TRANSCRIPTIE van een ingezonden brief door Etta in de Nationaale Courant van 6 mei 1795

Etta's ingezonden brieven in de Nationaale Courant van 6 en 13 mei 1795 werden in 1989 voor het eerst gesignaleerd door Roelof Dekker in het artikel Revolutionaire en contrarevolutionaire vrouwen 1780-1800 in Tijdschrift voor geschiedenis 102 (1989), 545-563 (daarbij wordt verwezen naar de Opregte Nationaale Courant, maar die bestond in 1795 nog niet dus bedoeld werd de Nationaale Courant).

De brief van 6 mei 1795 valt niet goed te begrijpen zonder het artikel van 18 april 1795 dat er aanleiding toe gaf. Daarom hieronder eerst:

■ Artikel in de Nationaale Courant van 18 april 1795,

■ ingezonden brief van Etta dd 6 mei 1795.


Artikel 18 april 1795


FRANSCHE REPUBLIEK

Parys 14 Germinal, 3 april, EXTRACT van een brief der burgeresse L.J.

“Ik heb in myne Societeit een ontwerp doen goedkeuren, hetwelk zo het in alle Societeiten van Parys gevolgd wordt, gelyk wy grond hebben van te hoopen, van goede uitwerkselen zal weezen: dus luidt het
“Wij vrouwen, enz. zullen, geduurende den tyd dat wy vergaderd zyn, (deeze tyd is bepaald van één tot 4 uure,) geene mans by ons toelaaten; zo zy zig aanmelden na onze verklaaring desaangaande, zullen wy hun met versmaading wegjaagen; het zelfde gedrag zullen wy houden ten dage van eenige onrustige beweeging, als wanneer het hun pligt is in de wapens te weezen;
reeds voor drie dagen hebben wij deeze verklaaring gedaan, en zy is van goede uitwerkselen geweest; de vrouwen hebben in die omstandigheden groote geestkragt ten toon verspreid; zij hebben ook den allerbloodste moed doen hebben;
wat mij betreft ik heb onderrokken die ik voorneemens ben uittedeelen allen man welke zig ongewapend voor myne oogen durft vertoonen, of aan die nog niets voor het Vaderland gedaan heeft. D... heeft de eer van onze zitting bytewoonen; maar wat S... betreft, hy schynt wat bang te weezen voor de ceremonie van den onderrok.'

(De zender van dit extract voegt 'er de volgende aanmerking by.) “Dit schrander uitgedacht middel is de Burgeresse L.J. wonder wel gelukt, en wy moeten bekenen dat het ons by uitnemendheid behaagt, maar echter had het aan 't oogmerk wel niet kunnen beantwoorden; wat al mans, niettegenstaande braaf van hart, zouden hebben kunnen bezwyken voor de verleidelyke straf met de onderrok eener Vrouwe, zo schoon en geestig als men zegt dat de Burgeresse L.J. is ! wat my betreft, niettegenstaande ik oprechtelyk myn Vaderland bemin, en geloof aanspraak op braafheid te mogen maken, ik raad de Burgeres L.J. eene soort van straf, zo vol kracht van verzoeking, en derhalve zo twyfelachtig in derzelver uitslag, als die met een haarer onderrokken is, te veranderen.”

[Wat dunkt U, Nederlandsche leezer! Zyt gy niet met my van gevoelen dat deeze Aanmerkingmaker, hoezeer zig zelven aanbeveelende als een man die oprechtlyk zyn Vaderland bemint, op 't oogenblik dat hy het gedrag van de Burgeres L.J. overdacht heeft, meer kitteling van wellust, dan zoete aandoening van vaderlandsliefde heeft gevoeld!

Mogelyk, of liever zekerlyk is het ook die kitteling, welke hem heeft doen besluiten dat de onderrokken die de burgeresse zeide voor de haarer onwaardige mans gereed te hebben, juist haare eigene onderrokken zyn. - althans heeft hy de fierheid waarmede de burgeresse ongetwyfeld bezield is uit het oog verloren; een vrouw, fier in haare zucht voor het vaderland, hoe schoon zy moge weezen, zal zig door een waar vaderlandslievend man wel doen bewonderen, wanneer het vaderland in gevaar is, en geschud wordt door beroertens, (en van zulke omstandigheden spreekt de waardige burgeres alleenlyk,) maar geene wellustige denkbeelden veroorzaaken; het hart waarin zy zulks doet, kan niet anders kloppen dan in de borst van een wellusteling en voor de wellust; in de borst van een man die ook in staat zoude weezen naast het overschot zyner moeder, vol verrukking eene vrouw te omhelzen; de rechte Vrijheidsvriend, zal door de bedoelde vernedering van eene vrouw, in de gemelde oogenblikken van beroering, zig ten dienpsten vernederd gevoelen, en hoe zeer anders geen man van moed zynde, met overhaaste schreden naar het tuighuis vliegen, om zig, ter reddinge van de vryheid, te wapenen. - en genomen de wellusteling boven bedoeld, vertoonde zig eens by het ontvangen van de door de burgeresse bepaalde straf, in al zyne lafheid, ja als geheel wegsmeltende, wat zoude het gevolg daarvan weezen?
Eene nog diepere vernedering; eene geweldige en hoonende afwyzing en wegzending; een vonnis, inhoudende de straf, van door zyn schandelyk vuur verteerd te moeten worden. - Eene vrouw als de Burgeresse L.J. kan in de meergemelde oogenblikken niet zwak weezen.

Nederlandsche vrouwen! ô mogt gy als ik over het geval en de gevolgen oordeelen! Mogelijk zoude het u aansporen om ook de Nederlandsche mans op die of dergelijke wyze te behandelen. -
Ik bidt u besluit 'er toe! Veelen onzer mannen hebben zulks hoognoodig, en hun aart voorspelt u het welgelukken van zulke eene onderneeming. -

Te lang zyt gy werkeloos geweest in de zaak der Vryheid: zyt gy allen geene KENAUS, allen niet bemoedigd om tegen den vyand optetrekken, gy hebt veelal een onbepaald vermogen op uwe mans, of kunt het ten minsten verkrygen, zo gy 'er de rechte wegen toe inslaat: legt zamenkomsten voor uwe sexe aan, en beraadslaagt met elkander over die middelen; de schranderen onder u zullen alsdan de mindoorzichtigen voorlichten, en 'er zal in uwe gedragingen eene eerbiedverwekkende vastheid, in uwe gesprekken eene achtenswaardige gegrondheid plaats hebben, die van een onberekenbare heilzame uitwerking zal weezen op die Vrouwen, welken het thans niet zouden durven waagen, andere Vrouwenvergaderingen dan saletten bytewoonen; gy zult veele moeders verbeteren, en derhalven nog veel meer dochters bewaaren voor dat schuldeloos bederf van denkbeelden, dat haare Moeders door gebrek aan oordeelkracht, en de groote voorraad van overgeërfde nadeelige stellingen haar aanbrengen - menig Nederlandsch meisje wordt, ten deeze opzichte door haare Moeder bedorven.]


Ingezonden brief Etta 6 mei 1795


Amsterdam 30 April

BURGER SCHRIJVER VAN DE NATIONAALE COURANT

Met verwondering heb ik in uw estimable exc Courant van den 18 deezer gezien een extract van een brief der Burgeres L.J. gedagtekend, Parijs, den 3 Apr. of 14 Germinal, met bijvoeging van eene aanmerking des zenders van hetzelve: De sentimenten daar dat Manneke parade meê maakt, schynen eerder te behooren aan de poortier van een magazin van ontugt, dan aan een oprecht Vaderlander, die (N.B.) geloofd aanspraak op braafheid te kunnen maken. Hier zeker wordt uit de zelfde plant waaruit de bei honig zuigt door de prik de vergift gezogen.

De Societeir van de waardige Burgeresse L.J. is de eenigste Societeit van Vrouwen in Parijs niet, die de Mannen hebben uitgesloten, en niet zonder reden, dewyl die Societeiten ingerigt zijn tot kweekschoolen van deugt, zeden, menschlievendheid, en vaderlandsche vryheidsliefde; om de zwakke van geest te onderrichten; het vooroordeel, dat gekoesterd lievelings voorwerp van een onkundig hart, en waardoor het menschelijk geslagt ten allen tyde zo ongelukkig geteisterd is, uitteroejen; indien de Mannen in die Sociëteiten toegelaten wierden, zouden zy welhaast overheersen, en veele vrouwen hoewel met verstand en oordeel begaafd, maar timide en vreesachtig, haare gevoelens over de voorgestelde zaaken niet durven uiten in het byzyn van die sexe die haar van kindsbeen is geleerd als haare opperhoofden te moeten aanzien: al hetgeen de Societeit goeds deed zou den mannen, en alles verkeerds der vrouwen toegeschreeven worden.

'T is waar de Burgeres is wat voorbaarig in te gelooven, dat alle mannen vatbaar zouden zyn voor haar zo schrandere als vernederende les, helaas! de dagelijksche ondervinding doet zien, dat er veele zyn, geheel onverschillig voor edelmoedige sentimenten, voor vaderlands en vryheidsliefde; en de zender van het extract heeft geen ongelyk van te gelooven dat hy de eenigste niet zoude weezen die vaderland, vryheid, eer en deugd aan een onderrok zoude kunnen opofferen; voor zulke mannekens zoude de woorden die ik uit den mond van de Burgeresse A.G. te Parys heb gehoord beter voegen; toen aldaar in 1792 de tyding kwam van het verradelyk overgeeven van de stad Verdun aan den Koning van Pruischen, zeide die Heldin tegen haar man en vier Zoonen: “op! op! wapent u! vliegt naar de Frontieren, helpt onze Broeders, de Verraders verdelgen, en de dispoten die ons op nieuw in ketens willen brengen, verjaagen; indien gy aarzelt zal ik de wapens, die gy onwaardig zyt, aangorden, en na in uw bloed uwe schande uitgewischt te hebben, in uw plaats myn leven aan de verdediging van myn Vaderland en Vryheid opofferen.”
Zo moed en dapperheid, kundigheid, voorzichtigheid, verdraagzaamheid, getrouwheid, rechtvaardigheid en sterkte van geest het manlyk character moeten uitmaaken, zoude men de lantaarn van Diogenes wel zonder vragt in ons gemeenebest kunnen gebruiken.

Evenwel wordt door de gewoonte opvoeding het vernuft der mannen opgewekt, ondersteund verlicht en versterkt, daar integendeel, vooroordeel en bygeloof der vrouwen van kinds af wordt ingeboezemd en daar door al haar natuurlyk vernuft verdoofd; zo men haar wat zingen en dansen heeft laaten leeren, hebben zy eene gedistingueerde opvoeding gehad.

Zo een Vrouw door aangekweekt verstand haar gezelschap, aan haar man zo aangenaam kan maaken, dat hy naar geen ander verlangt; in tegenspoed hem troosten en opbeuren, in voorspoed zijn ambitieuze driften door gezonde redenen weet te beteugelen; in critique omstandigheden hem voorzichtige raad weet te geeven, in gevaar hem moed kan inspreeken, en haare kinderen, in plaats van eene huichelachtige vrees, een gevoelige achting en liefderyk vertrouwen voor 't volmaakte Opperwezen weet in te boezemen, en hun door haar eigen gedrag aanminnige voorbeelden van alle morale en burgerlyke deugden kan geeven, deeze is een waardige vrouw; en zo konden zy allen zyn; zo groot in deugd als voorbeeldig in vaderlandsliefde; maar zij worden verroekeloosd. Zonder den wyzen raad van den schranderen Livius, had Augustus nooit den naam van Goedertieren gekregen.

Ik ben het volkomen met u eens Burger, dat het zeer nuttig voor ons gemeenebest zoude zyn, als ook onze Nederlandsche Vrouwen zulke Societeiten inrichtten, doch niet om politique zaaken te verhandelen, maar om de waare deugd, Vaderlandsliefde en Broederschap te ontzwachtelen uit de banden van vooroordeel, bygeloof, geveinsdheid, baatzucht en eigenliefde, en om die Aristokratische korst, waarmede Nederlands ingezetenen van beide sexen mede overdekt zyn, afterukken en te vernietigen, enz.

VRIENDINNE VAN DE WAARHEID

PS. Verzoeke verschooning voor de fouten van stijl en orthographie; 25 jaaren uitlandig geweest zynde, is myn moedertaal by my vervreemd.


Je bent hier: OpeningBronnenKB → Brief 6 mei 1795