De feestrede is gehouden op 16 maart 1826 en gaat vooral over
het pand waarin het genootschap bijeenkomt, in welk pand vroeger
de Bank van Lening gevestigd was, die eerst door Etta's vader en
later door Etta's moeder gerund werd.
De rede bevindt zich in Groninger Archieven toegang 2392 invnr 44,
maar is ook afgedrukt in de Groninger Volksalmanak van 1927.
Hieronder fragmenten uit de tekst, voorzien van opmerkingen
mijnerzijds (cursief), de paginanummers zijn die van de
Groninger Volksalmanak. Sommige gedeelten heb ik niet opgenomen,
maar alleen aangegeven waar het vandaan komt.
Het tegenwoordige Concerthuis is oorspronkelijk een
patriciërshuis geweest, wij hebben het niet verder kunen nasporen,
dan tot 1675, toen bij scheiding van de nalatenschap van Johan
Cloot en Catharina Veelkers, het werd toegewezen
aan Gerhardus Cloot. Na den dood van Gerhardus in 1694 kwam het
huis aan Ferdinand Ignatius Cloot, die het waarschijnlijk
onderhands heeft overgedaan aan zijn zuster Catharina Maria Cloot,
ten minste zien wij bij acte van 27 Nov. 1731 deze Catharina het
huis verkoopen aan Jacobus Aalders en Mozes Goldsmit.
Het perceel had toen als zwetten, ten noorden Popkenstraat, ten
Oosten coopman Cremer en de Stadsgeweldige, ten zuiden de straat
en ten westen de mr. Jan Hilbrans.
Die "Stadsgeweldige" verdient eenige toelichting; dit gebouw
stond op de plaats waar tegenwoordig de groote openbare school in
de Schoolstraat is, en was oorspronkelijk het refugium van het
klooster Bloemhof in Wittewierum. Na de secularisatie van de
geestelijke goederen werd het in 1664 stadsgevangenis alwaar de
gedetineerden wegens B. en R. in bewaring werden gehouden.
Het toezicht was in handen van de Stads Provoost of Kapitein
Geweldige, die er ook inwoonde. Deze werd ook wel Pondjer genoemd
als zijnde belast met het ijken der gewichten, de ponden; en zij
die er in hechtenis waren, werden gezegd bij Pondjer te zitten.
Vandaar ook Pondjer- later Popkenstraat.
Dat het gebouw, het tegenwoordige Concerthuis een patriciershuis
was blijkt wel uit de bewoners. De Cloots toch waren vermogende
katholieken, verwant aan de Heerkensen, waarvan wij Gerhardus
Heerkens, hekeldichter en medicus kenen, geboren op het huis
Kleinmeer, waar tot voor kort de Burgemeester van Sappemeer woonde
en van welken Heerkens hier op het museum een grafsteen voor zijn
trouwen hond berust, die hem op zijn reizen eens het leven heette
gered te hebben. Verder waren de Cloots geparenteerd aan de
Hondebekes. Velen Uwer zullen zich nog herinneren in de
Gelkingestraat, op de plaats war tegenwoordig de Katholieke kerk
staat, een huis (in 1888 afgebroken) met in den gevel
een steen, waarop het wapen der Hondebekes, een zwemmende hond:
en waaronder het Spaansche opschrift: Dios con nos, una higa para
vos d.w.z. God is met ons, een tegenvaller voor U of m.a.w. dan
maak jij ons niets.
Van al deze voorname katholieken is weinig bekend, omdat zij geen
openbare betrekkingen mochten bekleeden.
Wij keeren nu terug tot den nieuwen eigenaar van ons huis in 1731
en voorzooverre de bewoners inhaerent zijn aan het gebouw meenen
wij bij deze een oogenblik te mogen stilstaan.
Jacobus Aalders was winkelier en woonde in het hoekhuis
Kremersrijpen en Guldenstraat, waar tegenwoordig Ville de Paris is
gevestigd, doch waar sommigen onder U hebben gekend een huis met
een potkast (onder de potkast werd wijlen prof. Bolland geboren),
waarboven een lakenhandel werd gedreven door gebr. ten Hoorn .
Welke winkelnering Jacobus Aalders daar heeft uitgeoefend hebben
wij niet kunnen uitmaken; wel staat vast dat bij den verkoop van
gemeld huis worden genoemd toonbank, glazen kasten, etc.
De koopers van het perceel in de Poelestraat hadden in 1731 van
B. en R. de concessie voor de leenbank verworven. Die leenbank
werd gehouden in het achterste gedeelte van het huis en had den
ingang door de poort in de Achter de Muur (van 1733 tot 1754 toen
de synagoge in de Kleine Folkingestraat werd gebouwd, hadden de
Israëlieten in één der lokalen hunne godsdienstoefeningen).
Aalders verhuisde dus als lombardhouder, met zijn vrouw Swaantien
van Bergen, naar de Poelestraat.
In 1738 (klopt niet, moet zijn 1737) overleed zijn vrouw
en hij hertrouwde in 1740 met een dochter van een der eerste
families hier ter stede. Uit dit huwelijk, dus in dit huis (klopt
niet, moet zijn het huis ernaast) werd een dochter geboren,
namens Etta Lubina Johanna, en gedoopt in de Martinikerk 3 mei
1743; zij trouwde op 19-jarigen leeftijd 3 Sept. 1762 met Mr.
Christiaan Lodewijk Palm, O.I.-ambtenaar. Intusschen was Jacobus
Aalders in 1749 overleden, zijn vrouw
bleef met Goldsmit het bedrijf voortzetten.
Daarna volgen stukjes die zijn overgenomen uit Nederland
en de revolutie 1789-1795, door Herman Colenbrander, zie hier.
Zij wordt gememoreerd als "la jeune et belle Hollandaise, qui
jouissait d'une grande réputation de beauté, remarquable par la
taille avantageuse."
Daarna volgt een gedeelte dat is overgenomen uit Het
feminisme gedurende de Fransche omwenteling, door Aulard, zie hier.
Bij de titel van haar Discours sur l'injustice des loix en faveur des hommes "au dépend" des femmes voegt Bolt de opmerking toe: Etta stond met het Fransch op een slechten voet.
Volgt het uit Nederland en de revolutie 1789-1795
overgenomen verhaal over Etta's missie voor minister Lebrun en
een vertaling van de brief van Deforgues:
'Uw aanbod om U nuttig te maken bepaalt zich tot een goeden wil
zonder effect. Overtuigd van de onmogelijkheid, waarin U zich
bevindt om de zending te vervullen die gij op U hebt genomen, moet
ik U verzoeken mij voortaan niet meer lastig te vallen met
bulletins.'
Zoals bovengezegd zette de wed. Aalders het exploiteeren der
Leenbank met de erfgenamen van Goldsmit voort. De zaak liep echter
niet best; wij zien hen leening op leening sluiten en in 1766 zat
de boel vast. Den 15 Nov. werd alles gerechtelijk verkocht; kooper
werd Cornelis Poelman voor de som van ƒ 6220.
Deze deed het huis reeds in 1770 weer over aan Renzo Groenman,
dien wij kennen in 1757 als kastelein in de "Zwarte Arend" op de
Nieuwe Weg. Vermoedelijk dateert van dien tijd het exploiteeren
van het Concerthuis als herberg met het verhuren van localiteiten
voor verschillende doeleinden.
Groenman verkocht het huis in 1776 aan J. P. Riedel voor ƒ 9300.
Riedel kon het niet bolwerken, want reeds in 1778 werd het perceel
door den
hypotheekhouder Sloet van twee Nederhuizen overgedragen aan een
combinatie bestaannde uit de H.H. H.G. van Bulderen, J. Hora
Sicama, S. Trip voor hem zelf en als gemachtigde voor 6 andere
heeren. Deze combinatie hield het huis tot 1810, toen het overging
in handen van...
De rest van de feestrede gaat over latere tijden en heb ik
niet opgenomen.
Je bent hier: Opening → Bronnen → Bolt