Deze brief bevindt zich in invnr 1070 van het Archief van stadhouder Willem V Batavus dat met toegangsnummer A31 berust bij het Koninklijk Huisarchief. Zie een overzicht van alle stukken die uit dat archief opgenomen zijn.
Vier kantjes, niet alles is helemaal leesbaar. De brief is in het
Frans, maar hieronder is alleen de vertaling. Omwille van de
leesbaarheid zijn regeleindes, interlinies en interpuncties
toegevoegd.
Ze maakt incidenteel gebruik van geheimschrift, de gedeeltes die
in geheimschrift waren zijn hieronder vet gemaakt. Titels
van publicaties heb ik cursief gemaakt.
Met zwarten ('noirs') bedoelt ze koningsgetrouwen.
Parijs 24 mei
Mijnheer,
Het beruchte decreet dat zo belangrijk was voor het Franse volk is
eindelijk aangenomen en bepaalt dat de Koning niet langer de
oorlog kan verklaren zonder de instemming van de natie. Ik
vertrouw u toe, Mijnheer, dat dit volgens mij de beste oplossing
is. Want het volk was op dit punt zo beslist dat de zwarten zich
werkelijk ongeluk op de hals zouden hebben gehaald bij het
verlaten van de zaal, ingesloten als deze was door een ontelbare
menigte van mensen die zich ophielden zowel in de omringende
straten als in de omvangrijke tuin van de Tuilerieën en niet door
wat men vroeger het ‘gepeupel’ noemde, maar door allemaal burgers
uit alle sociale klassen, die allen ten stelligste van mening
waren dat het verklaren van oorlog een recht is dat toekomt aan de
natie en niet aan de Koning. Vrijdag, in de loop van de dag,
verscheen de rede van Mr. Pétion en zaterdag waren er hiervan
reeds 15000 exemplaren verkocht.
Mirabeau van zijn kant, die reeds acht dagen eerder de brief van
de minister bekend had gemaakt, hij die deel uitmaakte van de
Partij van het Hof, bewerkte zijn ontwerp van decreet in een
comité tezamen met ondermeer de heer de la Fayette, La
Rochefaucoult en Terpant; en naarmate zij dagelijks
vaststelden dat de sprekers de gemoederen in opschudding hadden
gebracht, en niettegenstaande het ontwerp van decreet van Mirabeau
zoals u zal zien erg veranderd is en er zo goed als alle principes
van mijn gewaardeerde vriend in werden opgenomen, zijn de sprekers
afgevaardigden die het woord hadden genomen ten gunste van het
volk bij hun buitenkomen onder toejuichingen en zegeningen naar
hun voertuigen geleid, en ‘s avonds werden zij thuis opgehaald om
hen in triomf en zonder de minste wanorde naar de Jacobijnen te
leiden.
Het Koninklijk Paleis werd zonder ophouden overspoeld met
mensen. Men uitte vreugdekreten waaronder de namen van Vivat ange…
. De namen van de afgevaardigden werden er voortdurend
doorheen geroepen en herhaald, men maakte vreugdegebaren, de
afgevaardigden vroegen het woord zoals in een ordentelijke
vergadering, men stak de ‘Veillie’ in brand voor de poort in de
omgeving van L’actes des apôtres, met dezelfde ceremonie en met
een intense vurigheid stak men de Gazette de Paris in brand.
Beide kranten voedingsbodem voor het aristocratische
lasterschrift tegen de Nationale Vergadering; kortom
tevredenheid heerst alom. Maar er is nog een onweer op komst,
namelijk de overeenkomst over de bekende ordonnantie i.v.m. de
bewapening. Indien het Hof hier zijn zin doorzet, dan vrees ik een
groot ongeluk, het volk wil noch oorlog noch een alliantie met
Oostenrijk, want zij zegden aan de poort van de Vergadering aan
het adres van Mr. … en zijn bondgenoten, spreek ons éénstemmig
over vrede zodat de inhaligheid van de Engelsen zeker niet
overslaat naar onze vloot.
Zaterdag bij de poort van « auguste diette » et overal
verscheen een brochure onder de titel Verrraad van Mr de graaf
de Mirabeau en men zegde dat hij van St Priest smeergeld had
ontvangen of dat samen met de belofte van een post als
ambassadeur. Maar zie hem misprezen door het publiek en zijn
vrienden.
Terpant vertrekt morgen voor onderhandelingen met de Prins van het
Keizerrijk over de grensrechten. Indien hij niet slaagt, zal dit
wel te wijten zijn aan het gekonkelfoes van het Oostenrijks
comité, en hij zal de schuld willen leggen bij de Koning van
Pruisen. Maar wij hebben de noodzakelijke voorzorgen genomen om
het tegendeel te bewijzen. Ach Mijnheer hoeveel kwaad had ik
kunnen aanrichten ware ik een kwaadwillig persoon en hoeveel
smeergeld zou ik hebben kunnen verdienen, maar als de vrouw van
Phocion zijn het mijn vrienden die mijn roem uitmaken en mijn
nederig bestaan, juist mijn armoede maakt heel mijn glans.
Marron was met drie Hollanders bij de auteur van de Chronique om hem ertoe aan te zetten een artikel tegen mij te publiceren. En zie! niet alleen heeft M. de Grandmaison hen geantwoord : « een vrouw die de vriendin is van Pétion, Carra en Robespierre kan geen slechte burgeres zijn », maar hij is het mij gisteren komen vertellen ; hij heeft de avond bij mij doorgebracht bij mijn concert waar hij een praatje van goede burgers gezien heeft en hij was geflatteerd dat ik hem gevraagd heb hierbij aanwezig te zijn. Kijk hoe het hen tot schande maakt, het zou mij koud laten mocht een aristocratisch papier mij minachten, hoewel tot nu toe de Gazette universelle mij goddank vergeten is…
Ik neem de vrijheid om u de rede van de heer Pétion toe te sturen.
Ik denk, Mijnheer, dat deze u plezier zal doen en smeek u om
overtuigd te zijn van mijn onvoorwaardelijke gehechtheid en met de
meeste hoogachting heb ik de eer te verblijven,
Mijnheer,
Uw zeer nederige en gehoorzame dienares.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → KH
→ brief 24-05-1790