TRANSCRIPTIE van en NOTITIES bij de Aanmerkingen op een werk betytelt: Aan de Batavieren over het stadhouderschap, van De Mirabeau, 1788, door Etta Palm

Bij de Koninklijke Bibliotheek is dit pamflet 21760. Tegenwoordig staat het ook op googlebooks, zie hier.

Zoals de titel al aangeeft is het boek een reactie op het werk Aan de Batavieren over het stadhouderschap door Mirabeau. Dat boek staat in zijn geheel op deze pagina, maar bij de aanmerkingen hieronder kun je ook naar Miraneaus boek doorklikken en dan zit je meteen bij de passage waarop ze reageert.

Het stramien van korte reacties onderbreekt ze om van pagina 14 tot en met 21 een geheel eigen versie te geven van de omstandigheden die hebben geleid tot de Pruisische inval van september 1787.

Op pagina 24 komt ze met denkbeelden die typisch pré-revolutie zijn en tegenovergesteld aan de ideeën die ze heeft als de Franse revolutie een tijdje bezig is en die idealen zijn ingedaald..



(voorplat)



(pagina 2)

De Aanteekeningen van den Heere DE MIRABEAU, over:het Stadhouderſchap, zyn met Curcyfsche Letters en de Aanmerkingen van den SCHYFSTER met Romynsche Letters. .

(pagina 3)

VOORBERICHT

Indien het ongehoord is, eenen beroemden man te zien straffeloos zyn bestaan zoeken, door links en rechts Spotschriften te schryven, opgevuld met leugens, haatelyke lasteringen, valsche en ongerymde beschuldigingen, waarin de Vorsten gehoond, en de Doorluchtigste Persoonen op de onbeschaamdste wyze mishandeld worden, zo geeft dit stilzwygen eene volslagene verachting te kennen, die oneindig vernederender is, als de zwaarste straffen.

Buiten dien blykt, dat de Heer DE MIRABEAU even zo weinig kiesch is, wegens de stellingen dien hy leerd, als wegens de waarheid der gebeurtenissen die hy voordraagd, daar hy zich niet geschroomd heeft, eenen zogenaamde Patriot, die hem onder het oog bracht, hoe onnaauwkeurig zyne geschiedenis, en hoe kwalyk geplaatst de meeste Noten op dezelve waren, te antwoorden: “Vriend het is te laat, het is reeds op de Pers.”

Ondertusschen zoude dit Geschrift zyn gelooft geworden, zo deszelfs Schryver niet algemeen

(pagina 4)

bekend ware, van alles in de voorbrengzelen van zyn vernuft te durven waagen, zonder zich met bewyzen op te houden, en veeläl zyn Leezeren opgesmukte redenen in de hand stopt, die voor een onpartydig onderzoek even zo bestand zyn, als de sneeuw voor de Zon.

(pagina 5)


AANMERKINGEN

OP EEN WERK BETYTELT:
AAN DE
BATAVIEREN
OVER HET
STADHOUDERSCHAP

---------------------------------------------

De Heer DE MIRABEAU, Bladz. 1.

Een akelige dag was het voor gantsch Europa, toen de inval der Pruissen uwe edele ontwerpen verydelde.

AANMERKING

Drie vierde gedeelten der Volkeren van Europa was het voorzeker onbewust, dat de Koning van Pruisſen eenen hoon te wreeken had, op
de Provincie van Holland, en die zulks bewust was, waren ongetwyffeld verondwaardigd over het belachelyk en onbezonnen gedrag der zogenaamde Patriotten.

Bladz. 1

Eilaas! zult gy lieden 'er dan geene vinden, groot genoeg om als een Vriend der waaren glory zynen Volkeren aan te moedigen, van rekenschap af te vorderen.

(pagina 6)

Het is niet waarschynlyk dat eenig Vorst zo zeer vyand van zyne eigene rust, zowel als van zyn Volks welzyn zoude zyn, om het voorbeeld van deeze muitzuchtigen te volgen.

Bladz. 2.

Neen! ik vertrouw op uwe oude dapperheid.

Deeze zo van ouds vermaarde dapperheid is derwyzen ontäart, dat men tot het herneemen van den post op het Huis Zwanenburg, halfwegen Haarlem, geene honderd vyftig Amsterdamsche gewapende Patriotten konde vinden, die moed genoeg bezaten, om de Pruissen te verdryven, boven dien wierden die geene die zich daar toe aanbooden, door hunne Vrouwen te ruggegehouden.
Ook hebben hunne Manhaftigheeden te Utrecht altoos verkoozen, die  posten te bewaaken, waar zy het minste aan gevaar bloot gesteld waren, by de zo dwaaze als roekelooze uitvallen die men deed, en toen het ongeluk wilde, dat eens een bom op een afstand van meer dan duizend roeden van hunnen post, in een graft viel, wierd denzelve door hunne Manhaftigheden, terstond en in alleryl verlaaten, zonder dat iemand van hen durfde omzien.

Bladz. 2.

En wie zoude ooit kunnen vergeten, dat gy het oudste vrye Volk waart, en nooit hebt opgehouden te zyn?

Zo de Vryheid der Nederlanders nooit heeft opgehouden, waarom hebben de Patriotten dan eene Regeeringsvorm willen omverwerpen en vernietigen, waardoor hunne Vryheid zo lang

(pagina 7)

beveiligd en gevestig is gebleeven: het was dus niet ter verdediging van de Vryheid, dat de Patriotten de Wapens hebben opgevat, waarlyk de
Vryheid was geduurende de Patriotsche Dwingelandy in den diepsten rouw gedompeld: Veelmeer was hun doelwit om nieuwigheeden intevoeren, en in troebel water te visſen.
Een Advocaat wilde niet minder dan Pensionaris, een Dienaar des
Heiligen Evangeliums hoofd der muitelingen, en hunne verachtelyken en tot Schutsheer verkozene SALM, Stadhouder van Holland zyn.
Zulke en diergelyke oogmerken waren het eigentlyke Patriotsche doelwit, en waaraan het welzyn des Lands en de rust der Ingezetenen opgeofferd
wierden
De aloude zo dappere Batavieren, waren te wel overtuigd, dat de macht en het geluk van dit Gemeenebest bestond, in de volmaakte eendracht zyner Inwoonderen; en uit vrees dat hunne Nakomelingen zulks uit het oog mochten verliezen, bestempelden zy hunne Ducaaten met het omschrift: Concordia res parvae crescunt, dat is: Eendracht maakt macht.

Bladz. 4.

Aloude Geschiedenis der Batavieren,

De Graaf DE MIRABEAU, had zedert lang en met veel ophefs, de Geschiedenis der onlusten en van de omwenteling in den Jaare 1787 beloofd. Wat de Geschiedenis der oude Batavieren betreft, hier van hebben wy betere Schriften van geloofwaardigere en geleerde Mannen.

(pagina 8)

Bladz. 18.

Wee ! wee de erkentelyke Volkeren! zy staan alle hunne rechten af, aan iemand die slegts een eenige van dezelve handhaaft. Zy smeeden hunne eigen kluisters, zy bederven door hun onbegrensd vertrouwen, zelfs dien
grooten man, dien zy door ondankbaarheid verëerd hadden.

Zekerlyk heeft de Heer DE MIRABEAU, eene talryke menigte Aanhangers deezer zo gevaarlyke als afSchuwelyke grondstelling gevonden. En zoude men niet met recht kunnen veronderstellen, dat deeze Prediker der ondankbaarheid reeds meer dan eens door een daadelyk voorbeeld, deeze rampzalige Leere gestaafd heeft?

Bladz. 31.

Men bespeurde naauwelyk de nadelen, die de Acte van Zeevaart, door Cromwel gemaakt, hadden veroorzaakt.

Die Acte is in een stadhouderlooze tyd ontworpen: dus moet den Schryver die niet ten laste van den Stadhouder brengen. (Men zie Over de Vaderlandsſche Historie.)

Bladz. 33.

Het blyft steeds onbetwistbaar, waar dat de Hollanders in die dagen, groote vorderingen in Zeevaart, Koophandel en Vryheid gemaakt hadden.

Dit staat immers in geen verband met de laatste onlusten in Holland, die de Schryver beloofd had ons te leveren.

(pagina 9)

Bladz. 61.

Vermetele Regenten! staat om u zelfs wil af, van die ongerymde vorderingen, van over uwen Evenmensch tegens wil en dank te heerschen.

De Schryver verondersteld het tegendeel, wanneer hy op voorige bladzyde zegd: Het is zeer gelukkig voor het volk, door verlichte Burgers geleid te worden, die het tot zyn voordeel, en niet tot het hunne
regeeren.
Men zoude den Schryver kunnen toevoegen, wat Phocion tegens Leosthenes zeide: "Uwe reden zyn gelyk de Cypressen, hoog, maar dragen geene vruchten."

Bladz. 66.

Maar Lodewyk Hertog van BRUNSWYK, was met de Voogdijschap van WILLEM DEN VYFDE, belast.

Wie toch droeg den Hertog die voogdyſchap op? De Staaten Generaal en de Prinses Gouvernanten, daarby waare de Staaten en Mevrouw de Prinses Gouvernante te wel overtuigd, van de waare denkbeelden die den Hertog L. VAN BRUNSWYK over deezen Republiek voeden, en zyn
Hoogheid was verpligt de keuzen zyner hooge Overigheid te billyken, en waarom niet?
De meesten Ingezeetenen van Nederland waren verheugd over zulk een stap van de Staaten en van Mevrouw de Prinſes; de Schryver moet weinig
ten lasten van den Heer Stadhouder hebben, daar hy, zoo hy voorgeeft, door misslagen van andere hem tragt zwart te maaken; dit alles is
onwaaragtig en verzonnen wat den Schryver ten lasten van zyn Hoogheid en den Hertog zegd, en dient niet anders dan om de onnoozelen en verleiden, menschen hoe langer hoe meer te verbitteren.
Men had de Prins geen ander deugdzaam,

(pagina 10)

kloekmoedig en verstandiger Man tot Leeraar en Leidsman zyner jeugd kunnen geeven als den Hertog was, en dezelve verrigtingen heeft altoos tot heil van 't Vaderland gestrekt, en wierd daarom ook van alle Weldenkende de lof toegegezwaaid; daar zyn ook nooit in de tyd der beroeringen eenig bewys bygebragt van een slegte handelwys?
Neen ! men heeft hem met Spotschriften en Pasquillen hem het zoo onaangenaam gemaakt, dat hy deezen ondankbaare Republiek verliet.

Bladz. 67.

Niet te vreden zyn Vaderland met eene menigte Verspieders en Ooreblaazers vervuld te hebben.

Nooit was het Gemeenebest met meerdere Verspieders en Ooreblaazers belast, als geduurende het Patriotsche Geweld, die Pronkhelden bestonden uit de heffe des volks, en het afschuimsel der Vreemdelingen, behalven eenige braave Lieden, die door eerzucht verblind, zich van
die Landberoerders hebben laaten meesleepen, en die nu zich ter dood schaamen ooit onder zulk eene helsche bende behoord te hebben, een uit duizenden voorbeelden, zal genoeg zyn dit te staaven:
Zekere Heer NARC, Zoon van eenen Procureur in Dyon, na een korten tyd in Vrankryk onder de Gendarmerie gediend te hebben, en door verscheide laage streeken, die hy in Parys zo als in Straatsburg bedreven had, genoodzaakt voor eenigen tyd onzichtbaar te zyn, trouwde in Lion een Borduurstertje, op hoop van door haare bevalligheeden aan de kost te komen, dan na vergeefs geheel Duitschland doorkruist te hebben, zonder eene Luitenants plaats te konnen verkrygen,

(pagina 11)

keerde hy met zyne schoone weder terug naar Parys, die hy door zyne slinksche wegen aan den Heer DE CALLONNE vertoonde. Deeze Heer edelmoediger dan de Duitsche Vorsten, wees haar terstond eene Jaarwedde aan uit 's Konings Schatkist, en voorzag hem met eene Brief
van voorschryving aan den Rhyngraaf VAN SALM, die hem ook terstond na zyne aankomst als Majoor in zyne Patriotsche benden aanstelde, en hem tot meer als eene zaak bekwaam oordeelende tot Colonel verhoogde, en tot zynen Geheimschryver, mitsgaders Hoofdopsteller der Utrechtsche Courant, met een jaarlyks inkomen van tien duizend Hollandse Guldens maakte.
Gelukkig voor die Provincie, dat op het aannaderen der Pruisische Troepen alle deeze opgeraapte Helden in beevende Vluchtelingen veranderd zyn, waar door de Staat van eene menigte Windbrekers en
Landloopers is gezuiverd geworden.

Bladz. 76.

Frederik wiens verstand de verwondering des Wysgeers, en de verbaazing der Staatzucht was, die Fredrik wiens leven in een geduurigen opoffering aan de plichten des ryks bestond, zag zyn weldaadigste bedryven door dwalingen en misslagen bezoedeld.

Waar is de mensch zonder gebreken? niets is hier volmaakt -- de Zon zelve heeft haare vlekken.

Bladz. 77.

Gy Heerszuchtige Staatsdienaar !

Is men heerschzuchtig, als men zich alleen met het erfdeel zyner voorouderen vergenoegd,

(pagina 12)

en geen gebruik van de gelegenheid tot zyne verheffing maakt, vooral zo men de macht in handen heeft? En is men een Staatsdienaar als men
de eerste des Lands is?

Bladz. 77.

En Gy ! Opvolger van eenen Held, die geene andere Oppermacht erkende als die der rede: Gy die hem in roem konde evenaaren, door de Pruissen trapsgewyze tot eene Staatkundige vryheid op te leiden.

Het schynt dat de Schryver door Staatkundige Vryheid verstaat, een ongeoorloofde drift en toomelooze onafhanklykheid; het waare geluks des
volks bestaat in eene zedelyke en geschikte orden, die het zelve niet te veel noch te weinig vryheid toelaat.
Romen was nooit gelukkiger dan ten tyde van AUGUSTUS. Hy wist voorzichtiglyk de gistende gemoederen te beteugelen, zonder de Burgerlyke vryheid te krenken.

Bladz. 78.

Gy hebt u niet geschroomd het werktuig eener vrouwelyke gramschap te worden.

Niets is eigenaartiger als genoegdoening te vraagen, wegens aangedaane beledigingen, hetzy aan onzen naam, onze Vrouw, Zuster of
Vriend die men acht en bemind.
Geheel Frankryk keurde het noch onlangs goed, toen een Prins van den bloede onmiddelyk door den Broeder van zynen Vorst genoegdoening verkreeg over zekere onbezonnenheid, die men strydig oordeelde met de eerbied, die men zyne Gemalinne en haaren geboorte ſchuldig was: Waarom zoude

(pagina 13)

nu de Koning van Pruisſen minder zyn voor den hoon zyner Zuster aangedaan? eene Vorſtin welker deugden aan haare doorluchtige Geboorte evenaaren ! --
Het was even zo lasterlyk als hoonende haare reize eenig verderflyk oogmerk voor den Staat toe te schryven; haar, die zich ongeschroomd blootstelde zonder eenig geleide, aan gewapende muitelingen, die zich voor openbaare vyanden van haar en haar huis verklaarde; zy kwam niet in het geheim als eene Verraderes maar in het openbaar, de komst van H.K.H. was algemeen bekend, daar de wisselpaarden en de maaltyd besteld, en vrienden verzocht waren.
Dit bewyst niet alleen eenen onverschrokken moed , gegrond op een zuiver geweten, maar ook een volkomen vertrouwen in de deugdzaame
inborst van het grootste gedeelte des volks.
Zekerlyk veronderstelde zy de Patriotten door yver verdwaald te zyn, maar in den grond als waare Batavieren, onbekwaam om zulke verfoeielyke en lage geweldenaryen tegens haare persoon en rang te onderneemen, in eene Provintie daar men de Wapenen voor de Vryheid tegen geweld te hebben opgevat, te meer daar H.K.H. geene de minste reden had gegeven, om de oprechtheid haarer oogmerken tot herstelling der eendracht in twyffel te trekken, maar ten allen tyde daar aan yvrig had medegewerkt.
Uit wat recht konde men dus de reize van die Princes beletten, en op wiens last wierd in haare Doorluchtige Persoon het recht der Volkeren zo lafhartig geschonden ? en door wien ?
Door eene kleine hoop volks , die onwettig en zonder van de hooge Overigheid daar toe gelast, gewapend van Stad tot Stad de wettige Regenten van hunne zetels deden opstaan, en in hunne plaatzen Lieden van

(pagina 14)

hunnen aanhang stelden; een rot welke door zucht tot geweld en knevelaary bezield, dag en nacht, met opgeheven arm het moordgeweer
zwaaide over de hoofden der stille en braave Stedelingen, die genoodzaakt waaren onder haaren dwingelandy te bukken.
Het was dus onvermeidelyk dat de Koning van Pruissen, genoegdoening over een zo schandelyk als onverantwoordelyk gedrag vorderde.
En waarlyk Zyne Majesteid had niet kunnen vermoeden dat men aarzelen zoude om dezelve toetestaan, te meer daar het ongehoorde gedrag dier
dwingelanden in deezen, niet alleen door de andere Provincien verfoeit, maar de Inwoonders der Provincie Holland zelve was afgekeurd, ook zoude indien men slegts eenigermaten aan des Koning eisch hadde voldaan, voor zeker nooit de Pruissche Troepen in Holland zyn gekomen.

Bladz. 78.

Indien gy noch maar niet het ogenblik hebt waargenoomen, toen de machtigste Bondgenoot van Holland, de handen geboeid waaren, door de kluisters van het aldwingende nootlot.

De Kluisters die den machtigen Bondgenoot van Holland boeiden, waren vredelievenheid en rechtvaardigheid, de onafscheidbaare Gezellinnen
aller daaden van LODEWYK XVI, en of schoon de Koning reden had over het gedrag van zynen Bondgenoot misnoegt te zyn, en zyner goede trouw te mistrouwen, zo bewyst zulks geenzins dat Zyne Majesteit (zo als de Schryver waand) van meening ware dat het geluk van zynen Bondgenoot bestond in het vernietigen zynen

(pagina 15)

Staatsgesteldheid, en het verdelgen van het Stadhouderlyk geslacht.
O Neen ! diergelyke ongerymde gevoelens kunnen nimmermeer in de edelmoedige Ziel van LODEWYK DE XVI. heerschen, maar de Koning zocht alleen de rust en eendracht te herstellen, en inderdaad van wat nut konde hem een zodanig onrustige Bondgenoot zyn.

Dan, het ongeluk wilde dat de geene die gelast waren dit te bewerken, geene genoegzaame bekwaamheid noch voorzichtigheid hadden, om diergelyke last behoorlyk uittevoeren, en op mannen verttrouwden dien het hun belang ware, de geesten hoe langer zo meer te verbitteren, en op allerhande wyzen uitstrooiden, van door eenen Minister gelast te zyn, by wien zy ten eenenmaale onbekend waren, en door het bywoonen hunner
oproerige Vergaderingen, te gelyk den Ambassadeur om den tuin leidden.

Had te dier tyd een rechtgeaard Nederlander en eerlyk man de waare belangens van zynen Bondgenoot den Koning kunnen onder het oog brengen, zo zoude hy gewisselyk alle de Bewerkers van die schandelyke en bespottelyke bedryven die dagelyks plaats hadden, en alle rustminnende Ingezetenen deeden zuchten, zyne ongenade hebben doen gevoelen; maar men wist zulks zorgvuldig voor den Koning en het Ministerie, en voor een ieder die hun naderde, te verbergen. De Marquis DE VERAC, verliet den Zoon van den Graave DE VERGENNES geenen ogenblik, en verzelde hem in Amsterdam overäl, zelfs belette hy hem aldaar het gewoonlyke bezoek by Burgemeesteren afteleggen, uit vreeze dat hy van de nare gesteldheid der gemoederen mochte onderrecht worden.
De Heer Graaf DE COETLORY, Gunsteling van den Heer DE CALLONNE, wierd door den

(pagina 16)

Ambassedeur gebruikt zyne reizende Landgenooten in de Nederlanden overal te verzellen, hy had te veel persoonlyk belang de onlusten gaande
te houden, waarom hy alles in het werk stelde, om de waarheid te verduisteren, zelfs belette hy een van 's Konings eerste Kamerdienaars, eenen eenvoudigen Brief van voorschryving aan een Stadhoudersgezinden Regent te overhandigen, zo zeer vreesden zy dat hun verfoeielyk gedrag aan het licht zoude koomen: aan de andere kant beloofden zy uit 's Konings naam alle het geene hun oogmerk bevorderen konde.
De Graaf DE VERGENNES heeft meer dan eens, aan geloofwaardige Lieden verklaard, nimmer aan den Heer COETLORY eenige last hoe genaamd gegeeven, en zelfs niet meer dan eens wegens hem met den Marquis de VERAC geſprooken te hebben, vermoeid van door dien Ambassadeur in alle Brieven het vertrouwen dat hy in dien man stelde, en de diensten die deeze hem deed; schreef de Heer DE VERGENNES aan den Ambassadeur, dat het hem lief was den yver te verneemen, die de Heer COETLORY in zyns Konings dienst betoonde: de Heer DE VERAC had de zwakheid van een uittreksel van dat gedeelte uit den Brief van den
Minister aan zynen Gunsteling te geeven, het welk hy met zynen Naam en Zegel bekrachtigde, en zie daar ! den Onderambasſadeur ingesteld, met dit Getuigschrift en eenige Brieven van den Heer CALLONNE, was het niet moeielyk de oogen der lichtgelovigen te verblinden; dan, nimmer
heeft de Heer DE VERGENNES, het buitenspoorig gedrag der Patriotten goedgekeurd, zelfs heeft dezelve meer dan eens gezegd dat men den
Rhyngraaf SALM niet moest vertrouwen, hy heeft de middelen door den Heer DE VERAC

(pagina 17)

aangewend om de Stem der Stad Schiedam, van den Stadhouder het Commando in 's Hage te ontneemen, volledig gelaakt.
Maar het was de Controlleur Generaal die tot dat einde Tweemaal Honderd Duizend Livres zond, die alle die Gelukzoekers aanmoedigde, beschermde en betaalde:
Waarom ook SALM opentlyk zeide toen hy deezen in den Haag zag koomen: Voor eenige Maanden was hy myn Beschermer en nu ben ik de zyne.
De laatste maal dat SALM in Versailles was, betoonde hem de Graaf DE VERGENNES zyn ongenoegen, wegens de buitenspoorigheeden der Patriotten, en verklaarde uitdrukkelyk, dat zyne Majesteit hun gedrag omtrent den Stadhouder en het ontzetten van zyne Waardigheeden afkeurde, maar die Snoodaarts door den Heer CALLONNE betaald en ondersteund, verkreegen door kracht van Geld en van valsche uitstrooysels dit zo ongerymde besluit van de zoogenoemde Staaten van Holland, die zo gretig wierd ontvangen.
De Graaf DE VERGENNES was over deezen stap derwyzen gebelgd, dat zynen Brfef aan den Fransche Ambassadeur volkomen zyne ongenade scheen te behelzen; voorts wierd hem volstrekt verbooden zich verder met die snoode rotte in te laaten.
De Heer DE RAYNEVAL die deeze waarheid niet tegensprak, heeft niet eerder willen vertrekken, al voor de Heer COETLORY bevel had terug te koomen, blykens hier van dat zedert het begin van November 1786 tot het begin van January 1787, geduurende de Heer DE RAYNEVAL in Holland is geweest, niemand van die snaaken iets heeft durven onderneemen.
Dus is het onwaarachtig, dat de Koning of de Minister belooft hadden, hunne haatelyke voorneemens gewapend te zullen onderſteunen, om

(pagina 18)

de Staatsgesteldheid om ver te werpen, of den Stadhouder van zyne Waardigheeden te berooven, zo als zy willen diets maaken, door de verdichte Brieven die de Patriotten in het licht geeven, maar waarvan niemand de oorsprongkelyke gezien heeft.
Ondertusschen verzelde de Marquis DE VERAC den Heer DE RAYNEVAL allerwegen, en verhinderde zorgvuldiglyk dat deeze eenigzins met Stadhoudersgezinden Regenten in byzonder gesprek kwam, hen alle afmaalende als Vyanden van Frankryk, en dat de Pensionarissen de stemme des volks waren.
Dus naamen de haat en wanorden dagelyks toe, terwyl eenige muitelingen verscheiden Huizen van Regeerings en andere Persoonen plunderden, die bekend waren voor gehechte aan de Oude Constitutie, zo dat in Utrecht alle rechtgeaarde Burgers verplicht waren hunne huizen te bevestigen en met planken te bealaan, om de Patriotse woede aftekeeren: maar het volk hunne wettige Regenten toegedaan, en ziende dat die Nieuwelingen in plaats van deeze ongeregeldheden te straffen, dezelve ondersteunden, zocht zich zelve recht te verſchaffen, en zich op de Patriotten te wreeken.
Men wierd handgemeen, en die onbezonnene en gewapenderhand aangestelde Regenten, deeden eenen man der Stadhouderlyken
party toegedaan ophangen, terwyl dle geene die onder de plundering der huizen van de wettige Regenten en rechtschapen Burgers sneuvelden, als helden staatelyk begraaven wierden.
Zodanige Patriotten waren wel geschikt om het volk woedende te maaken en zynen geest met gramschap te vervullen, daar zich de Patriotsche razerny hierby niet bepaalde, de braave en stille wierden belaagd

(pagina 19)

en vervolgt. TEN BOSCH, Boekverkooper te Utrecht, een stil eerlyk Burger, die nooit tot de verstooring der rust had meedegewerkt en met
moeite voor zyne Vrouw en Kinderen de kost won, wiens ondergang de Patriotsche Inquisitie berokkende, daar zy zyne verknochtheid aan de wettige Regeering kende, na vruchteloos by hem gezonden te hebben om een Courant door hen verbooden, liet men een Kind die voor deezen Boekverkooper boodschappen deed, op het Stadhuis roepen, en door dien opgeraapten Vierschaar op een eed gevergd, beleed die Jonge alles wat die Inquisitie in het hoofd kwam, hem voortestellen, fluks wierd op de gewichtige Verklaaring van dat door schrikbevangen Kind, ging by afwezenheid des Boekverkoopers het gantsche huis doorzoeken; deeze braave Burger in zyne wooning terug gekeerd en door zyne Huisvrouw van het voorgevallene verslag gedaan zynde, begaf zich terstond op het Stadhuis, alwaar hy zonder eenig bewys gevonnist, maar tegens dit onrecht maatig vonnis inleggende, en deeze Nieuwelingen niet voor zyne wettige Rechters willende erkennen, wierd hy in de Gevangenis geworpen en gestrengelyk allen toegang van zyne Vrouw en onnozele Kinderen van hem geweerd, die door deeze ontäarde dwingelandy aan hunne onmenschelykheeden wierden opgeofferd.
Maar, eene algemeene verontwaardiging vermeesterden de harten van alle inwoonders, toen men in de Persoon van Haare Koninglyke Hoogheid, het recht des volks schond, en de gulden vryheid den hartader trachten aftesteeken, door deeze deugdzaame Princes als eene verraader des volks, van plaats tot plaats gevangkelyk heen tevoeren, en door deeze belediging den schuldigen

(pagina 20)

eerbied aan haar als Vrouw en als Doorluchtige verstond, waar door Nederland aan den gerechten wraak eens grooten Konings wierd blootgesteld.
En dat door een hoop zo dwaze als lafhartige muitelingen, die onder den naam van Defensiewezen, hunne eervergetene dwingelandy onbeschroomd uitoefenden, die niet als moord der braave Burgers en verderf van het Land berokkenden, en die op de aannadering der langgetergde strafroede bewezen hebben, dat zo dwingeland en bloodaard niet van eener betekenis zyn, zy steeds zamen gepaard gaan.
Het was dus billyk dat de Koning van Pruissen de bestraffing der schuldigen vorderde, ter keuze van de beledigde, benevens de roe der herstelling der wettige Regeeringspersoonen, om voor het toekomende diergelyke zo schandelyke als onbetamelyke vertooningen voor te koomen; en wie toch konde zich verbeelden dat de Staaten van Holland, hunne Provincie liever der gramschap van eenen met recht vertoornden Monarch wilde bloot geeven ?
Wat waagden zy buiten dien, zo zy der edelmoedigheid van de Doorluchtige beledigde, om deeze verdiende bestraffing te matigen geen recht deden; zy hadden noch den macht in handen die hun van de schuldigen verzekerden ?
Maar door hunne Provincie aan den inval van vreemde Troepen prys te geeven, hebben zy bewezen dat hun Patriotschap slegts muitzucht was, dat zy niets als eigebelang beöogden, dat zy het welzyn des Lands aan hunne persoonlyke zeekerheid opofferden, dat zy zich slechts tot meesters opgeworpen hadden om hunne Medeburgeren te onderdrukken, aan hun, aan hun alleen, moet gy ô rechtgeäarde Batavieren de rampen wyten, waar door uw Gemeenebest

(pagina 21)

getysterd zyt! Wat heil verwachtte gy van die lafhartige hoofden, die uwe Schatten, die door het zweet uwes aangezichts verzameld zyn, zo roekeloos verkwisten, om de strafbaare en Godtergende ligtmisseryen van uwen hedendaagschen Aristogiton te voeden, die uwe Vrouwen en Kinderen het brood uit de hand rukte.
En wat konde doch uwe ydele hoop begunstigen, dat de uwe machtige Bondgenoot de wapens zoude aangorden, om drie vierde uwer Ingezetenen te onderdrukken, en uw Vaderland in vuur en vlam te brengen, om een hand vol laage zielen der welverdiende straffen te onttrekken, en dat op een tydstip waarin hem zo overtuigende bleek, dat
het grootſte gedeelte van het Gemeenebest der eenmaal Gevestigden Constitutie getrouw bleef, in weerwil uwer kuiperyen.
Wee ! wee ! die ongelukkige maar eerlyke Ingezetenen, die door uwen logentaal verblyd, en door uwe snorkeryen begoocheld, den stroom gevolgd hebben, en daardoor in eenen poel van rampen en elenden gedompeld zyn.
Zy wiens aart te oprecht, die te eenvoudig waren om den adder in het gras te ontdekken, vertrouwen op uwe voorgewende dapperheid, waar door zy u hun welzyn hebben opgeofferd.
Meer ongelukkig dan misdaadig, met armoede worstelende, vervolgd door de jammerklachten hunner Vrouwen en onnozele Kinderen, en gepynigd door de wroegingen van hunne geweten, verslyten zy hunne dagen met hunne bygeloovigheid en uwe loosheid te vervloeken.
Maar gy aanvoerder dier onzalige bende ! Gy verdiend den naam niet van Bataven ! uwe naamen zullen voor eeuwig in de Jaarboeken der ongerechtigheid en lafhartigheid aangetekend staan.

(pagina 22)

Bladz. 78.

Maar welk ook, in het toekomende het lot der Stadhouders, en dat der bloed- en gouddorstige Pruissen zyn moge...

Het zyn de Pruissche Troepen die de Stad Amsterdam en verscheide Dorpen voor de Plunderingen hebben beveiligd; dit kunnen zelfs de Patriotten niet ontkennen.

Bladz. 79.

Eeuwige lof zy u toegeweid ô edele Republikeinen ! Gy hebt uwe Bezittingen en Vaderland verlaaten, om niet onder het juk eener vreemde heerschappy te bukken.

Het grootste gedeelte der Vluchtelingen is noch edel noch deugdzaam; en als deeze vlucht den Staat al van eenige braave Ingezetenen beroofd
heeft, zo heeft zy hem ook van eene meenigte slecht volk gezuiverd, alle die slegt in haare zaaken, en op het punt stonden van Bankeroet te speelen, of slechts kommerlyk aan het brood kwamen, maakten van deeze gelegenheid gebruik, om voor minder misdaadig door te gaan, by hunne nabuuren voor ongelukkige Slachtoffers aangemerkt te worden, en van dezelve onbeschaamd het genade brood te genieten, dat zo veele braave oude Krygslieden met recht verdiend hadden, die hunne gezondheid en vermogen by den dienst van het Vaderland hebben opgezet, dat deeze op de onnutste en liederlykste wyze verkwisten.
Andere die gewoon waren op de Hoofdwachten in de Patriotsche Huizen, een lui leven te leiden, terwyl hunne Huisgezinnen uit 's Lands Kas wierden onderhouden, terwyl zy noch daar en boven eenen

(pagina 23)

ducaat met die luie leeftrant verdienden, hebben het gemakkelyker geoordeeld, door de almoezen hunner nabuuren te bestaan, als in het zweet hunnes aanschyns hun brood te eeten.
Men moet bekennen dat deeze Patriotse grillen het Land met veele Landloopers heeft belast, waarvan de Pruissen de schulden betaald hebben.

Bladz. 80.

Het is dus het ontwerp van hervorming uwer mede Ingezetenen niet alleen, dat gy moet bestudeeren.

Nooit hebben de Patriotten een ontwerp tot hervorming gehad, elks byzonder plan was eigen belang.

Bladz, 81.

De onverbreek- en onverbeurbaare rechten, dewelke van geschrevene verdragen af te doen hangen, de ongerymdheid zelve is.

Evenwel zyn die geschrevene verdragen, de grondslag van alle staatkundige Verbindtenissen.
Noord-America zelve is genoodzaakt geweest om die op te stellen; dan het is ongerymd deeze Regeeringsvorm met die der Europeesche staaten te vergelyken, daar is slegts een enkele classe van menschen die gemakkelyk kunnen geregeerd worden, daar in tegendeel er in de Europesche verscheidene zyn, wiens belangens tegen elkanderen aanloopen, de onvermydelyke oorzaak van alle Cabaalen; de belangens van den Adel zyn niet die van den Handelaar, van den Landbouwer, van den Rentenier en van de Geestlykheid; het zoude dus onmogelyk zyn die verscheidenheid van belangens, tot die eenigheid te brengen, die tot

(pagina 24)

noch toe onder de Bewoonders van deeze andere waereld heerscht.

Bladz. 89.

Het volk voor wiens welzyn alle Regeringsvormen zyn ingesteld, heeft het onverbeurbaarste recht die te hervormen, te verbeteren, of die geheel te veranderen nademaal hun geluk zulks vorderd.

Het volk is te onrustig van aart om zyn welzyn in te zien, het grootste gedeelte zwak van geest, en van te weinig kennis, om de drift zyner inbeeldingskracht te beteugelen.
Door een onverzadelyke zucht na verandering vervoerd, verdraagd hy met ongeduld de ongemakken die aan zyn wezen verknocht zyn, en ziet alle zaaken van verre, in eene bevallige gedaante, waar uit zyne ontembaare trek na nieuwigheeden ontstaat.
Kortom het volk is genegen zich te verbeelden, dat het langduurige geruste genot hunner bezittingen geen geluk, ten minste een gering geluk is, en dat het juk dat hy nooit gedragen heeft, voor hem het lichtste is.

Bladz. 90.

Het volk is gerechtigd de wapenen te dragen ter algemeene verdedigen.

Rampzalig Volk van Nederland, indien, de Staat geene andere Verdedigers heeft, als die opgeworpene Patriotsche Helden; dan wat helpt doch het dragen der Wapen, zo men zich in tyd van nood aan geene rechtmaatigen krygstucht wil onderwerpen.

(pagina 25)

Bladz. 90.

Men kend den aart der huurlingen, die van den kryg een handwerk maaken, zy voeren een blinde gehoorzaamheid die in het Leger noodzaakelyk is, ook in het Burgerlyke leven willen invoeren. Zo als bleek in den jaare 1768, toen de Krygsraad ten gevallen van WILLEM V, een eerlyken Koopman in Zutphen onrechtvaardig deed straffen.

Waar meede bewyst men deeze misdadige toegevenheid, het is te onbeschaamd om diergelyke onwaarheden en lasteringen tegens braave Lieden, alleen op het getuigenis van eenige Bannelingen en Landloopers in het licht te geven.
Wat aangaat den aart van ons Krygsvolk, zo is er wel geen staat in Europa, waarin het zelve zo zeer aan den Staat onderworpen is, als in Holland, maar een Krygsraad is even zo noodzaakelyk als een strenge Krygstucht.
Integendeel zyn het in alle onlusten, en voornaamelyk in de laatstledenen, de Burgers geweest die tot dwingelandy toe de gehoorzaamheid in het gemeene leven hebben ingevoerd en hunne mede Ingezetenen tot offers hunner geweldadigheid hebben gemaakt.

Bladz. 91.

Die geene die zich vrywillig schattingen laaten opleggen, die tegen de Wetten stryden, zyn grootere vyanden van hun Vaderland, als zy, die ze hen opleggen.

Dit schynt een onbetamelyke zinspeeling te zyn, op de tegenwoordige omstandigheden van Frankryk, die in het geheel niet passende is op die der Batavieren, by dewelke geen stadhouder eenige schatting met geweld of eene andere wyze kan

(pagina 26)

lichten, dit hangd alleen van de wille des volks af, die vertegenwoordigd worden door de algemeene staaten.

Bladz, 92.

Geen Burger moet verbannen, of van zyn leven, vryheid of goederen beroofd worden, als door een gerechtelyk oordeel.

Die handelwyzen van hooggezag, hebben dikwils braave en deftige Geslachten voor schande en smaat, en zyn voorgekomen dat niet meenige braave Ouders door een schandvlek in eene eeuwige rouw zyn gedompeld.
De Heer DE MIRABEAU diende, zonder ondankbaar te zyn, de nuttigheid van dien te erkennen, daar hy alleen daar door der gestrengheid der wetten onttrokken is, wegens de verleiding en schaking van de Vrouw van een Regeerings Persoon uit Dyon, dan, men behoorde daar van met behoedzaamheid gebruik te maaken, en slechts van het Koninglyk gezach aftehangen, maar worden er niet van de wettigste Vonnissen, door omkoopingen of door noch schandelyker middelen misbruik gemaakt, om eenen onschuldigen te straffen, die naderhand wederom voor dien zelven Rechtbank worden vry verklaard.
Maar dit vergroot dit werk te veel, zonder eenige betrekking op de Nederlanden te hebben, alwaar de stadhouders geene Actens van Hooggezach kunnen geeven, noch ten uitvoer brengen.

Bladz. 94.

De altoosduurende by aanstelling in Ampten, en uitsluitende voorrechten zyn haatelyk.

(pagina 27)

Zy zyn dikwils noodzaaklyk, en van een voorzichtigen Vader wysselyk in het werk gesteld, om de armoede van eenen verkwistende Zoon voor te komen; en wie toch zoude zich willen bloot stellen, en zyne welvaart waagen, om nuttige proeven en uitvindingen tot stand te brengen, indien kort daar op een ander de vruchten van deezen arbeid konde plukken.

Bladz. 97.

Maar zy by wien het algemeen belang, een broederlyke vereeniging gewrocht heeft.

Eigenbaat en muitzucht waren het doelwit hunner zamenrottingen, broederlyke gemeenschap heeft nooit onder hen plaats gehad, die kan slegts op deugd gegrond zyn.
Het is ieder een bekend dat in beroertens de ergste belhamels en snoodste schelmen de grootste rollen speelen, en het hun voordeel met zich brengd, om de tweedracht aan te stooken, en de onlusten te voeden.
Zo het een broederlyke gemeenschap geweest ware, zoude dan niet hun eerste werk zyn geweest, om op een algemeen ontwerp van hervorming te denken, om eenpaarig te trachten de gebeurde misslagen te verhelpen, de te gebeurene voor te komen, en die ongelukkige slofheid waar door het algemeene welzyn zo jammerlyk is verwaarloosd geworden afteschaffen, in plaats van door onbezonnenheid de staatsgesteldheid te willen omverwerpen, en den Prins van Oranje uit zyne Goederen te verstooten, en van zyne Rechten te versteeken? dan, dan hadden gewisselyk alle rechtgeaarde Nederlanders in hun broederlyke gemeenschap deel genoomen.

(pagina 28)

Bladz. 98.

Twyfeld er niet aan rechtschapere Batavieren! de Vryheid is de moeder van deugd en van verdiensten.

Zy was dus zeer stiefmoederlyk gezind tegens de meeste Patriotten.

Bladz. I02.

Te wapen ! edele Vaderlanders te wapen !

Aan Wapens heeft het onze hedendaagse Patriotten niet ontbrooken, maar wel aan moed om dezelve te voeren.
Waarom hebben zy hunne Wapenen niet gebruikt, toen op den 11 Juny 1787 de Overste BALNEAVIS zyn Bataillon, en dat der Waalschen Grenadiers, onder hunne oogen wegvoerde en deeze Vaderlanders op eene hoonende wyze ontwapende, hoewel zy dubbeld de overmacht hadden, nochtans verborgen zy zich op de zolders, en in de kelders, en wierpen hunne cocardens weg om niet herkend te worden.
Waarom hebben zy hunne Wapens te Utrecht niet gebruikt, een stad die versterkt en van alles ter verdediging dienende voorzien was, die zy echter op de aannadering der Pruissche Troepen, door eene zo schandelyke vlucht verlaaten hadden, slechts het Grenadiers Bataillon van SITTERS, een nieuw aangeworvene bende, die meest uit Jongens van 16 a 18 Jaar bestonden, achterlaatende.
Waarom zich niet van de Wapens bediend, toen den 19 september de Pruissen Loenen aantasteden, toen 250 Patriotten zich met de vlucht redderden, en de Wapens uit de hand smeeten, om te beter te kunnen loopen?

(pagina 29)

Waarom er te Nieuwersluis de proeve niet van genoomen, in plaats van zich Krygsgevangen over te geven?
Waarom zich niet te Naarden verdedigd? en in andere plaatzen die zy in bezit genomen hadden? en die zedert lange getuigen geweest waren van hunne snorkeryen, zy waren alle wel voorzien van Geschut en Oorlogsbehoeftens van allerly zoort; maar neen ! de helden van den Heer DE MIRABEA U, wisten hunne Wapens niet als tegens weerloozen te gebruiken; zy waren even zo onwetende als lafhartig.
De verovering van Gorinchem is een geval dat verdiend verhaald te worden.
De Overste ROMBERG, Bevelhebber van een deel Pruissche Troepen, voor de stad Gorinchem geduurende den nacht gekomen zynde, zond met het aanbreken van den dag eenen Trompetter om de stad te doen opeischen, DE EDELE PATRIOTTEN schooten uit HEILIGEN YVER op den Trompetter, de Overste ROMBERG gaf hier op bevel om de stad te beschieten, de schrandere Patriotten meenden dat het een Officier was, die met eenige manschap een Sluis naby de stad bewaakte, die hen zo onbeleefd wakker maakten en zonden hem daarom een Tamboer, hem de reden daar van af te vragen; de Officier antwoorde hem: “dat doe ik niet, ik heb geen Geschut by my, het zyn myne buuren de Pruissen, vraagd die na reden.”
Hy deed den Overste ROMBERG dezelfde vraagen doen, die daarop zeide: dat het slegts was om hen de Krygsgebruiken beter te leeren, dat zo zy niet op den Trompetter geschoten hadden, zy geweten zouden hebben, waarom hy hier was.
De Bode weder te rug gekeerd zynde, vervolgde de Pruissche Bevelhebber de stad met

(pagina 30)

Bommen te beschieten, en door de derde Bom geraakte een Windmolen in den brand, waarop de
Bevelhebber der stad een verdrag verzocht.
Men kwam overeen dat deeze zich met de Bezetting van de geheele stad Krygsgevangen zouden overgeven, en de Overste ROMBERG twee uuren tyd zoude geven, eer hy in de stad trok; maar hoe zeer was zyne verbaasdheid, toen hy zag dat op dien dag zo merkwaardig voor den Patriotsen heldenmoed, zy zich wederom aan de Krygswetten verzondigd hadden, daar zy het door een achterdeur ontsnapt waren, het land doorsteeken en alles roofden en plunderden; niemand als de Bevelhebber VAN DEN CAPELLEN en eenige opgevangene Vluchtelingen, zyn er op dusdanige wyze Krygsgevangen gemaakt.
Het is dierhalven spotsgewyze dat de schryver hen raad de vrees te verbannen en de Wapens op te vatten, zyne helden hebben beweezen, dat hunne Staatkunde hunne Krygskunst evenäarden; zy stelden alle hunne hoop op hun opperhoofd, den ondeugenden en verraderlyke SALM.
Zy waanden dat een hoop windbreekers, Helden waren: Beter ware het voor hun zo zy in hunne Winkels en Werkplaatsen waren gebleeven; zy hebben de waarheid van het spreekwoord bewezen: schoenmaaker houd u by uw leest.


(pagina 31)


AANMERKINGEN
op de
NOOTEN,

Die de Heer DE MIRABEAU, achter zyn voornoemde Werk heeft geplaatst.

-------------------------

Nota van den Heer DE MIRABEAU. Bladz. 4.

Wy zullen hier opmerken, dat zodanige Feesten als dit,

AANMERKING

De schryver moet weinig tot lof van deeze Helden weeten te zeggen, want niet alleen brengt hy gebeurtenissen by, die geheel vreemd zyn aan de laatste omwenteling, maar hy houd daarenboven zich noch bezig met vertelzeltjes, die beter in een Almanach zouden passen, als in eene schiedenis die hy beloofd heeft.

Bladz. 8.

Het is eene merkwaardige zaak dat de geschiedenissen meest, zo niet alle in rym geschreven zyn.

Het schynd dat hy die deze Note aan den Heer DE MIRABEAU heeft medegedeeld, te Leiden

(pagina 32)

gestudeerd heeft, die in de Godgeleerdheid en Letterkunde meer bekend is, als in de Krygskunde; en dat hy de Werken van Plutarchus, Homerus, Ovidius, benevens de Aantekeningen waar uit Moses zyne Boeken heeft getrokken, beter weet, als de Heer DE MIRABEAU de Geschiedenis van de Omwenteling des Jaars 1787.

Bladz. 9.

Hy verhaald dat de Romeinen veele eeuwen voor hem, de gewoonten hadden dezelve te bezingen, ter eere van groote mannen.

De Liedjes ter eere der groote mannen van het Patriotschap, volgens het eige gezegde van den schryver, voor zes Maanden opgezongen en nu zo veracht, zouden niet talryk zyn.
Behalven het gevecht aan de Stadhouders Poort, in Latynsche Vaersen bezongen, waren er niet dan Klaagliederen aan te heffen, van hunne hoofden af te beginnen, die het grootste gewicht aan de onbeduidendste zaaken wisten te hechten, en zich inbeelden dat hunne Generaal SALM de oude Constitutie zoude vernietigen, gelyk als JOSUA de muuren van Jericho heeft doen vallen.
Niet alleen heeft hy hen beweezen dat hy noch Aartsvader noch Tovenaar was, maar als een man zonder eer of deugd heeft hy hun getoond, dat hy tot alle gruwelen in staat was; Opperhoofd van eenige deugnieten, omgekocht van de Pensionarissen, om te Aaken den Hertog LODEWYK VAN BRUNSWYK zyne papieren te steelen: zyne eerlooze leugens om den braaven Bevelhebber van Maastricht verdacht te maaken; zyne bedorvene zeden met zyne lievelingen, zyn openbaare bekentenis, dat de deugd slegts een klank was, dat

(pagina 33)

hy niets als het zelfsbelang kende, zyne twee millioenen die hy den staat heeft ontstolen, zyne schandelyke vlucht: dit alles verdiend wel een de profundis.

Bladz. 63.

Zo is het dat wy met hooggemelden Prins wederzyds zyn overeengekomen.

Dit alles bewyst een zwak vreesachtig en van eenen heerschzuchtigen misleid mensch.

Bladz. 66.

Zoude hy zich niet geschaamd hebben, om zedert zo lange Jaaren, onder de Voogdyschap van den ergsten vyand zynes Vaderlands te staan ?

Wie heeft dit de Prins ooit kunnen bewyzen, dat den Hertog kwalyk gehandelt heeft, heeft zyn Hoogheid niet meermaalen op de bewyzen aangedrongen, waarin den Hertog misdaan heeft, dit heeft men immers niet kunnen doen?
Neen ! dit was de zaak ook niet waarop men bedoelden, maar het was om de stadhouder te doen ! en daarom was het nodig den Hertog te vermyden, om tot zyn oogmerk te koomen.

Bladz. 66.

Verslag van den Generaal Majoor MARTFELD, wegens onze Artillery.

Het verslag van den Generaal MARTFELD, bewyst eene vreesselyke regeeringloosheid, slegt bestier, benevens de achteloos- en besluiteloosheid van de zyde der hooge Overigheid, waar över de stadhouder reeds verscheidene maalen geklaagd, en de noodzaaklykheid van herstel onder het oog van H.H.M. gebracht heeft.

Bladz. 68.

Hy had van den Koning van Zweden eenen Brief van

(pagina 34)

Voorschryving, voor den Zweedschen Overstens SPRENGPORTER ontvangen.

De Prins van Oranje was van zyne kindsheid af gewoon geweest, zich door den raad van den Hertog te laaten geleiden, daar hy nu eensklaps van dien raad verstoken was, in het midden van alle beroertens, twist en onrust van binnen, met eenen machtigen Vyand op de grenzen: was het dus wel te verwonderen dat hy zich aan het (*) mistrouwen overgaf, en hem alles verdacht voor kwam?

(pagina 35)

Bladz. 70.

Van daar zo veel brave burgers uit alle Regeerings Collegien uitgesloten.

Het is in Holland niet alleen, dat de verdiensten dikwils vergeeten blyven, de list en vlyery hebben ten allen tyden hunne gunstelingen weeten voorttebrengen.

Bladz. 70.

Willem steld voor de Schotsche Brigade in dienste van het Gemeene best, den Koning van Engeland te leenen.

Het was de plicht van den stadhouder den eisch van den Koning aan H.H.M. voor te stellen, anders had de Koning van Engeland reden gehad over deeze nalaatigheid te klaagen, zoals thans Zweeden heeft gedaan.

Bladz. 71.

Een eenig man de braave Baron VAN DEN CAPELLEN TOT DEN POLL, bezat moed genoeg om zich daar tegen te verzetten.

Dat is juist niet ter eere van Neêrlands Volk, slechts een eenig man te hebben, die in de belangens van het Gemeenebest inzicht had.

Bladz. 72.

De Stadhouder in weerwil zyner verkwistende weldaadigheid, konde echter de dwaaze spilziekte van zynen Lieveling PIEK VAN ZOELEN, niet voldoen.

De stadhouder verre van de Baron VAN ZOELEN in zyne dwaaze verkwistingen te versterken, heeft dezelve afgekeurd, en van den tyd af dat deeze zyn Kamerheersplaats nederleide, slechts

(pagina 36)

eene Jaarwedde van honderd Ducaten hem toegelegd; de Baron VAN ZOELEN heeft zyn eigen goed, en de Erfenis zyner Voorvaderen, die aanzienlyk waren, doorgebracht. Ook is het de stadhouder niet die hem naar de Indiën heeft gezonden, maar de Baron VAN WALDENER, die hem een Compagnie onder het Regiment dat hy voor de O. I. Comp. aanworf, heeft gegeeven.
Boven dien is Oost-Indien altoos de toevlucht geweest, van hun die door tegenspoed of slecht gedrag in hun Vaderland in verval waren gekomen.

Bladz. 73.

Hy was de Hooge Overigheid volstrekt ongehoorzaam.

Indien de stadhouder der Hooge Overigheid werkelyk was ongehoorzaam geweest, waarom hebben de Staaten dan zodanige schoone kans verzuimd, om hem als eenen misdadigen aan het algemeen ten toon te stellen?
Waarom de misslagen des Stadhouders op de mindere Amptenaaren geschoven? Dit was mede eene Ongerechtigheid in de Hooge Overigheid, ondertusschen waren de Staaten van Holland er zedert lange op uit, om misdryven by den stadhouder te ontdekken, deeze toegevenheid zynerVyanden is zeer verdacht.

Bladz. 73.

Des anderen daags had hy verscheidene persoonen geraadpleegd, waar in alle vertrouwen stelden.

Dit zoude eene zwakke onstandvastige aart aanduiden, die heden den raad van gisteren verwerpt, maar geen dwingeland of verrader.

Bladz. 75.

Hy rechtvaardigd de Zee-Kapiteinen wegens het gebruik van zeilen, touwerk, mondbehoeftens enz., zeggende dat de meeste Officieren bevel gekreegen hadden, van hunne byzondere Admiraliteiten.

(pagina 37)

Indien het de Provincien Onderling niet eens waren, en de Admiraliteiten de bevelen van H.H.M. niet uitvoerde, was het billyk dat de Prins de mindere vry sprak, en niet hy maar de Admiraliteiten waren te beschuldigen.

Bladz. 75.

Op het einde van het jaar 1782, de Commissarissen afgevaardigd van H.E.G.M. in de Vergadering verslag gedaan hebbende dat de Graaf BYLAND enz.

Indien de staaten benevens hunne Afgezanten zich der moeite hadden gegeeven, om deze ongehoorzaamheid naauwkeuriglyk te onderzoeken; de schuldigen doen straffen, beveelen gegeeven om in het vervolg zulke handelwyzen voor te koomen, en daar by de rechten van den stadhouder geëerbiedigd, dan zoude zulks van geheel Nederland zyn toegejuicht.

Bladz. 79.

Onderwyl men hier mede bezig was, verscheen de bekende REIGERSMAN, Thesaurier van zyn Hoogheid.

De Vertaaler schaamd zich met recht de lastertaal van den schryver op verscheide plaatzen, gelyk hier te overzetten. Het is waarlyk ongeoorloofd op valsche berichten, de eer van eenen braaven man te bezwalken.
Men zoude met recht de Heer MIRABEAU hier kunnen vraagen, of zyn geweten hem hier toe vryheid gaf, en het niet raatzamer was de splinter in zyns broeders oog niet te ontdekken.
De Heer REIGERSMAN was een braaf burger van geregelde zeden, de edelmoedigheid van Z.H. en de treffende aanspraak van zyne Thesaurier, getuigen van hunnen wensch om de rust en eendracht wederom hersteld te zien; dit is voorzeker geen bewys van dwingelandy en heerschzugt.

(pagina 38)

Bladz. 79.

Die Courantier voegde daar by, dat men op dien zelven dag aan de huizen zoude rond gaan, om dit adres te doen tekenen.

De Patriotten hebben niet alleen een menigte dier Requetsten opgesteld, en ter tekening aangeboden, maar zich gestadig bezig gehouden met het Schryven van Schimp en Lasterschriften tegens den Stadhouder, en alle de geene die in hunne muitery niet wilden deelen: dit heeft de verstandige lieden onder onze nabuuren met allen recht doen oordeelen, dat Lieden van geboorte en eene beschaafde opvoeding niet onder zodanige Patriotten party konden wezen; te meer dewyl hunne Nieuwspapieren gestadig met laage straattaal, ongehoorde lasteringen en van geest ontbloote zotheden tegens de Stadhouderlyke party waren opgevuld, die door deeze met stilzwygende verachting wierden beantwoord.

Bladz. 79.

VERMEULEN, een Boekverkoopertje uit Dortrecht, wegens overspel verbannen, en de andere GUSTAVUS UNDHEEN een Zweed van geboorte, die voor vier-en-twintig jaar uit zyn Vaderland gevlucht was, wegens het verwekken van opstand, dewelke zyne minder gelukkige medemakkers op het schavot gebracht heeft.

Indien alle Overspeelders wierden gebannen, welke plaats zoude dan de Heer DE MIRABEAU bewoonen; en zo alle muitzucht met het schavot bestraft wierd, hoe zoude het dan met de zogenaamde Patriotten gaan.

Bladz. 79.

Zy hadden ondertusschen eenige pakjes ducaaten, tot het werven van Tekenaars door REIGERSMAN, of door HEIDEN VAN REINESTEIN, Gunsteling van den Prins ontvangen.

(pagina 39)

Waar toch zyn de bewyzen van schenken deezer pakjes ducaaten? integendeel blykt het dat Z.H. niet ligt geloof verleende, aan hen die door inzichten van eigebelang scheenen aan zyn belangen verknocht te zyn.
De Heer V.... voor heen Bewindhebber der mondbehoeftens van de Fransche Troepen, zich verbonden hebbende met eenige schelmen door den Rhyngraaf VAN SALM en zyne Boezemvrienden de Pensionarissen bezoldigd, om de Papieren van den Hertog VAN BRUNSWYK machtig te worden, het zy door geweld of list, ontmoete daags voor zyn vertrek een braaf deugdzaam Hollander, aan den welke hy het geheim zyner doemwaardigen last meededeelde, daar hy deezen man voor eenen vriend van den Rhyngraaf hield, maar deeze hem de laagheid en snoodheid zyner ontwerpen onder het oog gebracht hebbende, schaamde hy zich een oogenblik tot dit vloekgespant behoord te hebben, en beloofde hem 's anderendaags naar Breda te vertrekken, alwaar de stadhouder zich toenmaals bevond, en aan Z.H. het verraad te ontdekken.
Te Breda aangekoomen en by den Prins gehoor verkreegen hebbende, in een Zaal alwaar zich toen eenige Hovelingen bevonden, alwaar hy wel haast het hoofd van dit verraadersrot ontdekte; daar hy opgemerkt wierd, konde hy niet dan onder de bedekte spreekwyzen den Prins de rede zyner komst open leggen, hoe verwonderd ook Z.H. was, wilde hy nochtans hem geen tweede gehoor toestaan, hem antwoordende: “daar koomen my dagelyks zo veel berichten van gruwelen, die men tegen my en de myne smeed ter ooren; en daar ik een gerust geweten heb zo vertrouw ik op de besluiten van de Goddelyke Voorzienigheid,” waar hy hem zonder de geringste belooning van hem liet; een der

(pagina 40)

Hovelingen aan wien de man zyn beklag deed geen geld te hebben, om te rug naar Parys te reizen, strekte hem daar toe veertien goude Reiders voor; den buitengewoone Gezant in Holland was dit voorval niet onbekend, maar de zamenzweering tegens den Hertog mislukt zynde, wierd des mans stilzwygenheid noodzaaklyk.
De Graaf DE VERGENNES deed hem ontbieden, en gaf hem een belooning om hem te doen zwygen, zo hy zeide tot geruststelling van verscheidene Geslachten van aanzien; maar zes maanden daarna kwam hy tot geluk der Patriotten te sterven.

Bladz. 80.

Des anderen daags opende zich een nieuw tooneel, de Haagse Burgery genoot toen een eer zonder voorbeeld.

Waarom het den stadhouder als een misdaad aangerekend, dat hy gemeenzaam is? Deeze minzaamheid, om de Burgers op hunne Feesten te bezoeken, en eenige gezondheeden met hen te drinken, is niet den aart van eenen Heerschzuchtigen maar van eenen Burgervriend; deeze beminnelyke omgangkelykheid is pryswaardig in een Opperhoofd en strekt den Prins niet alleen tot eer, maar bewyst dat zyne misslagen van de omstandigheeden, misschien uit al te groote toegevenheid voortkomen, maar nimmer een slecht hart aantoonen.

Bladz. 8I.

Eindelyk kwam de zoo lang gewenschte dag.

Het is zekerlyk ongelukkig voor het Huis van Oranje geweest, dat eenige buitenspoorigheeden van het graauw zyne rechtmaatige klachten nu en dan scheenen te verduisteren, zyne rechten bleeven onbetwistbaar; diergelyke middelen van verdediging konden hunne gerechte zaak niet dan bezwalken; weshalven het ook niet waarschynlyk is, dat de Prins daarvan de aanvoerder geweest zy.
Ongelukkig dat het gemeen altoos in

(pagina 41)

ongeregeldheeden behaagen schept; daar nu het Huis van Oranje steeds van het volk bemind is geweest als de steun van het Gemeenebest, en het volk dit dagelyks verdrukt en verkleind ziende door een hoop muitelingen, zo was het niet te verwonderen, dat het in zyn wraak te verre ging, het welk des te minder te stuiten was daar de patriotten hetzelve dagelyks tergden, door hunne onverdraaglyke snorkery.

Bladz. 81.

De ondergetekenden neemen de vryheid aan zyne Hoogheid plechtig te verzekeren, dat zy zich ten allen tyden als goede en getrouwe Ingezetenen zullen gedragen; en dat zy voornaamelyk waaken zullen ter bewaaring der Voorrechten en Privilegien aan Z.H., aan de Magistraten en aan de Burgery verknocht.

Alle die Dankäddressen van de Burgeryen geeven klaarblykelyk te kennen, dat dus het gemeen, niet alleen aan den Prins gehecht waren, dewyl het de Burgers en Ingezetenen zyn, die belooven voor de Rechten en Privilegien van Z.H. De Magistraten en Burgery te zullen waaken.

Bladz. 84.

Een oproerige hoop verspreide zich door de Stad, kloppende aan alle deuren op eene onbeschaamde wyze.

Het was de plicht niet van den Prins, maar wel van de Regenten van Rotterdam, om voor de veiligheid van hunne Stad te waaken en oproer voor te koomen, maar daar was nergens geen orden meer, en het belang der patriotten was het niet die te herstellen, zy zouden daardoor zyn genoodzaakt geweest eene menigte van hunne kunstelingen te straffen, en niets is ongerymder als de Stadhouder verantwoordelyk te willen maaken, voor misslagen door de Regeering van Rotterdam begaan.

(pagina 42)

Ibidem.

Deeze zamezweering is zo bedekt niet gehouden, dat er niets van was uitgelekt.

Indien de zamenzweering ontdekt was, zoude het zeer gemakkelyk geweest zyn, de uitvoering van dien voor te koomen, men moet bekennen dat eene zamenzweering door eenen viswyf aangevoerd, zeer geschikt was, om die dappere Patriotten schrik aan te jagen.
Deeze helden die een visvrouw in vrees bracht, verdienden met roeden getuchtigd te worden; dus kan de onverschrokkenheid niet onder de erfdeugden der kinderen van den Heer DE MIRABEAU gerekend worden.
Maar in welk verbond staat ook de Stadhouder met een viswyf, hy was immers geen Hoofdoffi'cier van Rotterdam; niets is onwaarschynlyker dan dat de Prins deeze middelen heeft in het werk gesteld, om de Vryheid te vernielen, hy, die zulke schoone gelegenheeden gehad heeft, die slegts behoefde te willen, toen de Patriotten begonnen den oproervlag op te steeken, met de montering van het Vry Corps in den Haag kwam; toen bood zich het volk, dat zyne verontwaardiging niet langer konde inbinden, zich aan den Prins aan, die meester van de bezetting was, het grootste gedeelte van het krygsvolk was hem toegedaan, hy wist dat de Staaten van Holland vergaderd waren, om te besluiten, van hem het Commando in den Haag te ontneemen; dus met de goede wil, een weinig moed, standvastigheid en eerzucht, zoo was het gedaan geweest met Neêrlands Vryheid.

Bladz. 85.

De Vry-Corpsen dewelke hunnen oorsprongk genoomen hebben ten tyden der Oostenryksche eischen over de Schelde.

Het waren dus in der eil opgeraapte helden, die

(pagina 43)

slegts hunnen oorsprongk hadden van het Jaar 1785.

Bladz. 86.

De heffe des volks dat steeds aan het Huis van Oranje is verkleeft geweest, waarvan het geduurig betaald wierd.

De inkomsten van het Huis van Oranje hoe groot ook, zouden niet toereikende geweest zyn, om alle het volk te moeten omkoopen dat hetzelve is toegedaan; veelmeer is dat zelfde volk een onpartydig Rechter; zo de Prinsen van Oranje dwingelanden, wreedäarts en onderdrukkers des volks waren, dan zoude een ieder hem zo niet hebben blyven aankleeven.
HENDRIK de IV bedroefde zich wanneer hy het gejuich des volks niet hoorden zeggende: de Stemmen des Volks is de Stem van God.

Bladz 87.

Maar H.Ed.GR.MoG. na hunne verwondering betuigd te hebben, om een zaak van zo weinig belang, en dat wel zo laat, buiten gewoon te hebben.

Is het van weinig belang zich openbaar u zien gehoond, van zyne ampten en waardigheeden verstooken, en als een Verraader des Vaderlands behandelen.
Het antwoord van H.Ed.Gr.Mog. was onrechtvaerdig en smaadelyk; en toond duidelyk aan dat liefde, vrede, gerechtigheid en verdraagzaamheid hunne zetels uit het midden hunner vergaderingen genoomen hadden.

Bladz. 89.

Het vercieren der Vaendels, die zy volgen moeten.

Hoe is het toch mogelyk dat mannen verstand zich zo heftig vermoeiën, met het vercieren van de Vaendels en Ringkraagen; een enkeld pronkstuk is een zaak van overweging in de verschillende vergaderingen van Staat, en dat in een tydstip, dat het Gemeenebest door een geduchten vyand wierd aangevallen, zyn ingewanden door tweedragt verscheurd wierden, en daardoor in

(pagina 44)

den wankelbaarsten staat gebracht was, in plaats van de Vrede en Eendracht trachten te herstellen; hielden zich HAAR Ed. GR. MoG. geduurende eene geheele zitting bezig met twistinge zonder het te kunnen eens worden, over het verzoek van den Prins dat de bezetting in 's Hage des winters met zwarte slopkoussen op de wacht mochte trekken; een der Leden van die luisteryke Vergadering die dit geknibbel verveelde, sloeg om beide partyen met den anderen te vereenigen, voor: dat men bevel gaave aan het Krygsvolk, om met een zwarte en een witte slopkous op de wacht te trekken.

Bladz. 90.

Memorie der Inwoonders van Hattem en Elburg aan de Staaten van Holland.

Indien de Hattemers zich te beklagen hadden over de al te groote gestrengheid van de Staaten van Gelderland; zo was zuls een twist tusschen Vader en Kinderen waarmede de andere Provinciën niet te doen hadden, en de Stadhouder verplicht de beveelen van dien Staat wiens inwoonder hy was, uittevoeren, waarby het minste uitstel hem laakenswaardigen ondankbaar tegens hen zoude zyn geweest.

Bladz. 97.

Zich aan het bestuur van eenen onwetenden te onderwerpen, die door zynen rang en opvoeding dus geworden is, hoewel hem de natuur om anders te zyn, had gevormd.

Deeze betichting is even zo valsch als ongerymd, waarom moeten toch geboorten en opvoeding eenen Vorst tot een weetniet maaken, de pluimstrykers die hem steeds omringen kunnen nu en dan de waarheid van hem verwyderen, die verduisteren, en daardoor hem tot een onrechtvaerdig vonnis verleiden, tegen nadeele van zynen, en het welzyn des volks; aan deeze

(pagina 45)

gevaaren zyn de Vorsten uit hoofde van hunnen rang blootgesteld: toen LODEWYK de XV zag dat zyn raad met hem van gevoelen verschilde, gaf hy toe, zeggende tegen zyne byzondere vrienden, zy zullen eene dwaasheid begaan, maar zy hebben het gewild: dit is geen gezegde van eenen Botterik, maar van een zedig voorzichtig man, die geene dwaaze laatdunkenheid genoeg bezit, om zich voor schranderder te houden dan anderen, en liever buigen wil dan door een zotte hoofdigheid het geluk zyner volkeren, in de waagschaal te stellen.
HENDRIK de IV, FREDRIK de Groote en andere Heerschers die de weldoenders van het menschelyk geslacht geweest zyn, bewyzen ten klaarste de ongegrondheid van deeze stelling.

Bladz. 98.

De onbeschofte eischt der Engelschen in het boek, enz.

Dit is het eenigste staaltje der Engelsche nayver tegen den Hollandschen Koophandel opgevat, het vermaak om een Schempschrift tegen den Prins op te stellen, heeft de Schryver de eerste grond der onlusten, en die der haat door de Hollanders tegens dat volk opgevat, doen vergeeten.

Bladz. 100.

De Stadhouderspoort, open voor den eersten Officier der Vereenigde Provinciën, en toegesloten voor den souverein.

Het is in der daad belachelyk, zich met zo veele beuzelingen bezig te houden, in een oogenblik, waarin men alle handen aan het werk behoorde te leggen, om het waare welzyn des Staats te bevorderen.
Zoude het niet beter zyn geweest den ondergang van het Gemeenebest, en het verval zyns Koophandels voor te komen; en was de herstelling der eendracht van geen meerder nut, als het openen van de Stadhouderspoort.

By het scheiden der Vergadering, waren er geene dan de Heeren Gyzelaar en Gevaerts gedeputeerde van Dortrecht, die het gevaar durfde trotzen.

(pagina 46)

Was het niet verstandiger en loffelyker, geweest voor die Patriotten, aan een ontwerp van hervorming der Regeering te arbeiden, de geesten te vereenigen, in plaats van uit hoogmoed met het volk over iets te twisten; het Gemeenebest is gelukkig en bloeiënde geweest, eer dat de Heeren Pensionarissen door de Stadhouderspoort reden; zoude het voor den Staat niet heilzaamer zyn geweest dat die Heeren de schraapzucht en knevelaary van den Rhyngraaf hunnen lievelingen beteugeld hadden, en de schatten van den Staat niet verkwist, om aan Zyne ongeregelde begeerten te voldoen.
De Heer MIRABEAU verhaald zo veel gevalletjes die vreemd zyn, aan de beroertens die tot de omwenteling in Holland aanleiding hebben gegeeven, en bewaard een diep stilzwygen omtrent de schelmeryen en lasteringen van den laffen vertrouweling der onvoorzichtige Pensionarissen, en uit vreeze dat ieder Batavier niet in hunne schande deelen, zo zullen wy dat stilzwygen van den Schryver navolgen.
Het is evenwel noodwendig door een staaltje het algemeen aantetoonen, hoe lichtvaerdiglijk men de schatten van den staat bestede, en hoe deerlyk men het volk bedroog.
Geduurende het verblyf van den Rhyngraaf in Parys Anno 1785, verzon hy een list om een millioen Guldens in handen te krygen: hy deet door eenen zyner vrienden uit Weenen aan den Pensionaris schryven, dat de Keizer volstrekt geenen Vreeden wilde maaken, zo niet HAAR HOOG MOG, de terugkomst van Hertog LODEWYK van Brunswyk toestonden, dat het Fransche Hof gewonnen was, en mede in dit punt stemde, ten gevalle van den Keizer; SALM wist dat de Patriotten niets meerder als dit vreesden; daarom schreeven zy terstond aan hunnen laffen Gunsteling om

(pagina 47)

daarna te verneemen, en zo dit bericht waar zy, alles in het werk te stellen om zulks te beletten; hier wilde SALM hen juist heen hebben, ook bevestigde hy de tyding uit Weenen, daar by voegende, dat hy al wat mogelyk was doen zoude om zulk een groot onheil voortekomen; maar dat hy daartoe geen anderen kans zag als door het Ministerie met macht van geld omtekoopen, dat men niet spaaren moest in een zaak waarvan het geluk der Patriotten afhing, de lichtgeloovige Pensionaris, wachteden zich wel hier omtrent in gebreeken te blyven: Zy zonden ten eerste de waarde van eenen millioen Guldens, om door den Ryngraaf VAN SALM na vereisch van zyne geheime last besteed te worden; veertien dagen daarna wierd de Vreede gesloten, zonder dat er van de terugkomst des Hertogs VAN BRUNSWYK gerept wierd; de snedige Gunsteling van de Helden der Stadhouderspoort wist alleen hoe dit geld besteed is geworden; hy heeft een menigte van die snoode parten uitgevoerd, en men moest alwillens blind zyn om door hem bedrogen te worden.

Bladz. 105.

Willem de IV gaf geen Ordonnantie uit tegen het Jachtgerecht al, om de Inwoonders van Nederland, het gebruik der Wapenen te ontwennen.

Dit was om dat de jonge Lieden schaarswyze op Zon- en Feestdagen zich ten platten Lande begaven, en dus het wild zouden uitroeiën, zy traden het Koorn plat, en bedorven de Veldvruchten, waardoor de Landman van het genot zyner arbeid ontstooken wierd.

Ibidem.

De deugdzaame VAN DER MARK zoude alle herroeping niet hebben laaten vaaren, indien hy verzekerd was geweest, dat hem recht zoude gedaan worden.

Toen de Heer PERRONET in de plaats van

(pagina 48)

VAN DER MARK benoemd wierd, wist de Stadhouder zeker niet dat deeze met hem van een gevoelen was; de Predikdienst die VAN DER MARK in de Protestansche Kerk buiten 's lands verkreeg, bewyst geenzins zyne rechtzinnigheid, de Presbyteriaansche Kerken zyn ook Protestants: het was noodig alle scheuring in de Kerk voortekomen; de Prins wist te wel, welke beroertens ARMINIUS en GOMARUS in de voorige Eeuw verwekt hebben, het was dus voorzichtig die te verhoeden.

Bladz. 107.

Zeeslag op de Doggersbank.

De Admiraal ZOUTMAN was Commandant van het Esquader, de Heer KINSBERGEN commandeerde geen ander schip als zyn eigen: de Hollandsche Vloot bestond uit zeven Schepen, de Engelsche Admiraal had er acht ongelyk sterker; de Heer KINSBERGEN, moest de Hollandsche Koopvaardy Vloot door de Middelandsche Zee geleide, daar in tegen ZOUTMAN moest blyven kruissen; het is ongehoord dat men den Geschiedschryver wil speelen, en onwetende te zyn van het geene voor onze oogen gebeurd is, en geheel Europa weet.

Bladz. 109.

DE GROOT, de eeuwige eer van uw Land.

De Belydenis waarin de Schryver is opgevoed, gebied zo wel als die van GROTIUS, om den Hemel de vergiffenis over de misdaaden zyner Evenaasten aftesmeeken, de natuurlyke en zedelyke wetten, benevens de menschlievenheid verplichten ons hiertoe, en hoewel de Graaf DE MIRABEAU die deugd in GROTIUS laakt, en bygevolg dezelve veracht, zo is het te wenschen, dat alle oprechte Nederlanders niet alleen Medebroeders vergeeven, maar den Hemel bidden, dat hy de Patriotten hun wangedrag waardoor zy hun Vaderland aan zoo veele rampen heeft blootgesteld, gunstig willen vergeeven.

--------


Je bent hier: OpeningBronnenKB → Pamflet 21760