AANTEKENINGEN bij De Bacourt, Correspondance entre Mirabeau et le Comte de La Marck pendant les années 1789, 1790 et 1791, 2 delen, Bruxelles, 1851

Colenbrander noemt dit in RGP1 in de noot op pagina 148-149 als bron over de contacten van Etta. Koppius citeert het betreffende gedeelte in zijn boek, zie hier bij pagina 38 en Olivier Blanc doet hetzelfde in zijn boek Les libertines maar gooit daarbij het citaat onherkenbaar door elkaar.

Deel 2 van het boek van De Bacourt bevat alleen maar brieven en daaronder op pagina 239-240 de brief waarnaar RGP1 verwijst en die hieronder staat. Ik neem aan dat andere onderzoekers de rest van het boek al hebben doorgespit op verwijzingen naar Etta, dus dat heb ik zelf niet gedaan.

Ik heb het boek ingezien in de zaal Oude en Kostbare Werken van de universiteitsbibliotheek Groningen, maar inmiddels staat het ook op internet. Vreemd is dat er bij Harvard universiteit sprake is van drie delen en bij dat ingescande derde deel staat de passage op pagina 81. Nou ja, dat vind ik niet de moeite om verder uit te zoeken.


Transcriptie

Le comte de Montmorin au comte de Mirabeau

Mercredi, 9 mars 1791 - Je ne vous dis pas de nouvelles du roi, parce que vous aurez le bulletin à l’assemblée: ceci est un maladie qui, à la verité, ne se présente pas sous un aspect très grave; mais cependant elle peut le devenier d’in moment à l’autre.

Fréteau doit me dénoncer ce matin; je crois que les autres sont parvenus à le retourner.

Il y a surtout une Mme d’Oldus, Hollandaise, intrigante, vendue à la princesse d’Orange et à la Prusse, qui le travaille assidûment et lui donne de prétendues nouvelles.

Je la crois également d’intelligence avec le Menou, Lameth, etc. Fréteau doit venier me voir ce matin; je tâcherai de l’engager à remettre sa dénonciation à demain.

Si je peux tirer de lui ce qui le met en fureur, nous en parlerons ce soir. Vous n’avez pas oublié que nous avons rendez-vous avec d’André, Beaumetz, etc.


Je bent hier: OpeningBronnen → De Bacourt