Etta's ingezonden brieven in de Nationaale Courant van 5
en 13 mei 1795 werden in 1989 voor het eerst gesignaleerd door
Roelof Dekker in het artikel Revolutionaire en
contrarevolutionaire vrouwen 1780-1800 in Tijdschrift
voor geschiedenis 102 (1989), 545-563 (daarbij wordt
verwezen naar de Opregte Nationaale Courant, maar die
bestond in 1795 nog niet dus bedoeld wordt de Nationaale
Courant).
Onderstaand is de brief van 13 mei 1795, die verder geen
toelichting behoeft:
HEIL EN BROEDERSCHAP!
In de Nederlandsche Correspondentie-Courant van Vrydag den eersten
dezer, vind ik 't copie van de sublime-artikelen die de Nationale
Conventie in de Fransche Republiek heeft gesteld, tot de
grondbeginselen, waarop eene regeringsform van Vrijheid en
Gelijkheid gebouwd moet weezen.
In het eerste artikel lees ik de waare Vriend des Volks is hij,
die moedig hetzelve harde waarheeden zegt.
Ingevolge daarvan vinde ik my geauthoriseerd om myne gedachten
vrymoedig ten voorschyn te brengen over de Publicatie van de
Municipaliteit der Stad Delft, om alle de bezitters van ampten of
bedieningen die niet in persoon waargenomen worden, te dimitteeren
in dezelfde Courant geënonceert.
Hoe reedelyk ook dit besluit van de Regeering der Stad Delft zy;
zal het weinig tot nut van 't gemeenebest strekken, indien het
maar alleenlyk die of die, eerder dan een ander begunstigt.
Zekerlyk is het een groot abuis dat eimant een amt, genomen van
800 guldens jaargeld door een ander voor de helft laat bedienen en
des ten koste van 't gemeenebest 400 gl. in zyn zak steekt, zonder
er iet voor te doen; maar indien het zelfde amt met hetzelfde
inkomen aan een ander wordt gegeven, die hetzelve bedient, zie ik
er geen voordeel voor 't gemeenebest, maar wel nadeel voor de
zamenleving uit voortvloejen;
want hetgeen twee menschen deed bestaan, wordt aan één gegeven,
dit zeker zal de zeden meer en meer bederven, de haat en jalousie
onder de Burgers vermeerderen, de wortelen van energie die er nog
gevonden mogten worden uitroejen, en de verfoejelyke zucht om
amten te bekleeden, welke Nederlands Volk zo schandelyk beziet en
aan de voeten der aristocraaten gekluisterd houdt, doen
toeneemen.
Maar indien men die ampten tot de helft van hun inkomen
verminderden; dewyl die tog voor die prys van een tweede bediend
werden; daar door zoude het gemeenebest een wezenlyk voordeel
genieten en de burger, die nu zyn zoon een amt als het doelwit
zyner geluk doet beschouwen, en daar door van jongsaf een
zielsvernederende afhanglykheid inboezemt, zoude als dan, minder
voordeel vindende, hem eerder tot negotie, talenten, ambacht en
werkzucht aanmoedigen; en hier door zoude te leur gesteld worden
die baatzuchtige mannen welke de mantel van Patriottismus
omhangen, om zonder talenten, deugden, of verdiensten, een goed
amt en ruim bestaan te verkrygen.
EEN VRIENDINNE VAN DE WAARHEID
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → KB
→ Brief 13 mei 1795