg op dezelfde
plaats , alwaar in vroegere tyden de wooning der Burggraaven van
Groningen was (1). Offchoon nu Kempis (2) daarvan getuigt, dat het
uiterlyk een pragtig gebouw, en van binnen met koninglyke
vertrekken voorzien zy, en het na dien tyd in 1727 nog aanmerkclyk
op 's Lands kosten verbeterd is, zal het egter den befchouwer
dusdaanig niet voorkoomen ; zynde de vertrekken wel goed, maar
niet ingerigt naar den huidigen trant van hofhoudingen , gefchoeid
op den leest eener verfijnde weelde. De groote tuin is
bezienswaardig; en boven den uitgang der tuinpoort aanmerkelyk de
konftige zonnewyzer, gemaakt door J. Cremers en J. Doornbosch. Het
gebouw wordt wyders door eenen van 's Prinfen bedienden bewaard;
dog met den tuin op kosten des Lands onderhouden.
Hof Provinciaal van Juftitie
Het Hof Provinciaal van Juftitie ftaat in de oude boteringe ftraat
ten westen. Het was voorheen een byzonder huis; maar na de
oprigting der Hoofdmannenkamer tot een Hof Provintiaal aangekogt ,
en daartoe vertimmerd. Men oordeelde namenlyk derzelver voorige
vergaderplaacs, zynde eene kamer in het oude Stadshuis, te klein
en te ongefchikt.
Noten niet opgenomen.
Niettegenftaande den aandrang van de Prinfes Gouvernante
draalden de Staaten er egter mede, bybrengende de fchaarsheid. van
's Lands penningen. Dan gemelde Vorftin daarop verklaarende liever
een gedeelte van het Stadhouderlyk Hof te zullen afftaan, dan
Lieutenant en Hoofdmannen langer van eene gefchikte
vergaderplaants te onthouden , fchynt zulks van dat gewigt geweest
te zyn , dat den 12 Dec 1753 daartoe Staatswyze befloten is, en
dit huis van den Majoor Gruys wegens deszelfs breedte aangekogt ;
waarna by voltoojing der vertimmering den 15 Sept. 1755 de eerfte
plegtige vergadering er in gehouden is. Men koomt dan nu door eene
groote deur , met gepaste zinnebeelden verfierd, in een
voorportaal , alwaar ter linkehand de Secretarie is; en langs eene
ruime voorzaal in de vergaderkamer der Heeren Hoofdlieden. Een
latynsch opfchrift, in vergulde letteren boven den ingang gefteld,
herinnert telkens het moeilyk werk eens onzydigen rigters (1). Het
vertrek zelf is eene groote ruime en fraaje zaal, voorzien van
twee fchoorfteenen, en opgefierd met het afbeeldzel van den
tegenwoordigen Heer Stadhouder ; die aldaar in hoedaanigheid van
voorzitter eenen pragtigen armftoel heeft.Behalven een vertrek,
ver-
Noot (Latuijn) niet opgenomen
hoor, en andere kamers gefchikt naar het gebruik, zyn hier ook
de bewaarplaatzen der gevangenen , beneffens de wooningen voor den
fipier en andere bedienden.
Akademie
De Akademie of hoogefchool flaat ten noorden in de Broerftraat,
tegen over de Franciskaner kerk. Het was voorheen een Jufferen of
adelyke maagdenklooster, die er in leefden naar de orde van den h.
Augustinus. Maar na dat in het begin der voorige eeuw 's Lands
Staaten overeengekomen waaren alhier eene hoogefchool opterigten ,
wierd dit gebouw, na de reductie ledig, daartoe afgezonderd en
bekwaam gemaakt. Volgens het welk men thans door eene poort,
voerende het waapen der hoogefchool, koomt op eene opene net
bevloerde binnenplaats, van drie zyden met gedekte gaanderyen
voorzien. Op de noorder gaandery hebben drie gehoorzaalen,
ingerigt tot het houden van openbaare lesfen en redetwistingen,
den ingang; maar van het grootfte is nu gemaakt eene Akademifche
Raadkamer, terwyl men de anderen ook gebruikt by verkoopingen van
boeken, waartoe de hoogefchool bevoorregt is. In opgemelde
raadkamer ftaat mede een pragtige armftoel voor den Heer
Stadhouder in zyne betrekking van Rector Magnificentisfimus , en
Curator primarius.
De openbaare inwyingen , redevoeringen, en zintwistingen worden
gehouden in het choor der Franciskaanen - kerk , in welke tot dat
einde de nodige katheders en andere zitplaatzen gemaakt zyn. Deeze
kerk, waarin des zondags avonds, uitgenomen in den zomer,
beurtswyze door eenen der hoogleeraaren in de godgeleerdheid
gepredikt wordt, ftaat onder het bewind der verzorgeren van de
hoogefchool , en draagt gemeenlyk den naam van Akademie-kerk.
Wyders is een gedeelte van het oude Jufferenklooster gefchikt tot
vrye wooningen voor zommige hoogleeraars , veelal de oudften in
ieder faculteit; ook is er huisvesting voor den pedel, en den
oeconomus. Ten dienst deezer hoogefehool dienen verder een
kruidtuin, eene ontleedplaats, eene bibliotheek, en eene ryd, en
fchermfchool.
De kruidtuin, aangelegd in 1642, is in de nieuwe ftad ten noorden
de roozenftraat, en ftrekt zig van daar uit tot de agtergelegene
kruisftraat. Men vindt er zeer veele in en uitheemfche gewasfen;
als mede den nodigen toeftel van ftook en broeihuizen. De
hoogleeraar in de kruidkunde, die daarover des zomers in den tuin
openbaare lesfen geeft, geniet aldaar eene ruime en aangenaame
wooning.
De ontleedplaats is bezuiden het choor der Akademiekerk; gelyk ook
de bibliotheek, die men gebragt heeft op de tweede verdieping van
het gewezene Franciskaaner klooster. Het getal, en de
hoedaanigheid der verzamelde boeken is de bezigtiging van kenners
waardig. Ten dienste der ftudeerende jeugd ftaat de bibliotheek
tweemaalen ter week , des woensdags en faturdags, open ; en heeft
tot opzigter of bibliothecarius eenen hoogleeraar, welke onder zig
een minderen bedienden of custos heeft. De rydfchool ftaat ten
zuiden in de hofftraat, naast het
groene weeshuis, wordende door eenen ryd-
meester waargenomen , die zig ook de noodige paarden moet
aanfchaffen. De fchermfchool is eene boven vertrek van eene corps
de garde, op het uiteind der oude boteringeftraat ten westen.
Ammunitie - huis
Het Provinciaale Ammunitie - huis is ten oosten het fchuitendiep,
genoegzaam agter het Provincie - huis. Het is een zeer eenvoudig
vierkant gebouw van eene verdieping, met een tuin in het midden,
rondom uit het water opgetrokken, en geftigt in 1627. Over eene
aanzienelyke meenigte van krygsbehoeften heeft een
Artilleriemeester het opzigt; maar het kruid wordt bewaard in twee
afzonderlyke kruidhuizen, gelegen aan den wal ter weerzyden van de
Boteringepoort; of, gelyk nu ook zedert eenigen tyd ter voorkoming
van ongelukken, in aldaar onder gemelden wal ingemetzelde
verwulften.
Collect-huis
Het Collect-huis, alwaar 'Lands excynzen betaald worden, ftaat aan
de westzyde der groote markt; pronkende van buiten met het wapen
der Provincie, en de fpreuk van den Keizer te moeten geeven dat
des Keizers is.
Tugt- huis
Het Tugt- huis is aan het eind der lelien ftraat, digt aan den
wal. Het heeft niets in of uitwendig merkwaardigs, en is geftigt
in 1664.
West-Indifche huis
Het West-Indifche huis, aan de westzyde van Munnikke holm, is in
1623 gemaakt van de wooning, die voormaals de Abten van Aduard
hier ter ftede hadden. Door het verloop der West-Indifche
Compagnie is egter de alhier opgerigte kamer van weinig voordeel
voor de ingezetenen geweest.
Ommelander-huis
Het Ommelander-huis ftaat tufchen de St. jans en poeleftraat , in
de zogenaamde agter den muur ten oosten. In dit huis hebben de
Heeren der Ommelanden hunne afzonderlyke
vergaderingen. Het is in 1784 van vooren nieuws opgehaald en
bevat, behalven eene vestibule en ruime antichambre, een groote
vergaderzaal, en een vertrekkamer. Boven is de Secretarie.
Bezijden is eene wooning voor den Syndicus.
Stads-gebouwen, Oude Regthuis
Tot hiertoe befchreeven wy Provinciaale gebouwen. Na koomen wy tot
de ftads byzondere gebouwen ; maar dezelve zyn niet talryk, en
worden meerendeels met de bloore opnoeming genoegzaam aangeduid.
Eerst komt ons voor het oude Regthuis, dat aan de oostzyde der
groote markt by den Maartens-toren ftaat, en in de vroegere tyden
tot dat einde gediend heeft. Het is naderhand gefchikt geworden
tot eene hoofdwagt voor burgers , en militairen ; terwyl het
bovenvertrek den Amptman des gerigts van Selwert is aangeweezen
tot het houden zyner regtdagen.
Meldenswaardig is dit gebouw daarom , wyl volgens eene aloude
gewoonte als nog jaarlyks de nieuws ingekozene leden des Raads,
met de aanblyvenden van het voorige jaar den agtften van
fprokkelmaand, en den twintigften daaraan volgende de vier
Burgemeesteren, onder den blooten hemel plegtig zweeren goede
regeerders des volks te zullen zyn ; wordende wyders die
plegtigheid verzeld met het geluid der klokken, het uitfteken der
vaandelen, en het doen van eerefchooten door de wagthebbende
burgers en militairen.
De Waag
De Waag, aan den overgefteIden kant van de markt, is geftigt in
1660; zynde een op zigzelven ftaand gebouw, geboord niet vier
groote deuren, waarvan egter maar drie gefchikt zyn om er uit te
kunnen weegen.
Latynfche fchool
De Latynfche fchool is aangelegd van de onderfte verdieping van
het gewezen Franciskanerklooster ; terwyl de bovenfte dient tot de
Akademifche bibliotheek. Zy heeft haaren ingang door eene poort in
de zwaaneftraat. De Rector, en één der Praeceptoren, hebben daarin
eene vrye wooning. Van een deel dezes gebouws is voor eenige
jaaren een gerigtelyke fchouwkamer, en een gehoorzaal gemaakt ,
alwaar de ftads Phyficus aan de vroedvrouwen, en derzelver
leerlingen, lesfen geeft in die voor de maatfchappy zo heilzaame
konst (1).
Korenbeurs
De Korenbeurs, geftigt in 1774. is van hout, en op het westelyk
einde van de visch - markt. Aldaar wordt thans op dings- en
vrydagen een aanzienlyke handel, vooral in graanen , gedreven.
Stads-magazyn
Het Stads-magazyn, in de pelfterftraat, is geweest een gedeelte
van het Heilige Geest-gasthuis. Over de aldaar zynde ammunitie
heeft een ftads Artilleriemeester de zorg.
Stadswerkhuis
Agter het zelve is een ruim lugtig gebouw, uitkoomende in de
haddingeftraat , dat ter
(1) Ordre op de vroedkundige lesfen, 13 Febr. 1766. Men heeft te
Alkmaar, tien jaaren later, diergelyk kollegie van vroedkunde
opgerigt; waarvan de uitvoerige inftructien te vinden zyn in de
Nederl. Jaarboeken, July 1776.
weering der openbaare bedelary is gefchikt geworden tot een
ftads - werkhuis. Het flaat onder het opzigt van vier uit den Raad
gefteld wordende Oppervoogden , vier vaste huisvoogden van den
hervormden godsdienst, en twee adfistenten uit de andere
gezindheden. Eene uitvoerige ordonnantie op de beheering en
bezorging van dit huis is in het jaar 1786 door den druk ter
algemeenerc kcnnisfe gebragt.
Kerken
Daar de verdere flads gebouwen geene byzondere opnoeming waardig
zyn , gaan wy nu over tot de befchryving der kerken, en andere
godsdienftige geftigten van deeze ftad. Oudtyds was de ftad in
twee Kerfpelen verdeeld, en had gevolgelyk ook twee Kerfpel
kerken; als van den h. Martinus en onze lieve Vronwe; maar thans
zyn er zes kerken, waarin voor de hervormden in 't Nederduitsch en
Fransch gepredikt wordt.
De groote of Maartens-kerk
Onder deeze is de eerfte de Groote, van haare uitgeftrektheid dien
naam draagende ; of, naar den heiligen, aan wien zy voorheen was
toegewyd, de Maartens-kerk. Naar zommigen zou zy in vroegere tyden
den h. Johannes tot befchermer gehad hebben, van waar nog heden de
St. jansftraat haare benoeming rekende. Wy kennen egter noch
daarvan, noch van die verandering, eenig openbaar bewysftuk (1).
In 1465 trof deeze
(1) MENCO in Chron, p. 156. gewaagt anders al op het jaar 1253 van
eene ecclefia S. Martini. Dusdaanig ook in een brief van 1293. by
IDSINGA Staatsregt I d. Bl 362
kerk een groot ongeluk, daar haar toren door den blikzem in
brand geftoken en verteerd wierd; maar fterker, toen drie jaaren
daarna de nieuwsopgebouwde toren des nagts inftortte, en met zynen
val haar grootendeels vernielde. Men was egter in ftaat om kerk en
toren te herbouwen; ja zelfs om optetrekken dien fierlyken en
hoogen toren , waarmede de kerk nog ten huidigen dage pronkt, en
waarvan de bygaande plaat eene afbeelding geeft. Diens ftandpiaats
is aan den noordoosterhoek der groote markt, ftrekkende de kerk
zig daar agter ten oosten uit. Gemelde kerk is een deftig groot
gebouw, in den fmaak van het Gothifche. Het choor fteekt verbazend
hoog boven het fchip der kerk uit; en is, daar het dreigde uit zyn
verband te gaan, voor ettelyke jaaren met zwaare doorgaande yzeren
ftven overdwars, en met diergelyken rondgaanden band van buiten
voorzien.
In de kerk zelve is een voortreffelyk orgel, oorfpronglyk gemaakt
door den beroemden Rudolphus Agricola; hoewel men daarvan zegt,
dat by gelegenheid eener opfchooning eene uitmuntende vox humana
er uit geftolen zy. Daar het voor eenige jaaren wegens deszelfs
zwaarte begon te zakken, zyn onder het uitftekend gedeelte vier
pilaaren gezet, welke thans niet alleen vastigheid, maar ook
uiterlyk daaraan fieraad geeven.
De tooren deezer kerk trekt wyders om zyne hoogte de aandagt des
vreemdelings. Hy is van grauwe hard of zarksteen opgetrokken, en
heeft vyf ommegangen met eenen fraai -ën
appel, in den fmaak van den Antwerper. Hoe hoog hy by zyne
voleindiging in 1482 geweest zy, valt niet te bepaalen: daar hy
ten jaare 1577 onvoorzigtig in brand gcraakt, en tot op het
muurwerk verteerd, niet eerder dan in 1627 weder opgebouwd wierd
tot de tegenwoordige hoogte van 333 voeten. Wyders heeft deez'
toren zeer zwaare luid - klokken, en een aangenaam fpeelwerk; ook
houdt aldaar de torenwagter des nagts zyn verblyf, blaazende
telkens by den afloop der uuren uit ieder der vier venfteren. By
de oprigting der bisdommen in Nederland wierd deeze kerk door de
Paufen Pius en Paulus tot eene kathedraale kerk verheven; en
daarin gefteld een kapittel van tien kanonnikken, welke alle
moestcn zyn Doctoren of Licentiaaten in de godgeleerdheid, en
geestelyke regten , om den Bifchop, die er als tiende kanonnik in
voorzat, te kunnen dienen tot Raaden. Maar dat kapittel heeft niet
lang ftand gehouden; daar deeze kanonnikken , voor de reductie
zelfs, door de flads Regeering gelast zyn geweest hunne posten te
verlaaten. Thans wordt de kerk beftierd door vier voogden, of
kerkmeesters gelyk men die elders noemt; en onderhouden uit haare
eigene opkomsten, hoewel in hnitengewoone voorvallen de flads -kas
moet toefchieten.
Walburgs-kerk
Naby deeze kerk, en op het zelfde plein, dat nog heden het groote
kerkhof genoemd wordt„ ftond ten noorcden weleer de Walburgs
-kerk. Dezelve is buiten kyf het oudfte geftigt in Groningen
geweest , door
zommigen afgehaald uit het heidenfche bygeloof (1); maar door
anderen gehouden voor een kasteel, ten tyde der Normannisfche
invallen opgebouwd. Wat 'er ook van zy, het is of toen reeds, of
naderhand by gerustere tyden , gefchikt gemaakt tot eene Christen
kerk, en toegewyd geworden aan de maagd Walburgis. Het gebouw
behield egter deszelfs oude fterkte; en wierd daarom , in de
hooggaande burgertwisten der 12de en 13de eeuw, dan van den eenen
dan van den anderen ingenomen, en bezet. Maar eindelyk wierd hct
zo bouwvallig, dat het in 1611 grootendeels inftortte , waarop
befloten wierd (2), het overige, dat mede wankel ftond,
aftebreeken, en den fteen te verkoopen; dog dat tot 1627 aanhield,
eer zulks gcichiedde (3). De afbeelding deezer kerk, op de oude
platte gronden der ftad voorkoomende , is verder bewaard in SMIDS
fchatkamer der Nederlandfche oudheden (4)
Noten niet overgenomen.
Aantekenswaardig is het wyders, dat het afbeeldfel dier kerk nog
ten huidigen dage de ftads Regeering verftrekt tot een groot zegel
aan de openbare ftukken van aanbelang; ja dat dit gebruik opklimt
tot zeer vroege tyden, gelyk onder ons nog een perkamentenbrief
van 1245 berustende is, voorzien met de gemelde afbeelding in
groen was (1).
Aa-kerk
De Aa-kerk, ftaande aan het westeinde der vischmarkt, is een
taamlyk groote kruiskerk. Van haare nabygelegenheid aan de Aa,
welke er ten westen langs ftroomt, droeg zy voor de reductie den
naam van lieve Vrouwen kerk ter Aa, dog zedert dien van Aa - kerk.
Eertyds was zy flegts eene kapelle, toegewyd aan Maria en Niklaas;
maar ten jaare 1246 is zy door den Bifchop van Utrecht de Utinge
en Westerkluften deezer ftad toegevoegd tot eene buurtkerk (2).
Naderhand is deeze kerk, ten jaare 1465, merkelyk vergroot; maar
twee eeuwen laater (1671) wierd zy op den eerften van bloeimaand
met haaren toren des nagts door den blikfem getroffen, en in brand
geftoken. Dan niet lang daarna (12 April 1710) ftort by ftil weder
de toren in, en valt op haar, ten gelukke even na den gëeindigden
godsdienst ; hoewel nog twee kinderen, daaromtrent fpeelende,
(1) Door de Regeering en het Volk (aldermans uc univerfitas in
Groninge) genoemd hun zegel (figillum nostrum).
Noot 2 niet opgenomen.
zyn doodgebleven. Men heeft daarop eenen nieuwen fierlyken toren
gebouwd, maar diens grondflag, ter bekooming eener vaste plaats,
iets oostelyker genomen: waardoor thans het onderfte des torens in
het lichaam der kerk is inverlyfd (1). Ilet beftier en onderhoud
dier kerk komt wyders over één met dat der Groote.
Noorder- of Nieuwe kerk
De Noorder- kerk ftaat in den noordelyken uitleg der ftad,
tusfchen de verlengde boteringe en ebbingeftraaten , op een groot
plein of hof. Zy draagt van daar in openbaare gefchriften den naam
van noorder, maar in de wandeling , om haare laatere ftigting ,
dien van nieuwe-kerk. Deeze kerk is gebouwd in den fmaak der
hervormde kruiskerken, zonder choor, draagende op haar midden een
kleinen toren. Men begon de ftigting den 7 Juni 1660, en
voleindigde die in 1664; wordende op den 7 Juni van dat jaar de
inwyingspreek aldaar in gehouden door Johannes Martinus (2). De
nevensgaande plaat vertoont haare gedaante.
H. Geestgasthuis kerk, Geertruidsgasthuis kerk, Franfche kerk
Behalven in deeze drie befchrevene hoofdkerken wordt ook des
zondaags voor de hervormden dienst gedaan in de gasthuis - kerken
van den Heiligen Geest, en van Geertruid . Ook heeft de Waalfche
gemeente alhier eenen leeraar, die in de gewezene klooster- kerk
der Franciskanen predikt ; zynde deeze kerk,
(1) De plaat, hier voor, vertoont deeze kerk in het verfchiet.
Noot 2 niet opgenomen.
welke men gewoonlyk de Broer - kerk noemt, dezelfde, als de
Akademie-kerk, waarin des zondags avond één der hoogleeraaren in
de godgeleerdheid in 't Nederduitsch eene leerrede doet.
Kerken der andere gezindheden
Behalven deeze zyn hier ook Lutherfche, Doopsgezinde, en
Roomfche-kerken. Die der Lutheraanen , welke alhier naar een
voorgefchreven voet , in een reglement van den 15 Maart 1687,
geduld worden, ftaar in de hardinge of haddingeftraat ten oosten;
zynde een eenvoudig, dog ruim gebouw, geftigt in 1696. Zy heeft
thans maar eenen prediker , die in het Nederduitsch dienst doet.
De Doopsgezinden hebben twee kerken tot hun gebruik, waarvan de
ééne in de oude boteringe ftraat is voor de oude Vlamingen, en de
tweede in de hardingeftraat voor de andere doopsgezinden ; ook is
er een vermaanhuis voor de zogenaamde Zwitzers. Maar alle deeze
kerken, zig uitwendig voordoende als woonhuizen, hebben niets
byzonders. Gelykelyk is het daaromtrent gefteld met de kerken der
Roomfchen; welke thans zes zyn (1), en alleen door wereldfche, of
ongëordende, priesters moeten bediend worden. Dan der Jooden
fynagoge heeft uiterlyk alvry de gedaante van een openbaar
kerkgebouw.
(1) De zevende is zedert 1790 ten verzoeke der Roomfche gemeente
ingetrokken; gelyk ook met het verfterf van den priester nog eene
ftatie, die in oosterftraat, zal uitvallen.
Godsdienftige geftigten
Van de kerken koomen wy niet onvoeglyk op de nog overig zynde
godsdienftige geftigten van gast, en weeshuizen. Vooraf egter
zullen wy den vorm der beftiering, als zynde algemeen, opgeeven om
by de byzondere befchryving daarvan de herhaaling te myden. Naar
derzelver onderfcheidene grootte , en daaraan verknogte bezigheid,
ftaat het beftier aan twee, drie, vier, of meerdere voogden; die
daartoe jaarlyks door Heeren Burgemeesteren verkoren ; en by den
Raad beëdigd worden, hoewel gewoonlyk de ouden in bediening
blyven.
Van deeze voogden is één, als boekhoudende, belast met den
ontvangst en de uitgave der penningen; waarvan hy niet alleen
jaarlyks rekening doet aan zyne mederegenten, maar ook die allen
nogmaals aan gemagtigden des Raads, welke laatften daarom
gemeenlyk Opper-voogden genoemd worden.
Ook hebben die de inzage in geval van onderling gefchil der
voogden; of der proveniers, waarvan zy ook de openvallende
plaatzen begeven (1). In vroegere tyden ftond dit egter, als mede
de geheele beheering, meerder aan de geftelde voogden ; maar door
de ordonnantien van 1630, 1666, 1712, en andere Raadsbefluiten ,
zyn die bepaald geworden tot het inwendig huishoudelyke ; terwyl
zy in het uiterlyk beftier der penningen, verkoop van vastigheden
, voorgenomene timmeringen of veranderingen, gelyk ftaan
(1) Raads-refol. 13 Jan. 1673, 25 Aug. 1684, 28 Juni 1713.
met de voorftanders over onmondigen, als welke diergelyke zaaken
van belanh niet mogen uitvoeren, dan na bekomene toeftemming der
Rcgeering. Ook nam men voorheen in deeze huizen de proveniers
vergeefs in; maar zedert het verval van veele dier huizen is, en,
het getal dier lieden beperkt, en, op de inlaating enige honderd
gulden gefteld. Die huizen zyn wyders erfgenaamen der geenen, die
zig daarin begeeven, offchoon kinderen nalaatende (1); hoewel
daaromtrent nu gemeenlyk vooraf een afkoop met de voogden , onder
goedkeuring der Regeering, getroffen wordt. De vereischten, om in
deeze geftigten toegelaaten te worden , zyn lidmaat der hervormde
kerk, niet dienstbaar, burger, of inwooner der ftad boven de tien
jaar, en ouder dan 50 jaaren te zyn.
H. Geest- gasthuis
Van deezen uitftap te rug gekoomen, beginnen wy met het H. Geest-
gasthuis (2), aldus genoemd naar deszelfs toewying; maar meerder
naar dc ftraat, aan welker einde het ten westen flaat, bekend
onder den naam van Pelfterftraaten gasthuis. De ftigting is
onzeker, dog oud: daar het reeds voor eenige eeuwen, gelyk nog
heden, diende ter huisvesting en onderhoud van zeer veele oude
burgermannen en vrouwen. Derzelver getal
(1) Raads-refol. 21 Mai 1685, 19 Juni 1693, 28 Aug. 1694, enz.
Noot 2 niet overgenomen.
is egter in laatere tyden verminderd, zynde thans daarin 80 van
beiderlei kunne. In de kerk van dit huis wordt des zondags door
éénen der ftads Predikanten by beurten gepredikt; maar de overige
gebouwen, tot dit geftigt oorfprongelyk behoorende, zyn door de
Regeering tot andere einden aangetast geweest, als tot eene
korenfchuur, ammunitie-magazyn, giethuis, en laatftelyk tot een
werkhuis.
Geertruids of Pepersftraaten gasthuis
Geertruids -gasthuis ftaat aan het einde der peperftraat, waarom
het ook veelal het Peperftraaten-gasthuis genoemd wordt. In het
zelve zyn thans 67 conventualen; en er wordt van de nieuws
inkomenden 200 gld. admisfiegeld gevorderd. Voorheen was het een
hospitaal voor alle zieken en ellendigen, die daarnaar toevloeiden
, uitwyzens de bulle van Paus Sixtus in den jaare 1475 (1). In de
kerk van dit huis wordt des zondags mede een gewoone predikatie
gehouden door éénen der ftads Predikanten, by beurten.
Antoni-gasthuis
Antoni -gasthuis ten westen aan het rademarkt ftond wel eer buiten
de ftad , maar is by de vergrooting in de voorige eeuw daarin
gelyfd. Het is in het jaar 1517 gemaakt van de overblyffels dier
Cancellarie, welke Graaf Edzard voor de ooster poort geftigt had
(2). In dit gasthuis zyn thans 44 proveniers; ook zyn er op last
der Regeering eenige vertrekken in gereed gemaakt ter berging van
krank-
Noten niet overgenomen.
zinnigen, over welke mede de gewoone voogden van het huis de
nodige toeverzigt hebben. In de voorige eeuw heeft het ook gediend
tot een pesthuis (1).
Jakobs en Annen -gasthuis
Jakobs en Annen -gasthuis ftaat digt by de kraane poort, aan het
westeinde der vifcher ftraat ten noorden. Volgens den
oprigtingsbrief was het gefchikt voor 18 mannen en vrouwen, tot
welk getal het ook naderhand, volgens befluiten der Regeering (2),
te rug gebragt is. Thans zyn er in 12 , die aan eene gemeene tafel
fpyzigen.
Arme-huiszitten-huis
Het Arme-huiszitten-huis is van laatere ftigting, dan het
voorgaande. Daarvan te vooren over de armen het opzigt had de
Cureet van Aa kerk, uitwyzens eenen brief van 1342 , nam in de
daarop volgende eeuw eene broederfchap die taak op zig ; en wierd
daarin by den Raad bevestigd ten jaare 1437, onder den titel van
Verwaerers en Procurators der Arme - huiszitten. Het gebouw,
daartoe gefchikt, ftaat in de lamme huningeftraat ten westen. By
verloop van tyden zyn hier ingelyfd geworden het Geesjen Egberts ,
Enens, en Ridders gasthuis, als mede het Armen Convent. Thans is
het zo ver van deszelfs oorfprongelyke inrigting afgeweken, dat
het nu, gelyk alle andere gasthuizen, dient tot een verblyf en
kosthuis voor oude burgerlieden. Derzelver getal is nu bepaald op
(1) Raads - refol. 20, en 22 Aug. 1636.
(2) Raads - refol. 19 Febr. 1724, 3I Mai 1724, 13 Febr. 1727, 5
Juni 1741.
26; behalven nog andere 26, die om de 14 dagen uit dit huis
komen haalen eene zekere hoeveelheid brood en boter.
Aduarder gasthuis
Aduarder gasthuis, ftaande op de westzyde van Munnikkeholm, heeft
den oorfprong te danken aan de voormaalige Abten van Aduard, welke
op deezen hoek der ftad eene groote ruimte gronds tot hun intrek
gefchikt gemaakt hadden; ja zelf over de toen zynde graft een
houten brug hielden om naar welgevallen in en uit de ftad te
koomen. Van een gedeelte van dit gebouw , het blauwe huis genoemd,
heeft de laatfte Abt van Aduard, Wilhelm Emmen, by uiterfte wille
van den 1 juni 1604, een geftigt gemaakt ter wooning en onderhoud
van agt oude en fchamele menfchen, kunnende egter dat getal
vermeerderd worden, indien de opkomften daartoe by tyds vervolg
toereikende bevonden wierden.
Thans zyn daarin 9 oude vrouwen. Het huis zelve, door ouderdom
bouvallig geworden, is in het jaar 1775 geheel nieuw opgehaald;
zynde van ééne verdieping. De hoofdingang pronkt met een opfchrift
dier hernieuwing, en een latynsch vers (1).
Noot niet opgenomen.
Bijzondere gasthuizen
Behalven de opgenoemde huizen, wier ftigting men meer aan het
algemeen te danken heeft , of die door verloop van tyden
dusdaanige geworden zyn, heeft men ook nog dezulke, die, door
byzondere perfoonen opgerigt, van dezelve hunnen naam draagen, en
door derzelver afftammelingen beftierd worden, aan wie ook de
begeeving der daarin openvallende plaatzen toekomt. Dan
niettegenftaande gemelde ervelyke beftiering heeft de Regeering de
voogden dier huizen onder de verpligting gebragt om ook jaarlyks
eene rekening voor haare gemagtigden te doen: ten einde alle
verwaarloozing, of kwaad beftier tegen te gaan, en die geftigten
by aanhoudenheid te doen dienen tot de bepaalde oogmerken der
oprigters (1). Van dien aart zyn de volgende, als
Mepfchen-gasthuis
Mepfchen-gasthuis, ftaande ten westen in de kyk - in 't jatftraat,
geftigt in 1479 door dat oud adelyk geflagt. Thans zyn er in agt
vrouwen (2), dog het was geftigt voor 15.
Ubbena-gasthuis
Ubbena-gasthuis, mede in gemelde ftraat dog aan de oostzyde, is
opgerigt door den Burgemeester Joachim Ubbena, die tot aan de
reductie der ftad dien eereftoel bezeten heeft. De ftigter had het
den naam gegeeven van Hospitalc S. Johannis ( of
Johannis-gast-huis), gelyk nog in den gevel des gebouws ftaat; dan
men heeft het na de reductie naar
(1) Raads-refol. 20 Jan. 1670.
(2) Raads-refol. 1 Febn 17ó8. Het admisfiegeld is nu 150 gld.
den Burgemeester blyven benoemen. In het zelve woonen thans 9
oude vrouwen.
Vrouw Anna Varvers-gasthuis
Vrouw Anna Varvers-gasthuis , in de nieuwe kyk- in 't jatftraat
ten westen, is in 1632 door de opgemelde vrouw geftigt tot eene
woonplaats voor agt vrouwen - waarvan de helft nu den hervormden
godsdienst moet toegedaan zyn (1).
Zeils-gasthuis
Zeils-gasthuis , in de vifcherftraat ten zuiden, is geftigt door
Berent Jansfen Zeyl en vrouw Engeltje Jakobs, benevens Grietje
Hindriks, weduwe van Cornelis Jansfen Zey1, tot een verblyf voor 5
oude vrouwen (2). In 1751 is het huis herbouwd, en byna de helft
vergroot.
Baroldi of Jan Luitjens-gasthuis
Baroldi of Jan Luitjens-gasthuis in de gelkingeftraat westzyde, in
een gangje. Er zyn thans vier roomfchen, en vier hervormden in,
die met geld en eetwaaren bedeeld worden.
Vrouw Franfen, of Geertjen Schilts-gasthuis
Vrouw Franfen, of Geertjen Schilts-gasthuis, in de battengang, op
de hoek van de kostersgang, is by uiterfte wille van den 8 juny
1668 geftigt voor agt menfchen. Thans is dat getal op vier
verminderd, die des weeks geld en eetwaaren ontvangen.
Jan Dulmers - gasthuis
Jan Dulmers - gasthuis in de butjesftraat dient tot een wooning
voor vyf perfoonen , die met geld bedeeld worden.
Juffer Tetta Alberda-gasthuis
Juffer Tetta Alberda-gasthuis heeft in de nieuwe boteringetfraat
ten oosten geflaan , dog is zedert jaaren verplaatst aan de noord-
(1) Raads-refol. 16 Jan 1671.
(2) Volgens den fundatiebrief van den 7 Juli 1646.
zyde van het Nieuwe kerkhof. Het is een geftigt voor 5 oude
vrouwen, die buiten de wooning eenigen onderftand in geld en brood
genieten (1).
Vrouw Aafje Wilsoor's-gasthuis
Vrouw Aafje Wilsoor's-gasthuis, aan de westzyde va.n Kattenhage
tufchen de hofftraat en het diep, is in 1766 gefligt tot eene
wooning voor oude vrouwen, die daarin genieten weekelyks een
gulden. Het opzigt ftaat volgens uiterfte wille van de ftigterfche
(2) aan de twee oudften uit de geflagten van Hora en van Tjasfens.
Thans zyn er vier oude vrouwen in.
Van de drie laatst opgenoemde geftigten is nog deeze byzonderheid,
dat de voogden geene rekenfchap doen aan de ftads Regeering.
Weeshuizen
Buiten deeze befchreevene geftigten, die alle dienen ter
onderhouding van bejaarde lieden, heeft men ook alhier twee huizen
voor de weezen, als het Burger-wees, en Diakonie -kinderhuis.
Burger of Roode Weeshuis
Het eerste, waarin de nagelatene onmondige kinderen van werkelyke
burgers deezer ftad opgenomen worden, is in het geestelyke
maagdenftraatje ten noorden. Dan, daar de bovenkleederen dier
kinderen rood zyn, wordt het in de wandeling het roode weeshuis
genoemd. Voorheen was het een klooster der
(1) Testament van Juffer Tetta Alberda, van den 17 Febr. 1658.
(2) Testament van Aafje Wilsoor, huisvrouw van Jan Olthof, van den
4 Jan. 1740.
Klarisfer- nonnen, of der Begynen (1), maar dat in de
oorlogsberoerten onder de Spaanfche regeering verlaten wierd , en
onbewoond bleef; tot dat het in 1588 aan de Jefuiten wierd
afgeftaan (2), waarvan Koning Philips alhier een Seminarium en
Kollegie had opgerigt. Na de reductie wierd het op aandrang der
ftad in 1599 tot een weeshuis afgezonderd, en half bloeimaand des
volgende jaars door dusdaanige kinderen betrokken.
Over dezelve hebben het opzigt vier weesmeesteren of voogden, aan
welke in 1673 één der gewoone ftads - leeraaren , als een vyfde,
is toegevoegd; als mede drie weduwen ter betere verzorging der
meisjes : voerende in opzigt hunner bediening den liefderyken naam
van vaders en moeders. In dit huis, worden gemeenlyk onderhouden,
en groot gemaakt by de honderd kinderen (3); hoewel er thans maar
in zyn 62. Daartoe dienen de opkomften der goederen, die voorheen
het klooster bezat ; en van andere landeryen en gelden, door de
Regeering tot dat einde bepaald; ook ontvangt het huis by
uiterften wil meermaalen milde gefchenken. Een der aanmerkelykfte
daaronder is dat van den Profeffor Rotgers, die in 1750 alle zyne
goederen aan dit huis vermaakt heeft, onder deeze zonderlinge
voorwaarde, dat de opkomftcn niet ten voor-
Noot 1 en 2 niet opgenomen
(3) By Raadsrefol. van den 13 maart 1680 is het getal bepaald op
140.
deele van het huis, maar der meisjes koomen welke jaarlyks
daaruitgaan , tot het uiteinde deezer eeuw, waarna ook een derde
deel komt ten voordeele der jongens. Dit huis is wyders erfgenaam
der geenen , welke , daarin groot gemaakt en uitgegaan, naderhand
zonder lyves erven overlyden ; ten zy daaromtrent, gelyk
gewoonlyk, by het leeven een afkoop is gemaakt (1).
Over dit regt, gegrond op het berigtfchrift der voogden, en andere
befluiten der Regeering, heeft dit huis in laatere tyden by het
hooge Gerigtshof deezer Provincie moeten pleiten tegen eenen
Theodorus Utman, als boedelhouder van zyne overledene vrouw : daar
door diens pleitbezorgers beweerd wierd, dat gemelde
berigtfchrift, en befluiten, niet behoorlyk ter algemeene kennis
waaren afgeleezen, en bekendgemaakt, en daarom geene genoegzaame
verbindende kragt hadden; te meer, daar zy niet gekoomen waaren
uit den boezem des Breeden Raads, wier men alleen de bevoegdheid
tot het maaken van zulke wetten, waarby het burgerlyk regt van
erfnisfen bekort wierd, toefchreef. Dit pleitgeding had eenen
ongelukkigen uitflag voor het huis, als wordende by vonnis der
Heeren Lieutenant en Hoofdmannen, in revifie den 25 oct. 1780
uitgefproken , in het ongelyk gefteld. Om het belang, dat hier uit
by vervolg ten nadeele konde voortvloejen, is van gemelde vonnis
groot revis ingefteld; offchoon er niet op gevolgd
(1) Raads-refol. 28 Jan. 1660.
is eene volkomene befliffing , naardien de Heeren Revifeurs door
goede tusfchenfpraak eene minnelyke fchikking hebben weeten te
bewerken.
‘T Groene en blauwe gekombineerde Diakonie kinderhuis
Was het opgenoemde huis ten dienst der behoeftige burgerweezen ;
ook die van de overige inwooneren ontflipten niet het oog der
Regeering : maar er wierd voor hun een diergelyk gebouw in 1621
afgezonderd, dat den naam droeg van Arme Kinderhuis, of naar de
kleeding der kinderen dien van Groene Weeshuis. Men nam daartoe de
overblyffels van het Jakobinen klooster, dat in het noorder
gedeelte der oude ftad ftond , naby de vesten , en dat befloten
lag tufchen de ebbinge, jakobiner, en hofftraat. Dit klooster was
geftigt door de Predikheeren van Winfum, aan wie Ludolf, Heer van
Groenebeek en Burggraaf in Groningen , daartoe in 1308 eene ruime
erve vereerde (1). Na de reductie wierd het door de Staaten, met
andere geestelyke goederen, in beflag genomen, en gebruikt tot
veelerlei einden , als tot een tugt en werkhuis voor ftoute
bedelaars (2); terwyl men in 1621, en nog naderhand in 1659, een
gedeelte gaf tot een kinderhuis. Dit eerfte armen kinderhuis hield
ftand tot het jaar 1673, wanneer het op befluit der Regeering
veréénigd wierd met het Blauwe Weeshuis (3); en wel op den
vyftienden van flagtmaand,
Noot 1 en 2 niet opgenomen.
(3) Raads-refol. 12 Aug., en 16 Octob. 1673
als zynde den jaardag der ftigting van dat laatstgenoemde. Als
toen gingen 75 kinderen uit het groene over in het blauwe; waarna
het veréénigde huis den naam kreeg van het Groene en Blauwe
gekombineerde Diakonie Kinderhuis. Dit blauwe nu was den oorfprong
daaraan verfchuldigd, dat de armbezorgers in 1638 hadden opgerigt
een fchool en breidhuis voor de arme kinderen, waartoe hun het
volgende jaar afgeftaan wierd het voormaalige Jefuiten -huis,
ftaande ten zuiden in de popkenftraat agter het Fraterhuis (1).
Deeze inrigriting, hoewel ze met verfcheidene zwaarigheden moest
worstelen , bleef in ftand, totdat de Eerwaarde Kerkenraad in 1659
, op de meenigvuldige klagten over de flegte opvoeding dier
kinderen (welke men meende door een eigen huis, naar het voorbeeld
van Amfterdam, te kunnen voorkoomen ) by Burgemeesteren en Raad
aanzoek deed om eene plaats tot diergelyke wooning.
Die voorflag vond ingang, en men oordeelde daartoe het gefchiktst
die ruimte, welke nog van het Jakobiner klooster open was; als
zynde reeds daarvan één gedeelte het groene weeshuis, en het ander
het tugthuis. Ja zelf gaven de Staaten dat laatstgenoemde daartoe
over, als mede eene aanzienelyke fomme gelds, gelyk ook de ftad ;
en er wierd wyders by de inwooneren eene collecte gehouden, en
door de gilden, en anderen , vrywillige giften aangebragt. Hier
door in ftaat geftelid vorderde men zo
(1) Raads-refol. 30 Maart 1639.
ver, dat men den vyftienden van flagtmaand des jaars 1660 konde
bepaalen tot eenen inwyingsdag. Alstoen wierden 92 jongens en 68
meisjes, alle in het blauw gekleed, van waar zy den naam van
blauwe weezen kreegen, na een gehouden gebed in de eetzaal
onthaald; wordende zulks nog heden op dien dag ter viering in agt
genomen.
Na de verééniging ftaat het beftier over dit huis aan eenen der
gewoone ftads- leeraaren , eenen ouderling, en twee armbezorgers,
welke daartoe, ieder voor een bepaald getal jaaren, uit den
kerkenraad verkoren worden; als mede aan drie vaste voogden, en
vier voogdesfen , door de Regeering benoemd; aan welker
gemagtigden , éven als van het roode weeshuis , jaarlyks rekening
van ontvangst en uitgave moet gedaan worden. Thans worden in dit
huis groot gemaakt omtrent honderd kinderen; zynde derzelver getal
in 1756 nog geweest by de 170.
Verdwene, of verbouwde godsdieftige geftigten
Behalven de opgenoemde kerken , gast, en weeshuizen, zyn er in
voorige dagen nog andere godsdienflige geftigten geweest, welke of
door den tyd weggeraakt, of tot andere einden gebruikt zyn; gelyk
wy onder de wereldlyke gebouwen al een en ander opgeteld hebben.
Onder de geheel te niet gegane , en waarvan men thans niet meer
dan den naam weet, kan men tellen
het huis der Hieroniemus zusteren; welke als weduwen gekleed
gingen (1)
Noot niet opgenomen.
het Zusterhuis van Willekes orde, volgens van Heusfen (1) het
zelfde met het Begynhof, dat naar la Torre in zyn Roomsch verhaal
alhier geftaan heeft;
het Konvent van S. Agnes, volgende den derden regel van
Franciskus: waarom het ook onder de kloosteren van het zogenaamde
Utrechtfche Kapittel opgeteld wordt, in eene
lyst van het jaar 1470 (2);
het Fraterhuis, dat geftaan heeft in het zuiden der oude
johannesftraat. In het zelve plagten een merkelyk getal
jongelingen onderhouden , en in de latynfche taale onderwezen te
worden; ook waaren er proveniers in; maar om verval is by de
Regeering beflooten het huis te laaten uitfterven , waarna de
inkomften vereenigd zyn met die kas, waaruit de predikers alhier
betaald worden , en het gebouw zelve verkogt is aan den Raadsheer
Helmolt (3);
het Jefuitenhuis, dat agter het laatstgemelde ten zuiden in de
popkenftraat was. Na de reductie ledig ftaande is het eerst aan de
armbezorgers tot een breidehuis overgegeven ; en daarna tot eene
ftads-gevangenis gemaakt voor zulken, die geene burgers zyn (4);
het Vrouw Menolda Konvent, dat thans mee-
Noot 1 en 2 weggelaten.
(3) Raads - refol. 1 Febr. 1677, 20 Apr. 1689 , 12 Febr. 1683 , 7
Febr. 1686, 22 Oct. 1688, 21 Jan. 1740.
(4) Raads-refol. 30 Maart 1639, 23 Jan. 1641, 6 Oct. 1649.
rendeels gefchikt is tot wooningen voor eenige hoogleeraaren; en
de overige ruimte verkogt. Uit de opkomften worden door Heeren
Burgemeefteren aan behoeftige juffrouwen jaarlykfche fubfidien of
praebenden gefchonken.
het Jarges-gasthuis, dat om verval, op order der Regeering, eerst
uitgeftorven zynde, vervolgens ter afbraak verkogt is (1) ;
het Baringe - gasthuis , dat geftaan heeft aan de oostzyde van de
laan;
het Vrouw Sywen Konvent, nog bekend in 1570 (2).
Ook zyn om dat zelfde verloop van middelen verfcheidene andere
huizen in andere ingelyfd geworden: gelyk in het Arme huiszitten
zyn overgebragt het Ridders-gasthuis, door juffer Boele Entens in
hardingeftraat geftigt geweest (3) , het Enens (4), het Arme
Konvent (5) , het Geesjen Egberts (6), en het
Moltemaakers-gasthuis.
Geleerde mannen
Van de gebouwen gaan wy over tot de perfoonen. Ook daar in had
Groningen grond om te boogen op het groot getal van geleerde
mannen , welke of binnen haar muuren geboren zyn, of aldaar
geleefd hebben. Om in een werk van deezen aart niet wydloopig te
Stuk weggelaten, want gaat over Wessel Gansvoort (1400-1489),
bijgenaamd ‘licht des werelds’, Rudolf Agricola (1442-1485),
bouwer van het orgel in de Groote kerk, Ubbo Emmen (rector en
hoogleraar van 1594-1625), wiens portret anno 1794 nog steeds in
de raadszaal hangt en Menno Alting.
Noten weggelaten.
(...)
Koophandel en neering
De koophandel en neering is te Groningen in eenen vry bloeijenden
toeftand ; ook is haare fcheepvaart al oud, gelyk zy reeds,
daaromtrent in 1257 binnen Engeland vryheden genoot (1); zy is ook
aanzienelyk geweest , alzo men Groningen al vroeg vindt onder de
Hanzee-fteden (2). Na de reductie zogt de Regeering by de Koningin
Elizabeth te bewerken, dat de Engelfche Court in haare ftad
geplaatst wierd (3), maar die pooging
Noten niet opgenomen.
liep vrugteloos af. De handel in graanen is de aanmerkelykfte ;
inzonderheid de verzending van haver naar Engeland, werwaards men
rekent, dat jaarlyks veele duizende lasten gefcheept worden. Ter
bevordering van dien handel heeft men alhier Kommisfarien der
kleine zaaken, welke alle verfchillen over mislevering der graanen
, op ftaal verkogt , de plano ontfcheiden ; ook dient daartoe de
zedert eenige jaaren opgerigte Koornbeurs.
Tot het inwendig vertier hehooren mede de twee weekelykfche
marktdagen op dings-, en vrydag; de twee vrye jaarmerkten; de vyf
paardemerkten buiten de Heere -poort; en de twee merkten, des
voorjaars en 's herfsts, van mager en vet vee.
Wyders zyn in de ftad genoegzaam alle die fabryken en trafyken ,
welke men elders vindt ; hoewel derzelver flyting zig meestal tot
het inwendige bepaalt: daar zy in uitwaardfche verzending moeten
zwigten voor de Friefche, als niet genietende die helooningen op
den uitvoer, en die vermindering van 's Lands lasten op de
verwerkt wordende ftoffen, waarmede men aldaar dezelven
aanmoedigt.
Alleenlyk kan men uitzonderen de kousfenbreideryen; die, fchoon
uiterlyk een klein voorwerp, daarom verdienen gemeld te worden :
wyl zy eene overgroote meenigte der fchamele gemeente aan den kost
helpen, en de Groninger kousfen wyd en zyd verzonden, en gretig
gezogt worden.
Gilden
De handwerkslieden zyn alhier meerendeels onderfcheiden in Gilden,
waarvan agttien den naam dragen van burger-gilden , als zynde
mede op gezag der burgers opgerigt (1). Derzelver rangfchikking
is deeze : fmeden ; bakkers; fchoenmaakers; kleermakers; kramers;
tinnegieters en zadelmaakers; glazemakers en fchilders;
kistemaakers; wieldrajers; kuipers of hoepenbinders ;
lakenbereiders of wantfcheerders ; hoedemaakers ; fchuitemaakers;
fchuitenfchippers; ftellemaakers ; knookenhouwers; bontwerkers en
pelfers; linnenweevers.
Deeze gilden hadden oudtyds eene merkelyke inzage in de regeering:
daar derzelver twee verkoorene opperlieden , onder den naam van
Boumeefteren der gilden, by alle zaaken van gewigt moesten
geroepen worden, en zonder welker toeftemming dezelve niet tot
ftand, of ter uitvoer, konden gebragt worden. Dit is een natuurlyk
gevolg in alle fteden , alwaar de burger zelf gewapend is en geene
gehuurde bezetting ligt. Maar wegens de ongemakken, die uit zulk
eene groote vryheid voortfpruiten , wierd na de reductie al ras
derzelver magt merkelyk befnoeid, en wel op een befluit der
Staaten Generaal in 1601 (2); gelyk zy zelve daarna in 1663 geheel
afgefchaft zyn (3). Na dien tyd is de gilden, en derzelver
onderfcheidene hoofden, fcherpelyk ingezegd zig hoegenoemd met
geene regeeringszaaken te bemoeien ; ftellende zy thans alleen by
beurten iemand aan,
(1) De meesten word immers opgenoemd in den algemeenen gildebrief
van 1436.
(2) Refol. der Staaten Generaal, 13 Jan. 1601.
(3) Placaat van Borg. en Raad, 18 Maart I663.
om in de Pondkamer mede optebeuren de ftedelyke excynfen; ook
mogen zy by de inneeming der jaarlykfche ftads - rekening
gemagtigden zenden.
Buiten deeze agttien gilden zyn er nog anderen , die Raadsgilden
genoemd worden; en welker meeste hunne inftelling aan 't gezag des
Raads verfchuldigd zyn. De voornaamfte zyn de brouwers;
goudfmeden; koperflaagers ; timmerlieden en metzelaars ;
pottebakkers; zwaardveegers; heelmeesters; korvemaakers; wolle
weevers; molenaars ; voerlieden ; fchippers ; koekebakkers ;
herbergiers; knoopmaakers.
Voorregten der burgeren
De voorregten van Groningens burgers beftonden buitenlands, naar
inhoud der verbonden, meestal in meerderen of minderen vrydom van
tollen op perfoonen, en goederen; maar deeze zaak is by
tydvervolg, vooral na de vorming der Republyk , van gedaante
veranderd , en genoegzaam verlooren. Inwendig is het
aanmerkelykfte, dat men geene neering of handwerk van eenig belang
moge doen, ten zy men hebbe het burgerregt ; en dat gemelde
burgerregt onafgebrooken op de kinderen , mits die hier blyven ,
overgaat.
De burgers boven dien in groote en kleine zedert het jaar 1666
verdeeld zynde , is het een voorregt der eerften , dat alle de
leden des Raads, en alle de voornaamfte amptenaaren, uit hunner
midden moeten zyn; als mede dat niemand daartoe bevorderd moge
worden , dan die twaalf jaaren burger geweest is, of zes, indien
hy een burgers dogter of weduwe getrouwd heeft.
Belangryker voor het gros der burgery egter is dit voorregt, dat
ty voor den Raad haaren fchuldenaar , het zy Oldampfter, het zy
Sapmeerfter, kan roepen ; en voor de Hoofdmannen kamer den
Ommelander. Het valt gereed te bezeffen, welk voordeel en gemak
zulks aan de ingezetenen, zo handeldryvenden als renteniers,
verfchaft.
Ook bezit de ftad het regt van den gouden en zilveren muntflag;
maar het welke zy thans niet uitvoert, ontvangende voor het
ftilftaan van de gezamenlyke bondgenooten jaarlyks vierduizend
gulden.
Als een voorregt wordt mede gcwoonlyk gerekend dat van voor geen
uitheemsch gerigt betrokken te mogen worden , uitwyzcns den brief
van Maximiliaan (1) ; dog waarvan thans de burgers weinig genot
hebben, daar men hen met arresten op perfoonen en goederen
buitenlands bezwaaren, en bankvast maaken kan.
Burgervaandelen
Schutteryen op den voet, als in veele andere fteden , heeft men
hier niet gehad. In oude tyden was ieder burger een gewapend man,
en verpligt de ftad met lyf en goed te verdedigen. By zwaarwigtige
toevallen trok zomtyds de halve ftad, of de burgerfchaar der eene
helft, ten ftryde uit, , aan 't hoofd hebbende één of meer der
ftads Regeering.
Maar na de gevangenneerning van Billy, en den overgang der ftad
tot de Algemeene Staaten , wierd bepaald , dat uit ieder kluft
,waarvan diestyds vier waaren, één vaandel de wagt betrekken zou
(2). Dog kort daar-
Noot 1 niet overgenomen.
(2) Raads - refol. 18 Maart 1577 ; artikelbrief, 3 April 1577.
op (1) wierden de vier vaandelen op agt gebragt; waarby het
bleef tot 1620 wanneer er vier (2), gelyk in 1657 (3) nog zes,
bygevoegd wierden , maakende dus uit agttien vaandelen gelyk het
nog heden is. Ieder vaandel ftaat onder eenen Hopman, Lieutenant ,
en Vaandrig, hebbende één der hoplieden by beurten, eene maand
lang , den voorzittenden rang van Colonel, of overften Hopman.
Dit burgerlyk regiment, of liever de officiers daarvan vergaadcren
in de Stadsgeweldige , wordende derzelver byeerkomst nog met een
oud woord het malefitsgerigt genoemd; en de hoplieden hebben boven
dien het regt om te wroegen der kooplieden maaten, ellen en
gewigten (4).
By plegtige gelegenheden , wanneer het gelykelyk met 's Lands
bezetting in de wapenen komt, heeft hetzelve den voorrang in
ftandplaats, en het doen der eerefchooten ; terwyl wyders ieder
avond een vaandel optrekt (5), en mede de hoofdwagt bezet houdt ,
en van daar door ronden en anders de goede orde bevordert.
Dan die dit optrekken niet perfoonlyk verkiezen te doen, en
amptshalven daarvan niet bevryd zyn, geven daar voor jaarlyks
wagt-
(1) 4 Mai 1577.
(2) Raads-refol. 11 Nov. 1620.
(3) Raads-refol. 16 Mai, 22 en 28 Oct. 1657.
(4) Raads-ordonn. voor de koopluiden enz. 29 Decemb. 1701; 10 Apr.
1728, 13 Juni 1731.
(5) Dat vaandel doet by die gelegenheid een fchoot, waar toe het
benoodigde kruid door de Generaliteit geleverd wordt.
geld; waarvan het meerendeel komt ten voordeele des hopmans ,
dien ftrekkende tot een jaarlyksch inkoomen.
Bezetting
De Lands bezetting, die men na de reductie genoegzaam beftendig
hier gehouden heeft , is niet altyd even fterk geweest , maar
gefchoeid geworden naar de omftandigheden. Thans beftaat zy
zedert eenigen tyd gewoonlyk uit twee batailIons voetvolk, twee
esquadrons ruiters, één compagnie guardes voor den Stadhouder, en
één compagnie artilleristen.
Heeren Gedeputeerde Staaten hebben daar over het bewind; en in
zommige voorvallen ook de ftads Regeering (1), aan wie thans weder
de bezetting by haare inkomst den eed van getrouwigheid doet.
Anders ftaat zy onder het bevel, gewoonlyk, van eenen
Generaalsperfoon, welke van de Provincie met agttienhonderd gulden
bezoldigt wordt, en van de ftad zeshonderd gulden tot huishuur
geniet ; en wyders onder eenen Groot , en Onder - majoor.
Regeering Oudtyds
Dan komt een verschrikkelijk lang stuk over de regering van de
stad, beginnend ergens in het jaar 1000, met uitweidingen links
en rechts, waarvan ik enkele aantekeningen heb gemaakt in het
bij dit boek horende aantekeningenfile en sommige bladzijden
toch heb overgenomen (zie hieronder):
(Alva bemoeide zich er niet mee...) maar liet de volle vryheid
er over aan de Gezwoorens. Dan in den jaare 1594 , by de overgave
der ftad, oordeelden de bondgenooten der nadere verééniging, dat
een diergelyke regeeringsbeftelling door middel van vyf geloot
wordende Keurheeren te gevaarlyk waare; althans zy bedongen, dat
hunne aanteftellene Stadhouder uit de Meente de vyf tot dat
zwaarwigtig werk benoemen zou. Dit was inderdaad eene overgave der
vrye keur: waarom ook de Regeering zig van dien band zogt te
bevryden , en dat van Prins Maurits in het jaar 1621 verwierf (1)
; als mede van de volgende Heeren Stadhouders (2) ; tot dat in1641
Hun Hoog Mogenden daar volkoomen van afzagen (3). Van toen wierd
weder de jaarlykfche keur als te vooren gedaan; hoewel men van tyd
tot tyd onderfcheidene befluiten nam , zo wel op de vereischten en
het verwantfchap der keurheeren , als van hun, die gekoren moeten
worden.
Deeze wetten bragt men vervolgens tot één lichaam (4), waar naar
men bleef handelen tot aan de omwenteling van 1748; wanneer, ter
vermyding van veele ingeflopene misbruiken, eene groote
verandering in dezelve gemaakt wierd. In-
Noten 1, 2, 3 niet opgenomen.
(4) Keurwetten van Burg. en Raad, en der Gezworene Meente, 8 Juli
1623, 22 Nov. 1650; 26 Aug. 1668, 15 Mai 1689.
dien men namelyk de keurwetten , afgetrokken befchouwd , leest,
zyn zy overheerlyk, en fchetzcn een aangenaam tafreel eener wel
ingerigte volks-regeering : zo dat men , in
agting neemende den duuren eed, vooraf afgelegd, met
Burgemeeftercn en Raad, in derzelver nodige verantwoording tegen
het Ommelander vertoog, op den 9 January 1645, zo kunnen zeggen:
Weggelaten citaat met lofzang op de regeling
Dan partyzugt en belang bragten de zaken eerlang daartoe, dat
twee, drie, ofte meer , elk een ftreng hadden onder de Gezwoorens;
waardoor men vooraf al zeker, konde zeggen: dat, vielen drie der
boonen in handen van geenen, deeze een lid des Raads of der Meente
wierd. En dat, niettegentlande een leeraar hun op her hart gedrukt
had het gewigt van dien eed , naar welken zy plegtig het
Opperweezen zouden belooven zonder partyzugt dien te kiezen , wien
zy in gemoede den besten voor het ftads welzyn hielden.
Dit misbruik beklemde veelen, die vreesden, dat om de
meenigvuldigheid der valfche eeden 's Hemels lang gerekte toorn op
het Land mogt nederdaalen; terwyl anderen fchreeuwden over de
onnutte verteeringen, welke de nieuws aanteftellene moesten
betaalen.
De gewoonte had te weten ingevoerd , dat de leden der gezwoorene
Meente, maanden zelfs voor de keur, in het ftads wynhuis by een
kwaamen om te teeren op kosten der geenen , welke diergelyke
ampten zogten; en dat voor eenen Raadsheer wel tot tien of
twaalfduizend gulden kon beloopen.
Dit een en ander had ten gevolge, dat zyne Hoogheid, Willem de IV,
op aandrang des volks ten jaare 1748 verzogt (1) om eene
onverbreekelyke wet in zaaken van Staat en regt daar te ftellen,
ook in het ftuk der keur merkelyke veranderingen maakte (2);
welke, in den jaare 1752 by eene herziening der keurwetten daarin
gelyfd (3), als nog uitmaaken het rigtfnoer, waar naar men te
handelen heeft. Volgens dezelve wordt de oude plegtigheid van
preek, looting, eed, en gebed gehouden; maar bepaald, dat de
keuren
(1) By Staats.-refol. van den 29 Aug. 1748.
(2) By het reglement reformatoir, 27 Nov. 1749.
(3) Keurwetten van Burg. en Raad, en der gezwoorene Meente, 3 Jan.
1752.
des Raads, der Burgerneesteren , en der gezwoorene Meente
gezonden moeten worden aan den Heer Stadhouder, ter bekooming van
hoogstdeszelfs goedkeuring (1). Over de uitgeftrektheid van dit
regt is in laatere tyden verfchil gekoomen; te weten daarover, of
de Stadhouder in geval van afkeuring verpligt waare zyne
beweeggronden optegeven. Na dat namelyk het gebruik in zwang
bleef, dat tydelyks de oude Heeren weder wierden gekoozen , en de
keur alleen liep over de openzynde plaatzen, bood zig niemand daar
toe openlyk aan , dan ten zy hy had bekomen
(1) Volgens §. 5, van het reglement reformatoir, luidende aldus :
„ dat de zittende Raad hebbende onderzogt; en kennis genomen , of
de verkoorene perfoonen behoorlyk zyn gequalificeert, en de
verkiezing dus in zo verre voltrokken zynde, de Raad daarop zal
moeten verzoeken de approbatie van den Heer Erfftadhouder in der
tyd; gelyk mede aan den Heer Erfftadhouder zal ftaan de approbatie
van de verkorene Burgemeefters , en zo wanneer hooggemelde Hecr
Erfftadhouder niet zoude mogen goedvinden de voorf. keuren , het
zy van Burgemeesteren en Raad, het zy van Gezworens, in het geheel
of ten deele , te agréeeren , en met deszelfs confent te
bekragtigen, dat de hoogstgedagte Stadhouder in zulk een geval die
zelfs zal mogen fuppleeren met bekwame perfoonen uit het geheele
lichaam der burgery." Wyl dus de eedftaving daarna wagten moest,
zyn de oude keurdagen des Raads van den 8, en der gezworens van
den 15 Febr. vervroegd op den 8 en 15 Jan. en den in den eed
neming van Burgem. in plaats van den 9 Febr. Gesteld op den 20
Febr.
eene toeftemming van het Hof: om dat men zich niet wilde bloot
ftellen aan eene afkeuring, byaldien men tegen de aanbeveeling des
Stadhouders door de meerderheid der Keurheeren verkoren waare.
Hoewel nu deeze aanbevelingen aan veelen toefcheenen de keur nog
meer, dan te vorcn, tot eene ydele vcrtooning te maaken, bleeven
nogthans de zaaken op dien voet; tot dat eindelyk een zeer groot
getal , en wel der voornaamfte , burgers in 1786 begreep, dat
zulks de zin van het reglement niet moest zyn: als oordeelende ,
dat door diergelyk onbepaald regt van afkeuring die waare vryheid
der keur weggenomen wierd. Zy drukten zig daaromtrent aldus uit: „
dit reglement nu , het geen een gevolg is van de aan zyne Hoogheid
toevertrouwde commisfie , gelyk ook dezelve zig in de inleiding
uitdrukt, en daar naar ook moet worden uitgeIegd, moet dus in zig
bevatten een redres dier abuifen , die allengskens in de
conftitutie waaren ingeflopen ; maar kan nog mag nimmer behelzen
eene gedeeltelyke , of geheele, vernietiging
dier conftitutie , nog zelf eenigen fchyn , uit welk men de minfte
inbreuk zoude kunnen afleiden , zynde die duure commisfie alleen
toevertrouwd, en het reglement daarop geformeert, ter bereiking
eencr grondwettige herftelling, - Ingevoge van dit waar begrip,
nopens den aart en de uitgeftrektheid der aan hem toevertrouwde
commiffie, zegt de Stadhouder, Art. 1, dat de regeering , gelyk
van ouds, zou blijven bestaan uit twee leden , de Stad
en de Ommelanden ; Art. 2 poogt Taalmannen en gczwoorene Meente
in de hun
wettig toekomende regten te herftellen; en Art.. 3, 4 en 5
bepaalen de wyze , op
welke de Raad en gezwoorene Gemeente volgens de origineele
conftitutie zullen worden verkoren. Zo men nu deeze drie (1)
artikulen, als uitmaakende één geheel, befchouwt, dan is niets zo
klaar, a1s dat in art. 3, de oorzaaken worden opgenoemd, waardoor
tot dien tyd toe de vrye keur was vernietigd: dat in art. 4. de
middelen bepaald worden, waardoor de zittende Raad over de
wettigheid van de qualificatien der verkorenen by approbatie en
disapprobatie zal oordeelen : en eindelyk wordt in art. 5. de
thans aan den Stadhou-
(1) Dezelve luiden woordelyk aldus: §. 3. Dat de keuze van den
Raad en gezworene Gemeente zal blyven aan Taalmannen en gezworene
Gemeente, by uitlotinge van vyf zwarte boonen, volgens de
origineele conftitutie , met annullatie van alle interpretatoire
refolutien , ingekropene gebruiken, zogenaamde recommandatien en
ligues, als mede van alle verteeringen by follicitatie. §. 4. Dat
de zittende Raad aan zig zal behouden de approbatie of
disapprobatie over de wettigheid van de qualificatie der
verkorenen, gelyk ook de faculteit, om by verfyerf van een van de
leden van den zittenden Raad, een ander in deszelfs plaats te
eligeeren, als mede om uit het midden van haar Burgermeesters te
verkiezen, en dat dc zittende Raad aan zig zal behoudcn het
onderzoek en cognitie, of de verkorene perfoonen na de wet
behoorlyk zyn geqalificeert. §. 5. is hier voor reeds opgegeven.
Hierna grote gedeelten overgeslagen, maar zie de aantekeningen.
Af en toe stukje opgenomen, zoals:
(...)
Maar toen in het volgend jaar 1787 eene omwenteling van zaaken in
ons gemeenebest daar gefteld wierd, hebben ook.hier de Heeren
Burgemeesteren en Raad dit, en andere befluiten, der meergemelde
breede vergadering ingetrokken en vernietigd , en daarvan Zyne
Hoogheid kennis gegeven; waarna de keuren weder ter onbepaalde
goed of afkeuring des Stadhouders gezonden zyn.. Deeze heeft ook
daarvan in de jaaren 1788, 1789, en 1790 gebruik gemaakt, met
verfcheidene ingekozenen zonder redengeeving voorbytegaan , en
nieuwen in de plaats te ftellen.
Wy zullen thans na dit verhaaal der keur, (het welk wy , als den
buitenlander onbekend, iets omflagtiger hebben moeten opgeeven)
treden tot eene nadere befchouwing der ftads regeering in haare
onderdeelen. Naar art. 2. van het reglement reformatoir beftaat
Noot gaat over eerder protest Raad, niet opgenomen.
die regeering in Burgemeefteren en Raad, met overroeping van den
Oud-raad, en de alsdan in eed zynde Taalmannen en gezwoorene
Gemeente.
Burgemeesteren en Raad
Wy beginnen met Burgemeesteren en en Raad, welker vergadering, in
onderfcheidíng van den oud en breeden Raad, ook genoemd wordt de
zittende Raad. Zy beftaat uit vier Burgemeesteren, en twaalf
Raadsheeren; welker eene helft (te weten twee Burgemeefters en zes
Raadsheeren ) reeds één jaar gezeten heeft, en daarom gezegd wordt
de continueerende of ook de afgaaande rang te zyn , gelyk de
andere helft, eerst op den 22 February van dat jaar aangekoomen,
uitmaakt den aangaanden rang. In vroegere tyden was de titel
Eerbaare, vervolgens Edele Hoogwyze; dog zedert den 15 Maart 1624
heeft de Raad dien van Edele Mogende aangenomen: als zynde het
halve, en wel het eerftehalve, lid van Staat. Deeze Raad neemt
wyders niet alleen het ftaatkundig ftedelyk beftier waar, maar is
ook teffens dat geene, wat op andere plaatzen de Schepenen zyn :
de onmiddelyke regtbank te, weten der burgers en inwooners , in
lyfftraffelyke en butgerlyke zaaken. Daartoe is de vergaadering in
een vol en in een nedergerigt, en zyn de dagen der week in
byzondere verzoek, regt, en beroepdagen verdeeld. Voor het volle
gerigt dienen alle verfchillen van regt; over huwelyksvoorwaarden,
en derzelver bekrupping; over huwelyken; uiterfte willen;
ervenisfen; bereedingen van koop en verkoop ; erfwisfel ;
verbotten van keerskoopen; gelyk ook andere groote zaaken, die van
ouds aldaar behoord hebben;
of door het nedergerigt uit eigene beweeging derwaards geweezen
worden; by beroep koomen er de vonnisfen van gemelde nedergerigt,
van den Drost en Amptmannen des Oldampts, en van Selwert; van de
Klufts; Gildregts; en diergelyke oordeelen. Op het nedergerigt (
beftaande uit één Burgemeefter en drie Raadsheeren, welke alle
vierendeeljaars veranderen) worden gebragt de opzeggingen van
landen; huizen; rentebrieven, en derzelver gevolgen; de beflagen
op perfoonen en goederen; de verfchillen over de waarneeming der
voogdyfchappen; die tusfchen ouderen en kinderen; broodheeren en
dienstboden over het loon; de penningfchulden onder de vyftig
daler; en wyders alle zaaken van verwinning; en dat ter uitvoer
der vonnisfen, en betaaling der kosten behoort; gelyk ook alle
aanfpraaken over mondelinge, of daadelyke verongelykingen. In het
lyfftrafflykelyke gefchiedt ten overftaan des voorzittenden
Burgemeefters , en deszelfs drie byzitteren (1), het onderzoek
over de misdaad, en het verhoor der gevangenen ; terwyl de ftads
Fiskaal (2) het ge-
(1) Ter beter en fpoediger afdoening zyn de meeste zaaken ter
onderzoek verdeeld aan vier departementen ; beftaande het eerfte
uit den oudften Burgemeester, den eerften, vyfden, en negenden
Raadsheer; het tweede uit den tweeden Burgemeester , den tweeden,
zesden, en tienden Raadsheer; en zo vervolgens. De Raadsheeren
worden daarvan byzitters van hunnen Burgemeester genoemd.
(2) In plaats van eenen hoofdofficier heeft de ftad eenen
bezoldigden regtsgeleerden, onder den
ding in ftaat van wyzing moet brengen waarna hy het in den
vollen raad met alle de byhoorende ftukken voorleest, en aldaar
zyne eisch doet; maar niet bywoont de raadpleegingen over het
vonnis, dat de Raad daarop oordeelt te moeten neemen. Behalven
deeze gewoone en dagelykfche vergaderingen zit de Raad met den oud
Raad over die zaaken, welke ten onderwerpe ftrekken van de
Landdags vergaaderingen; als ook over zwaarwigtiger ftadszaaken;
wanneer mede geroepen wordt de gezwoorene Meente, in welk geval
het befluit heet genomen te zyn ter vergadering van den breeden
Raad, of van Burgemeefteren en Raad , oud ende nieuw, zampt
Taalmannen en gezwoorene Meente der ftad Groningen.
In alle deeze vergaaderingen hebben de vier Burgemeefteren den
rang, en één hunner beurtswyze drie maanden lang devoorzitting
zonder diens toeftemming mogen wel geene zaaken in overweeging
genomen worden, dog in het ftemmen zelfs is geen onderfcheid
tusfchen de leden. Twee Secretarien woonen beurtelings deeze
vergaderingen by; zynde de één op het volle, terwyl de ander op
het nedergerigt is. Op de Landdagsraadpleegingen , en in de breede
Raadsvergaaderingen verfchynt daarenboven een be-
nam van flads Advokaat of FiskaaL Dan deez' amptenaar doet niets
dan op bekomen verlof des Raads, wien hy ook geheel ondergefchikt
is. In de vergaadering geroepen, of toegelaaten, heeft hy ook
geenen rang; maar moet zyne voorftellen en berigten ftaande, en
met ongedekten hoofde, aldaar afleggen.
zoldigd bekwaam regtsgeleerde en ftaatkundige , die genoemd
wordt de ftads - Syndicus (1). Hy heeft er alleen eene
raadgeevende , maar geene befluitende ftem ; door hem wordt ook op
den Landdag het ftadsgevoelen over de onderhanden zynde
onderwerpen uitgebragt; terwyl hy wyders by alle plegtige
gelegenheden die geen is , door wiens mond de Regeering haare
gevoelens laat uiten.
Voor de verandering der ftaatsgefteltenis in1748 en 1749 waaren
Burgemeefteren en Raad, buiten de Heeren Staaten, het magtigfte
kollegie in dit gewest. Ter ftede alles vermogende, hadden zy, als
vertooners van het eerfte lid van Staat, natuurlyk veel invloed op
de Provinciale hooge en laage bedienden, welker meesten ook binnen
de flad woonden. Daarby begaven zy niet alleen alle ftads
bedieningen van eenig gewigt ; maar ook de helft van die der
Provincie, en derzelver commisfien : zodat zy dus onder anderen
jaarlyks befchikten over 3 in Hun Hoog Mogenden; 1 in den Raad van
Staat; 1 in de Generaliteits Rekenkamer ; 1 in de Admiraliteit te
Harlingen; om de twee jaar 1 in de Admiraliteit te Amfterdam; om
de twee jaar mede het Lieutenantfchap der hooge Juftitiekamer; en
jaarlyks daarin 4 Hoofdlieden; 4 in het kollegie der Gedeputeerde
Staaten; en 3 in de Pro-
Noot (Latijn) weeggelaten.
vinciale Rekenkamer (1). Ook hadden zy de beftelling over de
halffcheid der openvallende plaatzen onder dat gedeelte van 's
Lands krygsvolk , hetwelk ter betaaling op dit gewest
aangefchreeven was. Door hunne betrekking, als Heeren van het
Goregt , der beide Oldampten, der Heerlykheid Wedde en
Westerwoldingeland ( welker Drosten, Amptmannen , Rigteren, en
Landfchryveren zy aanftelden, en in welker landen beftier zy de
toetreeding der Ommelanden, uitgenomen in pagtzaaken, niet
duldden) vermogten zy ook veel; daarby kogten zy van tyd tot tyd
in de Ommelanden op de ommegangen in de redger en zylregten, om
langs dien weg door aangeftelde rigteren en fchepperen aldaar mede
hun gezag te vestigen.
Dan het reglement reformatoir heeft aan dit alles eene andere
gedaante gegeven : want daarin heeft de Stadhouder zig toegekent
de begeeving van alle voornaame ampten, Provinciaale, Stads, en
Ommelander, in het burger en in het krygswezen; en zig
voorbehouden eene goedkeuring van de jaarlyks gekozen wordende
Provinciale , zo binnen als buitenlandfche, commisfien (1); terwyl
hy door de oprigting der Hoofdman-
(1) Deze commisfien kozen de uit den eed gaande, en reeds daar uit
zynde , Burgemeesteren en Raadsheeren, naar order van hunne
verkiezing. De overfchietende wierden gegeven aan anderen , die
daarom Buitenampts- Heeren genoemd werden, wyl zy diergelyk ampt
bekleedden, als een lid des Raads buiten het raadhuis.
(2) $. 33, 34.
penkamer tot een Provinciaal Hof van juftitie eenen breidel
gelegd heeft in de aanwasfende magt der redgeren en fchepperen. By
de oprigting van gemelde hof verlooren Burgemeesteren en Raad niet
alleen de beftelling van den voorzitter om de twee jaar, en
jaarlyks van vier Hoofdlieden ; maar ook dat regt, waarop zy
plagten te boogen, dat hunne vonnisfen te weten , nog in het
lyfftraffelyke nog in het burgerlyke, aan éénig beroep tot, of
herziening van, een ander gerigt of vergadering onderworpen
waaren. By het berigtfchrift van gemelde hof bepaalde immers de
Stadhouder, dat van alle afdoenende vonnisfen in burgerlyke
zaaken, en ook van zulke voorloopige die de hoofdzaak buiten haar
geheel brengen (1), en waarvan men naar gemeene regten zig
beklaagen kan, by Burgemeefteren en Raad geveld, en meer dan 250
gulden bedraagende, beroep mag ingefteld worden by gemelde hof,
binnen tien dagen na afgeeving van het vonnis; dog niet van
vonnisten onder de gemelde fom , ten zy dat die inhielden een
gevolg van oneerlykheid (2), of ander aanmerkelyk nadeel; en dat
zonder onderfcheid, of de zaak by Burgemeesteren en Raad waare
bëeordeeld ter eerfter aanleg, dan wel by beroep van de Stads of
Oldampfter volle en nedergerigten, of van den Drost en Amptmannen
der beide Oldampten en Selwert, of van den Rigter in Sap-
(1) Definitive fententien, of interlocutoire vim definitivae
hebbende.
(2) Infamie.
meer. En in het lyfftraffelyke valt nu van alle vonnisfen,
zonder brlydenis van den gevangengen geweezen, beroep; maar niet
van zulke, die op bekentenis zyn afgegeven, of uitgefprooken tegen
reeds aan den lyve geftraften. De laatsgemelde vonnisfen kunnen
evenwel Burgemeesteren en Raad níet eerder ter uitvoer brengen,
dan na dat het geheele geding by den Hove onder zogt ; en bevonden
zy de verdiende straffe te bevatten, zodat het ter uitvoering
weder uitgelangd is.
Dan hier van afgaande zullen wy opgeeven de vereischten om een
medelid van Burgemeefteren en Raad te kunnen worden. Dezelve
beftaan daarin: dat, men zelf geen der keur, of boonheren geweest
zy; wyders dat men zy vry en egt geboren ; 1idaaat der hervormde
kerk; een goed patriot, oud volle 25 jaar; zedert drie jaaren
bezitter van zulk een eigen huis, waarin een Raadsheer met eere
mag woonen, en dat met zyne andere goederen 3000 daaler waardig
is; daarby dat men groot borger der ftad zy, welk burgerregt een
Ommelander, Westerwolder, of Drenther , twee jaaren, dog een ander
buitenlander twaalf jaaren, moet bezeten hebben, ten zy men
getrouwd zy aan eene burgersweduwe of dogter, wanneer zes jaaren
voldoende zyn; dat men ook, bekleedende
(1) Instructie der hooge Juftitiekamer van 1749, $ 26, 27, 59, 60;
reglement van procedeeren in crimineele zaaken voor de hooge
Juftitiekamer, $ 85, 86; misfive en decifie van de Gouvernante, 26
Jan. 1753.
zulke ftads ampten, welke men voor een bepaald getal van jaaren
had aangenomen waartenemen, (gelyk die van Syndicus, Rentemeester
en Secrecatien der ftad, voor agt jaaren ) derzelver getal hebbe
vervuld, zo egter, dat de ingang van het laatfte jaar gehouden
werde voor de voleindiging van het zelve. Maar behalven deeze
vereischten moet men aan geene leden des Raads te na in
bloedverwantfchap of zwagerfchap beftaan ; daar de wet verbiedt,
dat te gelyk met elkanderen zitten vader en zoon; ftiefvader en
ftiefzoon ; vader en zyn dogters man; ftiefvader en zyn
ftiefdogters man ; ftiefmoeders man en zyn vrouwen ftiefzoon;
grootvader en zyn kindskind ; ftiefgrootvader en zyn
ftiefkindskind; twee broeders; die twee zusters in egte hebben;
zusters man cn vrouwen broeder, welker zwagerfchap egter ophoudt
door den dood, ten zy er kinderen nablyven, wanneer de één nog
daarenboven moet hertrouwd zyn aan eene andere vrouw; oom met zyn
broeders of zusters zoon; oom met zyn broeder of zusters dogters
man; oom met zyn vrouwen broeders of zusters zoon , welker
verwantfchap egter ophoudt met den dood van die vrouwe, door welke
de band gekomen is.
Verders moet een gekoozen Raadsheer nederleggen al zulke
bedieningen, voor het beftier van welker penningen hy
verantwoordelyk is aan de Generaliteit, Provincie, of ftad; ook
moet hy niet blyve uitoeffenen eenige advocature, winkel, of
gildeneering; nog zyu in dienst of jaargeld van eenig Heer. In
deeze opofferingen ligt
de reden, waarom men in 1631 (1) het jaargeld van een Raadsheer,
op 750, en dat van eenen Burgemeefter op 1000 gulden verhoogde;
waarby na 1749, ter vergoeding van eenige vernietigde voordeelen ,
gekomen is zesendertig ftuiver praefentiegeld voor eenen
Raadsheer, en agtenveertig ftuiver voor eenen Burgemeefter, voor
ieder afzonderlyke regtdag.
Oudtyds was by dien post geen, of tenminften zeer gering,
inkoomen: waarom ook in het ftadsboek van 1425 eene breuke van
twintig oude Franfche fchilden gefteld wierd op de weigeragtigen;
en waarvan men in 1568 werkelyke voorbeelden gehad heeft. De in
den raad verfchynende Heeren ontvongen alleenlyk eenen looden
penning, voor welken zy in het Stads-wynhuis eene bepaalde
hoeveelheid wyns konden, laaten haalen ; dog ten jaare 1587 (2)
verhoogde men het jaargeld des Burgemeesters van 30 op 100, en des
Raadsheers van 15 op 50 daaler, en dubbel lood voor hun, die in de
vergadering verfcheenen.
Oud-Raad
De tweede onderdeeling der regeering wordt uitgemaakt door den
Oud- Raad. Door de gewoonte, welke reeds van ouds plaats greep ,
dat namelyk de halffcheid, van Burgemeefteren en Raad jaarlyks
afging, waaren er altyd dezulken, die dan buiten den eed waren ,
en die men daarom hier Oud - Raaden noemde. Na de reductie,
wanneer de ftad het halve aandeel kreeg in de Generaliteits en
Noten niet opgenomen.
Provincie commisfien, worden die Heeren daar mede wel voorzien
(ingevolge eene keuze door henzelven gedaan, en zyn dus in den eed
dier bedieningen ) maar het ontflag ziet alleen op den
afzonderlyken ftadseed voor den zittenden Raad. In zwaardere
zaaken wierden deeze Oud - Raaden, als hebbende ten minften eene
ondervinding van twee jaaren, geroepen op het raadhuis , om aldaar
hun gevoelen aftegeven. Hoewel zulks niet behoefde uit kragt der
wet, was het egter eigenaartig in die tyden, in welke men
bovendien in zeer gewigtige zaaken ter raadgeeving riep de
voornaamfte burgers en hoofden der gilden.
Maar na de reductie fchynen de Heeren Burgemeefteren en de Raad,
als die zig hielden uittemaaken het hoofd van het gemeenebest (1),
den Oud -Raad niet dikwyls geroepen te hebben, dan in zwaarwigtige
zaaken, waarvan zy de bëoordeeling, of de voorgekomene zaaken
dusdaanig waaren, aan zig behielden.
Dan ten jaare 1633 begreep men, dat het ter betere
verftandhouding, en meerdere éénvormigheid in de tydelykfche
befluiten dienen zoude, wanneer de Oud-Raad, als welks meerderdeel
het volgende jaar naar gewoonte den aangaanden rang moest
uitmaaken, meermaalen by den zittenden Raad geroepen werde ; en
men benoemde gemagtigden om eene lyst van zulke zaaken, waarover
de Oud-Raaden behoorden geraadpleegd te worden, opteftellen. Des
niettemin draalde het verfcheidene jaa-
Noot niet opgenomen.
Nog een keer bekijken:
Niet opgenomen: pagina 130: Taalmannen en Gezworene Meente
(veel oude geschiedenis), pagina 142: Gilden / Bouwmeesteren der
gilden, pagina 145: Onlusten tusfchen den Raad en de
Bouwmeesteren der gilden (= 1657), tot aan:
(dat er buiten de stadsraad nog andere...)
vergaderingen alhier zyn , die oordeelen of het opzegt hebben over
zeekere aan haar toevertrouwde zaaken ; als het Gild, Water, en
Stapelregt; de Weeskamer; de Heeren van de Kluft; en de
Kommisfarien tot de kleine zaaken.
Gild, Water, en Stapelregt
Het Gild, Water, en Stapelregt wierd voorheen volgens den brief
van 1434, waargenomen door zestien perfoonen , die jaarlyksuit de
A, Afinge, Ooster, en Gelkinge kluft genomen wierden; en welke uit
hunner midden eenen tot Olderman, en twee tot Busheeren, koozen.
By deezen Olderman en Busheeren vervoegde men zig ter verkryging
van het gild en waterregt , welke daarom ook hielden de lyst of
inboeking der geenen, die dit regt gewonnen hadden.
Daar nu dit regt voornaamenlyk beftond in het dryven van
koopmanfchap met uitheemfchen , beregtte deeze vergadering het
geene dat men daar in verbrak; en daarover handelt het tweede boek
van het gildregt , onder den naam van het ftadregt van Groningen
in de morgenfprake, als zynde een verordening voor de Groninger
kooplieden en fchippers, in opzigt van hun gedrag binnen de ftad,
op reis, buitenlands, en met vreemden.
Wyders moest deeze vergadering letten, dat de ftapel der onderling
bepaalde waaren te Groningen, als by overeenkomst tot de
marktplaats gefteld, gefchiedde: en diens volgens in de Ommelanden
daarin geene koopmanfchap gedreven wierde.
Ook befliste dit kollegie alle verfchillen, die tusfchen den
fchipper en den koopman over het vervoeren, en wel overbrenfen der
waaren kunnen
voorvallen; en het geene verder de gewoone regten der
fcheepvaart aangaat. Zelfs had het daaromtrent lyfftraffelyke
regtspleeging: daar men vindt, dat in den jaare 1576 negen
bootsgezellen, te Delfzyl door de bezetting aangehouden, en
herwaards opgezonden, door den Raad van Groningen gefteld wierden
ter beregting der Gildregtheeren (1).
Maar door het verloop en de verandering der tyden is ook het getal
der leden verminderd op agt, waarvan jaarlyks vier afgaan (2); en
derzelver werkzaamheid meerderdeels bepaald tot de inftandhouding
van het ftapelregt. In welk opzigt de Olderman, anders voorzitter,
als fiskaal handelt; de fchuldigen, of die hy voor fchuldig houdt,
voor het Gildregt dagvaart, de burgers en de ingezetenen der ftads
heerlykheden met mandaaten des Raads, de Ommelanders met mandaaten
der hooge Gerigtskamer. Van de gevelde vonnisfen beroept zig de
ftads ingezeten op den Raad, de Ommelander op de Kamer (3).
Dit kollegie is wyders ten allen tyde de Ommelanders tegen de
borst geweest; en hoewel nu zedert jaaren het regt des ftapels
niet ftreng wordt uitgeoefend, fchynt egter de uiterlyke gedaante
dier verpligting aan veelen onaangenaam te zyn: ge-
Noot 1 en 3 niet opgenomen.
(2) De nieuws intekiezenen worden thans gekoren door den geheelen
afgaanden rang van Burg. en Raad; voorheen door vier uit dien
rang, die met den Olderman en Busheeren de keur deeden.
lyk een geding, gevoerd door eenen huisman van het
Westcrkwartier (maar daarin zo men wil door meervermogenden
gefterkt) en doorgezet tot in groot revis ( offchoon met
ongelukkigen uitflag ) daar van een bewys heeft opgeleverd. Ook
bleek zulks by de jongfte fcheuring der Staatsleden van dit
gewest: daar in een manifest, den 26 September 1787 uitgegeeven op
naam van Jonkeren, Hovelingen, Eigenerfden, en Volmagten der
Ommelanden, dezelve verklaaren , uit oorzaak dat de ftad gewapende
manfchap naar Appingadam hadde gezonden , alle banden van
verëeniging en alle onderlinge verbindenisfen voor verbroken te
agten, cn diensvolgens de Ommelander ingezetenen ontflagen te
houden van het ondraaglyk juk des ftapelregts, waaronder die
bykans twee eeuwen zo onregtmaatig gebukt waaren geweest;
beloovende zy wyders hunne kragtdaadige befcherming , aan de
landlieden , die over verbreeking van het flapelregt in regten
mogten worden betrokken, daar zy diergelyke citatien zouden
opneemen als attentaaten tegen de hoogheid en de fouverainiteit
der Ommelanden.
De twist , en de verwydering, hier door tusfchen de Stad en de
Ommelanden ontftaan , zyn eerst na veele vergeeffche
onderhandelingen in het jaar 1791 bygelegd, en veel naar de
woorden van het ftaatsbefluit (1) door de veelvuldige moeite en
applicatie, die de Stadhouder in deezen had gelieven op zig te
nemen.
(1) Refol. der Staaten van Stad en Lande, 24 Sept. 1791.
Volgt de uitslag van die zaak in 1791, niet opgenomen
(...)
Weeskamer
De Wees of Momberkamer is opgerigt in 1613 (2), en beftond toen
uit drie leden (waarvan één jaarlyks afgong, en een ander in
plaats gekozen wierd), mitsgaders eenen fchryver, en bode. Maar
naderhand is verftaan (3), dat er vier weesmeesteren zouden zyn,
die egter jaarlyks, op den 22 February, door den nieuwen Raad
worden ingekoozen en bëeedigd, dog ook zouden kunnen worden
voorbygegaan. Deeze Weesheeren vergaderen des maandags en
donderdags morgen ; zynde zy teffens Kommisfarien der huwelykfche
zaaken. Ten einde de onmondige kinderen door een tweede huwelyk
van den langst lee-
(2) Ordonn. op de Weeskamer, 19 Mai 1613.
(3) Raads. refol. 13 Febr. 1717; Ordonn. op de Weeskamer, 3 July
1724.
venden ouder niet benadeeld worden , ftaan zy dien geene eerdere
afkondiging toe, dan na gemaakten, en door hen onderzogten, afkoop
des boedels van den overledenen. Ook zyn , tot beter toeverzigt op
nablyvende weezen, de lee aanzeggers (of, gelyk men elders zegt,
de aanfpreekers der doden ) verpligt zulke fterfhuizen aan de
Weeskamer fchriftelyk overtegeven
Kluftheeren.
De Heeren van de Klnft maaken uit een getal van agt perfoonen,
waartoe men voorheen twee uit ieder der vier kluften nam; maar
welke zorgvuldigheid thans geene plaats meer heeft, fchoon nog
voor hun de ftad verdeeld blyft in vier panden. Derzelver werk is
zorg te draagen, dat de openbaare wegen, ftraaten en uitwateringen
gereinigd , niet benauwd, of bekrenkt worden: opdat en de
zindelykheid bevorderd werde , en een onbelemmerde doorgang blyve.
Zy zyn wyders ter eerfter aanleg rigters in de verfchillen over
aangevangene timmeringen, huiszwetten, drupval, en waterleidingen,
hebbende daartoe eenen fchryver en bode; daarby houden zy tweemaal
des jaars zeent in het koor der Maartenskerk, alwaar zy onderzoek
moeten doen, of in de onderfcheidene wyken der ftad ook woonen
eerlooze, en zig flegt gedraagende lieden , bedelaars,
fmokkeltappers , en hoeren. Ook nemen zy tweemaalen des jaars in
oogenfchyn de noodige gereedfchappen ter weering van brand, die by
de burgerofficieren en rotmeesteren berusten , of dezelve wel in
den vereischten toeftand zyn.
Kommisfarisfen der kleine zaaken
De Kommisfarisfen der kleine zaaken be-
flisfen de verfchillen, die in den graanhandel ryzen over
mislevering van koren, op ftaal
verkogt ; en wel ter bevordering van dien handel zonder de gewoone
langwylige regtsvorm, egter kan men van hun beroep inftellen tot
den Raad. Voorheen beftonden zy uit éénen Raadsheer en twee
Kooplieden; thans uit twee Raadsheeren en drie Kooplieden;
genietende zylieden wyders voor hunne moeite geene bezolding, hoe
genaamd (1).
Buiten deeze opgenoemde vergaderingen , welke alle enige
regtspleeging uitvoeren , zyn er nog twee andere , belast met het
beftier der ftadsgeldmiddelen, en derzelver gedeeltelyke
opbeuring; als de Stads Reken, en Pond -Kamer.
Stads Reken Kamer
De eerfte beftaat uit eenen Burgemeester, twee Raadsheeren, den
Syndicus, Rentemeester, één der Secrctarien, eenen Taalman, en
eenen Gezworen (2). Deeze moeten alle faturdagen by een koomen om
natezien de reekeningen der leveranciers, de opgaven van verdiende
daghuuren, gemaakte verteeringen, vervallene daggelden , en wat
dies meer is, om na goedbevinding daarop order van betaaling
aftegeeven. Zy hebben wyders het toeverzigt op den Rentemeester,
die hun weekelyks ter hand moet ftellen eenen blafferd van zyn
ontvang en uitgave; ook kunnen zy diens kas, zo meenigmaal zy het
goedvinden, zig
(1) Raads-ordonn. 22 April 1697.
(2) Inftruktie voor de Stads Rekenkamer, 13 Jan. 1666, 18 Jan.
1783.
laaten aantellen, dog moeten zulks thans drie maalen des jaars
vast doen ; gelyk zy ook zorgen moeten, dat de agterftallen
behoorlyk opgevorderd worden , waartoe de Stads Advokaat ook
medelid deezer kamer is.
Stads Pondkamer
De ftedelyke excynzen worden opgebeurd in de Stads - Pondkamer
door drie ontvangers, waarvan de eerfte ter begeeving ftaat aan
den Raad, de tweede aan de Gezworene Meente , en de derde aan drie
der agttien burgergilden , naar zekeren afloopende rooster; de
voornaamfte zorg der opgebeurde penningen berust by den
Raadsontvanger, die ook daarom de Boekhouder genoemd wordt. De
excynzen beftaan in ftedelyke belastingen op de wynen zo koele als
gebrande , het gemaal, 't geflagte vee, visch, bieren,
tabak,manufactuuren , wage , kraan , en wat diesmeer is , naar den
daarop geftelden voet; wordende van de niet byzonder uitgedrukte
goederen, zonder onderfcheid, één ten honderd by het inkoomen
gevorderd. Deeze afzonderlyke geldheffing is in de voorige eeuw
door de Ommelanders , in hunne gedingen tegen de ftad , meermaalen
by wyze van klagte opgegeven, en als een bezwaar aangedrongen ;
dog telkens zonder vrugt. De ftad trekt daarenboven aanmerkelyke
opkomften uit haare landgoederen, door aankoop en anders
verkreegen , vooral uit de veenen ; wyders uit grondpagten ,
veerfchuiten, tolhekken, ocroojen, munt, en andere; dog waartegen
de algemeene uitgave ook dikwyls opweegt.
Meer aanzienlyk dan voordeelig zyn haar de hooge heerlykheden van
het Gorecht, het
Wold, en 't klei Oldampt , van Wedde en Westerwoldingeland;
beneffens de meenigvuldige Redgerregten en Schepperyen, die zy in
de drie kwartieren der Ommelanden bezit; dog omtrent welke
laatstgenoemde de redenen tot aankoop na de oprigting van het Hof
Provinciaal opgehouden hebben.
Stadswapen
Het wapen der ftad is tegenwoordig een zwarte dubbelde arend op
een gouden veld, draagende op de borst een wit fchild, waar door
horizontaal eene groene ftreep loopt. Voorheen hong dit witte
fchild aan den klauw des adelaars, zo als nog aan eenige oude
gebouwen zigtbaar is (1). Het groot zegel der ftad, aan
fchriftuuren van aanbelang, is egter, gelyk reeds aangemerkt is
(2), het afbeeldzel der geweezene Walburgskerk. Dit witte , of
eenigzins blauwe veld , met de groene ftreep daardoor, duidt onzes
eragtens die inge, of groene weide, tusfchen den zamenloop der
Hunze en Aa aan, en waarvan wy hier voren den naamsoorfprong der
ftad hebben afgeleid, (3); terwyl de adelaar haar als een gefchenk
der Duitfche Keizeren is gegeven (4).
(1) De verandering daaromtrent fchynt in het begin der voorige
eeuw geweest te zyn: naardien de Ommelanders daar over klaagden by
de Staaten Generaal. Edog by uitfpraak van den 12-14 Jan. 1603
wierd verklaard, dat de Ommelanden dieswegen geen bezwaar hadden.
(2) Hier voor bl. 102.
(3) Hier voor bl. 11.
Noot 4 weggelaten.
Je bent hier: Opening → Bronnen → Groningen