Ik heb het van de KB, maar tegenwoordig staat het ook op
googlebooks, waarbij echter - googlebooks is vaker ergerlijk
slordig - ze de eerste pagina hebben weggelaten.
Je moet het natuurlijk in de tijd zien en dan mag je niet zo
streng zijn, maar mijn hemel, wat is die man langdradig.
Hieronder de volledige tekst van het boek. In het origineel
staan de tussenkopjes aan de zijkant, maar die heb ik naar de
platte tekst gehaald en vet gemaakt.
Van een groot gedeelte van de noten heb ik de ocr-versie niet
verbeterd (in ieder geval de stukken Latijn en het overschrijven
van andere stukken). Dat is dan dus nauwelijks te lezen en dat
heb ik in een klein lettertje gedaan en doorgestreept. Mensen
die daar belangstelling voor hebben, moeten maar de pdf ophalen
bij googlebooks.
Ik heb in het stuk links aangebracht, herkenbaar aan de kleur,
die verwijzen naar de betreffende passages in Etta's 'Aanmerkingen
op een werk betytelt: Aan de Batavieren over het stadhouderschap'.
Een akelige
dag was het voor gantsch Europa, toen de inval der Pruissen
uwe edele ontwerpen verydelde, ô ongelukkige Bataven ! overal
heeft eene diepe verontwaardiging de onderneeming uwer
onderdrukkers bezwalkt; de volken, hoewel zelfs van hunne rechten
beroofd, brandden door de zucht, om, van hunne hoofden opgeroepen,
uw onrecht te wreeken.
De vorsten alleen hadden geen deel in deze heilige algemeene
verrukking, welke ieder als tot een kruisvaart scheen samen te
roepen.
Met verwondering en schrik zagen zy uwe rampen, gelyk men den
blixem ziet nederschieten.
Helaas ! zult
gy 'er dan niet een vinden, edelmoedig genoeg, om, zich
openlyk als uw verdediger te verklaren, belangeloos genoeg zyne
diensten niet op pryse te stellen, grootmoedig genoeg, om, met
gevaar zyne erffelyke voorrechten uwe rechten te handhaven, groot
genoeg, om, als een vriend der waare eer, zyne volken aan te
moedigen, ten einde op uw voorbeeld hem rekenschap van zyn bestuur
af te eischen.
Maar hoe, zoudt gy daar toe gebragt zyn, dat gy uw heil niet
verschuldigd zoudt zyn, dan alleen aan de deugdzame toegeneigdheid
van een vorst? Zoude het U betamen, U onder zyne bescherming te
begeeven, zonder door nieuwe gevaaren beproeft te hebben, om uwe
ongelukken te herstellen ?
Neen ik
vertrouw op uwe oude dapperheid; de haatelyke ommekeer zal
nooit stand grypen; gy hebt uwe. goederen, uwe eer en uwe vryheid
niet onher stelbaar verlooren.
Sommige uwer vervolgeren schamen zich reeds; weldra zullen zy
beeven, en misschien wagten zy niets dan de gelegenheid af, om
hunne misdaaden door een openlyk berouw uit te wisschen.
De zaak der reeden, der menschelykheid, der rechtvaardigheid is U
wel mislukt, maar gy zyt nog niet overheerd, en zult het ook nooit
zyn.
Zie daar de hoop van veele millioenen menschen, welker wenschen
uwe pogingen voor uitgestreefd hebben, en welker smert zich thans
paart met uw ongeluk.
Wie toch zoude
kunnen vergeeten, dat gy het oudste der vrye volkeren waart, en
nooit ophoud dit te zyn, dat gy een land, waar de elementen nog
onder een vermengd waaren (1), gezuiverd, vrugtbaar gemaakt en met
steden overdekt hebt, dat reeds meer dan twee eeuwen geleeden, de
nooit volpreezene verdraagzaamheid (2), zonder welke geene
broederschap plaats kan hebben, noch tusschen leeden van een en
het zelfde huisgezin, noch tusschen verschillende staaten, by U
plaats had; dat gy eene behulpzaame hand bood aan de ongelukkige
Woldensen (1); dat gy meer dan eenmaal de vryheid der Zeevaart
hersteld, de vreede aan Europa weder gegeeven, de Koningen
verzoend, en tot scheidslieden verstrekt hebt; dat 'er geene
hedendaagsche natie, meerder dan gy, de vryheid en rykdommen samen
voegt; dat gy eindelyk, door de voorzienigheid geplaatst op een
grond, onderheevig aan zwaare overstroomingen, aan besmettelyke
ziekten en daarop volgende verwoestingen, onverminderd dit,
getrouw gebleeven zyt, als op een post van eer, om aldaar alle de
hulpmiddelen van verstand en moed aan te wenden?
Zodaanige voorbeelden zullen het menschelyk geslagt voor altoos
eer aandoen; die genen welken dezelve opgeleeverd hebben, zullen
aan dit geslagt steeds dierbaar zyn; zy zullen hoe langer hoe meer
de achting der waereld verdienen; zy zullen zich errinneren, dat
hunne voorvaders tagtig jaaren streeden, tegen alle vereende
mágten van bygeloof en alleenheersching.
Men beklaagt het volk, dat tot slaverny gevormd, niet naar de
vryheid ademt, welke het niet kend.
Maar men veragt den genen, die, na dezelve bezeeten te hebben, een
oogenblik ophoudt te denken, dat hy ze verlooren heeft, of
zwarigheid maakt, in het
herkrygen van den eersten zyner pligten, het geduurige voorwerp
zyner gedagten, het eenigste doel zyner pogingen.
Het staat aan vrye natiën, zich zelven te redden; het is aan hen,
dat hunne voorouders deze heilige verpligting overgeleverd hebben;
het is voor hen, dat zy den vreede afgestaan hebben, en den dood
durvden tarten.
ô Gy! die, zonder de vryheid aan de Zee, de vaste bezittingen
onophoudelyk wedergeeft, welken gy haarer woede ontrukt hebt (1);
doorloopt de roemrugtige bladeren van uwe aloude en hedendaagsche
geschiedenissen, en de verpligting, de noodzaakelykheid, om nog
eens den wrok te doen herleeven, welke gy nooit opgehouden hebt
den tyrannen toe te draagen, zal u uit dezelve in de oogen
straalen.
Aloude
geschiedenis der Batavieren
De Romeinen welke andere natiën met eenë hoonende veragting
behandelden, kenden de Batavieren ter nauwernood, of zochten een
verbond met hen aan te gaan.
Eene wederzydsche achting vereenigde de volkeren (2) tot op dat
oogenblik waarin de mededinger van VESPASIANUS, straffeloos dagt
te kunnen pressen, in de landen door de Maaze bestroomd. Maar
CIVILIS deed welhaast den eersten adel en de stoutsten uit het
volk, in een heilig bosch by een vergaderen.
Daar schilderde hy hen de eer der natie af, en toonde hen de
onrechtvaardigheden hunner oude vrienden:
"Neen," zeide hy, "wy zyn niet meer landgenooten, maar slaaven,
verdrukt door dwingelanden, die niets zoeken, dan zich met onzen
buit te mesten.
Vreemdelingen, met welken wy niets gemeens te hebben, ontrooven
ons onze kinderen en broeders.
Laten wy ons wreeken, zy zyn thans ten uitersten ver zwakt, hunne
winterleegers bevatten niets dan grysaards en roof.
Wat zoudeu wy kunnen vreezen? overwonnen, zullen de Romeinen ons
niet anders aanzien, dan ongelukkige deelgenooten van VESPAsIANUS;
als overwinnaars, zyn wy aan niemand rekenschap verschuldigd.” (1)
CIVILIS wordt toegejuicht; de oorlog is be slooten, de Romeinen
worden in het eerste treffen, verslaagen, en de Batavieren in Gallie
en Germanie begroet met den naam van HERSTELLERS DER
VRYHEID. Rome bewaart daarop haare achting en verbond.
Na den tyd van CIVILIS, tot op de Graaflyke regeering, is er nauwlyks een gedenkteken overgebleeven, van den politiquen staat der Nederlanden. De Historieschryvers van deze onbeschaafde tyden (2), hebben niets overgebragt als het verhaal der binnelandsche oorlogen en troepswyze legers, die, beurt om beurt, overwinnaars en verwonnenen, zich meester maakten
van een gedeelte lands, waar uit zy weldra weder verdreeven
wierden. Zy hebhcn het oog niet geslaagen op de nuttige
instellingen. Maar men ontdekt uit hunne geduurige verhaalen van
oorlogen, het inwendigst bestuur der Batavieren.
In 't Jaar 837, deed LODEWYK (1) in verscheide Havens van Holland
eene Vloot toerusten tegen de Normandiërs. Twintig Jaaren laater
deed hy eene andere toerusten, met welke hy over de Noord-Zee
steekt, tot in Denemarken.
Eene onvrugtbaare streek konde die Vlooten voortbrengen zonder
behulp van vernuft en Koophandel? En welk een Land, in slaverny
gedompeld, heeft ooit zulke verschillende konsten gevoed, en zulk
een bloeiënde Koophandel genooten.
Eerste Constitutie
Indien men, volgens de omwentelingen, die zedert de laatste agt
honderd Jaaren van hun Historie gebeurd zyn, nagaat, hetgeen in
vroegere dagen geschied is, blykt daar uit, dat de ze Natie nooit
verbasterd geweest is, en dat zy in deeze beide tydperken, de
geheele sterkte van haar waaragtig caracter gelykelyk bewaard
heeft.
Friesland boven al, levert een treffend contrast, met de andere volkeren van Europa, in dezelfde eeuwen. Terwyl zy yvert om haare voorrechten ten kosten van den troon uit te breiden, zyn 'er eene meenigte van ondergeschikte Dwingelanden, Leenmannen genoemd,
die zich voorneemen het talrykste en het nuttigst gedeelte der
menschlykheid te onderdrukken en te beroven, de Friezen toonen
gevoel van hunne waardigheid, veragting der gevaaren en des doods.
Zy wederstaan de dodelyke voortgangen der leenroerige
grondstelling, zo wel, dat hunne Landen daar altoos van ontslagen
bleeven (1). Dit kleine volk is een schitterende ster onder
de Natiën.
Men zoude zeggen een sterke eik, die door het sap der vryheid,
zyne kragt en bladeren bewaart; terwyl het overige van Europa zich
opdoet als een vast woud, waar van de besmettelyke en geweldige
aanblaazing der Aristocratische dwingelandy, alle de Boomen van
bladeren beroofd, verdord, en met wortel en al uitgerukt heeft.
Het voorbeeld van Friesland ging voor de overige Provinciën niet
verlooren. Hoe meer zy zich bevolkten, hoe meer zy de
noodzaaklykheid der Wetten gewaar wierden, die aan verschillende
trappen der maatschappy, de vryheid en de gelykheid verzekeren.
WILLEM de I. Graaf van Holland, geeft in 1222. aan de Inwoonders
van Middelburg eene meenigte van Privilegiën, en zweert dezelve te
handhaaven. Zyne Opvolgers vermeerderen dezelve in 1223, 1272 en
1309. ten voordeele van verscheide Hollandsche en Zeeuwsche
Steden. Een billyk en weldoendend bestier was altoos het eenige,
dat in deze Gewesten konde stand houden. In waarheid, Holland, na
geduurende 400 Jaaren, Vorsten van haar eige Natie tot
Opperhoofden gehad te hebben, werdt door vreemde handen bestierd,
en ging over van het Huis van Henegouwen, tot dat van
Beyëren en Bourgondiën, en vervolgens tot dat van Oostenryk.
(1)
Maar: vallende onder de heerschappy van een Vorst die andere
Staaten bezat, bedong iedere Provincie wel duidelyk vooraf, het
bewaaren hunner oude gebruiken, de uitsluiting der Vreemden in de
Ambten, het recht om niet buiten deszelfs Grondgebied geroepen te
worden, nog verpligt te zyn in Krygsdienst buiten deszelfs Grenzen
te trekken.
By iedere verandering, droeg men zorg, de Privilegiën plegtig te
doen bezweeren, door den nieuwen Vorst, aan wien men nimmer den
naam van Souverein gaf. Zomtyds wierden nieuwen geëischt; men
bezwaarde dezelve als grondwetten, als Artikels van het Tractaat,
volgens het welke de Natie zich aan hem onderwierp (2).
Opmerkelyde Zaak ! In wat voor tydstip men ook de geschiedenis der Nederlanden wil beschouwen, het is veel eer de Historie der Bataaven, als die hunner Koningen, hunner
Hertogen, hunner Graaven, hunner Stadhouders. Overal in deze
geschiedenis, is het de Natie die verbeeld wordt.
Gerepresenteerd door die genen, welken zy met den titel van
Gedeputeerdens vereerd; overal maakt zy Oorlog of Vreede,
vermeerderd of verminderd de Wetten, en bepaald of breidt naar
welgevallen de magt uit, welke zy aan haare afgevaardigden
vertrouwd heeft.
In 1299. wil JAN de II. de Hollandsche Privilegiën schenden; hy
wordt onder voogdyschap gesteld, en zyn vertrouweling om hals
gebragt (1).
Ontwikkeling der Nederl. Vryheid
In 1315. schryven de Scheepenen, RaadsHeeren en Burgeren der stad
Nymegen, aan de Graaf REINOUD de II:
"Dat uwe Hoogheideid weete, dat wy haar ontslaan van den Eed en de
getrouwheid welke zy de stad Nymegen schuldig is.
Wy beschouwen ons voortaan als buiten haare heerschappy en haare
Protectie” (2).
In 1358. verbindt zich de Hertog ALBERT van Beyeren, te zaamen
met de steden en een Raad, door haar verkoozen, billyk te
regeeren, de Wetten en Costumen te eerbiedigen, en de schulden van
zynen Broeder te vereffenen (3).
In 1423, en wel langen tyd voor hun, had den de Gelderschen een
gezond oordeel over de waare grondbeginselen van een bestier aan
vrye
lieden betaamende. Zy, zagen hun vorst voor niets anders aan, dan
voor den bewaarder hunner vryheden, den loontrekker van de natie,
den eersten onderdaan van den staat, en byna den dienaar van
dezelve.
Het bestuur was eene alleenheersching, door de Aristocratie der
edelen gematigd, door de volksregeering der steden. (1)
In 1435, wierden de steden van Holland en Zeeland, als
gemeenebesten aangemerkt. HENDRIK VI., Koning van Engeland, zond
dezelven verscheiden Manifesten om haar te verbinden, hoe genaamd
geen deel in den oorlog, te neemen, die Graaf PHILIPPUS tegen hem
smeedde.
Eene dezer brieven is nog in weezen met dit opschrift: Aan onze
zeer lieve en groote vrienden, de Burgemeesteren Scheepenen,
Raadsheeren en Gemeente der stad Zierikzee. (2)
In 1477, erkende MARIA van Bourgondiën in een beroemd handvest,
genoemd het groot Privilegie, dat zy noch zonder medeweeten der
Staaten konde trouwen, noch schattingen ligten, noch den Oorlog
verklaaren, noch de munten veranderen. (3)
De Constitutie ter Steden was toen zonder tegenspraak Democratisch, wyl de verschillende Gilden, onder dewelke het Volk, als onder Classen verdeeld was, zich deeden vertegenwoordigen door hunne Oudsten, welken
zy vrywillig verkoozen, en welke deel hadden aan de verkiezing
der Magistraat, aan het opstellen der Willekeuren en Priviligiën;
eindelyk aan de vergunning en het ligten der schattingen (1).
De verschillende opstanden van deze tyden, van moed en groote
veranderingen, toonen aan, dat het Volk ook invloed in den Raad
had. In 1487, toen het bevel verscheen waar door MAXIMILIAAN de
Admiraliteit opregtte, wygerde de Provincie Holland dit
Rechtsgebied toe te laaten, dewyl de Steeden, volgens haar zeggen,
van tyd tot tyd de magt hadden, en tot haare zekerheid en die van
haar Koophandel, te zorgen, dat verbintenissen aangegaan, en
Oorlogen op haar kosten gevoerd wierden, zonder andere magt, als
die van het recht der natuur, die alle menschen toelaat hun leven
en goederen te verdeedigen. (2)
Ongelukkige Batavieren ! welken een uwer Medeburgeren
tegenwoordig wil overheeren, van dien tyd, toen gy een wettig
Vorst had, is het dat ik gewaage ! deze edele taal was toen
geöorloofd; deze schoone Rechten werden by u erkend.
Wat is het roemrugtig voor een Volk, zich niet te laaten regeeren,
dan door Wetten en Magistraaten van zyn eigen verkiezing! Wat is
het aangenaam
geene dan de voetstappen onzer Vaderen te betreeden.
Karel de Vyfde.
Zodanig was de gelukkige staat der Hollanders, tot op de komst van
KAREL de Vyfden, zo ontzagchelyk door zyne Talenten als door zyne
Staatzucht, onvermoeid bezig met ontwerpen van heerschappy, waagde
hy verscheide onderneemingen op de vryheden der Friezen en
Overysselschen, maar getroffen door het gevaar van zulke moedige
Volkeren tot het uiterste te brengen, wist hy zich na de
omstandigheden te schikken.
De magtigste Monarch van Europa, geloofde niet, zich te kunnen
verschoonen , den eed, in qualiteit als Graaf van Holland, aan de
Staaten af te leggen; en 25 Jaaren naderhand, deze Staaten hem
zynen gedaanen Eed, door zeer nadrukkelyke vertoogen (1), te
binnen gebragt hebbende, schaamde hy zich niet, zich daar na te
schikken. (2)
PHILIPPUS DE II. was minder voorzigtig, gewoon zich als een God
in de andere Staaten zyner heerschappy geëerd te zien, was het
voor hem niet te dulden, dat hy in de Nederlanden niet volgens
zyne in de grond strydige beginzelen konde te werk gaan.
Welhaast, on der de dekmantel van een heiligen yver voor de
handhaving van het oude geloof, wilde hy de Privilegien der
Volkeren vernietigen. Maar men ondekte de waare beweegreedenen van
deezen yver, en de Roomsch Catholyken vereenigden zich als
broeders met de Hervormden, om het algemeene gevaar aftewenden.
Men beloofde elkanderen onderling de Rechten en de vrye oefening
van Godsdienst te verdeedigen; een ieder vattede hierop de Wapenen
tegen den Dwingeland.
WILLEM DEN I, Prins van Oranje, werft Troepen op toestemmiug der
Staaten; hy zet op zyne Vaendels dit opschrift: PRO REGE, GREGE,
ET LEGE. VOOR DEN KONING, HET VOLK EN DE WET.
Vreemd uitwerksel der gewoonheid ! met welk een vlyt, met welk
eene standvastigheid moeten de menschen niet de eerste voortgangen
van het despotismus te keer gaan! siddert, moedige Republikeinen !
niet langer dan tien jaaren, was het, dat een Vorst uwe Vaderen
verdrukte; en het is onder den standaart van deezen Vorst, dat zy
voor hunne Rechten streeden, de liefde tot de Vryheid, met de
vrees voor den Dwingeland, aldus tezaamen voegende, zy droegen de
Wapenen tegen hem, en de achting voor zyne Regeering was niet
vernietigd!
De achting voor de Koninglyke Majesteit ruste nog in hun.
In 't Jaar 1572, zoude Haarlem overgegeeven zyn, indien de Hoofdman WiBOUT VAN RIPPERDA (1), onderrigt van dit besluit der Magistraat, niet alle de burgeren by een vergaderd had. "Zoud gy dulden”, zeide hy,
"dat uwe ontrouwe Regenten U durven verraaden, met den vyand
buiten uw weeten handelende, tegen den plegtigen eed welke zy
gedaan hebben.
Zoud gy dulden dat men uw als zwakke schapen aan onmedogende
Tygers over levere?
vestig de oogen op de gruwelen welken zy te Mechelen, te Zutphen,
te Naarden gepleegt hebben.
Is het niet veel zeekerder en veel roemrugtiger, uwe Vryheid tot
aan uw laatsten adem voor te staan?" (1)
In 1574, dreigden eenige uitzinnigen, den Burgemeester Pieter
Adriaanszoon van der Werf, de stad Leyden, aan de
spanjaarden over te leeveren, indien hy hun geene levensmiddelen
verschafte.
"Ik heb.” zeide deeze edelmoedige burger, "plegtig gezwooren, geen
verdrag met de Vyanden van het Vaderland aan te gaan, en heb
beslooten, deezen eed nimmer te breeken.
Uwe Rampen doordringen my van smert.
Ik kan ze niet verligten, wyl ik ze zelfs ondervinde, maar hoort;
indien myne dood uwe daagen kan verlengen, ziet hier myn lichaam,
neemt het, snyd het in stukken, op dat het uw tot voedsel mooge
verstrekken.” (2)
Eene natie, waar by deeze heldhaftige trekken, allen den moed deeden herleeven, konde niet lang in slaverny blyven: maar zy ontschuldigde PHILIPPUS nog; zy vermeende hem door zyne
Ministers bedrogen te zyn; en de Unie van Utrecht, welke scheen
zyn gezag te moeten verzaaken, vernoegde zich de Staaten aan te
stellen, in qualiteit als eigenaars der Souvereiniteit, zy
beschouwden zich, als hebbende provisioneel het vrugt-genot terug
gehouden, aan, een ontrouwen Huishouder. (1)
Het was niet dan in 't Jaar 1581, den 26 July, dat in den Haag
het eeuwig Edict van afzweering en onafhangelykheid verscheen.
"De Volken," luid deeze Acte, "zyn niet voor den Vorst, maar de
Vorst is voor hun. Zy hebben regt hem te verjaagen, wanneer, in
plaats van hun te verdeedigen, hy door zyne knevelaryen hun Vyand
geworden is”. (2)
Alzo eindigde de Tyranny van PHILIPPUS DE II, voor de Batavieren.
DE DUIVEL VAN HET ZUIDEN ging andere gewesten verwoesten.
Volkeren ! het geen het trouwlooste en het ontzagchelykste op
aarde is, zyn niet de algemeene misdaaden, maar de laagen der
Dwingelandy! en gy despooten, die niet waandt dat men met een hoog
aanzienlyk gezag, te gelyk de allerslegste en de
allerverfoeyelykste der menschen zyn kan, leest het leeven van
PHILIPPUS DEN II !
Philippus II
Meester van een Ryk waar van het klynste gedeelte, de palen van
deszelfs vernuft uitgebreid had, puttede hy de schatten uit van
America; hy verbasterde en ontvolkte Spanjen, in de hoop van by
zyne overgroote magt Vrankryk en Engeland te voegen.
Millioenen menschen wierden, de werktuigen en de SlagtOffers van
zyn onafhangelyk gebied. Onverzoenbaar in zyn haat,
onbarmhartigheid in zyne wraak; bloedschender, overspeelder;
bankroetier, vergiftiger; vyand van een vader die hem te veel
bemind had, moordenaar zyns Zoons en zyner Gemaalinne, alle
straffen waardig, wyl hy alle misdaaden gepleegt had, stierf hy.
zonder wroegingen, gelovende roemryk geregeerd te hebben, om dat
hy zyne Onderdaanen van hunne aloude Voorregten beroofd had, hy
stierf vol vertrouwen in den God van het heelal, hy die KAREL IX.
de moord van St. Barthelemi (1) benyd had, hy die, niet te vreeden
geduurende 40 jaaren, aan onverstaanbaare leerstukken van
Godsdienst, duisenden Zyns gelyken opgeoffert te hebben, die het
zich nodig gemaakt had, met hand en mond het zwaard zyner beulen
aan te moedigen. (2)
De Batavieren alleen, wisten zich van zyne Wetten te bevryden !
alle de pogingen van zyne magt, konden hunnen wil, van vry te zyn,
niet beletten!
Willem I. Prins van Oranje.
WILLEM DEN I, Prins van Oranje, bewees toen groote diensten aan de
Vereenigde Provincien, maar hy toonde nimmer die belangeloosheid,
die in bedrukte tyden, de waarlyk Republikeinsche zielen kenmerkt.
Reeds in
1572, toen hy Sonoy tot zyn Lieutenant in Noord-Holland
benoemde, had hy hem het patent in zyn eigen naam, en met zyn
gewoon zegel verzeegeld, overgeleeverd.
Hy zette onder zyne beveelen: want zodanig is onze wil en onze
begeerte.
In 1574, had hy willekeurig de Regeering van Leyden veranderd. Op
eigen gezag bragt hy de Rekenkamer van den Haag na Delft; in zyn
naam voerde hy de Souvereine Magt uit, en gedroeg zich, in zyne
beveelen, even als de oude Graven van Holland.
Hy noodzaakte de bezitters der Leengoederen, by hem, in qualiteit
als Stadhouder Generaal, den Eed af te leggen, dewelke hem niemand
opgedraagen had. (1)
In 1582, door zyne aanzoeken verwonnen, hadden de Staaten hem den
Tytel van Graaf en Heere van Holland, Zeeland en Utrecht
opgedragen, het welk van Willem aangenoomen wierdt, door een brief
te Brugge geschreeven.
De Staaten van Zeeland verontwaardigd, dewyl die van Holland zich
het recht hadden aangematigd, van hun een Meester te geeven,
wygerden standvastig de verheffing van Willem te onderteekenen.
De Provincie Utrecht volgde Zeeland na, maar de Prins weigerde
niet het aanteneemen.
Toen hy door Balthasar Gerards vermoord wierd, in 1584,
ontbrak hem de toestemming van Amsterdam, om als Graaf uitgeroepen
te worden (2), en deeze waardigheid
erffelyk aan zyn huis verknogt te zien blyven. Neen, hy was de
Martelaar der Nederlandsche Vryheid niet, hy die over de
Nederlanders Regeeren wilde.
En ondertusschen had Willem een gezond oordeel en een grote ziel.
Er zyn dan hoogtens, welken de sterkste reeden niet zonder gevaar
bereiken!
Batavieren, stelt het gezag paalen, zo gy niet wilt, dat door het
beloop der zaaken en menschen, het zelve in Dwinglandy ontaard !
En indien een uitsteekend burger U gewigtige diensten bewyst, zo
hy U zelfs van de slaverny red, eerbiedigt zyne waardigheid;
bewonderd, maar bovenal vreest zyne bekwaamheden.
Ongelukkig,
ongelukkig voor Volkeren ! die te erkentelyk zyn, zy staan
hunne Rechten af, aan die geene alleen, die hun een daar van heeft
doen weder bekomen!
Zy smeeden Ketenen voor zigzelven ! door hun altegroot vertrouwen,
bederven zy zelfs dien groten man, welken zy door minder
erkentelykheid by zyn eer zouden bewaard hebben.
De misdadige gehoorzaamheid van de hoofden der Republiek, aan de
heerszucht van WILLEM I, verstoutte dien van MAURITS.
Nooit vergat de zoon, dat de vader, na genoeg, zynen voet op den
hoogsten trap der opperheerschappy gezien had, en dat hy zelfs, in
1609, ten tyde dat men over het verbond met Spanje in
onderhandeling getreeden was, op het ogenblik was, het ontwerp het
geen Willem gesmeed had, te voltooijen (1).
Maurits eerste Stadhouder der Republiek
Men heeft MAURIts wel verheeven; hy had uitsteekende talenten, hy
scheen groot aan de zyde zyner opvolgeren. Maar hoe verre daalt
hy, als men zyne daaden vergelykt, by de diensten van dien man,
die het geluk van 3 millioenen Menschen te bewerken, op zyne
schouderen dorst laaden !
Wat is hy slegt by den Doorlugtigen Patriot, zyn Weldoener, welken
hy op een schavot sleepte !
MAURITS, bewees zyn Vaderland militaire diensten; hy verbeeterde
de kunst, van de Plaatsen aan te vallen en te verdeedigen, voerde
eene strenge Krygstugt in, die te weeg bragt, dat zyne Troepen de
ontzachelykste van geheel Europa waren; eene schitterende
dapperheid voegde hy by eene onvermoeide vlyt.
Maar meer dan eenmaal heeft zyne ongehoorzaamheid aan den
Souverein, zyne bekwaamheden onnut, of schadelyk voor zyn Land
doen zyn.
In 1600, waagt hy den slag by Nieuwpoort, niet dan door spyt, en
om de Staaten te dwars boomen, welker orders hy begon te
verachten. (1)
In 1699, nayverig om het gezag der Troupen te behouden, steld hy
zich strydende tegen de waare belangens van het Vaderland, tegen
het bestand met Spanjen; vervolgens laat by zich door de hoop
verwinnen, dat hy onder de bescherming van Frankryk, de Republiek
willekeurig beheerschen zoude, en deeze toeleg zoude gelukt zyn ,
indien de moed en het beleid van BARNEVELD dit niet verhoed had.
(1)
Zedert 1612, tot aan 1619, stookt hy uit een slinks oogmerk, de
scheuring tusschen de Arminianen en Gomaristen (2); door lage
kuiperyen bewerkt hy het byeen roepen van een Nationaal Synode,
het geen niet dan ten uitersten gevaarlyk zyn konde, zonder het
eenparig toestemmen der Provinciën. (3)
In 1617, doet hy Troepen in den Briel rukken, tegen den wil der
Magistraat, een blyk van gezag, tot dien tyd, zonder voorbeeld,
ten aanzien van eene stemhebbende en souvereine Stad. (4)
In 1618, vergeet hy niets, om met geweld de Regeeringen der Steden
af te zetten, die de tolerantie en de Souvereine
rechten der leeden van het verbond, voorstonden. (5)
Hy dwingt de Staaten Generaal, de Unie van Utrecht te schenden,
doende zich verzellen van hunne Gedeputeerdens, in de Steeden waar
hy de Regenten van het Kussen verkiest te zetten. In 't midden van
deeze geweldadige schokken, neemt hy een wreedaartig vermaak in de
bekommering
die zyne troupen de Magistraaten aan doen. (1)
Aldus, in den tyd van 40 Jaaren, ziet men Maurits de algemeene
vryheid heimelyk ondermynen , vervolgens openlyk met de
hinderpaalen den spot dryven, en eindelyk tot de eigendunkelyke
heerschappy komen, door de geregtelyke moord van BARNEVELD; de zin
der wetten altoos verdraayende, om de kragt daar van te ontwyken;
altoos onder Republikainsche gedaantens alle gruwelen der
dwinglandy bedekkende.
BARNEVELD, in tegendeel, door eene vuurige vaderlandsgezindheid
aangezet, bestierd, geduurende 30 Jaaren, alle de raadsbesluiten
der Staaten.
In 1585 , doet hy MAURITS een groot gezag opdraagen, om de
ontwerpen van LEICESTER te verydelen, die de Vereenigde Provincien
tot een Engelsche wingewest zogt te brengen. (2)
In 1618, de onderhandeling van het verbond met Spanjen, in zich
zelfs hatelyk, wierd noch hatelyker, door den haat, welke de
edelen en het volk hem toedroegen; hy legt zyn post neder, en vat
dezelve niet weder op, dan op de beede der Staaten. (3)
In 1616 verkrygt hy van JACOB I. de veilige plaatzen welke
Elizabeth tot onderpand geëischt
had; dit Tractaat, het geen hy langzamerhand bereidde, en
waarvan hem al de eer toekwam, wierd met den regten tytel, als het
tyd begin van de geheele vryheid der Vereenigde Provincien
beschouwd. (1)
In 1617 verdeedigd hy, het recht van versscheide leeden des
bondgenootschaps, in het stuk van Godsdienst, (2) tegen de Staaten
Ge neraal.
Hy heeft de edele stoutheid, eene werving van nationale Militie
voor te slaan, om tegen de in soldy staande, en door Maurits
bedorvene Troupen der Republiek, de veiligheid van de Staaten, den
grondslag van alle voorspoed, en de vryheid van geweeten, welke hy
altoos als de bescherming van ieder Burger beschouwde, te doen
stand houden. (3)
En het is BARNEVELD, die in zyne moeyelyke loopbaan bezwykt ! hy
sneeft door de hand van een beul, terwyl MAURITS, van vlyers
omringd, op zyn bed den geest geeft! (4)
Maurits en Barneveld.
Maar de nakomelingschap, die in MAURITS een snooden, een
schynheiligen verfoeit, altoos gereed, zyne talenten tegen zyn
vaderland te wenden, bewonderd in BARNEVELD de hoogdravenheid van
verstand, en de vuurige vaderlandsliefde.
Zy noemd nimmer beider naamen, dan om de heerschzugt van den
Stadhouder, door de
belangeloosheid van den Republikain te ontëeren.
Welk eene onmeetelyke tusschenruimte ! tusschen MAURITS, de orders
van den Staat, die zyne diensten betaald, veragtende, en
BARNEVELD, zyn gezag afstaande, toen de haat, welke men zyne
deugden toedroeg, hem belette, het welzyn te verkrygen, daar hy
steeds aan werkte;
de Prins, gereed om de opperheerschappy van Frankryk te erkennen,
mits hy over zyne medeburgeren regeerde, en de Republicain de
zwakheden van JACOB I. op prys stellende, om zyn vaderland van het
Engelsche juk te ontslaan;
deeze, tweedragt in de republiek zaayende, om zich noodzakelyk te
maaken, die, geduurig bezig de gemoederen te vereenigen;
de eerste, een onverzoenlyke vyand der verdraagzaamheid, de
tweede, een opgetoogen yveraar dezer goddelyke leerstelling:
de een, een verklaarde vriend des oorlogs, in de hoop, de
alleenheerschappy te verkrygen, om door het zelve zyne bedurvene
zeeden bot te vieren; de andere eerbaar, zelfs tot strengheid toe,
was een Apostel van vreede en vryheid, met gevaar zelfs van zyn
leeven, en van zyn eer!
Als een groot man, na langen tyd de roem' der regeering opgehouden te hebben, het slachtoffer word, van eenen strafwaardigen aanhang, vervallen de grondbeginselen welken hy met zyn bloed verzeegeld heeft, met hem, duizende burgers, die zich om dit beschermend gesternte geplaatst hadden, en door zynen
glans schitterden, verdoofden. De dood van BARNEVELD wierd van
nog grooter rampen gevolgd. Zyne vrienden vlugteden; zyne
bewonderaars durfden zich niet vertoonen; de gevoelloosheid der
slaverny, volgde op het bestormen der vryheid.
Fredrik Hendrik, twede Stadhouder.
De overwinningen, door de Generaals der Vereenigde Provincien
behaald, vermeerden het credit van hunnen Capitein Generaal, in
1630. De Staaten, vergeetende den stelregel van BARNEVELD, om
altoos met een nayverig oog, den overwinnenden krygsman gade te
slaan, kwaamen FREDRIK HENDRIK te vooren, in al wat hem konde
behaagen
Zy droegen de Charge, van Generaal der Cavallery, op, aan WILLEM
zynen oudsten Zoon, die toen niet meer dan 3 Jaaren oud was.
Deeze resolutie, die strekte om het Stadhouderschap erffelyk te
maaken, werd door den adeldom voorgesteld, en door dezelve vuurig
onderhouden. (1)
In 1637 doet FREDRIK HENDRIK in Friesland, door het voorbeeld van
Maurits verstout, de door het volk afgezette Regenten, in hunne
waardigheid, gewapenderhand herstellen. (2)
In 1640, verkreeg hy eene Princes van Engeland, voor zynen Zoon,
en zonder twyffel wist hy KAREL I. te bewyzen, dat de Stadhouder,
de Souverein van de Republiek was, hoe wel hy 'er den tytel niet
van droeg. (1) Hy bewees zelfs aan de Vereenigde Provinciën, dat
haare polieticque vryheid geene zwarigheid leed, door zodanige
verbintenis?
Theorie der Staatkundige verbintenissen.
Natuurlyke verbintenissen zyn die geene, welker belangens dezelfde
zyn, of die in de gelukkige onmagt, van zich schadelyk te zyn,
zich intusschen de grootste diensten kunnen bewyzen.
In alle bekende tydperken der geschiedenis, zyn die verbintenissen
tusschen die volkeren altoos de duurzaamsten geweest, welke het
verst van elkanderen gescheiden waaren, en misschien is het een
der middelen, door het welke de natuur gewild heeft, dat de
verschillende maatschappyen zich vereenigen zouden, om ten zekeren
tyde, niet dan een huisgezin uit te maaken.
Maar tot dat de menschenliefde dit gelukkig tydstip aanbrengen,
Engeland is door haare ligging, door het zoort van haare
Koophandel, door een ongerymde haat tegen elke vrye natie, de
onverzoenlyke vyandin der Vereenigde Provinciën.
Staat der Engelschen tegen de Hollanders.
Deeze vyandschap blykt reeds vroeg te hebben plaats gehad. Zedert
1398, ten tyde inval in Friesland, door den Hertog ALBERT, konden
de Engelschen en Hollanders, die in zyn leger dienden, zich niet
onder elkander verdragen, hunne oude verbittering, zeggen de
Historieschryvers, barstte uit in een bloedig gevegt, waarin de
Hollanders overwinnaars
bleven (1). Zelfs toen Engeland de Nederlanders scheen te
ondersteunen (2), had zy tot zekerheid hunne voornaamste Zeesteden
geeischt.
Onder de Regeering van JACOB de II. hield zy niet op, hunne
Commercie op de Nederlandsche Kusten, in de Noord Zee, en in de
Indiën, te vernielen (3).
Eindelyk, na dat door de Engelschen ten allen tyden, bewyzen van
nayver en haat aan de Republiek gegeven waaren, kwamen zy niet
noch kortelings (4) haare Visschers in volle Vreede verdryven? (5)
Laat ons eens veronderstellen, dat een kortstondig belang, toen twee volkeren, door zo veele andere belangens verdeeld, heeft moeten vereenigen, welke diensten toch, konde het Bataafsch Bondgenootschap van de Engelschen verwachten? Indien de nabuurige Mogendheden eens het vreemd ontwerp gevormd hadden, van het te verdeelen, door hunne schatten, en door het bloed hunner Onderdaanen, Provinciën na zich te sleepen, zoude zulk een inval noodzakelyk eene verarming na zich sleepen, en de
Republiek overweldigd en verbrooken zyn, eer dat de Koning van
Engeland de tyd had, onderstand van zyn Volk te ligten.
Toen FREDRIK HENDRIK zyn Zoon, met de Dochter van KAREL de II.
deed huwen, had hy belangens strydig met die zyns Vaderlands, hy
wilde door den luister van deze verbintenis, een grooten aanhang
verkrygen; hy was niet onkundig, dat zyn Zoon zich schamen zoude,
niet te zyn, als de Staats-Dienaar eener Republiek, en een lager
titel, dan die zyner Gemaëlinne te voeren; hy wist, dat de Princen
uit zyn Huis, alle trachten zouden, zich van eene afhangelykheid
te ontdoen, die hunnen trots kwetste, en eindelyk hoopte hy, dat
magtige Monarchen, hunne onderneemingen te hulp zouden komen.
Derhalven wierd zyn dood in 't Jaar 1647, niet als een ongeluk
voor het algemeen beschouwd. De aanwas van zyn gezag, was steeds
zyn voornaamst ontwerp, zonder het zelfs te ontveinzen, tegen die
genen die hem tegenstonden (1).
Dat hy niet dikmaals geweld gebruikte, was oorzaak dat zyne
heerschzucht zich meer tot zyn rang dan tot zyn caracter bepaalde.
Al het kwaad dat hy niet volvoerde, wist hy echter te bereiden.
Willem de II, derde Stadhouder.
WILLEM II. hoefde dien weg niet in te slaan, die zyn Vader hem
gebaand had. In 1649, zet hy (met Wapens in de hand) de Regeering
der stad Nymegen af (2).
In 1650, door hulp van Kuiperyen, beweegt hy de Staaten Generaal,
eene Deputatie na Holland te zenden, om de afdanking der Troepen
te beletten.
Niet tevreden, hen tot deze onwettige stap mede gesleept te
hebben, (1) steld hy zich zelfs, gelyk Maurits gedaan had, aan het
hoofd dezer bezending, met het slinksche oogmerk, de Reblicainsche
Party te verdelgen.
Hy doet ses afgevaardigdens der Hollandsche Steden gevangen zetten
(2).
Hy vormt het wreed besluit zich van Amsterdam meester te maaken
(3).
Verscheide Leeden van het Bondgenootschap, nayverig wegens de
voorspoed der Provincie Holland, bedanken hem voor deze onwettige
daad, (4) en door hunne blinde onvoorzigtigheid, van eene
buitenspoorige macht, aan een eerzuchtigen Jongeling te
vertrouwen, schynen zy zynen arm te geleiden, wanneer hy de
algemeene vryheid, eenen doodelyken slag toe brengt.
WILLEM II. ging de Staaten in eenen gevaarlyken Oorlog sleepen
tegen Spanjen (5), toen hy den 6 November 1650. overleed; door.
den Adel beklaagd, door het Volk beweend, en door alle Vrienden
der Vryheid verfoeit (6).
De steden, en voornamentlyk die, welker Regenten aan zyne Wraak
opgeöffert waren, verzuimden niet, de Magistraat wederom spoedig
in hunne Posten te herstellen, en de Patriötsche party te
verheugen (1).
De dood van WILLEM II. veranderde de gemoederen geheel en al, even
als of de Prins de Ziel van alle de voorleedene verdeeldheden
geweest was, zoo verdweenen zy te gelyk met hem.
Naauwlyks had hy den geest gegeeven, of de Staaten Generaal
vergaderden. Dit was de eerste maal, dat een Prins van Oranje
geene Erfgenaamen naliet, die oud genoeg waren zyne hooge
waardigheden te aarvaarden, en reeds was men de heerschappy van
dit Huis moede!
De Staaten van Holland bedekken hun voorneemen niet, om het
Stadhouderschap te vernietigen; zy zonden eene plechtige bezending
aan de andere Provinciën, hen aanzettende, een groot getal Leden
na den Haag te zenden, om over de UNIE, de RELIGIE en de MILITIE
te handelen (2).
Groote vergadering in 1651.
Deeze groote Vergadering opende zich in 1651, op verzoek der goede
Ingezetenen; de zelve eindigde tot genoegen van alle de
Provinciën. Men stelde aldaar de vereeniging der Bondgenooten op
een vasten voet; de Post van Capitein Generaal wierd vernietigd,
en er kwamen voortreffelyke orders voor de Militie, voor den
Godsdienst, en tegen de misbruiken, ten voorschyn (3).
De gelukkige uitslag van deeze zaaken, die oproerigheden te weeg
gebragt konden hebben, verstrooiden de ontwerpen van kwalyk
gezinde Mogendheden, tegen de vereenigde Provinciën. De
overwinning der Patriótsche party, deed de vrees verdwynen, van in
een nieuwen Oorlog met Spanjen ingewikkeld te worden.
In 't Jaar 1651, kon men egter in waarheid genen Oorlog met
Engeland vermyden. Dit waren de Vrienden van het Oranjehuis die
denzelven verklaarden, want de Reblicainen hechteden het geluk van
het Vaderland, aan den Vreede, en de groote Pensiönaris DE WIT,
betuigde dit opentlyk in 't Jaar 1653, toen KAREL de II. zich op
de Vloot der Staaten wilde begeven, hy deed zyne Mederegenten
begrypen, dat de Republiek, zich bepaalende, om geene als haare
eigen zaak te verweeren, zoo veel te gemakkelyker zich met
Engeland verzoenen konde (1).
Regeering der Staaten.
De meenigte der gewigtige Zeeslaagen van deezen Oorlog,
overtroffen al het geene men van het allerwerkzaamst en
allerbekwaamst Opperhoofd had kunnen verwachten. De Natie had nog
met geen beter uitslag, een der allermoeiëlykste Oorlogen
uitgehouden, en zoo haare Commercie daar wel meer by leed dan die
der Vyänden, het was dat de Engelschen toen niet anders dan Boter
en Yzer uitvoerden (2). Zonder twyffel waren de Conditiën van den
Vreede ook zoo voordeelig niet
voor de Staaten, als den Oorlog hen voordeelig geweest was. Maar
het voldoet, dat deeze voorwaardens billyk waren.
Deeze Vreede deed alle de takken van den
Koophandel der Republiek herleeven. De schade, die
CROMWEL, door de Acte van Zeevaart gemaakt had, wierd naauwlyks
bemerkt.
In 1655, werdt de Koophandel in de Middelandsche Zee, door de
Barbaaren onveilig gemaakt, verdeedigd (1).
Ceylon verjaagt.
In 1656, doet DE RUITER, de Bewoonders der Africaansche Kusten
sidderen (2). Hy bevryd Dantzig, door den Koning van Zweeden
beledigd (3), en de Portugeesen worden van Ceilon verjaagd.
In 1658, werd Admiraal OPDAM, ter hulpe des Konings van Denemarken
gezonden; hy dringt door de Sond, slaat de Zweeden, en bevryd
Coppenhagen (4).
In 1659, vervangt hem DE RUITER, en wordt de scheidsman van het
Noorden (5).
Zie hier nu, hoe nodig het stadhouderschap is voor den roem en het
Bondgenoodschap der Vereenigde Provinciën. De vreemde, en zelfs de
natiönaale Historieschryvers
bedroogen door den luister, waar mede eensklaps de Vereenigde
Provinciën blonken, toen zy het juk van PHILIPPUS de II. afgeschud
hadden, hebben dit tydvak aangezien als de wieg des Koophandels en
der Vryheid van den staat.
Invloed der omwenteling van 1581 op de Vereenigde Provincien.
Maar, zedert verscheidene Eeuwen, hebben de Fabrieken, de
Visseryën en de Zeevaart, den Nederlanderen schatten aangebragt.
Zy hadden hunnen huishoudelyken Koophandel door geheel
Duitschland, het Noorden, en in 't Zuiden van Europa.
Om dezelve te handhaven, en om te doen aanwassen, hadden zy meer
dan een Oorlog ter Zee moeten voeren, en verscheide Tractaaten
geslooten, eindelyk was hunne Zeemagt verre boven die van andere
Natien.
De oorzaak hier van is, dat zy nooit ketenen gedraagen hadden, en
dat de noodzaakelykheid der Zeevaart, der uitvinding en des
Koophandels, by hun den geest der vryheid voortbragt; dat de
gelukkige aanwas deezer middelen van voorspoed, deezen geest
bewaarde, en de verdrukking daar van, hun de Wapenen deed
opvatten.
Welk was toch de waarachtige invloed der omkeeringe op de
Vereenigde Provinciën? De Nederlanders, door den Hertog van ALBA,
de Prins van PARMA en SPINOLA, de grootste Generaals hunner Eeuw,
op het vaste Land ingeslooten, waren meer dan ooit gedwongen, zich
over den Oceäan te verspreiden.
Welhaast kreegen zy het overwigt, wyl hunne
ligging hen voor de Zeemagt der Spaanschen dekte; dit overwigt,
hun noch meerder hulpmiddelen aanwyzende, gaf hun het vermogen de
macht der Vyanden te vernielen.
Indien PHILIPPUS de II. niet dan in Europa geregeerd had, zouden
de Bataven hem niet dan uit hun Land hebben kunnen verjaagen, en
een wykplaats, voor de Vluchtelingen uit Brugge en Antwerpen, die
hunne rykdommen by hen kwamen overbrengen, aangeboden hebben.
Hy bezat uitgestrekte bezittingen in de andere Waerelddeelen, zyne
Vyanden vielen dezelve aan, en verwonnen 'er eenigen, die zy zich,
volgens de Wet des Oorlogs, toeëigen den, welker bezittingen zy
door hunnen vlyt alleen, nooit zouden verkreegen hebben.
Het is ten
allen tyde onwederspreekelyk, dat de Hollanders in die dagen
eene groote uit breiding aan hunne Zeevaart, aan hunne Koophandel
en kennis toegebragt hebben.
Gedaante des Koophandels en magt der Nederlanderen voor de
verdryving van Philippus den II
De stad Stavoren, in West-Friesland geleegen, bloeide reeds door
den Koophandel in de 12de Eeuw,
Haare scheepen bezogten alle de Havens in de Oost Zee (1).
Ter dier tyd was het, dat de Friezen, in de stad Rypen, hunne
stapelplaats van den Noordschen Koophandel opregteden (2),
verscheide
Kooplieden hielden zich op te Sleeswyk (1), zy bemoeiden zich
tegelyk, hunne Zeevaart uit te breiden, en de Waereldbeschryving
met hunne ontdekking te verryken.
Men weet, dat ten tyde van Keizer HENDRIK de III, de Orcadische
Eilanden, Ysland, Groenland, Lapland, by hun bekend, en zy tot
zeer digt aan den Noordpool genaderd waren, zelfs kwamen zy tot
Kamschatka (2).
Van een andere zyde voeren zy reeds vroeg in de Middenlandsche
Zee: in 't Jaar 1097 was eene Friessche Vloot te Palestina
aangeland (3).
In 1280, waren de steden Groningen, Kampen, Stavoren en meer
anderen, mede begreepen in het Asätisch Bondgenootschap, het welk
eenige steden uit Duitschland, Pruissen, Lyfland en Pommeren
opgerigt hadden (4).
In 1436, was de magt van Holland zoo toegenomen, dat zy zich met
de Asiätische steden gelyk konde rekenen (5)
In 1477, schryft PHILIPPUS VAN BOURGONDIEN, aan den Paus: "dat
Holland en Zeeland ryke Landen Zyn, door braave Volkeren en
Krygslieden bewoond, die nooit door hunne Nabuuren hadden kunnen
overwonnen worden, en die daadelyk den Koophandel op alle Zeeën
dreeven”. (1)
In 1534, maaken de Hollanders zich meester van den doortogt de
sond, om de Lubekkers te straffen, tegen dewelken zy klagten
hadden. (2)
In 1561 , was Amsterdam zoo ryk, dat zy alleen een Ambassade
bekostigde, welke na FREDRIK de II. Koning van Denemarken,
gezonden werdt, om hem de verhoogde Tollen te doen verminderen
(3).
En welke schatten heeft den Koophandel niet opgeleevert aan, naby
de Zee, aan den mond van verscheide groote Rivieren, in het
middenpunt van Europa gelegene Provinciën?
Hoe greetig moet men niet zulke voordeelen aangrypen, als men
geduurig door de onvrugtbaarheid des Lands gehindert, en door de
natuur tot de liefde voor den arbeid genoodzaakt wordt?
Oude Zeeden der Bataven
Zeker, het tafereel der Bataafsche Zeden, voor de omwenteling, is
een schoon gezicht. Men ziet de Batten, werkzaame, geduldige,
maatige, huishoudelyke en zeedige Lieden.
Alle hunne verbintenissen neemen zy met eene schroomvallige
getrouwheid in acht. In de wetenschappen en kunsten munten zy
uit (1). Geene Natie bragt ooit bekwaamer en stouter Zeelieden
voort. Hunne Rykdommen kondigden zich niet aan door prachtige
verkwistingen, maar door milde bystand aan den staat, of aan de
menschlievendheid.
Men ziet ze altoos nayverig op hunne vryheid, op hunne voorrechten
en doodelyke Vyanden der maatregelen, welke den Koophandel
stremmen.
Zoo ook de Graaven van Holland, verre van den Koophandel aan
banden te leggen, verzuimden niets, om ze aan te moedigen; en wat
de politique vryheid belangd, schoon zy dezelve niet zodanig
eerbiedigden, als het zyn moest, het kwam veeleer voort uit de
heerschende geest van een Eeuw van geweld, dan uit een
grondstelling van verdrukking.
Het was niet in de macht van deeze Vorsten, zeer gevaarlyke
inbreuken op de Constitutie te doen, om dat de Staaten hun nooit
de zelfde magt in handen gaven, die zy naderhand aan de
Stadhouders, uit het Huis van Oranje, afstonden.
Deeze de hoofden van eene Republiek geworden zynde, betoonden zich
weldra de ontzachelykste Vyanden te zyn.
Bestuur der Staaten.
Dat men zich wagtte aan dit Huis de wonderdaaden toe te wyën, die
de Batavieren de achting van het gantsche Heelal hebben doen
verwerven. Het is in 1660, dat de Vereenigde Provinciën, onder
eene zuivere Republicainsche Regeering, op den hoogsten trap van
grootheid en voorspoed waren. Zy overtroffen toen alle overige
Volkeren, door haaren gewigtigen en veruitgestrekten Koophandel,
en haare macht verwekte geene bekommering.
De rol van Middelaarster, van Beschermster, welke de Republiek
kwam te vervullen, verwekte uitroepingen van verwondering, welke
die der afgunst niet verdooven konde.
Zy had nog korts Binnelandsche Twisten gesmoord, en haar
tegenwoordige staat kondigd een veel beter vooruitzicht aan.
Onderwyl dat Engeland, haare eeuwige Vyandin, zich uitputtede in
de verwarringen der Regeeringloosheid.
In 't Jaar 1663, richtede den Staaten eene Vesting op, aan de Kaap
de Goede Hoop, en overwonnen het Eiland Macasser (1).
De Engelschen, verontwaardigd, dat men hun op alle Markten des
Werelds de loef afstak, en te zeer in hunne belangens beschadigd,
en in hunne hoogmoed beleedigd, besluiten met geweld te rooven,
het geen zy door beleid en yver hadden kunnen bekoomen.
Deeze snooden aanval werdt door de Batavieren teruggeslaagen.
In 1666, vielen zy de Engelschen in Duins aan; geraaken drie
daagen slaags; zoeken dezelven den 4den dag wederom op; en vinden
hen met een nieuw Escader versterkt.
De Republicainsche dapperheid werdt nooit op hoger proef gesteld:
"ziet hier dan het ogenblik, het
geen ons lot bepaalen moet”, zeide de RUITER tot zyne
Manschappen; de hoofden van den Staat, de Vaders van het
Vaderland, onze Ouders, onze Vrouwen, onze Kinderen, het welzyn
van al het geen ons dierbaarst is, roept ons ten stryde.
Zoudt gy U den overwinning laaten ontrukken, na dezelve drie dagen
onder uwe Vlaggen verzeekerd te hebben? Onze vyanden zyn
dezelve, die wy gisteren laf voor ons hebben zien vlugten, het
heil van het Vaderland, en het onze, is 'er aangeleegen.
Er is geen midden: wy moeten overwinnen of sterven, of veeleer
overwinnen, op dat wy niet in de geweldige handen der Engelschen
vervallen, en zonder genaade in afschuwelyke hoolen geworpen
worden, waar in deeze Barbaaren onze Mede-Vaderlanders, van elende
en besmetting doen omkomen ! Weest dapper en eendragtig, dan zal
ons de overwinning zyn” (1).
Deze redenvoering geleek na geene beveelen van een Stadhouder. De
Engelschen werden overwonnen, en niet lang daar na, in 't Jaar
1667, door de gedenkwaardige expeditie op den Teems, onder het
Fort Chattam, gedwongen, de Vreede tot Breda te tekenen.
De Colonie van Surinaamen, door de Hollanders overwonnen, staan zy
af. (2)
Zodanige uitwerkselen der Republicainsche Regeering, verwekten den
nyd by Vreemdelingen, ontvlamde den haat der Voorstanders
van het Huis van Oranje, en zetteden de Koningen in gramschap
aan. LODEWYK XIV. en KAREL II. verbinden zich onderling, de
Vereenigde Provineiën te vernietigen; het is voor hun niet te
dulden, dat een klein Gemeenebest, Europa in evenwigt houdt; zy
poogen dus tweedragt te zaaijen, of onder den last van een
onderdrukkenden dienaar, dat klemmend vermogen, dat eene hand vol
Volks zo sterk maken kan, zelfs te verdelgen.
Terwyl in 1672, voor de Oorlogsverklaring, de Engelschen, de
Smirnsche Vloot aantasten, en terug gedreeven, vervolgens door de
RUITER, te Solsbay (1), geslaagen worden, veroveren de Franschen
drie der Vereenigde Provinciën. Het eeuwig edict word vernietigd
(2); de Prins, die het zelve bezwooren heeft, is van zynen Eed
ontslaagen; het Stadhouderschap wordt uit zyne asch herbooren, en
het menschelykste aller Volkeren, is door de uiterste wanhoop, tot
de eerlooste gruwelen gebragt. (3)
Moord van de Witten.
DE WITT, die geduurende 17 Jaaren, de Republiek met wysheid en met
roem bestierde, wordt te gelyk met zyn Doorluchtigen Broeder, van
een blind gemeen, door de Aanhangers van den Prins van Oranje
oproerig gemaakt en omgekogt, in stukken gehouwen (4).
ó Gy! edele slachtoffers van een onnatuurlyken aanhang, en van
een vreemd leger.
Gelooft niet dat het DE WITT immer aan moed ontbrak, om zyn
Vaderland te verdeedigen (1); hy die in den slag by Lestoff,
OPDAM, tot het slaan bevel gaf (2); hy, die in 1666 tegen wil en
dank zyner sollicitatien, de doorluchtigen de RUITER, als
Commissaris der Staaten, niet konde verzellen, had onderwyl een
even groot aandeel aan de overwinning in Duins (3); hy, die in
1667, de expeditie van Chattam ontwierp, hy, die zich op de Vloot
als Representant van den Staat, zoude begeven hebben, indien zyne
Vrienden, hem de noodzakelykheid zyner tegenwoordigheid in den
Haag (4), aantoonende, hem niet overgehaald hadden, deezen post
aan zynen broeder af te staan; hy, die niet vreesde, zich aan het
hoofd der plechtige deputatie te stellen, belast WILLEM III. het
eeuwig edict, het Stadhouderschap uitsluitende, bekend te maaken,
(5) hy, die met gevaar van zyn hoofd, de Staaten Generaal
verbondt, om het driedubbeld Alliantie Tractaat te teekenen, voor
en aleer
zy kennis daarvan aan hunnen constituanten gegeven hadden. - - -
(1)
Ach! gelooft dat de Man, die geduurende den Oorlog en Vreede zo
wel Regeerde, de Vyanden zoude verjaagd hebben, indien hy niet
onder zyne Medeburgeren, waare Vyanden der Republiek gevonden had,
die op zyn bestier te fel gebeeten waaren.
Zedert het begin van 1672, drong hy aan, om nieuwe wervingen te
doen. Hy sloeg deezen altoos grooten en heilzaamen raad voor, van
Nuis te attaqueeren, voor dat LODEWYK de XIV. zich in 't Veld kon
begeven.
Men had daar al de Magazynen kunnen verbranden, en den Oorlog had
voor de Franschen, ten minsten in dat Jaar, ondoenlyk geweest;
voor de Vereenigde Provinciën, aan welke deeze zeer stoute
onderneeming, de tyd geven zoude, om, Europa te doen ontwaaken,
was dan geene vrees meer (2).
Maar het teken van den Oorlog was nog niet gegeven; de Staaten
Generaal durfden geene onderneeming waagen, en de raadgeving van
DE WIT ging voor zyn Vaderland verlooren.
Uwe erkentenis eischt, doorluchte Batavieren, hem daar voor de
langverschuldigde hulde te bewyzen !
Verre van u zyn de gedagten, dat WILLEM de III. de stervende
Vryheid weder opgewekt heeft !
De Vryheid was in de grond der harten nog niet uitgeroeid. Hoort
het geen de
edelmoedige VALKENIER, Burgermeester van Amsterdam, in het midden
der algemeene verlegentheid, tegen zyne Ambtgenooten zeide:
Redenvoering van Valkenier.
"Zouden wy laag genoeg zyn, om deeze Vryheid af te staan, die onze
Voorouders verdeedigd, en voor den prys van zoo veel bloeds, door
een tagtigjaarigen Oorlog herwonnen hebben?
Hoe veel te meer, onze stad, de overige Steden van Holland, door
haare ligging, haare goede Vestingwerken, haar Geschut, haare
Krygsbehoeftens, Levensmiddelen en Inwoonders, overtreft; zoo veel
te grooter gevaaren kunnen wy beproeven en overwinnen.
Het staat aan ons de rampen der Provinciën te doen ophouden, en
hen van het juk eens heerszuchtigen Despoots te ontslaan.
Waarom zouden wy ons door deezen dienst niet aan het Vaderland te
rug geven?
Dantzik heeft Polen, Coppenhagen, Denemarken en Noorwegen gered,
de Vyanden doende stand houden, voor dewelken niets, dan alleen de
overwinning deezer twee Plaatzen, overig bleef, om volstrekt zich
Meesters van die groote Staaten te zien.
Is Amsterdam minder ontzachelyk dan deeze twee Steden? Hoe lang
heeft Hamburg haare Vryheid niet bewaard, in 't midden van zoo
veele Mogendheden die haar dezelve benyden? Heeft zy niet
beslooten, dezelve nooit af te staan?
Het oud Romen, gesticht door een klein getal Vlugtelingen en
Gebannenen, omringd van magtige en nayverige Nabuuren,
verre van het juk van een vreemde Vorst te ondergaan, is de
meesteresse der Waereld geworden; volgen wy deeze edelmoedige
Verdeedigers der Vryheid na: dat men ons niet verwyte, dat deeze
Stad zich onder het juk der slaverny begeven heeft, voor de
verwoesting der andere Steden van Holland, zo wy sterven moeten,
laat ons ten minsten de laatste zyn” (1).
Dus zochten de Amsterdamsche Burgeren in de laatste Eeuw, hunne
voorbeelden in de Romeinsche Historiën.
Oorzaak van de behoudenis der Vereenigde Provinciën, ten tyde
van den inval van Lodewijk XIV.
Het geen Holland hielp, was niet de herstelling van WILLEM en het
Stadhouderschap; maar de heimelyke nayver van Europa tegen LODEWYK
XIV.; het edel voorbeeld van den grooten Keurvorst, die de zaaken
der Natiën als de zynen beschouwde, en de algemeene bekommering
der Protestantsche Vorsten, op het gezigt der gevaaren, die hunnen
Godsdienst dreigden.
De verheffing van WILLEM III. deedt KAREL II. niet van Frankryk
scheiden, ter gunste, van zyn schoonbroeder; het was het Britsch
Parlement, dat 'er hem toe dwong, door de te vooren beraadslaagde
weigering, der schattingen (2).
De talenten van WILLEM, herstelden den Staat geenzints, deeze
onbekwaame Krygsman wierdt op alle Plaatzen, die hy wilde
aanvallen, te rug geslagen, en geen eene Krygsonderneeming gelukte
hem.
Doorloopt de dertigjaarige Regeering van WILLEM III. en gy zult
zien, dat zodanig een Man, niet ter redding der Republiek geschikt
was.
In 1674, worden de Provinciën Gelderland, Utrecht en Overyssel,
door zyn bedryven, aan heerschzuchtige reglementen onderworpen
(1).
In het zelve Jaar noopt hy Gelderland, hem de Ssouverainiteit aan
te bieden (2).
In 1677, toen den Vreede te Nymegen getekend was, valt hy den
Hertog van Luxemburg aan te St. Denis, om den Oorlog, zo veel in
zyn vermogen was, te vereeuwigen (3).
In 1683, zendt hy een Vloot na Gottenburg, in het gevaarlyken
najaarssaisoen, om de Franschen en Deenen, wegens een verschil
over hunne vlag, slaags te zien (4).
Dit zelfde Jaar schendt hy de algemeene trouw, in den Haag, de
papieren van Amsterdam, onder voorwendsel, van bewyzen van ontrouw
in dezelve te zullen vinden, doende verzeegelen (5).
In 1684, vermeerdert hy zyn gezag in de Steden, en verandert de
Regenten naar zyn goeddunken (6).
In 1689, by zynen komst tot den Troon van Engeland, begaat hy in
Zeeland Despoticque
handelwyzen (1). Hy legt de Republiek het juk op, dat Engeland
niet duldde.
In alle verschillen tusschen de Vereenigde Staaten en Groot
Brittaniën, begunstigd hy de Engelschen, die hem verachten, op
kosten der genen, die hem Koning gemaakt hebben. (2).
Eindelyk gebruikt hy zyne laaste Jaaren, om tegen Frankryk een
Oorlog te berokkenen, die twaalf Jaaren na zyn dood duurde, en die
den Hollandschen Koophandel eene ongeneeslyke wonde toebragt, de
natie met eene verbaazende schuld bezwaarde, welker intresten nog
zwaare belastingen eisschen.
Beoordeeling over van Willem III.
Men pryst WILLEM III. daar in, dat hy de hinderpaalen, welken hem
in de Republiek in den weg stonden, overwonnen, en daar een
volstrekter gezag, dan één zyner voorgangeren verkreegen heeft.
Maar deeze voorgewende roem, is een wezentlyke hoon.
Onverschillig, door welke middelen, wil hy Stadhouder zyn? Hy
betaalt moordenaars, om van den onsterflyken DE WITT zich te
ontslaan, dien braven opziener zyner opvoeding (3).
Hy hoopte van den Engelschen Troon, zich onrechtmatig meester te
maaken. Hy verraad zynen schoonvader, en stort de Republiek in
eene onderneming, waar van de goede uitslag of mislukking, even
rampzalig voor dezelve
waaren (1). Maar de macht in handen hebbende, bekommerde hy zich
toen wel om het Volk?
Neen, een laage vleiër der Engelschen, die hem de wetten
voorschryven, en dwingeland der Hollanders, die hem zo braaf
gediend hebben, sleept hy de eene en de andere natie in
langduurige Oorlogen; hy vernielt ze beide, en omringt zich met
gunstelingen, welken hy niet ophoudt te verryken.
Men roemd zyn moed. Welk soldaat van zyn leger zoude zich niet
geschaamt hebben, voor laag gehouden te worden ? Maar geen hunner
zoude daar eer in gesteld hebben, om even als WILLEM, die
schaamteloozen moed te bezitten, die hem zyne geduurige
nederlaagen niets deet achten?
Zoude een van hun de eer van een Generaal benyd hebben, die,
geduurende twintig Jaaren, waarin hy legers commandeerde, niet
meer dan eene stad innam en eene Veldslag won (2).
Hy regeerde, zegt men, met eene zonderlinge werkzaamheid. Maar
deeze werkzaamheid maakte veele millioenen Menschen ongelukkig, en
het is nog hedendaags een ramp voor Europa, dat WILLEM DE III.
niet onder de leegzittende Vorsten gesteld werdt.
De besmetting der Souveraine magt, ziet men uit de rampen, die
deeze zo schadelyke Vorst de menschlykheid naliet.
Het gemeen en de Adel, gaven zyne Regeering, de hoogste tegen
elkander strydende loftuitingen; het zoude voor de goede
Ingezeetenen gevaarlyk geweest zyn, het kwaad te uitten, het geen
zy 'er van dagten. Alle de leden der Regeering hadden order, rouw
te dragen (1).
Maar de Staaten van Holland, gelukkig van een gezag bevryd dat zy
bloot uit Staatkunde ontzien hadden, verzuimden niet, eene
verklaaring aftekondigen, om de eendragt en vertrouwen van de
verscheidenheden des bondgenoodschaps, weder te zien herleeven.
Zy beloofden hunne goederen en hun leven voor het behoud van den
Staat, des Godsdiensten der Vryheid op te offeren.
De vier Provinciën die zich zonder Stadhouder (2) bevonden,
merktten hunne mening (3).
Deeze waardigheid werdt niet vervuld, en de Regeering viel voor de
tweedemaal in handen der Staaten.
Bestuur der Staaten.
Ondertusschen het Systema der Neutraliteit, zo voordeelig voor de
belangens der Republiek, kon niet boven dryven. De aanslag, door
WILLEM gesmeed, was veel te vast in een geklonken, om aanstonds na
zyn dood te breken.
Hy had eene zo looze directie over de publicque zaaken gevoerd,
dat de verstandigste harsens het waare belang der natie uit het
oog verlooren. De Staaten Generaal, door den langen nasleep
zyner woelende Staatkunde, mede getrokken, waaren doof voor de
voorstellen van LODEWYK XIV, en vatteden tegen hem de wapenen op.
Dit was eene groote misslag, schoonzy het dapper staande hielden.
Er was toen noch stadhouder, noch Capitein, noch Admiraal
Generaal, en echter was deze onwederspreekelyk, de roemruchtigste
hunner Oorlogen.
In 1709, was de haat welken WILLEM hen tegen LODEWYK XIV.
ingeblaasën had, nog zo aan 't branden, dat zy deezen Monarch
weigerden, de Souvereiniteit van tien Steden, in de Spaansche
Nederlanden, en zelfs dat van Ryssel, te aanvaarden (1).
In 1710, werdt hen den tytel, van HOOG MOGENDE HEEREN, door het
Hof van Weenen toegestaan, dewelke hun onder het bestier der
Stadhouders, door het zelve geweigerd was; Frankryk geeft hen
dezelve zeven jaren laater (2).
De nayver van Engeland belette hen op den Utrechtschen Vrede, van
hunne voordeelen gebruik te maaken, gelyk zy hen (3) te
Geertruidenberg, in 't Jaar 1710. reeds afgetroond had, de
voorslagen, door Lodewyk XIV. hun aan geboden, aan te neemen.
Zo dat de verspilling van zo veele schatten, soldaaten en schepen,
overwinningen die twaalf Jaaren geduurd
hadden, de Republiek niets meer waardig wàren, dan om een
Tractaat met Vrankryk te sluiten, voordeelig genoeg (1); maar dat
niet langer dan vyf- en- twintig Jaaren duuren moest.
De Visvangst was half vernield, de Fabrieken waren verlaaten, de
Zeevaart, die, (dank zy den Vréede,) steeds op dien voet geweest
was, dat zy de Noordsche Mogentheden de wetten konde voorschryven,
was naauwlyks meer in staat, haare Onderdaanen te beschermen.
De Vereenigde Provinciën scheenen weder eene poging te willen doen
in 't Jaar 1715, wanneer zy twaalf Schepen by 20 Engelschen
voegden, om den Koophandel van beide natiën te begunstigen,
ongerust wegens de Zweeden, toen met Rusland in Oorlog (2); en
deeze gewoonte onder WILLEM gecontracteert, om Engeland, als
geallieerde der Republiek te beschouwen, in spyt der gewigtige
belangens, en niet tegenstaande het omrecht dat men er geduurig
van geleeden had, zoo wel als de slechte toestand der Financiën,
en de noodzakelyke bovenmatige inposten, door de twee laatste.
Oorlogen veroorzaakt.
In 1715. verzekeren de Staaten Generaal hunne Frontieren naar den
kant van Fransch Vlaanderen, door een Tractaat met den Keizer (3).
. . . . . . . . In 1726. na hunne aankomst tot het Tractaat
van Hanover, stellen zy aan hunne Bondgenooten, het zo edele als
heilzaam ontwerp voor, om Europa van de stoute en verderffelyke
Barbaarsche Zeeroovers te bevryden, die onverzoenelyke Vyänden van
alle beschaafde Natiën, door eene onverzadelyke begeerige
mededingster, tegen de Republiek, te voeren ondersteund en
geholpen, doch het byzondere belang overtrof de eer en het
algemeene welzyn.
Welhaast schaffen de (1) Staaten van Holland een verfoeilyke
misbruik af, dat nog hedendaags meest alle bekende Wetten besmet.
In hunne Provincie, om welke eene misdaad het ook zyn mooge,
zonder uitzondering zelfs van verraad en gekwetste Majesteit (2),
vernietigen zy voor altoos de confiscatie der goederen.
In 1731. verkrygen de Staaten Generaal, na langen tyd aangezocht
te hebben, de afschaffing der Compagnie van Ostende, opgericht
zedert 1720. (3)
Het was zeker eene oprechte dwingelandy, en eene nog onnodige
bekommernis der Koopslieden. Men ziet daar echter uit, dat het
Nederslandsche Bondgenootschap, onder eene waare zuivere
Republicainsche Regeering, noch zonder vooruitzicht, noch zonder
nadrukkelyke taal, noch zonder waardigheid was.
In 1735. bieden de Staaten Generaal hunne mediätie aan, om de
geschillen van Polen te bevredigen (1).
In 1742, besluiten zy edelmoedig, om, na aan de Koningin van
Hongaryën considerabele sommen geschooten te hebben, aan dezelve
noch twintigduizend Man ter hulp te zenden, van de andere zyde
worden zy niet afgeschrikt.
Niet bekommerd, noch door de overwinningen der Franschen, noch de
gematigdheid van LODEWYK XVI. stellen zy zich veel eer aan eenen
inval bloot, dan hunne geälliëerde te verlaaten.
Misschien zal het zonderling toeschynen, dat de zoo zeer geroemde
Regeering van WILLEM III. nooit naby, een der twee Regeeringen,
die de zyne opgevolgen voorafgegaan is, gekomen is. Wat konde de
oorzaak van dit evenbreed verschil zyn, voor de laatste
omwenteling, zoo de Nederlanders niet hadden dan de keuze der
rampen.
Moest 'er niet een uitstekend bewys zyn, om aan te toonen, dat het
weder ontluiken der Republiek bestond, in het vernietigen van het
Stadhouderschap? en wie weet of de natiönaale trots, zich vlyënde
de Protestantsche Godsdienst ondersteund te hebben; door een
Koning aan Engeland te geeven, niet gebelgd was geworden, een
hunner Medeburgeren op eene openlyke wyze de schandelyke bedryven
van den dispoten Stadhouder te zien aan den dag leggen.
Maar een Vreemdeling is van alle banden vry. Het is niet genoeg
voor hem, indien hy. de waarheid mint, met de algemeene rampen,
bewoogen te worden, en het middel tot herstel aan te toonen, als
hy het meent te ontdekken; hy moet ook de verscheidene kwaalen der
politique lichaamen onder elkander vergelyken, en dit is het
oogpunt uit het welke men het Stadhouderlyk bestuur en de
Aristocratische Regeering gaat beschouwen.
Vergelyking van het bestuur van Willem III met de twee
Regeringen der Staaten.
Zonder twyffel is WILLEM III. geen oorzaak van den ongelukkigen
Oorlog van 1672. die zoo veele menschen en schatten aan de
Republiek kostte, niets dan den kwaaden uitslag daar van kan men
hem wyten.
Maar als hy den Hertog van LUXEMBURG by St. Denis aanvalt, na de
tekening der Vreede te Nymegen; zoo vieriglyk door zoo veele
Volkeren begeerd, zoo volstrekt noodzaakelyk voor de Vereenigde
Provinciën; als hy, tegen het recht der Volken, geheele stroomen
bloeds doet vlieten; als hy zyn Land vrywillig aan de wreedste
weerwraak blootsteld; als hy zich een tyd korting verschaft, door
de hatelykste der plaagen, verraad hy zyne zwarte
gemoedsneigingen.
Het geen hem aanpord, is geenzins de schaamte van altoos verwonnen
te zyn; het is de spyt, zich van de kragtdaadige middelen van het
Militair Commando beroofd te zien; het, is de woede, Holland niet
te kunnen overwinnen, met LODEWYK XIV. den Oorlog aan te doen.
Zyn haat tegen den Koning van Frankryk, was toen niet als het
voorwendzel van zyne
uitzinnige zucht tot den Oorlog. Zyn doelwit was de vermeerdering
van zyn gezag; het was de vernietiging der allerheiligste Wetten
van zyn Vaderland.
En hoe beklagelyk waren de gevolgen van deeze verwoede eerzucht
voor de Republiek! Haare middelen van voorspoed bestonden door de
Zee, en door de onkosten des Lands, was zy genoodzaakt, haare
Zeevaart te verminderen; de scheepvaart verviel allengskens, de
Republiek verkwistte zes honderd Milliöenen, zonder 'er eenig
voordeel van getrokken te hebben (1).
Hoedanig was dan het gedrag der Staaten in deeze twee tydvakken?
In het eerste, na onrechtvaardiglyk aangegevallen te zyn, staan zy
eenen zwaaren Oorlog met roem door, en doen de Colonie van
Surinamen, welke zy overwonnen hadden, door het Tractaat van
Breda, aan hun afstaan (2).
In het tweede, door de onweerstaanelyke aanhang der grondstelling
van WILLEM mede gesleept, vormen en voeren zy het ontwerp uit, om
een barriere tegen Frankryk te richten, een ontwerp dat den
Koninglyken Stadhouder niet had kunnen te pas komen, om dat het
niet nuttig was, dan voor de Republiek.
Het was voor haar niet genoeg, Troepen en Vlooten te bezitten,
maar om dat zy langen tyd eene Vyändin van Frankryk geweest was,
moest er eene barriere zyn, dat
wil zeggen, sterke plaatzen, op de grensscheldingen, die rykelyk
voorzien zyn van al het nodige om dezelve te verdeedigen.
sterktens, verschanssingen, Inundatiën, houden den Wyänd zelfs, na
het winnen eener slag, staan; en zo de stadhouders dit systema
nooit góedgekeurd hebben, is het, om dat door een Leger van zestig
duizend loontrekkenden, de Republiek in slaverny moest gebragt
worden, en dat sterke Plaatzen, die wel onderhouden en door goede
Militairen genoegzaam bewaard worden, niet kunnen dienen dan om
haar te beschermen.
WilIem doet de Repub. een Alliantie met Engeland aangaan.
WILLEM slaagde even kwalyk in het verbond dat hy de Staaten deed
aangaan, als in de Veldtogten welkers plans en uitvoering hy
bestierde. De samenspanning die hy tegen LODEWYK de XIV. oprokte,
en die buiten hem zoude voortgang gehad hebben, had een slegt
gevolg, schoon hy 'er het hoofd van was; hy stortte zyn Vaderland
in een poel van rampen, willende het nader aan Engeland verbinden.
De Engelschen hadden de commercie der Vereenigde Provinciën kunnen
stooren, geduurende hunne Oorlogen van 1651 en 1663; doch zy
vonden het middel, om in vollen vreede, de bronnen daar van te
verminderen. In plaats van de diensten die de Nederlanders hun
deeden, te beloonen, door de herroeping van de billyke acte onder
CROMWEL getekend, doet WILLEM nieuwe boeijens aan den Koophandel
slaan.
De trouwlooze vriendschap van Groot
Brittanje komt op het punt, te doen het geen haare Vlooten niet
konden verrigten, en WILLEM gaf zich laf tot deezen aanslag over.
Hy deed de nodige orders voor de uitrusting der convoijen, zo
langzaam uitvoeren, dat de Nederlandsche Koopvaardy schepen, niet
dan een maand, en zomtyds nog laater, na het vertrek der
Engelschen, konden onder zeil gaan.
Deeze het eerst aangekomen zynde, ontdeeden zich, met voordeel van
hunne Koopmanschappen, terwyl dat de andere zich gedwongen zagen,
om ze met schade te verkoopen, wyl de markten voorzien waren.
Bescherming der Commercie.
De Staaten hadden hem een geheel ander voorbeeld gegeeven, toen zy
in 1652 en 1663 niet tegenstaande de verschrikkelykheden des
Oorlogs, orders gaven, tot beveiliging der Walvisvangst.
Dezelfde grondbeginzelen zedert de Vreede van Utrecht tot aan
1744. wierden van hun stipt nagevolgd.
Beslooten hebbende, om welke redenen ook, in de verschillen van
andere Mogendheden niet te treeden, hadden zy de schranderheid,
eene stipte neutraliteit te bewaaren, en verleedigden zich niet,
dan om nuttige Tractaaten te sluiten.
By de opmerking welke zy by hunne gealliëerdens verworven hadden,
voegden zy door hunne bemiddeling en hunne billykheid, het
vertrouwen der nabuurige Vorsten. Europa was geduurende dit
tydstip, het toneel van veele Oorlogen geweest (1); en zy namen
'er
Inbreuk van WILLEM III. op de Burgerlyke Vryheid. geen deel aan,
dan om dezelve te doen eindigen.
De Financiën, door de eerzucht van WILLEM gedaald, begonden zich
weder te herstellen, De eendracht, zo dikwyls in de Staaten
ontroerd, wierden zonder stooring onderhouden.
De Ingezeetenen, met de Regeering, te vreeden, hadden niet eenen
voetstap durven doen, om dezelve tegen te gaan, alles bleef in
order tot in 't Jaar 1744.
De vreede had onder WILLEM III. zo gelukkig niet geslaagd.
Na de politicque Vrijheid der Provinciën van Gelderland, van
Utrecht, van Overyssel, vernietigd te hebben, valt hy op eene
schendige wyze de Burgerlyke Vryheid aan, ontstond een geschil, of
had de Prins ergens het zaad der tweedragt geworpen, aanstonds
verscheen hy daar, om zyn macht te doen toeneemen.
Inbreuk van Willem III. op de Burgerlyke Vryheid.
Dus werdt te Goes in 't Jaar 1695 (1). eene Nominatie van
eenige Ambten gemaakt, tegen den zin der Regenten, verwekte dit nu
rust? Hy verzuimd niet 'er soldaaten heen te zenden, om de
Regeering af te zetten.
De Burgemeesteren. WESTERWYK en EVERSDYK, en alle andere
Voorstanders der Vryheid, doet hy door de Magistraaten die hem
aanhangen, veroordeelen, en door de Militairen, de steeds blinde
dienaaren hunner Opperhoofd, doet hy dezelven wreedelyk
mishandelen (2).
De Regenten in tegendeel, indien zy het groot verwyt verdiend
hebben, van zich in hunne plaatsen te vereeuwigen, gebruikten ten
minsten, tot op deeze laatste tyden, niet dan de zachste middelen.
Dikwyls door de Stadhoudersgezinde aangehitst, hielden zy echter
nooit op, zich bezadigd te gedraagen, en de rechtvaardigheid werdt
in hunne handen, met de grootste onpartydigheid altoos
gehandhaafd.
Toen WILLEM III stierf, in 1702, hadden de zeeden, groote
veranderingen ondergaan. Toen reeds ontdekte men zo veele waare
Nederlandsche Karacters niet meer; driftig, doch openhartig,
eenvoudig, maar edelmoedig; men zag minder Vyanden der ruste,
minder yverige, arbeidzame, en in den arbeid het groot behoud
tegen alle verderf vindende lieden.
Zeldzaam erkende men Ingezeetenen, waarlyk doordrongen met eene
goedwilligheid, steeds werkzaam tegen hunne Medeburgeren, en uit
een waaren grond yverende voor den voorspoed van den Staat. (1)
WILLEM beschikte heerschappelyk over de Burgerlyke en Militaire
Plaatsen; zyn gunst was de gewigtigste zaak geworden; hier moest
het bederf der zeeden noodzakelyk uit volgen; want de geen die het
zich tot een plicht rekent, alle ogenblikken aan een ander te
behaagen, is onbekwaam om ooit zyne eigene en wezentlyke plichten
te vervullen.
Eenvoudigheid van de Witt.
DE WITT, geduurende zeeventien jaaren, de ziel der Republiek, was
een vyand van
van pracht. Hy droeg een eenvoudig en gemeenzaam Kleed; zyn Tafel
wierdt niét gedekt, dan voor zyn Huisgezin en een Vriend; zyn
gevolg, (behalven dat van eene Commissie voor rekening der
Staaten) naar het eene of andere Cabinet, dicht by zyn Huis
gelegen, bestond niet, dan in een Knegt.
Als deeze Minister plechtige bezoeken afleidde, volgde deeze
Knegt, met een eenvoudige Liverymantel overdekt, de Koets te voet
na (1).
En nooit muntteden de Nederlanders zo zeer uit in dapperheid en
weldoen, nooit hadden zy een hooger trap van aanmerking berykt;
nooit was hunne roem zo blinkende.
Vreedemakers van Europa, scheidslieden der Koningen, Meesters der
overwinning, verheugde zich de menschheid zelve over hun geluk.
De collecten alleen, die men in de Nederlandsche Kerken deed in 't
Jaar 1651, bragten onnoemelyke sommen op ten voordeele van het
ParIement van Engeland, dat toen tegen KAREL I. voor de Vryheid
streedt (2).
In 1654 ver zamelde men voor de Waldensen, in de enkelde Provincie
Holland, meer dan tweemaal honderd duizend guldens.
De opvolgers van de DE WITT, volgden zyne eenvoudigheid na; en de
bezadigdheid, zo noodzakelyk aan Aristocratie Regeeringen,
onderscheidde altoos de Regenten.
Uitwerkzelen der Aristocratische Regeerring in de Verëenigde
Provincien.
Men moet zelfs bekennen; het is aan het
Aristocratische bestier, dat in de Vereenigde Provinciën, deeze
geest, in 't vervolg is blyven voortduuren, die inwendige order,
dat bestendig vermogen, dat geduurende de omwenteling, haare
gerustheid in 't midden der geweldigste stormen bewaarde, terwyl
Vlaanderen en Braband, door ongetemde en snoode Demagogen, zich
verplicht zagen onder het juk te begeeven (1).
Het Volk der Vereenigde Provinciën was toen, even als in onze
dagen, berooft van het schoonste recht der vrye Volken, namentlyk:
dat, van zyne Magistraaten te verkiezen.
Maar de Aristocratie, aan welke zy ondergeschikt was, konde
derhalven geen dwingelandy over het zelve oefenen, of het zelve
verkleinen, De Leeden van den Raad der Ssteeden, hadden beslooten,
hun lichaam niet aan te vullen, dan met voorwerpen, naar hunnen
zin, uit even zulke geslachten verkooren.
Maar deeze FamilIën waaren niet altoos van de aanzienlyksten, Er
was geen Ingezeeten, die niet op ambten hoopen kon, door zyne
bekwaamheeden, of door het onafscheidelyk crediet van zyne
rykdommen.
De hoofden van 't bestier wáaren aan alle de wetten welken zy
gaaven, en aan de voldoening van alle de schattingen die zy
opleidden, zelve onderhevig. Trapswyze van het recht gebruik
makende, om de rust te bewaaren, en den voorspoed der Republiek
voor te staan, waaren hunne handen gebonden, om
kwaad te doen. Een zodanige manier van Regeeren, verwierf
achting, en moest de genegenheid der goede Ingezetenen winnen, om
dat het de onvolmaakste Aristocratie is, die zeer naa aan de
Democratie grenst, en dat de Volksregeering, om redelyk te werk te
gaan, zich door vertooning, naby de Regeering der edelen, moet
voegen.
Maar het is niet alleen het bestuur van WIL LEM III. met de twee
Republicainsche Regeeringen vergelykende, tusschen de welken het
geplaatst is, dat men de schadelyke ongevallen van het
Stadhouderschap, en de voordeelen van eene gematigde Aristocratie
beschouwt.
Deeze ongelukken of voordeelen hangen alleen af van de
onbeweeglyke order der dingen. In een onvrugtbaar land, dat niet
dan door de Vryheid, de Negotie, en de huishouding, bestaan kan,
is het zeer gelukkig voor het Volk, door verligte Regenten geleid
te worden, die het tot deszelfs voordeel en niet tot het hunne
bestieren.
Het is integendeel de overmaat van wanörder, zich tot een hoofd,
en, dat wel erfelyk, een Magistraat en Krygsman te gelyk, te
verkiezen, dat door de indrukzelen zyner opvoeding en zyns staats,
de Vryheid haat, den Koophandel veracht, en de pracht van een
Monarch aankleeft.
Oorzaak der heimelyke haat welke men de Aristocraten toedroeg.
De Aristocratie, waarom is zy zo dikwyls hatelyk
geworden? Het is om dat elk Volk, dat noch door zich zelfs, noch
door zyne veregenwoordigers, geen invloed heeft in de zaaken,
de Regeering van een eenigen begeert, welkers despotismus,
door hetzelve op een groten afstand beschouwd, minder kwetst, dan
het terugkaatzend aanzien deszelfs Magistraaten.
Van het recht van verkiezing beroofd, dat het met yver zoude
voortzetten, zo het. daarvan gebruik konde maaken; is het by
uitstek nayverig, om dat men het hun betwist, hoe zoude het niet
met yver verlangen, de Aristocraaten, het zelfde juk, waar
aan het ondergeschikt is, te zien ondergaan.
Zo 'er eene Oorlog, of eene andere ramp ontstaat, blyft het niet
in gebreeken, aanstonds zyne opperhoofden aan te kleeven, wyl het
by hun is; en dan is het ter goeder trouw, als het een verheevener
tot Magistraat benoemd: het is een natuurlyk aanhangsel der
ongelukkigen, het kwaade dadelyk, en 't goede in 't verschiet te
zien !
Trotsche
Regenten, laat af, om uw eigen belang, van deeze ongerymden
eisch, om over uw's gelyken, tegen hun dank te willen regeeren.
Ziet hoe veele vervloekingen uwe Voorvaders op U gelaaden, en van
hoe veele zegeningen zy U beroofd hebben, U deeze oproerige leer
inprentende, dat gy een verheevener geslacht dan het Volk zyt !
Dit Volk, welkers erkentenis gy gelooft verworven te hebben, door
de zorgen, welken gy U voor het zelve gegeeven hebt, heeft het
recht, U tot uwe weldaaden toe te verwyten.
Te denken dat het met geweld geleid moet worden, op den weg van
een geluk, dat het niet weet, is de
menschelyke natuur hoonen, en de Voorzienigheid lasteren.
Ach ! het Volk, dat het regt, dat niet vervreemd mag worden, om
zyne Magistraaten te verkiezen, herroept, zal nooit de macht
benyden die het hun heeft opgedraagen! Het is op de Magistraat
niet, het is op den Aristocraat, dat het nayverig is.
Indien BARNEVELD door het Volk was verkooren, zoude MAURITs hem
dan hebben kunnen onthalzen? het Volk daar door beschimpende.
Neen, zedert deeze achtenswaardige BARNEVELD, de Held der
hedendaagsche Republicainen, tot op deezen CAPELLEN, te ras de
hoop der goede Ingezeetenen ontrukt, is er geen een groot Man
gevonden die de stem des Volks op zich genomen heeft.
Te hoogmoedige Regenten, om niet van eene zo achtbaare stem te
willen afhangen. In 't jaar 1672. wierden de doorluchtige DE
WITTEN, aan een Vorst van twee en twintig Jaaren opgeöfferd. Een
smaadelyker Juk was voor U bewaard.
Er zyn nog getuigen van deeze Staatkundige uitzinnigheid, die U zo
doodelyk was, toen in 't Jaar 1747. de Ridderschap aan de Staaten
van Holland voorsloeg, het stadhouderschap in de mannelyke en
vrouwelyke linie van WILLEM de IV. erffelyk (1) te verklaaren, en
de STAATEN
GENERAAL te verbinden, deeze charge op dezelfde voorwaardens in
de Vereenigde Provinciën te vereeuwigen. Te vooren, was een Kind,
naauwlyks drie Jaaren oud, of wierd tot Generaal der Nederlandsche
Ruitery verklaard (1).
Nu althans stonden de Vrouwen de Opperste Bevelhebsters te worden,
door het recht van Geboorte. En de Batavieren, deeze moedige
Batavieren, die hunne Vryheid op zo veel Bloeds gegrondvest
hadden, bewilligden, om hunne eerste post van Militaire en
Burgerlyke Regeering erffelyk af te staan, en bukten het hoofd
onder de rampspoedigste ongeregeldheid, het allervernederendste
voorrecht van eene zelfs onbepaalde Oppermacht.
Willem IV. Vyfde Stadhouder.
Ondertusschen bragt de verheffing van den Prins niets toe, om de
zaaken te herstellen. Eene spruit, ontaard van zyne Oorlogzuchtige
stam, bezat hy zelfs de moed niet van een soldaat. Den Haag
verliet hy niet, geduurende dat de Franschen Bergen op Zoom en
andere niet mindere sterke Plaatzen weg namen. Zyn crediet
verhaastte den Vreede niet; deeze wierd niet voor 1748. geslooten,
wyl men de Russen riep tot hulp der Republiek (2), De belastingen
wierden niet verminderd (3),
daar men het Volk mede gevleid had. De Financiën wierden niet
beter bestierd.
De Zeevaart bleef in dezelfde staat van verval en onmagt. De
Stadhouderlyke Magt volmaakte zich. WILLEM de IV. zettede de
Regeeringen der Steden af en aan, na zyn welgevallen.
Een groot getal der geenen die zich tegen zyne verheffing gesteld
hadden, of die aan zyne Creatuuren mishaagden, zagen zich van alle
Ambten verstooken. Een willekeurig bestier, tot uitzinnigheid toe,
wierd in de vrye Constitutie ingevoerd (1).
De natie, welkers wetten hy beroofde en schond, en welke hy tot
aan zyn dood veel onrust baarde, vreesde door een niet minder
volstrekt, maar veel ongerymder en veel ingewortelder despotismus
dan dat van den Stadhouder-Koning, vertrapt te worden.
Regeering der Koninglyke Princes, 1751.
Onderwyl sterft WILLEM de IV. en zyn Gemalin werdt voor
Gouvernante verklaard, tot aan de meerderjaarigheid van haaren
Zoon.
Men weet hoedanig zy met de Regeeringen, en bovenal met die van
Haarlem handelde (2), Men kende de kuiperyen, welke zy, en de
HERTOG LODEWYK VAN BRUNSWYK, dadelyk Gouverneur van den
Stadhouder, in 't werk stelden, in
't begin van 1756, om de Staaten daar toe te brengen, dat zy zes
duizend Man Hulptroepen zouden toestaan, welke Engeland eischte,
in het eenige vooruitzicht om de Republyk in een Oorlog met
Frankryk te wikkelen.
Men weet met welk eene vaardigheid de Gouvernante wilde
gehoorzaamd zyn, en hoe veel haar aankleeving aan Groot Brittanje
haar van alle haare plichten aftroonde.
Van haar is dit misdaadige woord, dat in een trek het
Stadhouderlyk gevoelen afschildert. In 't Jaar 1757, maakten de
Engelsche Zeerovers de Koophandel der Republiek onveilig. De
Kooplieden smeekten de Gouvernante om een Convooy voor hunne
scheepen:
Ik rekene het voor een point d'honneur, in geen Equipagie van
Oorlogscheepen te bewilligen, zonder eene vermeerdering van
Landmagt verkreegen te hebben, om dewelke ik gevraagd heb.
Was haar - antwoord.
Aldus had de looze en laage Dwingeland van WILLEM IV. de verneedering der natie veeleer voorbereid dan voltooid ! Eene Vrouw heeft plichten, door den Dwingeland Maurits geëerbiedigd, durven verachten ! Eene Vrouw durfde de Overwinnaars van Philippus trotseeren, zonder twyffel was de wraak der goede Ingezeetenen, door de verachting geboeid; maar het Stadhouderlyk despotismus kreeg er niet dan te meer kragt door, en de Gouvernante stierf met de voldoening van Engeland wel gediend, en de Bondgenooten belet te hebben, hunne Zeevaart te herstellen.
Naulyks is de Regentesse in 't graf bygezet, of de Staaten
Generaal beveelen de uittrusting van 25 scheepen van Linie; en de
Natie welke door de Britsche Zeeroveryen byna vernield was,
getroost zich haar verlies in de hoop haar smaad te zullen
wreeken.
Lodewyk van Brunswyk Wolfenbuttel, word Gouverneur over
Willem V.
De Voogdyschap
over WILLEM V. werdt den Hertog Lodewyk van Brunswyk
opgedraagen. Zoude die gevoelens kunnen verzaaken, in de welke hy
de Gouvernante gesterkt hadde? een Duitsch Generaal, zoude die
eene Republiek gehoorzaamen? Een onvermoeide Voorstander van de
Stadhouderlyke heerschappy, een beschermer der vreemden, tegens de
inboorelingen, betoonden.hy zich een openbaaren vyand des
Nederlandschen Koophandels, en een vriend der Engelschen.
In het jaar zeeventien honderd zes-en-zestig, misbruikt hy de
meerderjaarigheid van zynen onbedagtzaamen Voedsterling, door hem
de berugte Acte van Consulentschap te doen tekenen (1), waar in
WILLEM de V. zich verklaart, ten eenemaal onafhangelyk van zynen
Souverein, een samengezwoorene tegen zyn Vaderland, en een blind
werktuig te zyn der rampen, de Republiek toebereid, door een
Vreemdeling, tegen dezelve ingenomen, van al den haat, dien hy van
haar verdiend had.
WILLEM DE V. met minder bekwaamheeden dan een zyner Voorzaaten
gebooren, en dierbaare kweekeling van een Konstenaar in list en
geweld, denkt om niets, dan om de vergrooting van zyn gezag;
alle zyne pligten als Krygshoofd vergeet hy, zo zy niet regelregt
tot Binnenlandsche verdrukking strekken.
De Vestingwerken worden bouvallig, de veiligheid der Grenzen word
verwaarloost (1), maar hy doet zich door het Collegie van
Gedeputeerde Raaden der Staaten van Holland, de beschikking over
de burgerlyke Ampten en militaire Charges bezorgen, welkers
begeeving hun steeds toebehoort had (2).
In de Regeering der meeste steden, en in verscheide Collegiën van
uitvoerende magt, plaatst hy heimelyk aan hem vertrouwde
Persoonen, om de raadsbesluiten te vormen, en de uitvoering na zyn
welgevallen te schikken.
By die, waarin deeze hatelyke instelling geen wortels schieten
kan, gebruikt hy voorstellingen en aanbeveelingen (3).
Niet tevreden,
zyn Vaderland met een oneindig getal verspieders en opvreeters
opgehoopt te hebben, vervuld hy het noch met vreemde troupen en
vreemde bevelhebbers; de inboorlingen zyn het alleen, welken hy
van de oeffeningen der wapenen wil beroeven.
Den Oorlog ontstond tusschen Frankryk en Groot Brittanje; WILLEM
stelde voor, de Schotsche Brigade, in dienst der Republiek, aan
den Koning van Engeland te leenen (4).
De schepen met Amunitie belaaden, wygerde hy Convooyen. (1)
Den Staat belette hy by tyds tot de gewapende Neutraliteit te
treeden. Dit was de Britsche Zeeroveryen openlyk voorstaan.
Intusschen moet men toestaan, de Stadhouder konde toen
voorwenden, dat hy de Alliantie met Engeland, als nuttig voor de
Vereenigde Provinciën beschouwde, en dit was van zyn kant niet
geweest dan een politique ongerymdheid.
Maar toen de snoode en vermetele aanval der Engelschen, de
Republiek tot den Oorlog gedwongen had, moest hy, of zyne
partydigheid verloochenen, met zich een vyand der Engelschen te
vertoonen, of zich ontdoen van die erfelyke waardigheden, die niet
dan tot nadeel van zyn Vaderland konden strekken.
Zyne verraderyen.
Veel te lafhartig om de indrukzelen zyner opvoeding te overwinnen,
te zeer ingenomen met de ontwerpen der alleenheersching, dan dat
hy zich verpligt zoude rekenen, Plaatzen af te staan, door hem als
een vaderlyk erfdeel aangemerkt, bewaard hy de genegenheid welke
hy de Engelschen steeds toegedraagen had; door bedekte wegen stelt
hy zich tegen de vermeerdering der Zeemagt, houd de schepen van
Linie van elkanderen verspreid, en schept vermaak, zyne
medeburgeren door vernedering en smaad overstelpt te zien; hy
vernield zyne Natie in alle deelen der Wereld (2); hy is vol
strekt ongehoorzaam aan den Souverein; doet
alle deszelfs onderneemingen mislukken; (1) en ontrukt zyne
medepligtingen aan de wraak der Krygswetten.
Toen was het dat 'er een algemeene roep tegen de werkeloosheid en
de kwaade directie der Zeezaaken ontstond. De stadhouder, verre
van eenig berouw over zyn onwaardig gedrag te betoonen, dryft de
geveinsdheid zo verre, dat hy de Natie tot getuigen zyner onschuld
neemt.
Vervolgens getergd, niets dan de heffe des Volks te kunnen
overhaalen, verwekt hy oproerige beweegingen in verscheide steden;
(2) hy begaat eene misdaad, waar by nooit haalden, noch de van
regtswegen begaane moord aan BARNEVELD, noch de slachting der DE
WITTEN, noch het beleg van Amsterdam.
Zyne misdaadige Voorzaaten hadden, even als hy, de Nederlandsche
Vryheid aangerand, maar hy alleen bezat laagheid genoeg, aan eene
vyandelyke Mogendheid den Koophandel en het bloed zyns Volks te
verkoopen.
Beweeging der Patriötten.
Een gedeelte der Bataaven, ontdekte eindelyk, dat den invloed van
het Stadhouderschap voor de Republiek dagelyks dodelyker en
verdrukkender werdt. Te vooren verblinde of verleide Regenten,
voegen zich by die hunner Amptgenooten, die hulp afwagtende
waaren, om te durven spreeken.
Provinciën zelfs verheffen hunne stemmen tegen zo tallooze
aanrandingen; zy begeeren dat men zonder onderscheid gebruik
maake van alle de middelen, welken de natuur hun gegeeven heeft,
ter verweering hunner bezittigen, en ter handhaving van de eer der
Natie.
Den afkeer verbergen zy geenzints van een Vorst die alle de
Privilegiën schend, en die genen vervolgd, die ze herroept of
verdeedigd, willekeurig, eerlyke en onschuldige Burgeren, straft,
de beveelen zyner Meesters verdraayt, overtreed of onnut maakt,
als hy de Commercie beschermen, of de Vyanden der Natie bestryden
moet, en geene werkzaamheid betoond dan in de uitvoering dier
plans, die, of zyne heerschzucht, of zyne wraak streelen.
Toen was het, moedige Vaderlanders, dat het zien der voorleedene
en het vooruitzigt der toekomende, veel verschrikkelyker rampen,
met welke de Republiek gedreigd wierd, uw aanzetteden de Wapenen
op te vatten (1), om nog het overschot uwer Rechten en uwer,
Vryheid te verdeedigen.
Het waren de Regenten zelfs, die U aanspoorden, zy waanden dat het
eenigste doelwit uwer pogingen bestond, in het verminderen der
magt van het Huis van Oranje; zy vleiden zich hun Ryk op de
puinhoopen van het Stadhouderschap te stichten.
Maar wanneer zy zagen, dat gylieden niet te vreden waart, met van
WILLEM V. rekenschap te eisschen, van wegens zyne onregtmatige
bezittingen en van zyne euveldaaden, maar dat gylieden beslooten
had, alle uwe Rechten wederom te eisschen, beefden zy voor hunne
Privilegiën.
Blinde en lafhartige vrees! Zy heeft hen voor een tyd lang weder
met het eeuwige voorwerp hunner haat, verzoend. Wat hebben zy 'er
mede gewonnen. De slaverny hunner Broederen en hunne eigene
verstooting.
Verbintenis van Willem de V. met Regenten.
WILLEM V. door deeze onverhoopte verbintenis, stout geworden,
ontziet geene maatregelen; hy veracht de Natie zo zeer, dat hy in
't Jaar 1786, tot Schepen der stad Hattem, een zyner Garde du
Corps benoemd, een Soldaat, die zyn afscheid zelfs niet heeft,
die, hoe genaamd, geene goederen, nog eenige achting in die stad
bezit.
Door de braave Hattemers word hy met verontwaardiging verworpen
(1).
Aanslag tegen Hattem en Elburg.
Elburg weigerde terzelfder tyd een verdrukkend Reglement te
ondertekenen (2). WILLEM de V. maakt daar op geene de minste
zwarigheid, Troepen te zenden, ter verwoesting deezer twee
steeden.
Toen zag men wel te regt, dat hy zich niet meer over de eer en de
verdeediging der Natie bekommerde, de Engelschen aan te vallen, of
een Esquader na Brest te zenden.
Kanonnen, Mortieren, Krygsbehoeftens komen nu met eene wonderbaare
snelheid uit de Magazynen. De Troepen in Geldersche soldy, waren
misschien
noch niet genoeg. De Stadhouder doet een Regiment, Friesland
toebehoorende, opmarcheeren, en Kanonniers betaald wordende door
Overyssel, zonder goedkeuring en zelfs buiten weeten van die twee
Provinciën.
Te vergeefsch smeekten hem de Regenten der nabuurige steeden, geen
Vuur en Staal te gebruiken, tegen die geenen, welken zyn haat
gedoemd had, of, ten minsten, de uitvoering van zyn orders op te
schorten, om tyd te geeven, toevlugt te neemen tot het wettige
middel, om te bevreedigen en het geschil te vereffenen. De beide
steeden worden aangetast en ter plundering overgelaaten.
Engeland biedt haare bemiddeling aan de Republiek.
Welhaast daar na bied Engeland zyne bemiddeling aan de Vereenigde
Provinciën; zy, die zedert 1651, aan dezelven vier onrechtvaardige
Oorlogen aangedaan heeft, zonder eenige Oorlogsverklaaring te
vooren, begon de schepen der Republiek weg te neemen; zy, die haar
zo een grooten slag toegebragt heeft in 1652. door de berugte acte
van navigatie, hoofdzakelyk ingerigt tegen de Vereenigde
Provinciën, zy, die onder de Koninginne Anna, haar schandelyk
overliet aan de genade der: Franschen, zo dra zy tot haar voordeel
met de laatsten kon handelen; zy, die in volle Vreede de Algerynen
tegen haar ondersteund heeft; die in 1639. haare uitzichten met
Spanjen verward heeft , die in 1751. zich onder een verdigt
voorgeeven, van een verbazend getal Scheepen der Republiek meester
maakte, die in 1756, de genegentheid der Princesse van
Oranje misbruikende, den Vaderlandschen Koophandel geweldig
onderdrukte, zy, die kortelings, in 1779 en in 1780, dezelve
onderdrukkingen hernieuwde, daar veel bitterder mishandelingen
byvoegende:
Politique gedaante der Engelschen.
eene natie, die nooit erkentelyk was voor de edelmoedige
onderstand, die de Republiek haar tegen de dwingelandy van Stuart
verleende (1);
eene natie, welker zucht tot heerschen en tot rykdommen, tot
ondergang van alle deelen des Werelds, grondstellingen van
onderdrukkingen en misdaaden heeft voortgebragt, die de Romeinen,
deze helden in 't rooven, zouden hebben doen oproerig worden;
eene natie, die de Vryheid overal als haar medeminnaares
vervolgende, verdienen zoude, dat alle volkeren zich tegen haar
verbonden, indien alle volkeren vry waren, en indien de
hoogverheevene menschenliefde van zommige zeldzame lieden, geen
genade smeekte voor de wreede Vaderlandsch gezindheid van hunne
Medeburgeren.
Trotsche natie ! niet tegenstaande de voorspoed die uw verblind,
zyt gy eer medelyden waardig, dan benyd te worden ! Zedert lang
hebben de noodwendigheden des throons, ondersteund door de
noodwendigheden der weelde, hun algemeene vernuft verarmd, en de
bronnen van voorspoed uitgedroogd.
Helaas ! te laat zal zy door het gevaarlyk systema van het tegenwigt, tot de noodlottigheid der slaverny gebragt worden (2); ten minsten,
zo de verstandigen van alle plaatzen, getrof,fen door de groote
voorbeelden, welken zy aan het heeläl gegeeven heeft, en noch
grooter voorbeelden welke zy aan het zelve noch schuldig is, zich
niet verbinden, haar een plan van hervorming aan te wyzen.
De wyzen vertegenwoordigen het Opperwezen hier beneeden. Zy
alleen kunnen een kwynenden staat weder doen verjongen. Gelyk als
Newton, in de eindeloosheid der tyden, Gods hand nodig oordeelde,
om de overeenkomst der Werelden te herstellen (1),
Maar zo lang het Cabinet van St. James, de Engelschen van hunne
waare belangens zal weten te troonen, door te overgroote en
vreemde voorwendsels van voorrang des Koophandels, en heerschappy
der Zeeën, moet men van deeze natie niets waarlyk groots, en niets
eerlyks verwagten, dan voor haar Eiland (2).
En, welke voordeelen kon aan de Vereenigde Provinciën, de
mediatie, van een Mogendheid aanbrengen, die tot tweemalen het
Stadhouderschap weder opgerecht heeft, om na haar zin de Commercie
te vernietigen (3).
Is het niet zigtbaar, dat zy het Huis van Oranje Souverein wilde
maaken, om dat zy de Nederlanders noch te ontzagchelyk vindt,
niettegenstaande de onnoemelyke schaden die zy hun voor, en zedert
de verklaring der alleronrechtvaardigsten Oorlog, toegebragt heeft
?
Zoude
zy immer gedagt hebben, het Stadhouderschap in de Vereenigde
Provinciën weder op terechten, indien zy deeze manier van
Regeering voordeelig geoordeeld had, voor een Volk, welks
voorspoed haar altoos tot wanhoop, bragt ?
Het is om de Batavieren te vernederen, om ze te vernielen: het is
om ze in afhangelykheid te behouden; het is om er de Indiaanen van
Europa van te maaken, dat de Engelschen, Stadhouders aan de
Republiek wilden geeven, die, hen hunne verheffing toereekenende,
hun een vergrooting van gezag, schuldig moesten zyn, en by gevolg
een geduurige opbrenging van erkentenis toonen zouden.
Neen, Bataaven! zy zouden U nooit een Stadhouders geschonken
hebben, zo gy hem het zelfde gezag niet had moeten vergunnen, dat
zy in haar Eiland aan WILLEM III. toestonden.
Gevaarlyke invloed der magt van een eenigen.
Maar wanneer Engeland ook zo onverschillig zoude zyn, als zy
waarlyk yvert, voor het Huis van Oranje, het Stadhouderschap,
deeze dienstbaare vyand groot geworden, ten kosten van alle
Burgeren, het Stadhouderschap ontbloot van vreemde hulp, zoude
noch te ontzagchelyk zyn.
Doorloopt alle de Historiën, en voornamentlyk die genen, die zich
met de uwe mengen, gy zult daar in zien, dat een Vorst, die yvert
om zyn gezag te doen aangroeyen, nimmer het geluk der Menschen
bewerkt, en dat zyn voorbeeld zynen opvolger steeds bedurven
heeft.
Alle de magt van KAREL V. diende niet dan om zyne Staaten te
ontvolken, Europa,
geduurig in beweeging te brengen, en PHILIPPUS II. tot een
geessel der Wereld te doen worden.
De kastydingen, zomtyds aan het despotismus gehecht, zult
gy zien, dat, aan de Staatzucht zelden den moed doen verliezen.
De leerzame dood van KAREL I. maakte KAREL II. en JACOB II.
bevreesd, maar zy verbeeterde hen niet.
Gy zult zien dat er nooit een Sterveling. geweest is, verlicht
noch deugdzaam genoeg, om de willekeurige magt op het altaar der
Menschelykheid op te offeren.
FREDERIK,
wiens verstand, de wyzen verwonderde, en de staatzuchtigen
deed verbaazen, FREDERIK, wiens leeven geduurig aan de plichten
des troons gewyd was, zag zyne grootmoedige werken met dwaalingen
en onrechtvaardigheden besmet; hy stierf als MARCUS AURELIUS,
zonder eerst zyne uiterste wil gemaakt te hebben, ten voordeele
der nakomelingschap.
Zonder twyffel kan het voordeelig, kan het nodig zyn, voor een
Vry Volk, in critique omstandigheden, eene buitengewoone
Regeering aan te stellen, die het bestuur meer kragt en nadruk
byzet.
Maar van het ogenblik dat dezelve erffelyk verklaart wordt,
kunnen haare Voorrechten nooit te eng bepaald zyn.
WILLEM I, die van alle de Prinsen van het Huis van Nassau de
grootste diensten aan de Republiek gedaan heeft, bewaarde langen
tyd zyn aanzien.
Uwe Vooröuders door de erkentenis verdoold, bemerkten niet dat men
de grootheid
van vermogen door de kortheid van haare duuring moet vergoeden.
De geweldenaryen van WILLEM I. kondigden de wanbedryven aan van
MAURITS, en toen FREDRIK HENDRIK van de Staaten in 1630. de
opvolging van het Stadhouderschap voor zynen Zoon verkreeg: toen
hy in 1640, voor deezen jongen Prins de Dochter van KAREL I.
vroeg; konde de ongerymde toegeevenheid der Staaten, en de
onnatuurlyke verbintenis van den Stadhouder, met eene Natie,
vyandig van zyn Land, doen vooruitzien, dat er een Prins van
Oranje komen zoude, die geen afkeer zoude hebben, om ter
vergrooting van zyn gezag, aan de Engelschen, den Nederlandschen
Koophandel te verkoopen, en het puik zyner Medeburgeren, aan de
wapenen van een vreemden Despoot op te offeren.
Wel ! wat is het doelwit geweest van zo veele daaden van
Dwingelandy, van zo veele euveldaaden?
Gy
heerschzuchtige dienaar, de eerste burger van een
Gemeenebest te zyn, hebt gy versmaad, en zyt de Leenhouder
geworden van twee Koningen !
Gy hebt geloofd den laatsten slag aan de stervende Vryheid toe te
brengen, en alle dagen vermeerdert het getal dier goede
Ingezeetenen, welken gy wilde uitroeijen, dier hardnekkige lieden,
die geen heil vinden, dan in uw ondergang en in de vernietiging
van uw geslacht !
En gy, Opvolger van een Held, welke geen ander despotismus uitöeffende, dan die van een welwikkend verstand ! gy die in roem hem konde evenaaren, door trapswyze, de Pruisschen
tot eene staatkundige Vryheid opteleiden, de eenige weldaad
dewelke de GROOTE FREDERIK hen onthouden heeft, om dat hy hen
zulks niet waardig oordeelde !
gy zyt niet
schaamrood geworden het werktuig eener Vrouwelyke gramschap,
en de verwoester eener Republiek te zyn !
Indien gy, noch het ogenblik niet
uitgekipt had, wanneer de magtige
Bondgenoot van Holland door het albeheerschend noodlot, even
als aan ketenen geklonken lag; zoude de spoedige straf, de schrik
door uwen aanval veroorzaakt, verminderd hebben.
Gy waart wel van onbeschaafdheid, maar niet van laagheid verdagt.
Beef ! De wraak zal des te grooter zyn. Deeze geallieerde van
Holland, wiens vriendschap. U zo nodig is, zal U niet dan te veel
straffen, zo hy U in het midden van het onweder verlaat, dat boven
uw hooft loeit.
Maar wat het
toekomende lot voor den Stadhouder, voor de Republiek, voor de
bloed- en gouddorstige Pruisschen, ook zyn moge; gy ô Deugdzame
Vaderlanders ! gy hebt, door de Aristocratie en het
Stadhouderschap aan te randen, een heiligen pligt vervuld.
Hebt gy geene aanmoediging verkreegen, gy, die kondet gelooven,
dat zo de Menschlievenheid uwe geallieerdens niet tot hulp
van uwe Provinciën riep, zy daar gedreeven zouden worden, door de
vrees, van aan het recht van die het sterkst is, eene willekeurige
macht aftestaan, dewelke in het hedendaagsch systema van het
politicq Europa, alle ogenblikken hun eigen ondergang kan
veroorzaaken.
Indien eene voorzegging U de toekomstige lotgevallen, en de
rampen, welken gy reeds hebt, en noch moet ondergaan, voorspeld
had, zoudt gy in dit geval het zelfde besluit hebben moeten
neemen, dat door U genomen is, zo gy ten minsten, uwen roem, uwe
Voorvaderen, en het oordeel der Nakomelingschap wilde
eerbiedigen....
ô Doorluchte ramp ! ô zegenpraalende vernietiging ! dat dit
gedenkwaardig tydstip met onuitwischbaare trekken in de Jaarboeken
der Wereld gegraveerd worde, en de roem daarvan altoos versch
blyve voor uwe laatste naneeven!
Ach weest nooit onkundig, en wie zal dit niet weeten ! dat gy
inwendig tegen de Dwingelandy, van buiten, tegen het geweld, en
tegen de ongestadigheid uwer Nabuuren strydende, het belang der
eer, het belang van het Vaderland, het belang van het gantsche
Menschelyk geslacht verlooren hebt !
Misschien zal het geluk over de faam zegenpraalen, even als het
zelve over de deugd getriompheerd heeft.
Maar uw geweeten, zal ten minsten haare lastertaal trotseeren, en
het herdenken, van het geen gy getragt hebt te doen, zal steeds in
uwe harten gegrondvest zyn; het zal in dezelven als in een
heiligdom bewaard blyven; en er niet uitscheiden dan met den
laatsten adem.
Eene eeuwige Eer zy U beweezen, ô edele Republicainen ! Gy hebt uwe Goederen en uw Vaderland verlaaten, om U niet onder het juk van eene vreemde heerschappy, of onder de verdrukking eens dienaars, te buigen. Uwe
vlugt heeft de ziel des Dwingelands met schrik vervuld.
Duizenden van Ingezeetenen, die U in spyt der stadhouderlyke inquisitie
getrouw gebleeven zyn, wachten ongeduldig op uwe terugkomst.
De haat der slaverny ziedt in aller harten; de straffen by de
algemeene wet gevoegd, ontdekken niet dan te klaar de misdaadige
inzichten van WILLEM V; zy zullen de uitspreiding van het ligt
niet kunnen beletten, noch het gunstig ogenblik, de dag der
Vryheid, de dag der wraake doen opschorten.
Maar het is niet genoeg, dat eene natie de misdaaden van haare
opperhoofden straft; zy moet hen de magt beneemen, om kwaad te
kunnen doen.
De heerszucht voedzel geevende, heeft zy minder regt om dezelve te
straffen.
Batavieren ! te vergeefsch geniet gy de burgerlyke vryheid; gy
weet het tegenwoordig maar al te wel, zy is kwalyk bewaard zonder
de politique vryheid.
De rampzalige lotgevallen van uwen laatsten Oorlog tegen de
Engelschen, hebben aangetoond, dat eene natie met de burgerlyke
vryheid, verraaden, geweldig aangevallen, vernield, en tot
dienstbaarheid kon gebragt worden. Hierdoor werdt gy aangespoord
uwe rechten te herwinnen.
Ondertusschen, zoudt gy, door zo veele
tegen elkander aanloopende belangens, en door zo veele elkander
aanhitzende hatelyke gemoedsneigingen geslingerd, verzekerd zyn,
het regte midden te bewaaren?
het is niet
het hervormingsplan van uw meede Ingezeetenen alleen,
maar van alle Menschen, dat gy behoort in te zien; zy zyn alle
tot dit gewigtig onderzoek gewettigd.
Voor my, ik zal de veranderingen, die tot de verschillende
Regeeringsvormen uwer Provinciën behooren, of die door 't Systema
van uw verbond gevorderd worden, niet onderzoeken.
Ik zal my
bepaalen, U het tafereel der rechten, die U in qualiteit als
Menschen toekomen, aan te bieden; die oudste en opperste wetten
aller verbintenissen; die onverbreekelyke, onverbeurlyke rechten,
de welke van geschreevene tytels te doen afhangen, de ongerymdheid
zelve is, die rechten, die de algemeene grondslag, de
eeuwigduurende grondslag van alle politicque verbintenis,
die rechten, door uwe constitutie verspreid, meer by elkander
verzameld in die van Amerika, agtereenvolgend aangetoond in de
onderscheide tydvakken van uwe Historie, met het bloed uwer
Vooröuderen verzeegeld: het land door U bewoond, eischt dezelven,
en zonder dezelven kan het Menschelyk geslacht, onder welke
lugtstreek ook, onmogelyk zyne waardigheid bewaaren, zich
volmaaken, en gerustelyk van de gunstbewyzen der natuur gebruik
maaken.
Verklaring der rechten, van elk Volk, dat zyne Vryheid
begeert.
I.
Alle Menschen zyn vry en van gelyken staat gebooren.
Van gelyken staat en vry zyn zy, door het denkbeeld der natuur, zy zyn het noch door de eerste gelofte aller verbintenissen; hen vervolgens
met elkanderen vergelykende, zo hebben zy ieder niet meer, dan
de zelfde hoeveelheid van Vryheid en gelykheid, kunnen opöfferen.
Maar deeze gelykheid, dewelke haare grootste uitgebreidheid niet
hebben kan, dan in den staat der natuur, en die noodzakelyk in de
samenleeving verminderen moet, verdwynt welhaast, wanneer de
Menschen dezelve niet als het geduurige doelwit hunner pogingen
aanmerken.
Het grootste doel der voornaamste wetten, bestond altoos in het
beteugelen der gierigheid en eerzucht, onverzoenlyke vyanden van
deeze gelykheid van Staat; en de Romeinen, zo wreed, jegens hunne
slaaven, boeteden in zeekeren zin deeze misdaad van gekwetste
Menschlykheid, door de viering hunner Feestdagen, ter eere van Saturnus.
Het geen de staat der samenleeving het allerbitterst doet
voorkomen, zyn de gemaakte ongelykheeden van stand, die de
Menschen in twee classen verdeelen, namentlyk: de eene het
zeedelyk bederf, en de andere het natuurlyk ongeluk.
Men moet toestemmen; de Menschen in slaverny gebooren, schynen
voor dezelve gebooren te zyn. Maar het is de glorie der deugd, op
eene zodanige beschouwing, den moed niet te laaten zinken, en aan
elk vry gebooren Mensch, aan een ieder, die de waarde der Vryheid
gevoeld, schoon in de ketenen van het despotismus gekluisterd, de
vernietiging der slaverny, of de voorbereiding ter uitroeying der
zelve aantewyzen.
II.
De verschillende Magistraatspersonen of hoofden van een
bestier, met welke wetgeevende magt, het zy uitvoerende, of
gerechtelyke, ook bekleed, zyn aan het Volk, dat hen die magt
verleend heeft, ten allen tyde rekenschap verschuldigd.
Het Volk kan het ontzag, het welk hem zyne Magistraaten aan het
zelve verschuldigd zyn, niet afstaan, zonder hen tot eene
onafhangelykheid te doen gewennen, welke voor het zelve wel haast
doodelyk worden zal
Toen VALERIUS PUBLICOLA, in het openbaar verschynende, zyne
Wapenbondels, ten teeken van hoogachting, voor het Volk liet
nederzakken, was het de bloeyendste tyd der Romeinsche Republiek.
Ziet van daar neder tot de Stadhouderlyke Poort, open voor den
eersten Officier der Vereenigde Provinciën, en toegeslooten voor
den Souverein (1), zult gy in eenen trek den invloed van het
Stadhouderschap op uwe Vryheid, kunnen afmeeten.
Het Volk,
dat zo gelukkig is zyne eigene Regeering in te voeren,
heeft het onverbreekelyk recht, dezelve te hervormen, te
verbesteren, of geheellyk te veranderen, zo het deszelfs
welvaart verëischt.
De Magistraaten kunnen nooit meer verlicht zyn in de belangens van het Volk, dan het
Volk zelve. Deszelfs belang blyft zo dikwils onbekend, om dat
het zelve nooit geraadpleegd wordt, en zo 'er in een Staat eene
verandering van kwaad tot erger voorvalt, gelyk in de
omwentelingen in 1672 en 1747 in Holland geschied is, is het Volk
niet, maar het gemeen en den Adel te beschuldigen.
IV.
Het Volk heeft het regt, de openstaande Bedieningen, door
regelmatige verkiezingen en benoemingen te vervullen, en
deszelfs publicque Ambtenaaren, op gezette tydperken weder tot
het privaate leeven, te doen wederkeeren.
Dit heeft in Friesland ten allen tyde plaats gehad, en de
Representanten waaren daar altoos beter als elders. Magistraaten
die niet weder in den kring der vergeetene Burgers terug keeren,
verbeelden zich, Meesters der wetten, in plaats van dienaaren
derzelver te zyn.
V.
Alle verkiezingen moeten vry zyn, en elk Mensch een genoegzaam
bewys geevende van een geduurig belang daar by te hebben, heeft
het recht om de Ambtenaaren te verkiezen, en om zelfs in de
Bedieningen verkooren te worden.
De byzondere weezens die niets bezitten, verzuimen te onpas hunnen tyd in de verkiezingen, en worden ligtelyk omgekogt. Hen uit te sluiten, is het eenigste middel om hen de
begeerte, vanuit de armoede gered te worden, in te boezemen.
VI.
Het Volk heeft het recht, Vergaderingen te houden, om over het
algemeene welzyn te raadplegen. Het heeft het recht instructies
aan zyne Representanten te geeven, en van het lichaam,
uitmakende de Wetgeevende Magt, door adressen en vertoogen, de
herstelling der ongelyken, hetzelve aangedaan, en de verlichting
der rampen, welken het lyden moet, te vorderen.
Het is eene zeer groote dwaling, te gelooven, dat het houden van
Volks Vergaderingen de goede order nadeelig zyn.
Niets verbind den Ingezeetenen sterker aan zyn Vaderland, dan de
gewoonte, om zich met de algemeene belangens bezig te houden.
Niets verheft de geesten meerder, en doet ze in 't gewoel der
algemeene zaaken zo sterk te zamen overeenkomen.
De Representanten zyn intusschen geenzints verpligt, hunne
aanstellers van ieder ontwerp hunner beraadslaagingen, kennis te
geeven, even als het grootste gedeelte der Verëenigde Provinciën
tot hier toe gedaan heeft; in dit Systema, konde de gansche
sterkte der natie door eene grilligheid staande gehouden worden.
Friesland is deeze ongeschiktheid voorgekomen, door de
voorzigtigheid van aan haare Gedeputeerdens, algemeene
voorschriften te geeven, en den tyd van hunne Commissie zeer kort
te bepaalen.
VII.
De Vryheid der DELIBERATIEN, moet zo gewigtig zyn, dat geen
der aldaar gevoerde reedenen, tot voorwendzel dienen kan, tot
klagten aan een eenig Hof.
Het is zedert lang in de magt der Stadhouders geweest, deeze
grondstelling te schenden. Toen in 1781, de BARON VAN CAPELLEN TOT
DEN POLL, Lid der Ridderschap van Overyssel, volgens alle wetten
van eer en billykheid, zich stelde tegen het leenen der Schotsehe
Brigade, in dienst der Republiek, aan GEORGE III, begon WILLEM V.
eerst met het advis van den Baron, uit de Register der Staaten, in
de welken het ingevoegd was, te doen verduisteren; en toen deeze
Patriot, door eene nadrukkelyke memorie en sterke redenvoeringen,
de Overysselsche Boeren verdeedigd had, tegen de onderneemingen
der Drosten, die dezelven dagwerken wilden opleggen, deed hy hem
door middel zyner Creatuuren, uit de Vergadering der
Staaten uitsluiten.
De genen die den Stadhouder deeze schandelyke dienst beweezen ,
hebben, zedert dien tyd, openlyk zyne gunst genoten, en
profytelyke ambten en bedieningen verkreegen. Welk mensch in
Overyssel, zoude zich na zodanig een voorbeeld, tegen de
onderneemingen des Stadhouders hebben durven verzetten?
VIII.
Een lang verblyven, in de eerste departementen der
uitvoerende magt, of in de bedieningen ter onderhouding van
's Lands Kasse, is gevaarlyk voor de Vryheid; de geregelde
veranderingen der Leeden van dit departement is volstrekt
noodzakelyk.
Als een ieder tot het bekleeden van ambten kan geraaken, wil er
zich elk toe waardigmaken. BARNEVELD en DE WITTEN, deeze zuilen
der Republiek, hebben het gewigt der zaaken lang ondersteund. Den
Staat, van deeze uitsteekende Mannen beroofd, dreigde met hen te
vallen. Eene wyze, om den middenstaat, noch zelfs de ondeugden
zyner voorgangeren moet vastgesteld worden.
IX.
Niemand mag op eenmaal, meer dan een voordeelig ambt
bekleeden.
Alle de burgerlyke inzettingen, moeten strekken, om alle zoort
van uitsluiting van andere lieden, voor te komen.
X.
Wyl de Wetten, en niet de Menschen gebieden, is het nodig, dat de wetgeevende, de uitvoerende, en de Gerechtsdepartementen geheel van elkanderen gescheiden zyn.
Zo de wetgeevende magt, niet van het eene Jaar tot het andere, maar voor altoos, over de heffing der schatten, en over de Land en Zeemagt gebied, loopt zy gevaar haare vryheid
te verliezen, wyl de uitvoerende magt als dan niet meer van haar
afhangt.
Indien de uitvoerende magt de oplichting der belastingen beveelt,
is er geene Vryheid meer, wyl zy het gewigtigste recht der
wetgeevende magt, na zich toe haalt.
Het leeven en de Vryheid der Inwoonders hangt af van eene
hoofdigheid, zo de Justitie aan de wetgeevende magt verknocht is;
want dan is de Rechter wetgeever.
Zo zy aan de uitvoerende magt verbonden is, heeft de Rechter den
magt van een verdrukker.
Indien de zelfde man de drie magten te gelyk uitöeffend, het zy
volstrekt, evenals den Grooten Heer, het zy bedektelyk, en door
zynen in vloed als den Stadhouder, is alles verlooren.
XI.
Het recht om de wetten op te schorten, of de uitvoering
derzelve te vertraagen, of zelfs te vernietigen, kan niet dan
door de wetgeevende magt uitgeöeffend worden.
Men moet de staatkundige instellingen nimmer zo vast maaken, dat
men de uitwerking van dezelven niet kan opschorten.
Het is eene eigenschap der wetgeevende magt, zich geene paalen
voor te schryven.
Zelfs moet men zich haasten, om de door den tyd versleetene
wetten, afteschaffen, uit vreeze dat de verachting der doode
wetten, niet ook de levenden besmette.
XII.
Een Volk kan geen vrye Regeeringsvorm behouden, dan door eene
vaste en standhoudende verknochtheid, aan de regelen der
rechtvaardigheid, bedaardheid, gematigdheid, huishouding, der
deugd en door eene geduurige toevlugt tot zyne grondbeginzelen.
De zedekunde is de grondslag der staatkunde. Zonder zeeden
vervallen de wetten, en ziet men het geluk weg vlieden.
Het Volk
heeft het recht, de Wapenen te draagen, ter algemeene
verdeediging.
Als het de handeling daar van verleert, wordt er welhaast een
heerschzugtige gevonden, die alles in 't werk steld, om er gebruik
van te maaken. WILLEM IV. gaf geen bevel tegen het recht tot de
Jagt, als om de Hollanders het gebruik der Wapenen te beneemen
(1); en het is met dezelfde inzigten dat WILLEM V. by de
Jagtrechten willekeurige en verdrukkende Reglementen gevoegd heeft
(2).
XIV.
Een welgereegeld Krygsvolk, is de overeenkomstige, natuurlyke en zeekere verdeediging van een vry bestuur.
Om eenen inval te beletten, is het nuttig voor een Staat, overal
tegenwoordig te zyn. Men kan in zeldzaame omstandigheden,
loontrekkende soldaaten nodig hebben, maar de verdeediging van het
Vaderland, moet aan Ingezeetenen toevertrouwd worden, om het in
zekere handen te stellen.
De eigenschap vormt Burgeren, en de geestdryving daar van, is de
allervuurigste, en de allervermogendste van allen.
Steeds ter
been zynde Legers, zyn zeer gevaarlyk voor de Vryheid, er
moeten geene Troepen noch geworven, noch onderhouden worden,
zonder de toestemming van de wetgeevende magt; de Militaire magt
behoort ook strengelyk onder het Burgerlijk gezag te staan.
Zonder de schrik, die de Troepen op orders van MAURITS verwekten,
zouden de Rechters BARNEVELD, op een schavot niet hebben doen
omkomen. De Moordenaars betaald, door WILLEM III,, om de DE WITTEN
om te brengen, zouden zich met dit gruwelstuk niet bezoedeld
hebben, zo zy niet gesteund hadden, op de hulp der soldaaten,
natuurlyk geneegen hunnen Generaal te gehoorzamen, en de orders
van den staat te versmaden.
Men kent het Caracter der huurlingen, die van den Oorlog een Ambacht maaken: de blinde gehoorzaamheid, die de noodzakelykheid der Krygstugt in een Leger vereischt, brengen zy tot het Burger leeven over. Gelyk
bleek in 1768, toen de Krygsraad der stad Zutphen, een eerlyk
Koopman onregtvaardiglyk deed straffen, uit gedienstigheid jegens
WILLEM V. (1).
Geen gedeelte des Eigendoms van een byzonder Burger, kan hem
met recht ontnomen, of tot algemeene gebruiken gebeezigd worden,
zonder zyn eigen toestemming, of van die genen, die het Volk
representeeren.
De genen,
die zich vrywillig aan, tegen de wetten strydig zynde
schattingen, onderwerpen, zyn veel groter Vyanden van hun
Vaderland, dan die dezelven opleggen.
De dwingelandy van een Vorst wordt niet ontzagchelyk, dan door de
zagtheid en domheid van het Volk.
Het is altoos met eene verkeerde intentie, dat men willekeurige
schattingen, van een Volk parst, die met deszelfs vermogen, of
noodwendigheden niet evenaaren.
De schattingen zyn in den Staat, als de Zeilen op een schip, om
het zelve zeker naar de haven te voeren; geenzints om het te
ballasten, het zelve altoos in Zee te houden, en ten laatsten te
doen zinken.
XVII.
Een vaardige, vrywillige en volleedige gerechtigheid moet ieder Burger wedervaaren.
Als de gerechtigheid betaald word, kon zy noch vaardig, noch
volleedig te werk gaan; en dan is zy de alleronverdraaglykste van
alle belastingen.
Geen Burger
moet uitgebannen, of van het leeven, van zyne Vryheid, of
van zyne goederen beroofd worden, als door een gerechtelyk
oordeel.
Niemand kan tot het bondverdrag meerder toebrengen, dan het
gedeelte zyner goederen en zyner Vryheid, dat voor het algemeen
van belang is, en dit gedeelte heeft nodig door de wetgeevende
magt geschikt te worden.
Zoude de beroving van het leeven, der Vryheid en der goederen van
Ingezeetenen, niet aan een algemeene instructie ondergeschikt
kunnen worden?
XIX.
Elk gedwongen Burger in de uitoefening zyner Vryheid, heeft
het recht om den oorspronk des hinderpaals die hy ontmoet op te
zoeken, denzelven onwettig zynde, uit den weg te ruimen, en een
spoedig herstel zien te verkrygen.
De deugdzame VAN DER MARK, zoude alle herroeping niet hebben laten vaaren, indien hy verzeekerd was geweest, dat hem recht gedaan zoude worden, toen WILLEM V. hem zynen post, op de Hoge schoole te Groningen deed verliezen, onder schyn van Kettery, maar wezentlyk, om dat deeze waardige Hoog Leeraar zyne gevoelens van Vryheid inboezemde,
daar de Prins wil dat men alleen slaaven voor hem vormt (1).
XX.
Ieder Ingezeeten moet tegen alle onderzoek, vasthouding zyns
perzoons, beslag zyner huizen, papieren en bezittingen beveiligd
zyn.
Eene overhaaste straf, dient nooit, dan om den schuldigen met den
onschuldigen te doen lyden.
XXI.
Den bedienaren der opperste gerechtshoven, moet een honorabe!
Salaris toegekend, en ook in hunne bedieningen, zo lang zy
dezelven vervullen, gehandhaafd worden, op dat zy geene wettige
redenen tot klagten hebben.
Hunne onafhangelykheid en oprechtheid, zyn de beste waarborgen
der rechten en Vryheid der Ingezeetenen.
XXII.
In crimineele vervolgingen, is de waarmaaking der bedryven, in
de nabuurschap der plaatzen, waar dezelve zyn voorgevallen, van
het grootste gewigt voor het leeven, de Vryheid en de
eigendommen der Ingezeetenen.
Als de onschuldigheid der Burgeren geen vasten grondslag heeft, kan de Vryheid niet dan slegt bewaard worden.
De
eeuwigduurende aanstellingen en de uitsluitende
Privilegiën zyn hatelyk, voor, en tegenstrydig, tegen eene vrye
Regeering, en tegen de grondbeginzelen des Koophandels.
De begeeving der Ambten vereeuwigen de rykdommen in dezelfde
geslachten, en de Privilegiën doen ze in dezelfde handen rondgaan.
Niets stryd meerder tegen de gelykheid, welke door alle wetten
moet begunstigd worden, om dat alle samenspanningen strekken, om
dezelve te verdelgen.
XIV.
Geene Classe en geen samenspanningen van zommige Menschen
kunnen uitsluitende Privilegiën bezitten, ten zy voor beweezene
diensten aan den Staat, de tytels zyn niet erffelyk door haaren
inhoud, de gedagte dat een Mensch een gebooren
Magistraatspersoon, Wetgeever of Generaal zy, is ongerymd en
tegen natuurlyk.
Er zyn tyden geweest, dat men den Adel, in de Verëenigde
Provinciën, als een algemeene plaag beschouwde.
In 1256, onder FLORIS DE V, werden de Kennemers, door de Edelen
verdrukt, aan alle kanten. Oproerig, zy vielen de Kasteelen aan,
Plunderden en vernielden dezelven, eindelyk wierden alle in
Utrecht gevlugt zynde edelen door hen belegerd; de Burgery hier
door op de been gebragt zynde, vattede de Wapenen
op, maar wierd door een der Belegeraars toe geroepen: "ó
Vrienden! de vrye Natie der Kennemers is hier om geene andere
reeden gekomen, dan U te smeeken, om alle de Edelen, onze
Dwingelanden, onze Onderdrukkers uittebannen, en hunne goederen
aan de armen te verdeelen.” (1)
Men heeft, deeze Edelen, overeenkomstig met het gemeen, tot
tweemalen, de herstelling van het Stadhouderschap zien voorstaan.
Men heeft dezelven veel erger dan 't gemeen, de heerszucht der
Stadhouders zien opwekken, en op eene laage wyze alle verdrukkende
ontwerpen zien goedkeuren.
Deeze schandelyke dwaasheid heeft echter alle de Lieden der
Ridderschap niet besmet. De Vossen, van Neyerwald, de Capellens,
de Pallands en anderen, zyn zo zeer te bewonderen over hunne
Vaderlandschgezindheid, als het grootste gedeelte hunner
Ambtgenooten verachtelyk is, door hunne blinde onderwerping aan de
beveelen van het Stadhouderlyke Hof.
Verschillende omstandigheden hebben, de Aristocratie, zodanig als dezelve in de meeste Vereenigde Provinciën plaats had, langen tyd belet, dodelyk voor den Staat te zyn. De Ingezeetenen aan de andere zyde, vermoeid wegens de kuiperyen die in veele verkiezingen hadden plaats gehad, en afgetrokken door de geduurige bezigheden der Fabrieken en des Koophandels, voorzagen de zwaarigheden
niet, dewelken het verlies van het recht om hunne Magistraaten
te verkiesen, veroorzaaken moest. Maar de laatste samenspanning
der Regenten met den Stadhouder, toont niet dan te klaar het
gevaar van zulk eene Aristocratie.
XXV.
Men moet alle gezindheden toelaaten.
De verdraagzaamheid is vastgesteld door de Unie van Utrecht, in
't Jaar 1578, maar niet zonder eenige bepaaling, wyl de
heerschende Godsdienst alleen tot de burgerlyke Ambten,
toegelaaten is.
XXVI.
De Vryheid der Drukpers, moet onkrenkbaar bewaard worden.
Zy heeft altyd bepaalingen moeten ondergaan in de Vereenigde
Provinciën, wyl de Aristocraaten veel te veel kleine Souvereinen
zyn om beledigingen te verachten.
Het is niet, dan door den invloed deezer onwederstaanlyke Vryheid,
dat het onderwys groote vorderingen kan maaken, hoe meer ligt 'er
verspreid wordt, zo veel te meer rechten hebben de Ingezeeten
terug te eisschen, en zo veel te meer plichten te vervullen.
De Vryheid der Drukpers is het Palladium der Vryheid; zy is het
die een gebooren wordende staat, spoedig tot eene vroege en
duurzaame rypheid brengt; aan haar staat het verjongen, der door
ouderdom vervallene ryken.
Edelmoedige Batavieren ! zie daar de Rechten, welker verkondiging uw geluk en roem zat bewerken. De verstandigen verwachten met ongeduld den dag, wanneer het U zal vergund zyn, deeze rechtvaardige voorschriften der Menschelykheid te verkondigen (1).
Zy denken dat uw Land het eenigste in Europa is, waarin een
nieuwe wetgeeving, niet noodzakelyk op oude dwalingen, moet
gegrondvest zyn.
Zy zyn niet bevreesd voor de gevaaren die U dreigen; zy zien, dat
zelfs Despoten, belang hebben by uw geluk.
Dat eene billyke hoop U aanspoore !
Gy hebt de gevaaren vooruitgeloopen, zonder dezelven te vreezen,
en van de andere zyde, zonder uwen moed te verliezen.
De minste schok zal uwe Onderdrukkers om ver werpen.
Het bestuur is eene prooy, die zy elkanderen willen ontrukken.
Hoe zouden zy hunnen arbeid wettelyk kunnen verdeelen, welgemoed
de schadens kunnen draagen, en standvastig vereenigd blyven?
Heeft er ooit een bestendig Tractaat plaats gehad, tusschen
heerschzuchtigen, die de zaak der onrechtvaardigheid voorstaan?
Maar gy, die door het algemeen belang tot eene broederlyke gemeenschap gebragt zyt; gy, die de edelste gevoelens hebt, van het recht, om de Menschen weder te vereenigen, vreest niet dat men u zal verlaaten, ryk en arm, groot en klein, gy lieden bemint alle deeze eerwaardige gelykheid van staat, die alleen de Menschelyke
Maatschappy kan volmaaken. Waarom zoudt gy twisten? De gevaaren
zyn algemeen, de glorie zal ook algemeen zyn.
Gy hebt eene verbazende groote schuld jegens den Staat gemaakt,
wie zoude dezelve geheel kunnen vereffenen?
Evenwel zyn er door het geluk, begunstigde Ingezeetenen. Zy zyn
het, die zich met het gewigt der zaaken moeten belasten;
Zy zyn het, die door een edelmoedig gebruik hunner rykdommen, die
soort van vlek uit moeten wisschen, waar zy meede besmet zyn; ja,
het is door hun, dat gy die meenigte van misnoegden, die geheel
Europa vervullen, by elkander zoud verzamelen.
Maar zoekt uwe bevelhebbers niet onder edele vreemdelingen,
schoon zy voorbeelden van heldendeugd geweest zyn.
Laat deeze staatkundige nayver over aan de bevreesde Aristocraaten
van Italiën.
Waar gy het nog niet volmaakt eens zyt, daar moet gy indachtig
zyn, dat er onder U hoofden gevonden worden, bekwaam, de
overwinning aan ketenen te kunnen leggen.
Zoudt gy bekwaamheden by uwe nabuuren zoeken, gy, wiens Koophandel
vernietigd zoude zyn, indien het opperhoofd van uw Escader in den
slag op Doggersbank (1), by zyne Oorlogsbekwaamheden, het
deugdzaam vergeeten van zich zelven niet gevoegd had, het welk de
Vadelandschgezindheid alleen kan inboezemen?
Twyffeld 'er niet aan, braave Vaderlanders, de Vryheid is zo wel de Moeder
der bekwaamheden als der deugden. Gy kunt alles, zo gy slechts
alles durft waagen.
Ach ! in de zwaarste rampen is het, dat de groote geesten zich
verheffen, dan is het dat zy van alle hunne vermogens gebruik
maaken.
Uwe Velden zyn verwoest, uwe steeden ter plundering overgegeeven,
uwe Broeders zyn om hals gebragt, uwe Vrouwen ontëerd, wat wacht
gy langer?
Dat de geest der Vryheid U vaste en voorzichtige stappen in geeve?
Dat alle uwe wraakoefeningen, daaden der rechtvaardigheid zyn
mogen!
Verliest vooral geen oogenblik. Uwe medeburgeren, wien door
onweerstaanlyke omstandigheden de ketenen reeds draaglyk worden,
zullen wel haast geheel en al te onder gebragt zyn.
Indien de vrees, niet dan laage Zielen beheerschte, zoude de
dwingelandy wel haast van de Aarde verdwynen.
Maar de alleruitsteekendste door hunne bekwaamheden en door hunne
deugden, de genen, die hun leeven edelmoedig zouden opöfferen,
beeven voor hunne Vrouwen, voor hunne Kinderen, voor hunne
Vrienden:
Met deeze tedere banden gebonden, zoude men ze voor Slaaven
aanzien.
DE GROOT, de eeuwige eer zyner Natie (1), konde aan zyn Vaderland de gevoelens zo waardig aan zyn hart, niet opöfferen. Gemaal en Vader zynde, verzwolg hy de verontwaardiging, dewelke hy moest uitten: op een zagte toon verdeedigde hy zyn verdrukt Vaderland. De Vriend
van BARNEVELD vreesde de dwingelandy te verstooren. Verre van
het zwaard der Zoonen van deezen grooten Man te scherpen, schreef
hy, dat hy MAURITS altoos bemind had; hy bad de voorzienigheid,
ten voordeele des dwingelands (1).
Na deszelfs dood, vleide hy FREDRIK HENDRIK, in zo verre hy de
Verlosser der Republiek had kunnen zyn, indien hy zyne
medeingezetenen toegeroepen had: "Weest vry; die bloeddorstige,
wiens wreedheid gy hebt ontzien, is niet meer; rukt zyn ligchaam
uit het graf, maakt zyn vonnis op, en dat de asch van BARNEvELD in
dit Mausoleum ruste, waar laage Vlyers, zich niet geschaamd
hebben, het onwaardig overschot van zynen Moordenaar te plaatsen.”
Edelmoedige Bataven! verheft u boven de vrees, welke deeze tedere
gevoelens, die zo veel waarde aan het leeven byzetten, U
inboesemen. Gy moet dezelve gevoelens te onder brengen, en zelfs
van u afstooten, om er u op zekeren tyd met meerder gerustheid
geheel aan over te geeven.
Gy hebt zwaarigheden te overwinnen, gevaaren onder de oogen te
zien: Bloed zal 'er moeten stromen, maar van alle de beweegredenen
die de menschen verdeelen, is de Vryheid, de eenigste, die het
bloedvergieten wettigt, de eenigste, die het noodzaakelyk maakt,
de eenigste, die het als een heilig werk beschouwd.
In uw eigen naam, om die van uwen roem,
in den naam van Europa en der menschlievendheid, laat deeze
haatelyke omwenteling die uwe medeburgeren aan ketenen geklonken
heeft, zich niet grondvesten.
Verbreekt de onzalige Alliäntie, onlangs geslooten tusschen uwe
Provinciën en de twee Vyanden die u verdrukt hebben.
Weest te gelyk de Verlossers van uw Vaderland, en de weldoeners
van die Volkeren, die u met zo veel belang en ongerustheid
beschouwen, om dat hunne gerustheid, hunne wedergeboorte,
misschien van uwe overwinningen afhangt.
ô Batavieren! Geen uitstel.
De liefde tot de Vryheid wordt niet meer door dweepery
onderhouden, gelyk in den tyd van PHILIPPUS de II.
Deeze beide sterke ge moedsneigingen onderhielden en versterkten
zich de eene door de andere.
De omwenteling kon vertraagd, maar niet belet worden; het is
tegenwoordig zo niet meer gesteld. Indien de Nederlandsche Velden
nog ses Maanden onder het Juk van in de Regimenten verdeelde
Rovers blyven, die het Recht van geweld, in plaats van alle Wetten
stellende, de gedaante van het Land, deszelfs Wetten en
Constitutie veranderd hebben: dan zullen de euveldaaden van WILLEM
de V. ongestraft blyven.
Het is eene droevige waarheid, in de Jaarboeken der Wereld, dat
het dispotismus ongenaakbaar is, als het eenige vorderingen
gemaakt heeft. Te vergeefs zoude men dan de keetenen breeken, waar
het Volk onder zucht.
Menschen, dom gemaakt door slaverny, hebben geen moeds
genoeg, om de Vryheid te verkrygen. Zy veranderen niet van
Meesters, dan om hunne hoofden onder een nieuw Juk te buigen. Hoe
slegt een bestuur ook zy, men wordt het gewoon, het verwekt wel
verontwaardiging, maar men durft het niet onder de oogen zien. De
verachting en de gramschap zyn wel haast door de vrees en de
liefde tot rust overwonnen.
De deugdzaamste Ingezeetenen, vergeeten in deeze schandelyke
ellende, dat de voorzichtigheid van den verdrukten, en de magt van
den zwakken, roekeloos zyn.
Te wapen,
edele Vaderlanders ! te wapen, doet deeze Vryheidskreet, die de
Dwingelanden van schrik doet verstyven, aan alle kanten
weergalmen.
Mocht uw heiligen yver geene, dan waare Vrienden der
menschlykheid, onder uwe Vaanen byëen voeren, alles zoude u nog
moogelyk zyn.
Te wapen.
Gelukkig zyn die genen onder u, dien het zal mogen gebeuren, het
merkwaardig tydstip der omwenteling te zien !
Gelukkiger noch die Ingezeetenen die door groote bekwaamheden, of
door opöffering van hun geluk, deezen rechtvaardigen dag zullen
voorbereid hebben !
Gelukkig noch die genen, die hunnen laatsten druppel bloeds voor
het Vaderland zullen vergieten!
Zy zullen de vertroostende gedagten in het Graf mededraagen, van
het algemeen geluk bewerkt te hebben; en zullen derzeiver Kinderen
nalaaten de erffenis hunner Deugden.
1 April 1788.
AAN DE
BATAVIEREN,
OVER HET
STADHOUDERsCHAP.
ZYNDE
AANTEEKENINGEN
EN
STUKKEN,
DIENENDE TOT BEWYS.
DOOR
DE GRAAF DE MIRABEAU.
TWEEDE DEEL.
(Uit het Fransch vertaald.)
# # # # # # # # # #
Te ANTWERPEN,
By P. RYMERS, Boekhandelaar.
1788.
-------
AANTEKENINGEN
EN
STUKKEN
DIENENDE TOT
BEWYS
I.
Dat gy een Land, waar de Elementen nog onder een vermengd
waaren, gezuiverd, vrugtbaar gemaakt, en met steeden overdekt
hebt.
Vers van Huet op Holland.
Tellurem fecere Dei, sua littora Belgae ; Immensaeque patet molis uterque labor. Di vacuo sparsas glomerarunt aethere terras, Nil ubi quod coeptis posset obesse suis. At Belgis Maria, et terrae, et natura Deorum Obstitit : obstantis hi domuere Deos.
II.
Gy ! die zonder de Vryheid, aan de Zee, de vaste bezittingen onophoudelyk wedergeeft, welken gy haarer woede ontrukt hebt.
Natuurlyke gesteldheid der Vereenigde Provinciën
De Vereenigde Provinciën zyn misschien het laagste gedeelte des
Aardbodems. De Maaze en den Rhyn, dezelve doorsnydende, vormen
daar zo groot een aantal van Meiren en Moerassen, dat alle
kunstmiddelen geduurig in 't werk gesteld moeten worden, om de
Wateren te doen wegvlieten.
LINNAEUs heeft zeer wel opgemerkt, dat de Zee zich langs de
Nederlandsche Kust, allengskens verlaagt, en dat de Rivieren door
Zand en Modder, als verstopt, geen vryer loop tot de Zee kunnen
neemen, onderwyl de gelegentheid der Inwoonderen 't zeer lastig
zoude worden, indien de Oceäan schielyk langs deeze Kusten
aanwies.
Het is nog onwederspreekelyk, dat de vroege
overstroomingen bovenal door de hooge vloeden zouden veroorzaakt
zyn, en dat men hedendaagsch de overstrooming der Rivieren meerder
te vreezen hebbe, dan die der Zee.
De oude overstroomingen hebben de gedaante van het Land zodanig
veranderd, dat het moeijelyk is, de Rivieren of de Kanaalen, door
verschillende schryvers aangehaald, te herkennen.
Zeeland heeft tot een Zinspreuk: Luctor et Emergo.
Aile de Rivieren der Vereenigde Provinciën zyn van weerszyde door
Dyken beslooten, om het Land voor overstrooming te bevryden, of om
het zelve ter verdeediging tegen den Wyand onder Water te kunnen
zetten.
In tyden van Oorlog vind men langs de Dyken, Magazynen, ter
beveiliging, en lieden die aangenoomen zyn, om met Karren,
belaaden met steenen en Mist, te ryden, en de beschaadigde
Plaatzen weder te herstellen.
Als het Water op 11 voeten 7 duim boven de Peil (1) staat, wordt
de Klok getrokken en een ieder begeeft zich op zyn post.
Ieder Huisgezin arbeidt aan dat gedeelte des Dyks, het welk men
het zelve aangeweezen heeft.
Men bedekt de Dyken met Zylen en steenen, als men met doorbraak
gedreigd wordt, geen Jaar verloopt 'er, of hetzelve geschied
elders.
Zo dikwils, als het Y hooger staat dan 52 duimen - boven de Peil
van Amsterdam, loopen de Weiden onder, zet zich het Sparen uit, en
het Water vloeyt over tot in de Haarlemmer Meer; het geen lang
genoeg duuren kan, om het Meer agt duimen Waters te doen
verhoogen.
Dit groote Meer neemt noch dagelyks toe door het uitdelven der
Turf.
Men kan niet ontkennen boven al ter oorzaake van het Haarlemmer
Meer, dat de gelegentheid der Hollanders hoe langer hoe
bekommerlyker word, en hier uit moet men opmaken, hoeveel
werkzaamheid en schatten de Hollanders nodig hebben, om de Zee te
kunnen wederstaan, die hen met eene byna geheele overstrooming
dreigt.
Op het inzien der rampen, hen door het despotismus van WILLEM V.
bereid, zoude men beklaagen dat zo veel vernuft zich niet ging
uitöeffenen, op het uitgestrekte grondgebied van Noord Amerika, al
waar de natuur haare weldaaden overvloedig voort brengt, alwaar de
kunst, noch door de gebreeken der Maatschappy, noch door de
ondeugden van het bestuur, tegen gegaan wordt.
Maar de verbeelding zou de deeze fabelachtige kust niet kunnen
verlaaten, al waar de Menschen als uit het water schynen
voortgekomen te zyn; zy zoude de wonderen welke de liefde tot het
Vaderland en den geest der Vryheid aldaar voortbragten, niet
kunnen vergeeten.
En welk onderpand van het geluk, zouden zy kunnen geeven, schoon
vrugtbaare streeken der nieuwe Wereld verkrygende, indien de
Vereenigde Provinciën, dewelken steeds een talryk Volk in de
onbeschaafde tyden gevoed hebben, bepaald zyn, om in eene verligte
eeuw onbewoonbaar te worden?
Ach! indien het ooit geoorloofd is, den Oorlog te begeeren, te
wenschen, is het om het edele School te gronden te doen gaan,
waarin het Menschelyk geslacht, de schoonste lessen der opvoeding,
namelyk, het ongeluk en de noodzakelykheid, ontfangen heeft.
Deeze waarheden zyn uitgedrukt in schoone Latynsche verzen door Janus
Helvetius, dit gedigt werd vervaardigd, ter geleegenheid van
het Eeuw feest wegens het eeuwig edict, gevierd den 5
Augustus 1767. op het buiten verblyf van den Heere van Alphen,
Griffier en geleerd Historieschryver der stad Leyden.
Ziet hier de versen welken wy aangetekend hebben (1).
Unica dos Patriae Libertas samaque terrae ; Una aluit tenues mitis & auxit opes. Haec fore spondebat dominos, cum pauperis olim Agninis haec Princeps attigit arva Bato. Hac duce Civilis potuit sprevisse secures. Et Tiberim Vahalis cogere serre midas. Hac duce Leicestras artes, furiasque Philippi Depulit a Batavis vis animosa focis; Et domiti bello Galli, victique Triones, # Pleumosio rostra stuarta mari. Haec nifi jussisset Batavos esse, irrita terras
- Densat, & a gemino cardine condit opes. » Illa sui pretium laetos ex solvere cives * . Impulit, & census damna tulisse sibi. ' s Illa, levis populi factus cum passa superbos, Aut rapido Martis turbine tacta ruet, Regna suae surget antiqua reposcere Nereus sortis , & immisso diluet arva Mari. Ant si qua infestis tellus se substrahet undis, Pauperis in regnum vile redibit heril.
Wy zullen hier
opmerken dat zodanige feesten, als dit, waar door het dichtvuur
van den Heer Helvetius ontvlamde, zeer veel in Holland in
gebruik waaren, onder de geleerdste, en aanzienlyksten der natie,
langen tyd voor dat, dit voor zes maanden, zo verheevene en nu zo
zeer gedaalde Patriotismus, in weezen was.
Te Santhorst tusschen den Haag en Leyden op de
Buitenplaats van den beroemden Professor Burman de tweede,
vierde men plechtiglyk de nagedachtenis van Barneveld en de Groot
&c.
Men had aldaar een zekere soort van genoodschap opgerecht,
bestaande uit bewonderaars van deeze groote Mannen, en
deelgenooten zynde hunner denkenswyze; eenige Reliquiën, als de
stok op de welke Barneveld leunde, toen hy het schavot beklom; de
Kist, in de welke Grotius het Kasteel te Loevestein ontsnapte
&c. wierden al daar bewaard. Mejuffrouw Wolf, gebooren
Bekker, vervaardigde eenige jaaren geleeden een gedicht,
geschreeven met die bevalligheid en ongedwongenheid, de welke
haare voortbrengsels kenmerken, en gaf aan het zelve tot een
tytel: de Santhortsche Geloofsbeleidenis.
III.
"Jussu Vitellii Batavorum juventus ad delectum ,, vocabatur , quem suapte natura gravem onerabant ,, Ministri avaritià ac luxu, senes aut invalidos con ,, quirendo, quos pretio demitterent. Rursus impu , bes, sed forma conspicui (& est plerisque procera ,, pueritia) ad stuprum trahebantur. Hinc invidia, , et compositi seditionis auctores perpulere ut delec ,, turn abnuerent. Civilis primores gentis, & promp •, tissimos vulgi, specie epuarum, sacrum in nemus ,,vocatos , ubi noéte ac laetitià incaluisse videt, a ,, laude gloriaque gentis orsus , injurias & raptus, Jap
& caetera servitii mala enumerat. Neque enim so ,,, etetatem, ut olim, sed tanquam mancipia haberi. ,, Quando legatum, gravi quidem comitatu, et super , bo cum imperio venire? Tradi se praesectis centuri , onibusque, quos ubispoliis & sanguine expleve ,, riunt, mutari, exquirique novos sinus , & varia ,, praedandi vocabula. Instare delectum, quo liberi ,, a parentibus, fratrese fratribus, velut supremum, ,, dividantur. Nunquam magis afflictam rem Roma , nam, nec aliud inhibernis quam praedam & senes. , Attollerent tantum oculos, & inania legionum no , mina ne pavescerent. Esse sibi robur peditume ,, tumque , consanguineos Germanos, Gallias idem ,, cupientes: ne Romanis quidem ingratum id bellum, ,, cujus ambiguam fortunam Vespasiano imputaturos; . , ,, victoriae rationem non reddi
Clara ea victoria in praesens, in posterum usui, ar , maque & naves, quibus indigebant, adepti, magna per Germanias Galliasque famâ, libertatis aucto 29 res celebrabantur.”
(Tacit. Hist. Lib. IV.)
IV.
De Geschiedschryvers van de onbeschaafde tyden, &c.
De Hollandsche Letterkunde is ons zo weinig bekend, en de
geschiedenis der Vereenigde Provinciën, is zulk een aantrekkelyk
voorwerp voor een wysgeerigen opmerker en voor een bekwaam
Schryver, dat wy het doch niet onnut geoordeeld hebben, een
kortbondige, maar zeer naauwkeurige lyst, op te geeven, der
voornaamste schryvers, welken men in een werk, van zo veel
aanbelang, moet raadpleegen.
De oude Historieschryvers die van de Batavieren melding maaken,
zyn Julius Caesar, (de Bello Gallico, liber I,) Plinius
de jonge, (Hist. nat. lib. 4 Cap, 15,) Tacitus, (op
verscheidene plaatsen,) Plutarchus (in het leeven van
Otto,) Suetonius (Vit. Caligulae, Cap. 43 &c. ,) Dion.
Cassius, Xiphilinus , Sosimus, Ammi
Marcellinus, en onder de Wereldbeschryvers, Strabo,
Ptolomeus en Pomponius Mela.
Een dikke duisternis bedekt de Nederlandsche
geschiedenis, zedert de Vyfde tot aan de Zeevende Eeuw. Baudius
vertoont, de Bataaven over het geheel, en voornamentlyk in dat
tydstip, als meer nayvrig op die zoort van roem, welken zy door de
waapenen behaalden, als die zy door het beoefenen der kunsten en
wetenschappen konden verwerven (1).
Melior defendere fines. Pro patriaque subire necem, quam
volvere priscos sedulus annales, noscendaque prodere saecla.
Herman, die in de Elfde Eeuw, een Kronyk der wereld
geschreeven heeft, (zedert het begin der Wereld tot op het Jaar
1054:) Lambertus van Schasenburg, Abt van Hirtsveld, ook
schryver eener algemeene Historie, die opklimt tot op het Jaar
1077, en vervolgd is door een Monnik van Erfort, tot op 1771;
Gilda en Beda, Aimonus, Ditmar, Luitprand, Witekind, Eginard, en
veele anderen, by een verzameld, in het uittrekzel bekend, onder
den naam van Collectio Rerum Germanicarum, kunnen vervolgens met
veel vrugt gebruikt worden.
De Abtdye van Egmond schynt in deeze tyd een der rykste
schatkameren geweest te zyn, van egte gedenkstukken en munten,
betrekkelyk tot de Nederlandsche geschiedenis; zy heeft ook eenige
Geschied- of Kronykschryvers opgeleeverd, van wien Wilhelmus
Procurator de meest bekende is.
De plondering van deeze Abtdye, door de afgedankte soldaaten van
Brederode, in 1567, heeft de vernieling of het verlies van een
groot getal handschriften, veroorzaakt, voornamenlyk te beklaagen
voor de beminnaren der oudheid (2).
Er zyn verscheiden Kronyken in dichtmaat geschreeven, welken men
onder het getal der zeldzaamste
gedenkstukken der Hollandsche Letterkunde moet rekenen. De
merkwaardigste is die van Melis Stoke. Het is eene
volleedige Historie van alle de Graaven van Holland, zedert
Diderik I., die begon te regeeren in 863 , tot op Willem III. in
1305.
De dichter laat deezen laatsten in den ouderdom van 19 Jaaren, en
doet hem een zinryke en deftige vermaning, op andere plaatzen
noemt hy zich zelfs op eene nederige wyze, deszelfs arme Klerk.
Deeze Kronyk is verdeeld in X. boeken, die te zamen 13,680 verzen
uitmaaken. Melis Stoke schynt omtrent het jaar 1285 geschreeven te
hebben. Hy draagt zyn werk op aan Graaf Floris de V, tusschen de
welke en Willem III. men twee Graaven gesteld heeft Jan I. en Jan
II.
De beste uitgaave van deeze Kronyk is van den Heere Balthasar
Huidecoper, 3 deelen in 8vo. te Leyden, by J. le Maire in 1772. en
waarin hy door een zeer groot getal aantekeningen, eene uitgebreid
Historie, en een taalkundig onderwys geeft.
Cornelis van Alkemade, een der Uitgeevers van Melis Stoke, maakte
in 't begin deezer eeuw bekend, de ontdekking eens
Kronykschryvers, genaamd Klaas Kolyn, Monnik van Egmond, byna meer
dan honderd jaaren ouder als Melis Stoke.
Deze bekendmaking op een geheime wyze geschied, verwekte
nieuwsgierigheid en mistrouwen. Antonius Mathaeus hebbende, in zyn
negende deel van zyne Analecta Belgica, die in 1709 te voorschyn
kwamen, eenige fragmenten uit deeze Kronyk getrokken, geplaatst,
en George Dumbar, secretaris der stad Deventer, hebbende in 1719
Klaas Kolyn geheel en al in het vervolg van dit zelfde werk doen
drukken; en eindelyk de Historieschryver van Loon in 1745 eene
zorgvuldige en met aanmerkingen ryk versierde editie van deezen
Kronykschryver publiek gemaakt hebbende, beriepen zich de
Hollandsche letterkundigen en de vermaarde Wagenaar zelfs op het
gezag van Klaas Kolyn, als op een onfeilbaare getuige, tot dat de
beroemde Huidekoper hem als een Pseudonymus deed aanzien en van
Alkemade hen onregt rekende. (1)
Er is noch een Hollandsch Kronykdichter, en tydgenoot van Melis
Stoke, genaamt Jan van Heelu, maar tot nog toe niet in 't
ligt gekomen.
Zyn gedicht van 9539 verzen, bevat de Historie van Jan I, Hertog
van Brabant, voornaamentlyk gemaakt, ter gelegentheid van den
Veldslag by Woeringen, dewelke deeze Vorst meester maakte van het
Hertogdom Limburg, en een einde maakte van den bloedigen Oorlog,
dien hy reeds vyf jaaren tegen Reinoud, Graaf van Gelder, gevoerd
had.
Deeze slag viel voor den 5 Juny 1288, en de dichter, was er in
persoon tegenwoordig.
Van Velthem, schryver van de spiegel Historiaal, een andere
Hollandsche Kronykschryver in versen, en door le Long, een
Hollandsche taalkundige bekend gemaakt, haalt Jan van Heelu
dikwyls aan. Het werk van van Velthem is betyteld die vifte
partie.
De Heer Clignet te zamen met de Heer van Steenwinkel, hebben, niet
lang geleeden, eene berymde Historie, der vergetelheid onttrokken
en bekend gemaakt, onder de zelve tytel, door Jacob van Maerlant,
een Vlaminger, gebooren in 1235. op dewelke de Kronyk van van
Velthem volgt.
Van Maerlant gaat zedert 1283 tot 1296. Van Velthem tot 1316.
Het Werk van den eersten is niet dan eene vertaaling van het
Speculum Historiale van Vincentius.
Het is eene
aanmerkelyke zaak, dat de eerste Geschiedenissen, meest zo
niet alle, in rym geschreeven zyn. Men zong dezelve op de
Feestdagen en Maaltyden.
Een der voornaamste zorgen der opvoeding bestond, om ze de jonge
Lieden in 't geheugen te prenten.
De meening van den vermaarden Medicus Asstrac is bekend, over de
oorspronkelyke geheugenissen die Moses gediend hebben, het boek
Genesis samen te stellen.
Plutarchus spreekt van de Historische Gezangen der Egiptenaaren,
en Homerus van die der Grieken.
Men weet dat deeze Poëet zelfs van deur tot deur, de Fragmenten
uit zyne onsterfelyke werken zong, die na zynen dood eerst
verzaameld en in order gesteld zyn (2).
"ó! Zegt Cicero, (Brut. 19.) waarom bezitten wy niet nog
die gedichten, van dewelken Cato verhaalt in zyn boek over de
(origines.)
Hy verhaalt dat
de Romeinen, veele Eeuwen voor hem, de gewoonte hadden dezelven te
zingen ter eere van groote Mannen”!
Tacitus verhaalt dezelfde Historie van de Germanen, Jornandes van
de Gothen, Saxon Grammaticus van de Deenen, Julianus Apostatus (in
zyn Misopogon) van de onbeschaafde Volkeren, die omstreeks den
Rhyn woonden. De aanhaaling van Tacitus is opmerkelyk. Celebrant
carminibus antiquis, quod unum apud illos memoriae et annalium
genus est, Tuistonem Deum, &c. (de moribus Germ.)
Karel de Groote, spaarde geen tyd noch moeite, om een groot getal
van deeze Liederen, gedeeltelyk van de Barden afkomstig, byëen te
versamelen, af te schryven, en van buiten te leeren; en de
geleerde Beätus Rhenanus verhaalt dezelfde gebeurtenis van den
Keizer Maximiliäan I.
Perizonius heeft dit onderwerp zeer geleerd verhandeld in zyne
Animadversiones historicae, Cap. 6.
Omtrent de 16de Eeuw vind de Nederlandsche Historie eene
overvloedige hulp. Willem Heda, Priester van Arnhem, gestorven te
Antwerpen in 1526, vervolgde de Historie van het Bisdom Utrecht,
begonnen door Johannes Beka, Cannonik van deeze stad, in de 14de
Eeuw.
Jan Reigersbergen liet te Antwerpen in 1551. een Cronyk of
Historie drukken van de Provincie Zeeland. Mannen van eene diepe
kunde en uitgebreide geleerdheid, deeden veele navorschingen over
de Geschiedenis der Zeeven Vereenigde Provinciën. Zodanig waren
Junius, Dousa, Scriverius, Vossius, Merula, Bokkenberg, Cluverius,
&tc.
Wy hebben de Historie der Hollandsche Graaven met hunne
Pourtraiten door Hadrianus Baarland, gestorven omtrent 1542. der
Graaven uit het Huis van Bourgondiën, door Pontus Heuterus,
gestorven in 1602. Louis Guiciardin, Famianus Strada, Guido
Bentivoglio moet men niet stilzwygend voorbygaan.
Suffridus Petrus, Ubbo Emmius zyn tegenparty, Martinus Hamcanius,
Pierius Winsemius stelden de Historie der Friezen in een helder
daglicht, met het begin der 17de Eeuw. Wy zullen niet eindigen,
schoon wy de tytels maar opgeeven der Werken van Boxhorn,
van Thysen, van van Eynd, van Schook, van
Schot, en van van Leeuwen, &c. De Werken, die
het meest geraadpleegd en aangehaald worden, zyn: Pieter Bor,
oorsprong, begin en vervolg der Nederlandsche Oorlogen; 37 Boeken
- in 4 Deelen in Folio, Amsterdam 1679.
Everard van Reid, (of Reidanus,) over het zelfde onderwerp
zedert 1566. tot op 1601, in het Latyn, vertaald door D. Vossius,
in 1633. in Folio. Emanuel van Meteren, over het zelfde
onderwerp tot op 1612. onder den tytel van Historie der
Nederlanden, in Foiio.
De geschiedenis der Vereenigde Nederlanden, door Pieter,
Zoon van Cornelis Hooft, in 27 boeken. Zy gaat van den
afstand van Karel V. tot op het einde van het bestuur van
Leicester. De eerste uitgave is van 1642.
Dit werk vereenigt alle soort van verdiensten. Het is
achtingwaardig door de naukeurigheid der gevallen, diep doordacht,
en sierlyk geschreeven. Men noemt Hooft de Hollandsche Tacitus. Hy
had eene byzondere studie gemaakt van deezen schryver, welken hy
ook meesterlyk vertaald heeft, na denzelve twee en vyftig maalen
geleezen te hebben.
In 1639, zond Lodewyk XIII, aan Hooft, de Ridder Order van St.
Michiel, en brieven van Adeldom, om hem te beloonen voor zyne
voortreffeiyke geschiedenis van Hendrik IV.
Hugonis Grotii Annales & Historiae de rebus Belgicis.
Amst 1657. in fol. Deeze Jaarboeken bevatten agttien boeken, en
begint met 1555, tot op 1609. De Groot, die uitsteekende man,
welken wy gelegendheid zullen hebben in het vervolg deezer
aantekeningen te plaatsen, vertoond zich hier in, in alle zyne
grootheid.
Baudius en Meursius, hebben beide in 't Latyn
geschreeven, de geschiedenis van het twaalfjarig bestand met
Spanjen in 1609.
G. Brand de Jonge, over de Munstersche Vreede in 1648;
waarover men in 't Fransch ook een goed werk heeft door P.
Bougeant, onder de benaaming van l'Histoire du traité de
Westphalie. Parys 1767. 3 deelen, in 4to,
Het werk van Aitzema, een Fries, betyteld: Zaken van
Staat en Oorlog: zedert 1621 tot op 1669, het zelve werk is
vervolgd door Sylvius, tot op den Nymeegsche Vreede in
1679.Dit werk is ten hoogsten noodzakelyk wegens de algemeene
geschriften welken het bevat, maar 10 deelen in folio, en slegt
geschreeven vereisschen het taaiste geduld.
De Geschiedenis der Vereenigde Nederlanden, door J. le Clerc,
3 deelen. in folio. Amsterd. 1738. van 1560 tot op den Vreede van
Utrecht in 1713. Dit was wel het laatste, maar op veel na het
beste werk niet van deezen werkzaamen geleerden.
Historie der Vereenigde Provinciën, door Wickevoort, 4
deelen in folio, in den Haag, 1719, 1743 en 1745; Wickevoort was
de vriend van De Witt, die hem stof leeverde tot het samenstellen
van dit werk. De Historieschryver mishaagde de Oranje Party, zo
dat zyne Papieren verzeekerd wierden, en men zyn Persoon in eene
nauwe Gevangenis zettede, waar in hy, vervolgens veroordeeld
werdt, zyne dagen te eindigen, maar eene zyner dogters hem een
haarer klederen geleend hebbende, ontsnapte hy, door deeze
vermomming, uit zyne gevangenis.
Jaarboeken der Vereenigde Provinciën, zedert de Negotiatiën, voor
de Munstersche Vreede, met een Historisch verhaal derzelver, (in
den Haag, 1726,) door F. Basnage, Predikant der Waale
Gemeente in den Haag, Basnage was zeer sterk verbonden met den
Groot-Pensionaris Heinsius, en in Staatkundige zaaken, dikwyls
door denzelve geraadpleegt. De dienaar der Staatkunde had zomtyds
berouw, den dienaar der Religie niet gehoord te hebben.
O. Z. van Haren, toont hiervan de proef aan, in eene zyner
aantekeningen, over den tienden zang van zyn Gedicht der Geusen.
Men gedoogde, toen ter tyd, aan dit aanzienlyk zoort van
Ingezeetenen , hunne meening over den haat en de belangens der
Republiek openlyk te betuigen.
Maar tegenwoordig belet men hen het zugten over de Rampen van het
Vaderland. Het geen aan den Heer Marron, Kapellaan van H.
H. Mogende aan het Fransche Hof, gebeurde, bewyst zulks genoeg. Basnage
overeenstemmende, mét den Abt Dubois, zedert Cardinaal en eerste
Minister, vervaardigde
de defensive Alliantie tusschen Frankryk, Engeland, en de
Staaten Generaal, geslooten den 14 January 1717.
Onder de waarlyk gewigtige Werken, handelende over de Zeven
Provinciën, teld men noch, de Gedenkschriften van veele vermaarde
staatsmannen, Memoires & Negociations de Jeannin,
gedrukt in Parys, in 1659, 1 Deel, in Fol. Jeannin, een Vriend van
Hendrik IV. en deszelfs Afgezant in Holland, hadden een groot
aandeel in de grondlegging der Republiek. Zyne schriften wierden
door den Cardinaal de Richelieu het meest geleezen, geduurende zyn
verblyf te Avignon.
Negociations du Comte d'Estrades, eerst Agent, en vervolgens
Ambassadeur van Frankryk, in den Haag, (in 1667.) Hy sloot daar
het Tractaat van Breda, en was tegenwoordig by de conferentiën tot
de Generaale Vreede te Nymegen. De beste uitgaave is die van den
Haag in 1742. 10 Deelen, in 12°.
Memoires pour servir a l'Histoire de Hollande, par Louis
Aubery, sieur du Maurier, 2 Deelen in 12°. Aubery volgde zyn
Vader op, in zyn Gezantschap in Holland, onder het Stadhouderschap
van Maurits.
Lettres & Negociations du Comte d'Avaux, 1752. 6
Deelen in 12°. Hy was Minister Plenipotentiaris op de Nymeegsche
Vreede in 1678, en vervolgens Ambassadeur in Holland.
Staatkundige Memorien dienende tot de Vreede te Ryswyk, door Dumont,
(in den Haag, 1691.). 4 Deelen in 12°. en 5 Deelen van Acten en
Memoriën derzelve Vreede. Dumont is achtingswaardiger door de
nauwkeurigheid zyner navorschingen, als door zynen beschaafden en
vloeyenden styl.
Gedenkschriften van de Graaf de Guiche. (Pagie en
Gunsteling van Willem III.) Londen, 1744. 2 Deelen in 12°.
Memoriën van de Marquis de Torcy. om te dienen tot de
Historie der Negociatiën , zedert het Tractaat van Ryswyk (1697),
tot op de Vreede van Utrecht. (1712), 3 deelen, in 128. I756.
Onderhandelingen van Jan de Witt, de vermaarde
Groot-Pensionaris, 5 deelen in 129. Amst. 1725, en Memoriën van
denzelfde , Ratisb. 1709.
Brieven, Memoriën Negociatiën van Dudley Carleton (1). Lord
Royston; Graaf van Hardwick, trok dezelven eenige Jaaren
geleeden, uit zyne kostbaare verzameling van Historische
Handschriften, hy liet ze op zyne kosten drukken, en verspreidde
eenige exemplaaren aan uitgezogte Persoonen. Zy wierden welhaast
in het Fransch overgezet. Men ontdekt in dezelve, buiten de
zeldzame anecdoten, ten opzigte van Barneveld en de Groot,
zichtbaare trekken van partyzucht, van de welke een Engelsch
Ambassadeur in dien tyd niet wel ontbloot konde zyn.
William Temple, Memoriën, zedert 1672. - 1692. -
Aanmerkingen over den staat der Vereenigde Provinciën, 1697. -
Brieven, 3 deelen, in 12°. 1756. Temple, Ambassadeur van Karel II.
sloot de triple Alliantie tusschen Engeland, Holland en Zweeden,
in 1662. Hy was in 1668. tegenwoordig by de conferentiën te Aken,
en te Nymegen in 1678.
Eenige geächte Levensbeschryvingen volgen natuurlyk op deeze
Gedenkschriften. G. Brandt, schreef het Leven van de
Ruiter, een Deel in Folio. C. Brandt en Kattenburg,
het Leven van de Groot, ook een deel in Fol. Uitenbogaart,
het Leven van Oldenbarneveld, &c.
Men heeft ook nog eenige wel uitgevoerde Levensbeschryvingen der
Stadhouders. Van tyd tot tyd heeft de Oranjecabaal de asch van
deeze doorluchtige Patriötten gestoord, en hunne schimmen durven
lasteren. In 1751, liet Elie Luzac, onder den naam van P.
le Clercq, in den Haag drukken, het Caracter van de Witt.
Wagenaar wederleidde dit schandelyk libel, in zyn Echt en
waar Caracter, &c. De zich noemende Advocaat der Vaderlandsche
Kerk, (P. Hofsteede,) hernieuwde in 1772, de oude
lasteringen tegen Oldenbarneveld. Doch de schryver van
Oldenbarnevelds Eer verdeedigd, (de Heer Advocaat Calkoen,)
overtuigde en verstomde den laagen beschuldiger.
De Kerkelyke Historie, der Zeeven Provinciën, is onder anderen
ook beschreeven door G. Brandt, J. Trigland, J. Uitenbogaart, E.
Meiners, Limborch, Regenboog, &c.
Elk der Vereenigde Provinciën, de meeste steden,
en zelfs zeer veele Dorpen hebben, haare byzondere
geschiedenissen; van deeze laatste zoort heeft men zeer
merkwaardige, door de naauwkeurigheid, de diepte en het belang der
navorschingen.
Wagenaar heeft de Historie van Amsterdam beschreeven; Orlers
en Mieres, van Leyden; van Balen en van de
Wall, van Dordrecht; Revius, van Deventer; Velius,
van Hoorn; Smith, van Nymegen; van Heurn, van 's
Hertogenbosch, &c. &c.
Allen deezen moet men noodzakelyk kennen, wil men de geschiedenis
der Zeeven Provinciën van grond op verhandelen. Anthonius
Matthaeus, onder den tytel van Veteris AEvi Analecta, te Leyden,
1698, en vervolg in 10 Deelen in 8°. G. Dumbar, P. Burman,
Brouerius van Niedek, Hyonck van Papendrecht, ook onder den tytel
van Analecten.
De Heer P. van der Spiegel, tegenwoordig
Groot-Pensionaris der Republiek; M. P. Bondam, Professor te
Utrecht, en een groot getal anderen, hebben gewigtige
verzamelingen van Origineele stukken, betrekkelyk tot de
Vaderlandsche Historie, in 't ligt gegeeven. Gerard van Loon,
Frans van Mieris, Cornelis van Alkemade, Balthasar Huidecoper, de
Baron thoe Schwartzenberg, de Professor Kluit te Leyden, de Baron
van Meerman waardige Zoon van den vermaarden levensbeschryver,
hebben veel toegebragt tot de Diplomaat en Penningkunde.
De confederatie der Edelen onder PHILIPPUS II. en de Unie van
Utrecht, zyn verhandeld in twee onderscheidene Werken, door den
Heer Te Water, Historie-schryver der Provincie Zeeland, (2 Deelen
in 8vo, te Middelburg, 1776.) en door Mr. P. Paulus, ex-Fiscaal
(aan de nieuwe omwenteling te danken) van de Admiraliteit op de
Maaze. Utrecht, 1775. 4 Deelen in 8vo.
De onderdrukking des Stadhouders, heeft in deeze daagen, noch byzondere naspeuringen, over de Drostendiensten, over het Jagtrecht, over de vryheid der Drukpers, over de Militaire Jurisdictie, te weeg gebragt; van der Kemp, Leeraar der Doopsgezinden, te Leyden, heeft het laatste van deeze ontwerpen uitgewerkt. Martelaar van zyn Vaderlandschgezindheid, zwerft hy tegenwoordig in ballingschap buiten zyn vaderland. Elie Luzac, een dolle stadhoudersgezinde, van Oudermeulen en van den Heuvel, hebben
een nieuw licht over den Nederlandschen Koophandel verspreid.
Eindelyk zullen wy deeze Naamlyst voor eene veel groter
uitbreiding vatbaar, eindigen, met aan te toonen, de groote
verzameling der Publicatiën van Hunne H. H. M., bekend onder den
naam van Groot Placaat boek, door Kau en Scheltus, 7 Deelen in
Folio; het Werk betytelt: Nederlandsche jaarboeken, van dewelken
alle Jaar één in 't licht komt, by van der Eyk en Vygh, te Leyden,
en waar van reeds meer dan tachtig Boekdeelen zyn; de groote en
zeer goede Vaderlandsche Historie van Jan Wagenaar, te Amsterdam,
1749 en vervolg. 21 Deelen in 8vo ; eindelyk de Tafel der
Generaale Historie der Vereenigde Provinciën, door Cerisier,
Utrecht, 1777. en vervolg, 10 Deelen in 12vo; een Werk dat waarlyk
hoogachting verdiend door de grondbeginzelen en het oogmerk des
schryvers.
V,
In 1423. en langen tyd voorheen hadden de Gelderschen een gezond oordeel, over de waare grondbeginzelen van een bestier, aan vrye Lieden betamende.
« ,, Wy verklaaren met deezen, (zegt de jonge Her- vryheid den ,, tog Arnoud, by den aanvang zyner Regeering,) on- Gelderschen, ,, zen Vader tot Ruwaard en Voogd, zo dat noch hy, ,, noch wy, noch iemand in onzen naam, de minste ,, zaak, tot de Regeering betrekkelyk, kunnen uit ,, oeffenen, zonder toestemming der sestien Repre ,, señtanten van de Hoofdsteeden der vier Kwartie , ren; te weeten, van Nymegen, van Rurmonde, ,, van Zutphen en van Arnhem. Ieder Departement , zal het recht behouden vier Gedeputeerdens te be 3, noemen. ,, Al het geen buiten hunne toestemming gedaan zal ,, worden, zal van nul en geener waarde zyn. De ,, Hertog verbind zich, om hen, zo wel als zynen ,, Adel, over het Trouwen, over het verkiezen der ,, Raadslieden, over verbintenissen en overdragten ,, der steeden en Kasteelen, over Inkomsten, Belas tingen en Tollen, en vooral over het geen de Mun ten aangaat, te raadpleegen. - - ,, Hy zal het bevel over Plaatzen, niet dan aan
Inboorelingen vertrouwen, of aan de zulken, die in het Land gezeeten zyn, of bezittingen in het zelve verkreegen hebben. " - ,, Ten waare hy zonder Kinderen komt te sterven, zullen die geenen, die ambten bekleeden, hun ne Posten niet overgeeven, dan in handen der Vertegenwoordigers van den staat. ,, Zo een Inwoonder, door Watervloeden ofte an derzints, schade bekomt, zal de Vorst van alle Rechten afzien, dewelke hem van denzelve toe komen, ter oorzaake, dat de Eigenaar het gene wederom verkryge, dat hy verlooren had. Hy verbind zich ook geene verzoening tusschen eenen Moordenaar en de Nabestaanden van den Doodge slagenen, voor wettig te erkennen, dan na ver loop van een jaar en zes weeken”.
VI.
In 1477, erkende Maria van Bourgondiën in een beroemd handvest, genoemd het GROOT PRIVILIGIEN, enz.enz.
De Hertoginne verbind zich geene Bevelschrif , ten te geeven, dan in de algemeene Landtaal, de Ambten niet dan aan Inboorelingen, en nooit meer dan een, aan dezelfde Persoon, die het zelve niet aan een ander zal kunnen overdragen of doen waarneeunen, te begeeven. De Kamer der Justitie en de Rekenkamer te Mechelen overgebragt, zul len in Holland wederom opgericht worden. Het Hof of de Hooge Raad zal buiten den stadhouder, bestaan uit agt Leeden, zes uit Holland en twee uit Zeeland, bovendien, noch twee boven het ge tal, die geene inkomsten zullen trekken, en tevens ook Inboorelingen moeten zyn. Men zal daar, gee ne zaaken in het begin zynde, afdoen; maar alleen op appél der ondergeschikte rechtbanken. Niemand zal buiten het Land geroepen worden. Geene nieu wigheden zullen in het verkiezen der Rechters, noch in de gedaante der Rechten plaats hebben, Men zal byzondere of nationaale Landdagen kun nen houden, wanneer en waar men zal goedvin den. De Hertoginne vermag niet te Trouwen, schat tingen, lichten, Oorlog voeren, noch de Munten
veranderen, zonder medeweeten der staaten. Zy , zal niemand toelaaten, Zout aan de Dyken te del- - , ven. De Graaf of Gravinne zullen zich zelven, de -, schattingen ook doen afvraagen. De steeden zul ,, len geene opbrengen dan volgens willekeur”. - Dus is de inhoud der Privilegiën, na de welken zich steeds te gedragen en haare opvolgers daartoe te verplichten, Maria met eede bevestigde. Zy be kragtigde dezelven met haar zegel en handtekening, als ook van haare Ministers, dewelken zy betuigt ge raadpleegd te hebben, en die, zegt zy, de Privile giën, voor haar, voor haare erfgenaamen, voor het land en de wezentlyke rechten de Inwoonderen, voordeelig gevonden hebben. Deeze Acte is kostbaar, om dat derzelver Artykels opgemaakt of voortgeko- e men zyn, het zy tot herstelling der oude geschondene - rechten, het zy als nieuwe inzettingen, noodzakelyk • . om de veelvuldige misbrulken te hervormen.
VII.
Ordonnantie van Mixiliaan betreffende de Admiraliteit
Het moet aan vrygebooren Menschen vreemd voorkomen, op het eind
van deeze declaratie, in Holland en Gelderland gepubliceerd, doeze
woorden te leezen, door despooten, en zulken die het menschelyk
geslacht verachtelyk maakten, uitgevonden: want alzo belieft ons
dat geschiede.”
VIII.
Unie van Utrecht
Die van het Furstendom Gelre en Graafschap Zutphen, die van de Graafschappen en Landen van Holland, Zeeland, Utrecht, Friesland en Ommelanden, tusschen den Eems en de Lauwers, (luidt de inlei ding,) vernomen hebbende, dat zedert de pacificatie van Gent, de spanjaarden met Don fan van Oostenryk, en hun lieder andere Hoofden, alle middelen gezogt hebben, en nog dagelyks zoeken, om de Nederlan den te verdeelen, zich 'er Meesters van te maaken, en dezelven geheel onder te brengen (1), hebben
raadzaam gevonden met elkanderen een nauwer en articulierder verbond aan te gaan, niet oIn hunne generale Unie by de pacificatie van Gent gemaakt, te verbreeken; integendeel om dezelve vaster te ver binden, om des te beeter in staat te zyn, zich tegen den algemeenen vyand te kunnen verdeedigen, en alle scheuringe voor te komen. Ten dien einde hebben de Gedeputeerdens van voorzeide Provinciën; wel 'deugdelyk door hunne Constituanten gevolmagtigd, de volgende Artykelen gearresteerd en geslooten , zonder zich in allen gevalle te willen scheiden van het heilige Roomsche Ryk.” - Art. I. ,, De voorzeide Provinciën verbinden en vereeni gen zich ten eeuwigen dage, om met elkanderen in een verbond te blyven, even als of zy maar eene Provincie uitmaakten, zonder toe te laaten dat men dezelven ooit van elkander zal scheiden, nochtans zonder inbreuk op de Privilegien, Vryheeden, Inzettingen, loffelyke Costumen, en alle ande re Rechten, welken elk der Provincien, steeden, A Leden en Inwoonders kunnen hezitten. Niet alleen dat zy elkanderen geen hinder of letsel doen zullen; maar integendeel elkanderen by zullen staan, en haar verdeedigen en met alle behoorlyke middelen, ja met lyf en goed, helpen handhaven, tegen een iegelyk die hen zal willen aanvallen; welverstaande dat de verschillen, die tusschen eenige van de voorzeide Provinciën, Leden ofte steeden van deeze Unie, ter oorzaake haarer Rechten en Privilegiën enz. mogten voorvallen, door de ordinaire Rechter zullen veref. fend worden, of door scheidslieden, of door een minnelyk verdrag, zonder dat de andere Provinciën, stceden of Leeden, (zo lange beide partyen zich aan het Recht onderwerpen) zich daar mede zullen be moeyen, ten waare zy een verdrag geliefden te be werken.” - - - Art. IF. men af te leggen. Maar de Hoofden, met eerzucht en nayver bezield, en het Volk door een blinden yver en geestdryvery vervoerd, tegen de algemeene handelingen des tegenwoordigen staats, leverde wel haast voedzel tot verdeeldheden, en werk tuigen tegen de algemeene vryheid.
Art. II. ,, De bovengezegde Landen, ter bekragtiging deezer Unie, verbinden zich vastelyk en altoos, met gevaar van hunne leevens en hunne goederen, el kanderen te helpen verdeedigen, tegen alle geweld hetgeen men hen van den Koning of van zynent wee gen zoude willen aandoen; het zy dat zy, ter oor ke der pacificatie van Gent, de Wapenen opgevat hebben tegen Don juan, en den Aartshertog Mat thias tot Gouverneur ontfangen hebben, met den aan kleeve van dien en al het geene er uit zoude mogen volgen, al was het onder voorwendsel, om de Room sche Regilie met de Wapenen te willen invoeren en doen stand houden; het zy ter oorzaake van eenige nieuwigheden die in gemelde Provinciën, zedert 1558, gebeurd zyn; of het zy om deeze tegenwoordige Unie en confederatie, of andere soortgelyke redenen; het zy eindelyk; dat men eene der Provincien, der ste den of Leden in 't byzonder of in 't algemeen wilde aanvallen”. - - Art. III. ,, De gemelde Provinciën zullen gehouden zyn, malkanderen op gelyke wyze by te springen, en te helpen verdeedigen, tegen alle In- en Uitheemsche Heeren, Prinsen, staaten, Provinciën of steden, die hun eenig geweld, ongelyk, of den Oorlog zou den willen aandoen, wel te verstaan, dat de hulp en onderstand by de Generaliteit deezer Unie bepaald zal worden, met voorkennisse, en na gelegenheid van zaaken.” - Art. IV, ,, En om de bovengemelde Provinciën, steeden, ën Leeden, beter tegen alle geweld te verzeekeren, is vastgesteld dat de Frontiersteden en anderen, wel ken men nodig zal oordeelen, volgens advies, op order der Vereenigde Provinciën, en op kosten der steeden en Provinciën, waar in dezelve gelegen zyn, zullen versterkt worden, mits zullende de helft der onkosten door de Generaliteit vergoed worden; be houdens, dat, zo indien de voorsz. Provinciën goed vinden, eenige nieuwe sterktens in eenige derzelve
Provinciën willen opregten, en de aldaar zynde her stellen of vernietigen, zullen de onkosten zyn voor rekening der Generaliteit”. Eindelyk, om te voorzien tot de nodige kosten ter verdeediging der Provinciën, is vastgesteld, dat om de drie maanden, of in geschikter têrmynen, open lyk aan den meestbiedende, verpagt en gecollecteerd zullen worden, alomme in de zeven Provintiën, zeeke re imposten, op allerhande Wynen, binnen en buiten gebrouwen Bieren, op 't gemaal van Graanen, op het Zout, op Goude, Zilvere, Zyde en Wolle Laakens, Hoornvee, bezaayde Landen, slagtbeesten, Paarden, Ossen die verkogt worden, ofte alle andere Artykels, als men in 't vervolg by eenpaarige toestemming goed vinden zal te behooren. Eindelyk dat men hier toe ook gebruiken zal, de inkomsten der Domeinen van den Koning, na dat men de daar opstaande lasten zal afgetrokken hebben. ” - Art. VI.A . ,, Alle welke middelen by gemeen advys, volgens omstandigheden, verhoogd en verlaagd zullen worden, en alleen zullen strekken tot algemeene verdeediging, en tot datgene, het welk de Generaliteit gehouden zal zyn, tot beveiliging te moeten doen, zonder dat de zelve middelen tot eenige andere zaaken zullen ge bruikt worden. De steeden, Frontier en zelfs andere Plaatsen, zullen ten alle tyde, als de nood zulks vordert, ver pligt zyn, al zulke Garnisoenen te ontvangen als de voorsz. Provinciën goedvinden zullen, hen te zen den, met advys van den stadhouder dier Provincie, alwaar het Garnisoen geplaats moet worden, welke Garnisoenen door de Geünieerde Provinciën zullen betaald worden. Daarenboven zullen de Officieren en soldaaten verpligt zyn, buiten den eed, aan de Generaliteit afgelegd, noch teene te doen aan de stad, Plaats of Provincie waar in zy zullen gelegd: worden, volgens den inhond hunner patenten. Men
zal zulke goede orders stellen, dat alle Burgers en In woonders, zo wel in de steeden als ten platten Lan de, Geestelyken en Wereldlyken daardoor niet zullen bezwaard worden. Het Garnisoen zal even als de Burgers en Inwoonders, gehouden zyn, de imposten en accysen te betaalen, mits de Ceneraliteit ook ge houden zal zyn, hunne inkwartiering aan de Burgers en Inwoonders te vergoeden, zo als in Holland ge bruikelyk is”. - * * Art. VIII. ,, Ten einde men ten allen tyde de nodige hulp zal kunnen erlangen, zullen alle de mannelyke Ingezee tenen van ieder Provincie, van den ouderdom van agttien tot zestig jaaren, binnen den tyd van een maand na dato deezes, opgeschreeven worden, op dat na de eerste Vergadering der geconfedereerde staaten, ver der geordonneert zal worden, het geen men tot de meeste bescherming en zeekerheid der Republiek zal bevinden te dienen.” - ; Art. IX. | | * * * * * , - , * * * ,,Men zal geene vreede, noch bestand kunnen maa ken, noch eenen Oorlog onderneemen, eenige schat ting of contributie eisschen ten voordeele der Ge neraliteit, zonder het advis en eenparige toestemming der Zeeven Provinciën. Maar in alle andere zaaken , betrekkelyk tot het gedrag deezer foederatie, zal men zich gedraagen, volgens het geen door de meer derheid van stemmen der voorz. Provinciën zal be flooten worden. De stemmen zullen opgenomen wor den, gelyk het tot nog toe by de Generaliteit in ge bruik is, altoos by provisie, tot dat anders geordon neert zal worden, by gemeen advis der Bondgenoo ten. Ingevalle de Geünieerde Provinciën niet over een zouden komen in zaaken van Bestand, Vreede, Oorlog of Contributiën, zal de uitspraak, provisioneel, gesteld worden aan de Regeerende Heeren stadhou ders der voorz. Provinciën, die het verschil tusschen beide partyen zullen vereffenen ofte uitspraak doen, zo als zy zullen oordeelen, billyk te behooren. Wel verstaande, indien dezelve Heeren stadhouders, daarin niet zouden overeenkomen, zy tot name:
sesforen en adjuncten zodanige onpartydige lieden, zullen verkiezen, als hun zal goed dunken, en de Partyen zullen gehonden zyn, zich aan hunne uit spraak te onderwerpen.” . . . , » Art. X. ,, Geene der Provinciën, noch der steden, noch geen Lid der Unie zal eenige verbintenis kunnen maaken, met eenige nabuurige Heeren ofte staaten, zonder toestemming van het Bondgenoodschap”. , L', Art. XI. , - 4 : c., er: 5 - T - - ,, In gevalle dat eenige nabuuren, hetzy Vorsten, Heeren, steden ofte Landen, tot de tegenwoordige Unie zouden begeeren, te treeden, zullen zy kunnen toegelaaten worden, volgens advys en eenpaarige toestemming der Vereenigde Provinciën.” i' Art. XII, - - ,, De voorz. Provinciën zullen gehouden zyn, met elkanderen over één te komen, in het stuk van de Munten, en den loop der Gelden, volgens de Or donnantiën, welken men ten spoedigsten deswegens maaken zal, en welken de eene niet zonder de andere, zal mogen veranderen.” - - - - , 1). - - - tºt v Art. x III. - - - - en - tº - - ,, Ten opzigte der Religie, zullen Holland en Zee land handelen, volgens goeddunken, en de andere Provintiën deezer Unie, zullen zich kunnen regulee ren na den inhoud der Religievreede door den Aarts Hertog en zyne Raaden, met advys der Generaale staaten vastgesteld. Over dit Artykel zullen zy zo danige beveelen, voor ieder Provincie, stad en Lid, afkondigen als zal behooren, en ter verdeediging van een ieders, het zy. Geestelyke of Weereldlyke Rechten, zonder daar door in eene andere Provin cie gehinderd of belet te worden, op dat een ieder de vryheid van het geweeten geniete, en dat nie mand om de Religie agterhaald of ontrust worde, volgens de voorz. Pacificatie tot Gent.” - - - - - - Art.
(Dit artykel veröorzaakte oogenblikkelyk veele zwarigheden. ' Men verbeelde zich, dat men van meening was, gee ne in de confederatie te ontfangen, dan die door de ReligieVreede toegelaaten werden, of geene dan de beide Religiën de Gereformeerde en Roomsche te dul den Eenige dagen naderhand voegde men er vervolgens een soort van uitlegging by, men verklaarde, niet van intentie geweest te zyn, en nog niet te weezen, om die Provinciën en steden uit het verbond te sluiten, die geene dan de Roomschen Godsdienst zouden toe laaten, en dat men, waar het getal der Gereformeer den niet groot genoeg zoude zyn om hunnen Gods dienst, volgens de Religievreede, te kunnen oefenen, bereid was, dezelve in de Unie te ontvangen, mits zy de artykels in acht naamen, en zich als goede Vader landers gedroegen, om dat het oogmerk niet was, dat eene Provincie of eene stad, de anderen voorwaar den, over het punt der Religie, opleggen zoude.) V - » Art. XIV. ,, Omme te voldoen aan de Pacificatie te Gent, zul len alle Monniken en Geestelyken, hunne goederen, geleegen in de Vereenigde Provinciën, genieten ; maar dat men de Geestelyken, die geduurende den Oorlog hunne Kloosters op spaansch Grondgebied geleegen, verlaaten, en zich in Holland en Zeeland begeeven hebben, by hunne Kloosters of Collegien, waar uit zy gegaan zyn, van een behoorlyk onder houd al hun leeven zoude doen voorzien, het geen men ook in 't werk zal stellen ten opzigte der geenen die uit Holland en Zeeland in de overige Provinciën etrokken zyn.” # Art. XV. ,, Diegenen die ter oorzaak der Religie ofte andere wettige redenen hunne Kloosters binnen voorz. Pro vincie geleegen, verlaaten hebben, of zullen willen verlaaten, zullen geduurende hun leeven onderhou den worden, uit de inkomsten van gemelde Kloos ters; maar de genen die na dato deezes in dezelve zullen gaan, en vervolgens wederom verlaaten, zul Ien geen onderhoud kunnen erlangen, en niets uit
het zelve trekken dan het geen zy er ingebragt heb ben. Te meer, zullen de tegenwoordig zynde en in 't vervolg komende Geestelyken, alle vryheden van Godsdienst en kleeding, genieten, mits zy zich, in alle andere zaaken, aan hunne Opperhoofden onder werpen.” - (Den eersten February gaf men eene nadere expli catie over dit artykel. De Bondgenooten, vreezen de dat de Geestelyken processen zouden aanvangen, wegens de erfenissen, opvolgingen en giften, gaven bevel, dat alle de Processen die deswegens aange vangen waaren, of in 't toekomende aan te vangen, zouden opgeheeven worden, tot dat 'er nader, door de Bondgenooten en andere Leeden die in de Unie zullen willen treeden, of zelfs door het gezag der Overheid, geördonneert zal worden te behooren.) Art. XVI. ,, - - ,, Indien het gebeuren mogte, het welk God verhoede, dat er eenig misverstand of verschil tusschen Provinciën plaats vond, zullen de overige Provinciën of derzelver Commissarissen, het zelve afdoen, en in dien het zelve de Provinciën in 't algemeen betreft, zal de uitspraak aan den stadhouder toegekend worden, gelyk in Artykel 9. vermeld staat. Zy zullen verpligt zyn, de partyen te vergelyken, of aan dezelve recht te doen, binnen den tyd van een Maand, na dat zy door de eene of andere party daar toe verzogt zyn, ofte eerder, indien de noodzaakelykheid zulks vor dert. En hunne uitspraak zal agtervolgd worden, zonder verder beroep van appél, opheffing, revisie, nulliteiten, of andere herroepingen hoe genaamd.” Art. XVII. ,, De Provinciën, steden en Leeden der Unie, zul len zorgvuldig vermyden, van aan vreemde staaten en Vorsten eenige oorzaak tot oorlog te geeven, en om het zelve voor te komen, zullen zy zo goed recht doen aan de Vreemdelingen als aan de Inwooners. En indien eene der Provinciën hier omtrent in gebreeken mogte blyven, zullen de anderen verpligt zyn, de hand daar in te leenen, overeenkomstig de rechten,
privilegiën, en loffelyke costumen van ieder Provin cie.” .- - Art XVIII. . . . ! ,, Zal geene der Vereenigde Provinciën, stad of Lid van dezelven, eenige imposten, convoygelden, ofte andere belastingen, tot last der anderen, mogen eisschen , zonder de toestemming der Generaliteit, noch geene der bondgenoten daar meede mogen be lasten, dan deszelfs eigene onderdaanen. ” “ Art. XIX. ,, En om alle zwarigheden die zouden kunnen ont staan, voor te komen, zullen de Bondgenooten ver pligt zyn, op de beschryving der genen, welken men daar toe volmagt geeven zal, ten voorschreeven dage te Utrecht te verschynen, om over de zaaken in de convocatie brieven uitgedrukt, zo de zaak geen ge heim vereischt, te delibereeren. 'De zaaken zullen daar besloten worden met eenparigheid of meerder heid der stemmen. De geene zelfs die niet gecompa reerd zullen geweest zyn, zullen verpligt zyn, zich met de genomene resolutie te conformeeren, behalven in zeer gewigtige zaaken, die eenig uitstel lyden kun nen, in welk geval de niet gecompareerdens opnieuw verzocht zullen worden, zich te vertoonen, op ver beurte van hunne stemmen, voor deeze keer. Maar de genen die door wettige redenen belet zullen ge weest zyn te verschynen, zullen hun advys in geschrift kunnen zenden, het welk by het opneemen der stem men in agt zal genomen worden.” , Art XX. . . . . . . . \ ,,Elk Bondgenoot zal gehouden zyn, de zaaken van belang voor het Bondgenootschap, aan die genen die tot de beschryving gelast zyn, bekend te maaken, op dat de andere Provinciën over dit ontwerp beschree ven worden, in de maniere als voorzegt.” - Art. XXI. - ,, Indien er zich eenige dubbelzinnigheden of
duisterheden in de artykels deezer Unie, mogten op doen, zal de interpretatie daar van staan, aan de alge meene uitspraak der Bondgenooten; en zo dezelven niet kunnen overeenkomen, zal men zich op de Heeren stadhouders beroepen, in maniere als voorzegt.” ar Art. xxII. ,,Indien men het mogt goedvinden byvoegzelen of veranderingen, in eenige Artykels deezer Unie, te maaken, zal men het advys en de algemeene toestem ming der Bondgenooten moeten inwinnen.” Art. XXIII. ' te ,, De Provinciën belooven en verbinden zich elk byzonder te agtervelgen en te doen agtervolgen, al le de bovenstaande Artykelen, verklaarende al het geen hier tegenstryden mogte, voor nul en van gee ner waarde , en verbinden daar voor hunne per soonen, hunne goederen en de Inwoonders hunner, respective Provinciën, den een en de anderen alle Heeren Rechteren, en Rechtbanken te onderwerpen. En staan ten dien einde af van alle herroeping, Rech ten en Privilegiën, die hen aan een zodanig oordeel konden onttrekken”. *- - r Art. XXIV. ., En tot meerder zekerheid zullen de zo wel tegen woordige als toekomende stadhouders, de Magi straaten en de Hooft-Ossicieren van elke Provincie, stad , ofte Leden van dien, by Eede moeten belo ven, elk Artykel van deeze Unie byzonder te zul len doen agtervolgen”. - Art. XXV. - ,, De zelfde Eed zal moeten afgelegd worden, door alle de schutteryën, Gemeenschappen en Gil dens, die in de steeden of Vlekken deezer Unie ge vonden worden”. - Art. X XVI. 7 ,, En hier van zullen egte Copyen gemaakt wor
den, welke (na daar toe by elkanderen verzogt te zyn,) door de stadhouders, de voornaamste Leeden en de voornaamste steeden der Vereenigde Provin ciën, zullen verzeegeld, en door hunne secretarissen onderteekend worden.” , , ,,, , t- ’s - , 1 (Onder de artykelen van deeze acte, door de Bata- , Overweging vieren als den tytel van hunne staatkundige, burger- der ## lyke en godsdienstelyke rechten beschouwd (1), zyn # # eenigen wezentlyk goed, en anderen hoewel heden daagsch onbruikbaar, waren in den beginne vol maakt na de omstandigheden geschikt, 'er zyn ook eenigen onder, die niet dan dodelyke uitwerkzelen. konden voortbrengen.) Men heeft de Unie der Vereenigde Provinciën ver geleeken by een huwelyk, waar beide partyen in geen gemeenschap van goederen treeden. - - 1 Elke Provincie bewaarde haare wetten, haare Ma gistraaten, haare onafhangelykheid en haare souverei niteit. Zy maakten allen niet meer dan één lichaam uit; maar alle deszelfs deel en moesten een en bet zelfde ge voelen en belang hebben. De Bondgenooten gedroe gen zich wyselyk, het recht afstaande, om in 't by zonder met vreemden te handelen, en in het ver kiezen van een Raadsvergadering belast met de alge meene zaaken der Unie, Deeze Raadsvergadering deed, de staaten Generaal tweemaalen in 't jaar, te sa men komen; eene zorg waarvan zy welhaast ontsla gen werden, wyl hunne Vergadering door het getal en het gewigt der zaaken altoosduurende werdt. 'Er zyn zo veele Republieken in de Vereenigde Provinciën, als 'er steeden gevonden worden, ge magtigd, om haare Gedeputeerden na hunne byzon dere staaten te zenden. - Indien men de onderwerpen, die een direct verslag aan het algemeen verbond vereischen, uitzondert, hebben deeze steeden geenen anderen reegel van ge drag dan haar eigen wil. Alle wetgeevende zo wel als uitvoerende magt, bestaat in derzelver Raaden. er Al (1) Een Tytel zo geächt, dat de Raad van staaten daar, van eene gegraveerde of liever doorgetrokken afschrift, tra het oorspronkelyke, met alle deszelfs handteekeningen, door haalingen, enz. heeft doen in 't licht geeven in 1778. 1 Deel,' in Folio-
Alle de steeden ondertusschen van een en dezelf de Provincie, welke schynen zich om niets, dan om haar Eigenbelang te bekommeren, zyn overeengeko men, een algemeene Raad aantestellen, om op de alge meene zaaken der Provincie, een wakend oog te hou den, en te dienen tot een verband, tusschen alle des zelfs leeden. Deeze Raad stelt aan de ordinaire of extraordinaire Vergaderingen voor, die punten, over de welken zy oordeelen dat men delibereeren moet. Alsdan verwittigen de Gedeputeerden uit den Adel of van de steeden, hunne Committanten, wegens de zaaken, de welken moeten afgedaan worden, vragen hun advys, en zyn verplicht het zelve als een bevél op te volgen. De staaten Generaal kunnen geene daad van sou vereiniteit over de Zeeven Provinciën uitoefenen. De leeden van deeze staaten moeten hunne aanstellers van de onderwerpen hnnner beraadslagingen verwitti gen, en stemmen, overeenkomstig de hun gegeevene instructiën. Indien men de voorzorgen opmerkt, door de wel ken de Bondgenooten het misbruik van hoog gezag wilden te keer gaan, ziet men hoe sterk de liefde tot de Vryheid in aller harten heerschtte, toen de Ver eenigde Provinciën zich te saam verbonden, van Philippus te ontslaan. Een Volk, dat volstrekt vry wil zyn, moet zyne Vertegenswoordigers mistrouwen. Het moet spaarzaam zyn in de uitdeeling der magt; en er zyn paalen, buiten de welken deszelfs mistrou wen niet treeden moet. - Het is een waar ongeluk voor de Vereenigde Pro vinciën, de magt hunner zo wel byzondere als alge meene staaten te eng bepaald te hebben. Het is ge bleeken, dat de Republiek in de gewigtigste omstan digheden, na eene Regeeringloosheid zweemde, en dat de uitvoerende magt dikwils opgehouden geweest is, hoewel de uitoefening daarvan, even zo licht en veel vaardiger dan de wetgeevende magt behoort te geschieden.- Alvorens de staaten Generaal eene decideerende Resolutie kunnen neemen, moeten de zaaken tot de byzondere staaten der Provinciën gebragt, en van daar weder tot onderzoek hunner Committenten ge bragt worden, dat is, dat vyftig steeden en alle
Edelen eene questie verhandelen, dezelve betwis ten, en eene party kiezen moeten, voor en alëer de Provinciäale staaten, door hunne decisie, de staaten Generaal kunnen doen voortgaan, met daar over te handelen. - 4 Hoe kan men hoopen dat de Gedeputeerden der Zeeven Provinciën, het algemeen belang met een en het zelfde oog beschouwen? Het is dan zeeker, dat, met zo veele oorzaaken tot ontbinding, het Bondge nootschap niet lang zoude stand gehouden hebben; ten zy door de haat, welke de Batavieren het Huis van Oostenryk tagtig jaaren toedroegen. Men kan ook veronderstellen, dat deeze zo dikmaa len vereischte, eensgezindheid, niet dan eene arg listigheid was van WILLEM I. om zich noodzakelyk te maken. Zonder twyffel heeft de stadhouder tot - een band gediend, tusschen de te ver van elkander gescheidene, en te zeer onafhangelyke deelen der Ver eenigde Provinciën. - - - Maar de Voorrechten van den stadhouder Capi tein en Admiraal Generaal beschouwende, vind men het hulpmiddel erger, dan de kwaal zelve. Men kan zich beroepen op de vreemde uitwerkzelen der men schelyke tegenstrydigheden. Menschen, veel te na yverig op hunne Vryheid, om zich geheel en al aan hunne Committanten die huns gelyken waaren, te vertrouwen, stonden aan den Prins eene magt en ver trouwen af, het welk hy, hoe zwaarwigtiger de zaa ken der Republiek wierden, des te ligter misbruiken konde. Indien zy noch, het stadhouderschap niet erfelyk gemaakt hadden, zoude het kwaad nooit van zulk een langen duur geweest zyn; maar de Neder landers begingen deeze onherroepelyke misslag on der WILLEM III. p Een Magistraat, welkers gezag tot een zeer korten tyd bepaald is, kon niet wel een ander oogmerk heb ben, dan het algemeene welzyn. Een Magistraat, ge duurende zyn geheele leeven, begint zyne belangens van die der Republiek aftescheiden; zyne magt moet derhalven bepaald worden. Een erfelyk Magistraats. persoon, wordt naruurlyk den vyand van zyn Vader land. Dit had plaats in WILLEM III. zo dra hy verkree gen had, dat, het naderhand erffelyk stadhouderschap, op zyne mannelyke en wettige kinderen overgaan zou de.
Na zyn dood, zagen de Provinciën Holland, Gelderland, Zeeland, Utrecht en Overyssel, niet zonder vrees, aan welke gevaaren zy zich blootgesteld hadden. Het stadhouderschap werdt vernietigd, maar de Regenten vergaaten, dat, by de geboorte der Repu bliek de#der Burgeren met meerderheid der stemmen, die Persoonen verkoozen, bestemd om den Raad van elke stad uit te maaken. De verkie zingen, door kuiperyen verstoord zynde, geloofde men daar in te voorzien, met het recht, om de open staande plaatsen te benoemen, aan de Raaden af te staan. - De Regenten namen geenen aan, dan hunne nabe staanden, en het gezag viel, niet dan een klein getal familiën, ten deel, die genen, die daar van uitgesloo ten waren, toonde zich steeds misnoegd tegen eene Regeering van sommige grooten. By aldien de Ma gistraaten niet door eerzucht verleid geweest waren, zouden zy eenige hunner voorrechten afgestaan heb ben, en de beginzelen der tweedragt zouden uitge roeid geweest zyn. Maar de Edelen verontwaardigd zynde, Burgers aan het hoofd der zaaken te moeten zien, spanden alle hunne kragten in, ter herstelling van het stad houderschap. In 1722. benoemdon de staaten van het Hertogdom Gelderland, den Prins van Oranje en Nas sau, reeds erffelyk stadhouder van Friesland en Gro ningen, tot hunnen stadhouder en Kapitein Generaal De Provincie Holland, in plaats, van met Gelderland eene Negotiatie, die niet gelukkig konde zyn, aan te gaan, had moeten beletten, dat dit voorbeeld niet be smettelyk wierdt. Zy zouden zonder twyfel alle de po gingen der Edelen en van het Gemeen, om het stad houderschap te herstellen, wederstaan hebben, indien de Magistraaten het recht der verkiezing aan het Volk afgestaan hadden. Zulk een edel voorbeeld zoude door de andere Provinciën voor zeeker gevolgd zyn. Daar de Vyanden van het stadhouderschap niet deeden, het geen zy hadden moeten doen, verwagte den de aanhangers van het Huis van Oranje, door Engeland ondersteund, niet dan een voorwendzel, om de gedaante van het Gouvernement te veranderen. Dit deede zich op in 1747, toen Lodewyk XV. de Vereenigde Provinciën op derzelver grondgebied aan
viel. De Wyanden der Regeering, hier door aange moedigd, vergenoegden zich niet, met het stadhou derschap erffelyk te verklaaren, zy verkreegen zelfs, dat de dochters tot dit hooge Magistraatsbestuur be noemd wierden; en zedert dien tyd is de verwydering van het Huis van Oranje, allernoodzaakelykst gewor- - den voor de Bataafsche Vryheid.
IX.
Die met hand en mond het zwaard zyner beulen aanmoedigde.
Wreedheid van PHILIPPUS II.
Toen PHILIPPUS II. in 1559. uit de Nederlanden in spanjen aankwam, hield hy te Valladolid een audoda-fé: (verbranding der Ketters,) een groot gedeelte Protestanten waaren reeds aan de vlammen opgeöf ferd, en er waren in de gevangenissen noch meer dan dertig Persoonen overgebleeven, veroordeeld, w" de zelfde straf te ondergaan. PHILIPPUs, yverig, om zonder uitstel openbaare blyken van zyn afkeer voor de Ketters, te geeven, wilde dat de Inquisiteurs, den dag der Executie be paalden, en begeerde daar by tegenwoordig te zyn. t Deeze plechtigheid werdt gevierd met alle pragt en staatsie, die de Inquisiteurs aan dezelve konde byzet- - º ten, PHILIPPUs, van zyn Zoon DoN CARLos, en zyne Zuster verzeld, en door zyne Hovelingen en Lyfwach ten omringd, zat regt tegen over de ongelukkige slagt öffers. Na dat hy eene reden voering van den Bis schop van Zamora had aangehoord, stond hy op, en hebbende zyn deegen getrokken, tot bewys zyner zucht, om het geloof te verdeedigen, begeerde hy in handen van den Opper-Inquisiteur, den eed afteleg gen, om de Inquisitie en haar dienaaren te handhaven tegen alle Ketters en afvalligen, (of alle anderen die zich tegen de uitöeffening der Inquisitie zouden wil len verzetten,) en om zyne onderdaanen te dwingen, de besluiten van deeze Rechtbank te gehoorzamen. Onder de veröordeelde Protestanten, bevond zich een Edelman, genaamd DoN CARLos DE sEssA, die, in het oogenblik dat men hen tot den brandsta pel voerde, zich tot PHILIPPUs wendde en uitriep: En ook gy, 6 Koning! gy kunt getuigen zyn van de wreede pynigingen uwer Onderdaanen! red ons van deeze wreede C 3 dood,
dood, wy verdienen denzelven niet. - Neen hernam de wreede Vorst: ik zelfs, zoude den brandstapel voor myn eigen Zoon oprechten, indien hy zo misdadig was, als gy. Na deeze uitzinnige woorden, beschouwde hy dit schrikkelyk schouwtoneel met een gelaat, het welk zyne godlooze wreedheid te kennen gaf. - (WATZON.)
X.
In qualiteit als stadhouder Generaal, welke hem niemand
opgedraagen had....
WILLEM de I. was nooit wettige Stadhouder
Deeze stelling, hoewel tegen het algemeen gevoelen zomwylen tegengesproken, is maar al te naauw keurig. De groote rede voor dezelve, dat, daar men het gezag der Graaven verzaakte, men dat des stadhouders behield, is zonder twyfel geweest, om in deeze hachelyke tyden, een hoofd over de magt des staats te hebben, die de verrigtingen te Land en ter Zee deed overeenkomen. Indien men by deeze beschouwing het belang voegt, het welk noodzakelyk was voor de eerstöpkomende Republiek, om te voorzien, dat haare noch wanke lende staat niet leed, onder de geduurige Regeerings verandering der Representanten van het Bondgenoot schap, het geen aan de onverbreekelyke eendragt, door verkeerde grondbeginzelen en inzichten had kun nen nadeelig zyn, zal men welhaast zien, waarom de tydgenooten van WILLEM H. hem de waardigheid van stadhouder niet toekenden: maar wel die, van be kleed te zyn met de uitvoerende magt der souverei niteit; het geen het dictatorschap der Romeinen zeer naby kwam. En men weet hedendaagsch nog wel, dat WILLEM I. zyne wenschen niet tot het stadhou derschap bepaaldde. MAURITs was, eigentlyk gezegd, de eerste stad houder der Republiek. Deeze hagchelyke staat steeds voortduurende, wyl er zich zo wel binnen als buiten zwarigheden opdee den, belette, dat men deszelfs gezag niet door eene juiste instructie bepaalde. Men gebruikte dezelfde dwaa Jingen, reeds ten tyde der Graaven in gebruik; en de eerzucht van de eene en de vlyëry van de andere zyde, • A
zyde, deeden 'den stadhouder allengskens het dicta
torschap en de vastigheid der Monarchie verkrygen.
XI.
De toestemming van Amsterdam alleen ontbrak hem, om als Graaf
van Holland uitgeroepen te worden.
Tegenstand der Stad Amsterdam, aan de heerschzucht van WILLEM de I.
Cornelis Pieterszoon Hooft, Oud-scheepen der## stad Amsterdam, sprak over dit onderwerp op eene nadrukkelyke en vrye wyze: ,,Ik zie niet,” zeide hy, ,, dat 'er uit de verhessing der Prins tot de Opperheerschappy, eenig voordeel kan voortspruiten. Zyne verbintenissen met vreemde Mogend ,, heden hebben niet belet, dat men zedert dezelven », de tollen in de sond, niet verhoogt heeft. ,, Deeze stap zoude onze ongelukken vermeer ,, deren. De spanjaards zouden onze scheepen weg ,, neemen, en onze Matroozen in slaverny brengen. ,, De Zeeuwen zouden den geheelen Koophandel tot ,, zich trekken. Om onze Vryheid te verdeedigen, ,, hehben wy de Wapenen opgevat. Zouden onze ,, Burgers, toen den Oorlog uitbarstte, de Poorten , hunner steeden voor den Prins opengezet hebben, , indien hy hun verklaard had, dat hy kwam, om , derzelver souverein te worden? Zal het gemakke ,, lyk toegaan, het Volk eenen nieuwen Eed te doen ,, afleggen? Moet men hunne belangens opöfferen, ,, zonder dezelven alvorens te overwegen? Zyn wy ,, niet aan het zelve den goeden uitslag onzer zaak verpligt”. Deeze taal scheen indruk te verwekken.
XII.
Hy stookt uit een slinks oogmerk, de scheuring tusschen de
Arminianen en Gomaristen.
Het zoude moeijelyk zyn, ons te doen verstaan by onze Lezers, misschien dat wy ons zelfs niet eens verstonden, indien wy ondernamen hier alle de God geleerde diepzinnigheden te grondvesten op de Leere der Predestenatie en der genade, deeze eeuwige twistäppel tusschen de se:e Christenen, en voor
namentlyk tusschen de Gomaristen en Arminiänen. ,,God heeft door een eeuwig en onveranderlyk ,, Raadsbesluit, niemand buiten de Zaligheid ge ,, slooten”. Dit was de voornaamste stelling van Arminius. Franciscus Gomarus, Professor aan de Leidsche Academie, volgens zyn zeggen, bezield met de zuiverste liefde tot het Opperwezen, en zyn gevoelen aan alle zyns gelyken willende inprenten, verzettede zich, met eene onverdraaglyken yver, te gen Arminius. Dit moeijelyk verschil werd langen tyd- betwist in de zeven Provinciën, en het bragt eene verbittering te weeg, geëvenreedigd aan het gewigt des verschils. De tusschenkomst van den burgerlyken Rechter werdt noodzakelyk. De Aanhan gers van Arminiiis werden Remonstranten genoemd, door de vertoogen, welken zy over dit onderwerp aan de staaten van Holland deeden in 't Jaar 161o. Eindelyk zonden de staaten Generaal de uitwyzing van dit verschil aan een synode te Dordrecht, saam ge roepen in 't Jaar 1618. De geheele Protestantsche Christenheid zond aldaar haare Gedeputeerden. Deeze eerwaarde vergadering stelde de Arminianen, geheel in 't ongelyk. Hunne meening werdt verban nen; en hedendaagsch beschouwd men dezelve noch als de gevaarlykste aller ketteryen. De voornaam ste Personagiën der Republiek : als , Oldenbarne veld, de Groot, Hogerbeets, en veele andere, verklaar den zich ten voordeele van Arminiiis. 'Er heerschtte reeds 'zedert eenigen tyd een misverstand tusschen deeze doorluchte Republikeinen, en den stadhouder MAURITs, de eerzuchtige inzichten van deezen, die zich van dag tot dag, hoe langs hoe meer ontmas kerde, hadden daar plaats toe gegeeven. Men be merkt gemakkelyk de reden van dezen goeden yver, welke de Prins betoonde in het voorstaan der Or thodoxie. Vassor, in zyne Historie van Lodewyk XIII. handelde zeer breedvoerig en naauwkeurig over dee ze Religietwisten en derzelver betrekking, op de burgerlyke zaaken; MAURITs handhaafde de uitspraak van het synode, die genen het Land uitdryvende, of in de Gevangenis werpende, die weigerden zich aan dezelve te onderwerpen. De Engelschen verschilden deeze keer met den stadhouder. De Godgeleerden de zer Natie deeden, by hunne terugkomst te Dordrecht
aan Jacob I rekening, ongunstig genoeg, van dit in de zeven Provinciën zo achtbaar synode: te Londen belachtte men het zelve in de volgende versjens. Dordrechti synodus, modus : chorus integer, oeger; Conventus, ventus; sesfio, stramen ; Amen! De geleerden te Dordrecht zaamgeroepen, hadden hun vooruitzicht wel heel ver uitgestrekt; zy begree pen, welke dodelyke voortgangen het gevoelen van Arminius konde te weeg brengen. En in der daad, zyne leerlingen durvden weldra openlyk Leeraaren, dat Christus van zyne dienaaren meer deugd, dan geloof vordert, zy hebben het nodige geloof tot zaligheid onder een klyn getal Artykelen bepaalt, het grooste gedeelte des Christelyke leerstukken, onderwierpen zy zich aan den Rechtbank der reede, en hebben standvastig de liefde Gods en de verdraagzaamheid voorgestaan enz. enz. enz. Laten wy opmerken, dat, fan Bogerman, die met ee ne zo hatelyke rechtzinnigheid, voorzitter was op het Dordrechtse synode, en die Maurits in zyne laatste ogenblikken bystond, schryver is van een werk in 4°, betyteld: de Christelyke dood van Prins Maurits; te Utrecht 1625.
XIII.
Maurits sterft op zyn bed, van vlyërs omringd.
Men weet, dat Maurits, zedert den dood van Barneveld, knagingen gehad heeft, zich beklagende, dat God hem verlaten had. Op zekeren dag aan tafel, zeide hy, tegen zyn Pagie: IN Gods NAAM, NEEM DIT HOOFD WEG; ZIET GY DIT HooFD NIET ? NEEM HET DAAR VAN DAAN, ZEG IK U. (De Advocaat der Vaderlandsche Kerk II, 217, 218; - Geschiedenis der Remonstranten.)
XIV.
Hy stelt zich aan het hoofd van eene deputatie der Staaten
Generaal naar Holland, om de afdanking der Troepen te belettcn.
Hy vertoont zich in de Vergadering der staaten #Generaal, aan het hoofd van den Raad van staaten. en voorte- De Heer Eissing, zyne inzichten gunstig zynde, wasvoor OIIl CI1 • zitter wegens de Provincie Groningen. De Griffier Musch, die zich slaafs aan hem overgegeeven had, bragt een advys voort, zo gewigtig als buitengewoon. Hy stelde voor, eene plechtige deputatie naar de Hol landsche steden aftevaardigen, om dezelven te ver binden, het ontwerp tot het afdanken der Troepen voor te komen, en Willem II. volmagt te geven, om de waggelende Unie weder in staat te doen brengen, en alle het gene, dat aan dezelve schadelyk zyn kon de, voor te komen. Gelderland nam tyd tot beraad; maar het bleek dat zy zich vervolgens lieten over haalen. Holland protesteerde formeel tegen deze Resolutie; en Utrecht weigerde hare toestemming. Zy werdt derhalven genomen met meerderheid van slechts vier stemmen, en men verzeekert daar boven, dat Friesland en Overyssel niet meer dan een Gedepu teerden, doch Groningen twee in de Vergadering hadden. Het was aangenaam te zien, dat men zich by de staaten van Holland te addresseeren, ontweek, wyl men voor de bestendigheid van znlk een vermo gend ligchaam bevreesd was. Het scheen gemakke lyker, de steden onder het juk te brengen met de ee ne na de andere te overhalen. Om beter het oog merk te bereiken, verklaarde de Prins van Oranje des anderendaags, dat hy beslooten had, zich zelf aan het hoofd der bezending te stellen. - n - , in t Veele Regenten waren hunne plaatsen aan de gunst - - - - - - des stadhouders verpligt. Men twyffelde niet, of zommigen zouden door erkentenis, en anderen door achting of vrees, niets aan den jongen Prins durven weigeren, of ten minsten zoude hy hunne werkin gen vernietigen, door het zaayen van tweedragt en , verwarriug. De Prins vryheid verkregen hebbende, om de Ge deputeerden, welke hem moesten vergezellen, zelfs te verkiezen, nam vier uit de staaten Generaal ; Alexander van Capellen, Heer van Aatrsbergh, Maureg nault, Renswoude en Klant, en drie uit den Raad van staaten, Asperen, Lucasz en Brasser. De Heer van Capellen van Aartsbergh verzekert in zyne Gedenk schriften, dat hy niet dan tegen wil en dank, zich by deze deputatie voegde. Om
t : Om getrouwelyk de voetstappen zyns Oom te vol gen, verzuimde Willem niet, de Predikanten tot zyne belangens over te halen, twee derzelver Predikten in den Haag, dat men de Unie zogt te verbreken, den ouden haat tegen de spanjaards uittewisschen, en het zweet, het bloed en den arbeid, door de Krygs lieden, zyne Hoogheid en het geheele Huis van Oranje aan den staat opgeofferd, met eene zwarte ondankbaarheid betalen wilde. Men verspreidde overal, dat verscheide Holland sche Regenten, zich aan de spanjaarden verkogt had den, om hun het Vaderland te leveren, de Troupen weg zendende, die den staat verdedigen konden. Na deze hatelyke voorzorgen, begaf Willem zich op weg, aan het hoofd der deputatie, en van een mag tig geleide van Krygslieden, ten getale van byna vier honderd. º Willem begaf zich terstond na Dordrecht, welke de eerste stad der Provincie is... Om 'er zich beter van te verzekeren, had hy eene verandering gemaakt in het Collegie der goeden Lieden van agten. Dit was een overblyfsel der oude Volks Constitutie, een soort van Magistraat, uit agt lieden bestaande, die het Volk representeerden, met het Recht om in den Ou den Raad tegenwoordig te zyn, en daar mede ver ëenigd, gezamentlyk de Burgemeesters te verkiesen, advys voort te brengen, en in de huishoudelyke zaa ken en de begeving der Ambten te stemmen. De stadhouder had het recht dezelven te verkiesen, maar alleen uit het getal van 24 Voorwerpen, door de Gildens voorgesteld. Om hen geheel tot zyne dispositie te houden, had WILLEM, dezelven, het vorige jaar, geheel na eigen goeddunken, en zon der medeweten van het Hof van Holland, veran derd. Wyl hy zorg droeg, geene daar in te plaat sen, dan zyne Creaturen, geloofde hy, dat de Bur- . gery, op het minste teken, ten zynen voordeele, op staan zoude tegen haare Regenten. De Gedeputeer dens tragteden hem van dit schadelyk voornemen af te trekken. De Heer Capellen van Aartsbergh verze kert in zyne gedenkschriften, dat, wat hem aangaat, hy nooit andere middelen dagt in 't werk te stellen, dan die der zagtheid en overreding, maar de gemoe deren waren reeds te zeer verwilderd. De Burger
ineester Jacob de Witt, aan het hoofd des ouden Raads der stad, begon, met te verklaaren, dat men geen gehoor zoude toestaan, als ten aauzien van zyn Hoog heid, mits dat dit voorbeeld geen inbreukkonde doen op de vryheid der stemmen, en op de souvereiniteit van Holland. Het verhaal, het welk Aartsbergh gelast was, aldaar voor te lezen, was niet dienstig om het mistrouwen te verzagten. De byzondere afdanking der Troepen werdt daar in beschouwd, als eene geweldadige in breuk op de Grondwetten, als strekkenste om de Unie te verbreeken en de gereformeerde Religie te willen vernietigen. Het beantwoorden, deezer zaak, vol van valsche en ontrouwe voorgevingen, vervuld met uitdrukkingen, zichtbaarlyk uitgezogt om het Volk te gen de Republikeinsche party te doen opstaan, had niet moeijelyk geweest. De leden van den Oud Raad waren hier over gebelgd. Om gerucht voor te ko men, antwoordden zy met koelen bloede, dat men over de disputen, welke over de afdanking der Troe pen gerezen waren, zoude delibereeren, en dat de Resolutie aan de staaten van Holland gebragt zoude worden. Niets was meer tegenstrydig tegen de in zichten der Gedeputeerden, en bovenal tegen die van den Prins van Oranje. De andere steden kon den niet nalaten het voorbeeld van Dordrecht te vol gen, en op gelyke wyze de Propositie der Gedepu teerden te ontwyken. Willem vroeg eene tweede au dientie; Aartsbergh werdt noch eens belast, niet alleen, een opgesteld verhaal voor te lezen, maar met eene heldere en sterke stem op de Propositie, de welken hy reeds gedaan had, te blyven staan. Hy kweet zich maar al te wel van deze Commissie, eisschende, dat, men op eene klare en duidelyke wyze antwoordde, of men dit Bondgenootschap wilde verbreeken, en gaf te kennen, dat die geenen, welke het zelve wil den breeken, strafbaar waren aan lyf en goed. Hy voegde er zelfs by, dat men, ingeval van weigering, of uitstel, genoodzaakt zoude zyn, eene andere taal te voeren. De Leden van den Oud Raad betuigden over deze uitdrukkingen hunne grootste verontwaardi ging: zy beschuldigden. Aartsbergh, zich van scherpe en dreigende uitdrukkingen bediend te hebben, en verze kerden, dat zy hunne klagten aan de staaten
land, welke hier door gehoond waren, zouden bren gen, en besloten, om tegen wil en dank van den Prins, de Conferentiën af te breeken. Men wist vervolgens dat veele andere steden, en onder ande ren Haarlem en Amsterdam, Gedeputeerden na Dor drecht gezonden hadden, om de Magistraaten aan te moedigen, dat dezelve de inzichten van den Prins zouden ontwyken. - - - - - " Hy liet niet na, Zyne reis voort te zetten; te Gor cum aangekomen zynde, vond hy aldaar twee Bur gemeesters der stad Amsterdam, die hem kwamen verzoeken, dat hy zich niet in hunne stad zou be #, om dat men de deputatie, aldaar, als een stap, rydig tegen de wetten, beschouwde. De Prins was ten uitersten verstoord over dit com pliment. Hoe, zeide hy, met moeite zyn spyt en verdriet verbergende, Zoudt gy uwe Poorten voor uwen stadhouder sluiten? ik zal het noch in myne bedenking neemen. De uitslag van deeze deputatie was, te Gor cum niet gelukkiger dan te Dordrecht. In de steden schoonhoven, Gouda, Rotterdam en den Briel, wel ken zy doortrok, konde zy niet dan een onbepaald, antwoord bekomen, het welk de zaaken tot de aan staande vergadering der staaten terug zondt. Te Rotterdam zelfs, en in den Briel, ontving de deputa tie geene meer beleefdheden dan elders, schoon zy de voorzichtigheid gehad, had , aldaar zendelingen voor uit te zenden, belast, om de eene door dreige menten, en de andere door beloften te winnen. Maar te schiedam weigerde men ten enenmale, gehoor aan de Gedeputeerden; men ontving niet dan op de herhaalde sollicitatiën van den Prins, na alvorens tegen deeze stap geprotesteerd te hebben; de Gedeputeerden werden niet eens begroet;, en men voerde het woord zelfs niet tegen hun, men sprak niet dan tot zyne Hoog heid, en gaf hem geen gunstig antwoord. Het ge drag dier genen van Delft, was nog stuurscher, zy wilden den Prins niet ontvangen, dan in qualiteit als stadhouder, zy weigerden de Logementen voor zyn gevolg, en boven al, voor de Gedeputeerden te be zorgen. Deeze ongunst dwong deezen, eenige beden kingen hier over te maken. Zy beraadslaagden, of het niet beter zoude zyn, den voortgang af te breeken, en den Prins te raaden, de Reize alleen te vervolgen
om zyne waardigheid en rang niet te doen beledigen. Maar de Prins stond er op, deeze ongelukkige be proeving te willen voortzetten. Hy scheen, zegt de Heer van Aartsbergh, zich weinig over de mishan delingen te bekreunen, en de zelven in Persoon op te zoeken, op dat hy geene voorwendsels, van klag ten en beweegredenen tot wraak, behoefde voor te wenden. Welke eene eerzuchtige en gevaarlyke staatkundige ziel, moet deeze Prins, naauwlyks 23 Jaaren oud, niet bedekt gehouden hebben, bekwaam zyne maatregelen zo verre te neemen. De deputatie vertrok vervolgens naar Noord-Hol land; in de steden Alkmaar, Hoorn en Enkhuizen, werdt zy met veel plechtigheid ontvangen. Te Hoorn, zegt de Jaarboekschryver van dien tyd, lostte men al het Geschut, zo dat het scheen, als of men alles wilde vernielen; maar de antwoorden van deeze ver schillende steden waren te gelyk wydloopig en alge meen; die van Medenblik kwamen zyne Hoogheid voor, hem doende aanzeggen, dat de wegen tot die stad zeer slegt waren, en dat zy ten anderen noch aan hem, noch aan zyne Gedeputeerden gehoor zou den geven. Hy liet deeze stad derhalven ter zyde, en met den zelfden uitslag, Purmerend, Edam en Mon nikkendam bezogt hebbende, naderde hy Amsterdam. De Regenten, hadden hem ten tweden maale doen verzoeken de moeite te sparen, van in deeze stad te komen, ten minsten niet, dan in de qualiteit van stadhouder. Ik wil er komen, zeide hy tot hunne afgevaardigde, in alle qualiteiten waar ik meede be kleed ben. Maar de Regeering liet zich niet bang maa ke. Zy gaf orders, de Burger-Compagniën te wape men, het Geschut in order te brengen, een prachtig: jagt toe te stellen, en alle de eerbewyzingen, welken men eenen stadhouder verschuldigd is, te vervaar digen. In de stad gekomen zynde, konde Willem het gevraagde gehoor niet verwerven. Deeze weigering, verstoorde, of scheen hem zodanig te verstoren, dat hy het kostbaare Festyn, het welk voor hem bereid was, weigerde, zeggende : dat er meer wederzydsch vertrouwen moest plaats hebben, en dat hy geen ge noegen in het goed onthaal smaken konde, by zulken die hem weigerden te hooren. Zelfs verontschuldigde men zich den Raad te vergaderen, in de welke hyver -
zogt in qualiteit als stadhouder te verschynen. Te Haarlem, waar hy zich vervolgens heen begaf, werdt' hy niet gunstiger ontvangen. De stad Leyden zogt hem over Zyne aangedaane mishandelingen te vertroos-, ten; zy was niet vergenoegd, hem zo wel als zyne Gedeputeerden, gehoor , antwoord en eerbewyzin gen toe te staan, maar bedankte zelfs hunnen yver' voor den dienst van het Vaderland. De Deputatie in den Haag terug gekomen zynde, deedt Aartsbergh zyn verslag aan de staaten Generaal." Hy zeide, dat eenige steden verklaart hadden, in de U nie te willen blyven, dat andere 'er koel over gespro ken hadden, dat veele 'er geen melding van gemaakt hadden, en dat de steden Haarlem, Delft, Amsterdam, en Medenblik gehoor aan de Gedeputeerden gewei-, gerd hadden. De staaten Generaal bepaalden zich alleen, hen voor de genomene moeite te bedanken.” Drie dagen naderhand, verscheen de Prins by de staaten van Holland, en liet zich uit in bitze verwy tingen tegen de Amsterdamsche Regenten, en eischte eene openlyke satisfactie, geëevenreedigd aan den hoon, welken hy zeide, hem aangedaan te zyn. Hy deed zelfs zyn verhaal door den druk algemeen maa ken, op dat zyne klagten eene groote gemoedsbe-, - weging by het Volk, en by de Predikanten, die hem, slaafsch toegedaan waren, zouden te weeg brengen. - Amsterdam begreep, welke gevaarlyke uitwerkzelen deeze staatkunde konde veröorzaken. Om dezelven: voor te komen, gaf zy eene Apologie in 't licht, wel ke de staaten van Holland zo voldoende bevonden, dat zy op eenen hoogen toon de party van deeze stad, trokken. Zy veröordeelden zelfs het gedrag der alge meene staaten, als strydende met de manier van han-o delen, en met het gezag van den souverein. Zy ver boden in 't vervolg soortgelyke Deputatien in de ste den te ontvangen. Ter zelfder tyd gaf men een pu-, bliek antwoord op de Propositie, welke Aartsberg aan de Regeering gedaan had. Men bleef niet in gebre ken, om de ongerymdheid aan te toonen, van de Ge-, reformeerde Religie by deeze zaak in te trekken, als of de Unie op de Hervormde Religie alleen gegrond-, vest was! Even als of er eenige overeenkomst was tus schen de Heilige schrift en de hervorming van Oor-, logslieden.
In deze verschillende oneenigheden, hielden de staaten van Holland vier merkwaardige punten staan de; 1°. dat de Deputatiën, der staaten Generaal naar byzondere steden, onwettig waren; 2°. dat de stad houder het recht niet heeft, zich in de steden te begeven, als het hem goeddunkt, om de Regeerin gen te doen vergaderen, en hun artykels van delibe ratiën voor te stellen; 3°. dat, hoewel de byzondere staaten het recht niet hebben, de Troepen af te dan ken, hebben zy dat recht, om de betaaling, dier ge nen, welke tot hunne lasten zyn, op te schorten, en bovenal, na zy hunne daar voor zynde redenen bloot gelegd hadden; 4°. dat de staaten Generaal, noch de Collegiën, welke aan dezelven ondergeschikt zyn, als de Admiraliteiten, enz. geene gerechtelyke magt bezitten, zonder de toelaating van de staaten der Provincie.
XV.
De Admiraal Opdam ------ dringt door den Sond.
Coenraad van Beuningen, Burgemeester der stad Amsterdam, en eene der vermaardste, maar niet eene der gelukkigsten staatsministers der 17de Eeuw, werdt. als Ambassadeur in Zweeden gezonden in 't Jaar I652. - - - - Op zekeren dag, door zynen Vaderlandschen yver aangespoord, veröorloofde zich deeze moedige Re ublikein, in een onderhoud met Koning Karel X. de sterkste uitdrukkingen te doen, en liet zich tot dreigementen vervoeren. De Monarch hervatte : Tunc ego claudam fretum sundicum, (dan zal ik den doortogt van den sond sluiten.) . Van Beuningen ant woorde: (At ego claves ligneas hujus freti vidi in portu Amstelodamensi) maar ik heb houte sleutels van deeze straat in de Haven van Amsterdam gezien. . Ziet hier een voorval van een tyd, die zulk eene taal wettigt, in den mond van een dienaar der Repu bliek. , - De staaten Generaal, na herhaalde klagten over de Tollen, welke de Deenen van de Hollandsche schepen afknevelden, voor den Koning van Deene marken gebragt te hebben, beslooten in 1645 niets te betaalen, voor dat men ten dezen opzigte een# e
\ delyk vergelyk getroffen had. Den 15 Juny deszelven Jaars zeilde de # uit, aan het hoofd van een Vloot van 48 scheepen van Linië, bemand met 5coo sol daaten; onder zyn Convooy waren 3oo Koopvaardy scheepen. Met het schoonste weer en op klaren dag, op de hoogte van het Kasteel Kronenburg geko men zynde, kwam een Deensche sloep by hem aan Boord, en vroeg op wiens order dit Convooy pas seerde, zonder de Tollen te betaalen. De Witt antwoorde : op orders van myne Meesters. De Offi cier der sloep hem verwittigd hehbende, dat de Koning (Christiaan IV.) zelfs voor een der Vensters van het Kasteel stond, ligte hy zyn hoed af, maakte eene diepe verbuiging tegen den kant welken men hem aanwees, en gaf order tot het Koninglyk sal vo, met driemaal de geheele laag af te schieten, het geen door zyne geheele Vloot herhaald werdt. Na dit begroeten, maakte de Admiraal een tweede compliment voor den Koning; wierp het Anker voor Koppenhagen, en bleef aldaar met de helft zyner schepen; hy gebood de anderen hunne Kruistogt te vervolgen tot op de westelyke ingang der sond; ver ders zond hy zes schepen af, om de Koopvaardysche pen tot aan den mond van de Oostzee te geleiden, De Hollandsche Lootsen pylden dagelyks de Ree van Koppenhagen, in het gezigt der Deenen. Met de Maand Augustus werden de verschillen afgedaan.
XVI.
In Konsten en Wetenschappen munten zy uit.
De schilders, welke de Zeeven Provinciën vordering voortgebragt hebben, zyn genoeg bekent. Als Ruis- der Hollan-.. daal, van Berchem, Potter, Wouwerman, van de Vel- ders in de let teren, Kon- - de , Rembrandt, Metzu, schalk, Breugel, Gerrit Douw, stenen weten, Mieris, en een groot getal anderen, zyn nog heden schappen, daagsch het vermaak der liefhebbers, en een wan hoop voor Kunstenaars, die dezelven zouden navolgen. In het tydperk, waar wy van spreeken, konden de Hollanders zich vlyën, dat zy in de Poëzy voor hun me Nabuuren niet behoefden onder te doen. Vondel, Cats, Hooft , deeden en zullen den Hollandschen Zangberg altoos eer aandoen. Rotgans, Antonides van.
van der Goes, Poot, Hoogvliet, hebben zich waardig getoond hunne voetstappen te volgen. Een goede Historie over de Hollandsche letterkunde alleen ont breekt ons, omdat het volgens het zeggen van Horatius, Parum sepultae distat inertiae Celata virtus. De smaak der Hollanders voor de geleerde taalen, hunne grondige kennis der redenkunde, hebben hun een billyke vermaardheid doen verwerven. Zyn 'er in de naspeuringen der Oostersche taalen en Oudhe den grooter van naam geweest, dan die van Drusius, van Erpinius, sedert van schultens, van schroeder, &c.? Griekenland en Rome hebben die geleerder uit leggers van hunner meesterstukken gehad, dan Meur sius, Merula , Lipsius, Heinsius, Douza, Burman, Broekhuisen, Heemsterhuis, Valckenaar, niet minder doorluchtig dan hunne Voorgangeren? Men kent wei nig meer algemeene Genie dan de Groot. Blaeuw, Bertius, Cluyerius en de Laet, muntteden uit in de Geographie, ter zelfder tyd dat de Hollandsche scheeplieden hunne naamen aan de uiterste einden des aardbols gaven. Drebbel, Metius, Zacharias fansen, betwisten el kander de uitvinding der Baromeeters en Telescoo pen. Het menschelyk verstand heeft nooit iets dat meer te verwonderen is uitgedagt, dan de Dyken en sluisen van dit Land, met geweld aan de Elementen ontrukt, en welk en men aan dezelven nog gestadig betwisten moet. Laurens Koster is niet zonder roem, door zyne uit vinding der Drukkonst, deze Konst is naderhand zeer volmaakt geworden door Elsevier. Christiaan Huigens was een der grootste sterre en Wiskundigen zyner eeuw, de eeuw van Newton. Koehoorn betoonde zich een waardige medeyveraar van zynen tydgenoot Vauban te zyn. ,, Het was , een schoon gezigt (zegt de President Henault), , by de belegering van Namur in 1692, Vauban het , Fort Koeboorn te zien belegeren, het welk door , Koehoorn zelfs verdedigd werdt”. Maurits, deeze geessel der Bataafsche Vryheid, - onderwees het eerst aan Europa, de waare regels van Genie en der Tactica. In 't begin der zeventiende eeuW »
eeuw, gingen byna alle Vorsten de Legerplaatsen en Armeën van Maurits en van spinala, deszelfs schran dere tegenparty, beschouwen. Carel Gustavus, toen Palts Graaf, en sedert Koning van Zweeden; en de on sterfelyke Frederik van Brandenburg, schikten zich na de school' van Maurits, en deszelfs broeder Fredrik Hendrik, en rekenden het zich een eer, onder hunne Vaanen te dienen. Met welk een luister hebben de Ruiter, Tromp, Piet Hein, Opdam in dien zelfden tyd de Nederlandsche Vlag op alle Zeeën doen schitteren! Wie kent niet de natuurkundige ontdekkingen van Leeuwenhoek, van Hartsoeker, van swammerdam, en in latere dagen de kundige werken van Musschenbroek, van 's Gravesande, enz. De anatomische opspui- - tingen door Ruisch, hebben in dat vak de hoogste trap van volmaaktheid bereikt. - Hoe veel voor name Geneesheeren als Clusius, Tulp, van Linden, hebben de Republiek niet voortgebragt, benevens Boerhaven: de opperste van alle hedendaagsche Ge neesheeren, en een der grootste sieraaden, der na tuur en schykunde, enz.
XVII.
Schouten
Twee Hollandsche schippers van deezen naam , den een genoemd Wouter, en de andere Willem Cornelisz., hebben zich, door hunne ontdekkingen in de 17de eeuw, beroemd gemaakt. Wy hebben de gedrukte reizen van den eersten, en men kon zeg gen dat geen reiziger ter Zee, voor hen zo eene nauwkeurige, noch zo wonderbaare Reisbeschryving in 't licht gegeeven heeft, dan de zyne. Willem schou ten, geboortig van Hoorn, had den roem van de be kwaamste loots zyner eeuw te zyn. Hy vertrok met # le Maire, uit Texel in Juny 1615. Met de Maand van January in het volgend Jaar, ontdekten zy, een nieuwe route door de Zuid Zee, ten Zuiden van de straat van Magellanes, en zy gaven aan dee zen doortogt, tnsschen het Eiland del Fuego. en een ander, het welk zy staaten Eiland noemden, de naam van de straat van Lemaire. schouten willende liever den naam van zyn Geboortestad in deeze gewesten ver 'eeuwigen dan den zynen, noemden den Zuidelyksten uithoek van America Kaap Hoorn. , Hy stierf
het Eiland Madagascar, in de Abtdye van Anton Gil, in 1625, varende met het schip Middelburg, waar mede hy na zyn Vaderland keerde. De Kapitein Rog geveen, is de laatste der Hollanders, die men weet dat eene reis na de Zuidzee gedaan heeft, in 1721. Maar men begrypt niet, met welk recht de Holland sche Oostindische Compagnien te Batavia, de kost bare dagregisters van Lemaire en Roggeveen, heeft kun nen in beslag neemen en verbieden. Deeze styl van rechten komt niet wel overëen met de plublicatie van l het Octrooy van Hunne Hoog Mogenden, ten voordee leider genen, die nieuwe gewesten zullen ontdekken, gedagtekend den 27 Maart 1614. In 1617, gaf de Oostindische Compagnie voor, dat er niets waarag tigs was in de ontdekkingen van Lemaire en schou ten. (Aantekening van O. Z. van Haren, over de ne gende zang van zyn gedigt der Geusen.)
XVIII.
Het eeuwig Editt werdt vernietigd.
De Provincie Holland had zich plechtig verbonden, in 1667, niet alleen om het stadhouderschap te ver nietigen, maar om alles te verzoeken, ten einde de andere Provinciën, en de staaten Generaal te doen besluiten, dat men nimmer de Charge van Capitein of Admiraal Generael opdroeg, aan iemand die stad houder was, van een ofte meer Provinciën. Om de Magistraaten meer belang te doen neemen in de hand having van dit vastgestelde, bepaalde men, dat de ver kiezing van alle de Magistraaten en de begeeving der Ambten, onherroepelyk berusten zouden, by de stee den en de politique lichaamen. Alle de Regenten verplichteden zich met eede, deeze wyze voortestaan. 'Er was geen tegenstreever, dan een enkelde Gedepu teerde der stad Edam, (dit was een oud man.) Hy hield zich terug, zeggende : dat hy oud en doof was, en niet tekenen konde, het geen hy niet konde ver staan. De Zeeuwen bleeven niet in gebreeken, hun misnoegen te betuigen, over eene zodanige Resolutie, buiten hun medeweeten, genomen. De voorstanders van - het Huis van Oranje, waren boven al van deezen slag getroffen. Men benoemde eene plechtige deputatie,
om deezen stap aan den jongen Prins bekend te ma ken. De Pensionaris De Witt, vreesde niet, zich daar mede te belasten. Hy veinsde niet voor Willem, dat het gedrag van zynen Vader alle de maatregelen wettigde welke genomen werden om de Vryheid te bevestigen. Hy durfde hem zelfs Raaden, WILLEM II. niet nate volgen, door Koninglyke verbintenissen aan te gaan, met Familiën , welke de Republiek vyandig waren. Men zeide dat de Prins, niettegenstaande zyne jonk heid, zo konstig was, van zelfs een groot genoegen in het gedrag der staaten te neemen , en dat hy den Pensionaris verzogt hen te bedanken voor de zorg, welke zy voor zyne belangens genomen hadden. Als men de verkleefdheid nagaat, van den Adel en het Gemeen aan het Huis van Oranje, zal men weldra bevinden, hoe haatelyk, deeze stap, de staaten van Holland deed worden, en boven al, De Witt; als de uitvoerder van dit Editt. D4 Wit, was zo groot in verstand als in deugden. Maar deeze groote Man, in de Aristocratie geboren, en onder Aristocraten opgevoed, geloofde niet, dat het Volk invloed hebben moest, op de algemeene zaa ken. Dit verkeerd begrip, belette hem, zyn Vaderland, de aanmerkelykste aller diensten te bewyzen. Het eenigste middel om de bestendigheid van dit Ediét te verzekeren, had zonder twyffel geweest, het zelve in de naam des Volks te verkondigen. Men moest aan de Burgery den invloed toegekend hebben, wel ke zy gerechtigd was, als een byzonder voorrecht te rug te eisschen. Als dan, zoude de Burgery aanstonds by de handhaving der Constitutie belang hebbende, in allen gevalle, genoodzaakt geweest zyn, dezelve . . te verdedigen. Maar niets te verliezen hebbende, en integendeel hopende, onder een nieuw bestuur beter gehandeld te zullen worden, lieten zy in 1672, het Gemeen en den Adel begaan, en zagen onverschillig, dat de Re 'genten verpligt waren zich onder WILLEM III. te bukken.
XIX.
Gelooft niet dat het De Witt aan moed ontbrak, om zyn Vaderland te verdedigen.
Hy had niet alleen een welberaden moed, zonder de welke men geen groot staatsman zyn kan, maar ook een ingeschapen moed, welke aan, Krygslieden natuurlyk voegt. O. Z. van Haren, verhaalt, dat hy zyn Grootvader had hooren zeggen, dat deze, zich met den Grootpensionaris DE WITT, aan boord van het zelfde Jacht in Texel bevindende, en aan zyne zyde te bed leggende, opgemerkt had, dat de Witt, alle avonden, zo dra hy in het# was, terstond in een diepe slaap viel, en zeer hard snork te. Van Haren zeide op zekeren tyd tot den Pensio naris, dat hy zich zeer verwonderde, hoe dezelve in zulke critique tyden, zo vast en gerust slapen kon de? DE WITT andwoordde, dat hy sedert zyn teder ste jeugd, het geluk genoten had, dat, zodra de gor dynen van zyn bed toegeschoven waren, alle zaaken en zorgen geheel en al uit zyne verbeelding ver dweenen, zo dat zyne ziel of zinnen, door niets aan gedaan wierden.
XX.
De Provinciën Gelderland, Utrecht en Overyssel werden door
zyne bedryven, aan heerschzuchtige Reglementen onderworpen.
Toen Lodewyk XIV. overeen gekomen met Karel II. Koning van Grootbrittanje, de Republiek in 1672 aanviel, en hy aan het hoofd van een talryk leger, tot in het hart van het Land drong, waren drie Pro vinciën, te weten: Gelderland, Utrecht en Overys sel, buiten staat zynde, zich te verdedigen, genood zaakt, de wet van den Overwinnaar te gehoorzamen. Men weet dat de Fransche Monarch zyne behaalde overwinningen geen langen tyd behield, en dat hy verpligt was, te letten op alle de mogentheden welke zich zaam verbonden hadden in, uit vrees, voor zy- . ne al te groote aanwas van magt; en dat verheffin van WILLEM III. tot de waardigheden van stadhou der en Kapitein Generaal van de meeste Provinciën, uit deze schielyke en onverwagte inval veroorzaakt werdt. De drie gemelde Provinciën, welke door de Fransche Troepen verlaten waren, werden, door de vier anderen, die zich niet onder het vreemde juk
hadden moeten buigen, aangezien als overwonnene Landen: en het verschil was ernstig om dezelven als zodanige te behandelen, namentlyk, op dien voet als staats Brabant en Vlaanderen, en het geen men de Generaliteits Landen noemt. WILLEM III. die zich niet moeyelyk getoond had over de strengheid, wel ke men aan de drie herwonnen Provinciën wilde uit oeffenen, kwam als Middelaar tusschen beiden, en , deed dezelve weder tot de Unie treden. Maar daar de voorwaardens van deeze wederaanneeming alle tot 4 zyn persoonlyk voordeel waren, heeft men hem bil lyk verweeten, dat zyne bemiddeling niet minder een staatkundige trek van zyn kant geweest is, als de strengheid welke men tegen de drie Provinciën ge bruikte. Hoe het ook zy, hy gaf aan elke Provin ie een Regeerings-Reglement, welks inhoud, voor de Cogen van elken onpartydigen beschouwer, niet an ders behelst, dan om dezelven volstrekt van den stad hºuder te doen afhangen, en aan dezelven niets dan , de schaduw van eene Republikeinsche Regeering over te laaten.
XXI.
By zyn komst tot de Troon van Engeland, begaat hy despotique
handelwyzen in Zeeland.
Het Despotismus van WILLEM III. openbaarde zich bovenal te Goes in Zeeland. De Regeering deezer stad was in twee deelen verdeeld, de eene was voor de handhaving van het gezag des Konings van Engeland. in qualiteit als Erf-stadhouder deezer Provin cie, en de andere, voor de bewaaring der Privile giën en der Republikeinsche Constitutie. De twee partyën, byna gelyk in magt, wagteden ongeduldig af, de verkiezing van de twee Rentmeesters, het welk in de maand December geschieden moest. Maar wyl 'er ses stemmen voor twee Persoonen, en wederom ses voor twee anderen stemden, zag men een hevig verschil ontstaan; een ieder van hun stond op de wettigheid zyner verkiezing; en elke party volmag tigde, die genen, die zy benoemd had, hunne Pos ten te aanvaarden - De Bailluw Eversdyk, die aan het hoofd der stadhoudersgezinden was, addie
zich aanstonds aan de staaten van Zeeland, ver volgens aan den Koning van Engeland, zich bekla ende over het ongelyk, het welk men hem aandeed. De Burgemeester Westerwyk, hoofd der tegenparty, wilde dat de zaak afgedaan wierdt, en daar hy op de Privilegiën en Vryheden steunde, won hy de Burgery. De stadhouder – Koning, zond Commissaris sen, om deeze zaak te onderzoeken, hy begeerde dat de verandering der Regeering, het geen den 24 July voorvallen moest, uitgesteld wierdt tot nadere infor matie. Hoewel de Brief niet aankwam, als op den / zelven dag dat de verkiezing geschieden moest, was men aanstonds van besluit dezelve op te schorten, Maar het Volk voor het stadhuis vergaderd, dwon, de Verkiezers voort te vaaren in het geen zy bego1 nen hadden, en de verkiezing geschiede gelyk men gezegd heeft, zonder krenking der Graaflyke, s# houderlyke en stedelyke Rechten. Het volk liet hier op door openbaare vreugdebewyzen deszelfs ge noegen blyken. Maar de Koning toen in zyn Leger by Gennip zynde, kon op deeze tyding, zyne gramschap niet bedwingen, hy besloot ten eersten Troepen naar I Goes te zenden, om aldaar de Regeering af te zetten. | Den 13 Augustus kwamen de Troepen voor de stad: | Op deeze tyding deed de Burgemeester Eversdyk # poorten en toegangen sluiten, en de Burgery in d Wapenen brengen. Na deeze voorzorgen gebruik te hebben, deed hy de orders van den Koning in de vergadering der Regeering leezen. Alle, behalvin twee, kwamen overeen, dat men antwoorden zoude, lat men voor zyne Majesteit in qualiteit als stadhouder, alle de gevoelens had van eerbied en ontzach, vel ken zy hem verschuldigd waren, maar dat men dezel ven niet minder aan de Rechten en Privilegië, der stad verschuldigd was, dat zy zo wel als andere stern hebbende steden, het recht hadden, van niet verpligt te zyn, andere Troepen binnen hunne Muuren te on vangen, dan op order der staaten van Zeeland: andere, dat Goes zich in 1577. aan Prins WILLE1 overgevende, tot voorwaarde verkregen had, geele Troepen, dan in een dringend tydstip en met goed vinden der Regeering te ontvangen, welke, in é geval, de sleutels der stad altoos in bewaring zou houden; dat 'er tegenwoordig hoegenaamd geen ge
vaar was van een vyandelyken inval, en dat het gantsche Eiland getuigen konde, dat 'er geen de minste waarschynlykheid van opstand plaats had te gen de wettige magt, het opbrengen der lasten, of de handhaving der Religie, dat de laatste verkiezing der Regenten geschied was, overeenkomstig met de Wetten, en ter groote voldoening der Burgery, dat zyne Majesteit hunne Grondwetten willende doen overvallen, zy voorzorgen genomen hadden om de inkomst der Troepen te beletten; dat de geweldadige middelen alleen in dat geval, in 't werk zouden ge steld worden, wanneer men de toegangen tot de stad geweld wilde aandoen, en dat zy in zulk een drin gend gevaar, hulp zouden zoeken by Gecommitteer de Raaden, en by andere goede steden van Zeeland, om het Recht der stad te handhaven, en om derzel ver ondergang, alsmede die van het gantsche Eiland, Zuid Beveland, voor te komen. ,, Dit antwoord aan ,, de Bevelhebbers der Troepen bekend makende, zei - ,, de men hun aan, dat zy hoe eer hoe liever het Eiland ,, verlaten moesten, en dat, by aldien zy geene le ,, vensmiddelen hadden, men hen daarvan voorzien ,, zoude”. De Officieren antwoorden, dat zy orders hadden, welke zy moesten uitvoeren; zy blokkeer den de stad aan alle kanten, en lieten den soldaat in het Veld op discretie leeven. De Regeering ver ontwaardigd, het Land ten prooy aan soldaaten over gegeven te zyn, verzogt om hulp by de andere ste den. Goes was zo nauw ingesloten, dat de brenger dezer depeches genoodzaakt was de lengte van een graft door te zwemmen. Maar geene stad had moeds genoeg zich tegen een Koning, zo magtig door zyne Legers en zo groot van naam, te verzetten. Men - - - tyen zouden vereenigd hebben: De Troepen einde lyk in de stad gekomen zynde, deeden de daartoe door den Koning benoemde Commissarissen, de De kens der Burgery samenroepen. Dezen, voor de Troepen bevreesd, gaven een zwak en lafhartig ant woord, het welk de Koninglyke Lyfwachten verstout te. De staaten van Zeeland, door deze geweldadi ge stap, ontsteld, gaven den Koning volmagt dit ver schil te doen eindigen. Het natuurlyke gevolg van deze afhanglykheid, was, eene geheele verandering - º - ; - , D 5 der / w t zag dikwils het oogenblik waarin zich de beide par
der Regeering. WILLEM III, liet het daar niet by berusten. Hy deed crimineele Processen aanvangen. De Burgemeester en de secretaris Westerwyk, de Bur 'gemeester Mattheus Eversdyk, de Officieren der Bur gery, jan van der Hille, fan Verkat en Martinus Beisselaar werden vastgehouden en in de Gevangenis geworpen. De eerste werdt veröordeeld het hoofd op 't schavot te moeten verliezen, en alle de ande ren tot ballingschap, de goederen van sommigen wer 'den zelfs verbeurd verklaard, en de Beul hen het zwaard over het hoofd moest doen gaan. De vonnissen deezer ongelukkige slachtöffers van het Dispotismus - behelzen veele byzonderheden van belang. De bei - de Westerwyken en Eversdyk, hadden geweigerd, de verkiezing op te schorten, na de orders van den Ko - ning. - Zy, maakten gebruik van het geweld door het , Volk veröorzaakt, waarvan zy voorgaven het oproer niet te hebben kunnen stillen. Maar het is zeker dat - de Burgemeester het zelve in tegendeel aangespoord 1 heeft, toen de brief van den Koning aangekomen - was, zeggende: ,, Burgers, nu hebt gy nog Magi ,, straaten, morgen zult gy, dezelven niet meer heb ,, ben. Ik heb de Privilegiën altoos willen hand ,, haven. De brief van den Koning beneemt tegen ,,woordigt my daartoe de magt. De schout heeft ,, dezelven aan den Koning of aan deszelfs gunste ,, ling Odyk opgeöffert of verkogt: gylieden zo wel ,,, als uwe kinderen, zult er de gevolgen van onder ,, vinden. ' Gylieden zult weldra zien, wie u zal be ,, heerschen. 'Ik beklaag u, ik beklaag alle de arme ,, Inwoonders, wat zullen zy doen? Wy vallen in de ,, slaverny, welke my altoos heeft doen beeven ,, Het is gedaan, met uwe Voorrechten, indien gy ,, uwe Magistraaten niet zelfs verkiest. Vrienden, ,, komt my te hulp! Ik zal u niet verlaaten, al zal men ,, my in stukken scheuren”. Op deeze woorden, - zoude het Volk geroepen hebben: Wy willen dat de Verkiezing voortga. Westerwyk werdt beschuldigt, de eerste aanleiding gegeven te hebben, om de poorten en toegangen te sluiten, het Geschut op de Bolwer - ken te brengen ; geraden het zelve te lossen, en - de Troepen toegeroepen te hebben ! Hier ben ik, schiet vry toe; de Koning heeft geen magt, te kunnen doen, wat hy wil Van Hillen en Verkat, werden be
schuldigd, dat zy de trom hadden doen roeren, om het Volk op de been te helpen. Dit streng vonnis, na den Koning gezonden wordende, om ondertekend te worden, voegden de Officieren der Burgery en de Dekens der Gildens, 'er eene Memorie by, geschikt om den Koning te doen zien, hoe ontzagchelyk hy geworden was. Het was niet, zeide men, dan op verzoek van het allerslegts canailje, dat de verkie zing voortgang gehad had; de Burgery was niet in de Wapenen gekomen, dan op order der Regenten; de Troepen hadden geen schade veröorzaakt, men konde zelfs verzekeren, dat zy de stad een groot nut aangebragt hadden. De veröordeelden, dagten ver pligt te zyn, zich ook na de omstandigheden van tyd te schikken. Zy stelden eerbiedige smeekschriften op, om zyne Majesteit te verbidden. De Burge meester bekende, dat de iever voor de Privilegiën hem tot daaden gebragt had, waarover zyne Maje steit met recht zich konde vertoornen, maar dat hy om zyne genade en goedertierenheid smeekte. Men had eene andere Memorie vervaardigd waarin deeze ongelukkige in daartoe gepaste termen de rechtvaar - digheid zyner sententie erkende, en zyn gedrag aan een verblinde eerzucht toeschreef, maar hy bezat al toos moeds genoeg, om het tekenen daar van te wei geren. De Monarch ontving alle deeze Repuesten in Engeland, maar, gewaarschouwd dat eene strenge straföeffening de natie tegen hem konde doen opzet ten, verzagtede hy de sententiën in een enkeld ban nissement. Daar men eene geheele vergiffenis ver wagtende was, bragt het gerugt dat men de gevan genen uit de stad ging leiden, eene algemeene ont " steltenis te weeg; een gedeelte volks verzamelde zich voor de gevangenissen, zo dat de Troepen ge noodzaakt waren, door het Volk heen te dringen, om de gebannenen er uit te haalen. De Burgemees ter Westerwyk, uit zyne gevangenis komende, strek te zyne handen ten Hemel: Op deeze stomme aanroeping, konde het Volk de traanen niet weer hou den. De Echtgenoot van den Burgemeester Westerwyk, viel in onmagt op het zien haarer Man; wederom * e •' - tot zich zelfs gekomen zynde, hield zy denzelven zo vast in haare armen geslooten, dat de soldaaten ge noodzaakt wierden, tot dreigementen en geweld over te
te gaan, om hun slachtöffer weg te voeren: Deze tedere Gemalin hieldt niet op hem te volgen, en al het Volk smolt weg in traanen; Westerwyk was ver plicht, zyne Vrouw te overreeden, om zich aan het Raadsbesluit van de Voorzienigheid te onderwerpen, en na haar het laatst vaarwel toegezegd te heb ben, sprak hy tot de Burgery: ,, Myne waarde Me ,, deburgers, indien ik iemand uwer leed gedaan ,, hebbe, ik ben een mensch, dat hy het my verge ,, ve, gelyk ik het alle myne Vyanden vergeve, my ,, ne zaak is rechtvaardig; het is voor de Goddelyke 2 5 # dat ik myne Rechters verwachten zal”. Zyne Vrouw, van veele Burgers vergezeld, geleide hem tot buiten de Poorten, zo lang tot dat de sol daaten haar met stokslagen dwongen terug te keeren Westerwyk, denkende dat zyn einde naderde, vroeg, wat men met hem doen wilde: ,, Men gaat u ophan ,, gen”, zeide een Duitsch Officier, die aan het hoofd' der soldaaten was. ,, Men gaat u ophangen, zo ,, als alle die vervloekte Hollanders, die zich tegen ,, den Koning durven verzetten”. Aldus wierden zy uitgeleid tot op de Hollandsche en Zeeuwsche Grenzen. Doch, eenige Jaaren laater, kreegen zy verlof om weder te keeren; en na den dood van Ko ning WILLEM werden zy in hunne Ambten hersteld.
XXII.
Staatkundige verradery van WILLEM III
Hy verraad zynen schoonvader, en stort de Republiek in eene
onderneeming, waarvan de goede uitslag of mislukking, even
rampzalig voor dezelve waren.
WILLEM III, had nimmer in zyne Expeditie tegen JACOB II. kunnen slaagen, indien hy de toestemming van Amsterdam niet afgeperst had. De Burgemeester Kosters was de eerste, wiens gevoelen hy deed on dermynen. De Pensionaris Fagel vroeg hem, of de Prins op de toestemming der stad, staat konde maa ken, zo hy bygeval in Engeland geroepen wierdt, om aldaar de zaaken te herstellen. ,,Misschien is de ,, Prins in de verbeelding den kleinen Monmouth te wil ,,len speelen,” zeide iemand die aldaar tegenwoordig was. De Prins rekende het niet beneden zyne waar digheid, te werken om zyn voorneemen door Kosters tC.
te doen goedkeuren, maar hy ging altoos met om zigtigheid te werk, vroeg hem om advys, en ge bruikte niet dan wydlopige en algemeene uitdruk kingen. Deeze veinzery kon niet lang duuren. Kos ters nam de gelegendheid waar, toen de Koninginne van Engeland zwanger was, en toonde aan den Prins, dat de geboorte van een Prins hem alle zyne rechten op de Kroon zoude doen verliezen. Willem was zich toen niet langer meester, hy antwoordde met een soort van vervoering, dat hem zulks geen schade zou de kunnen doen. De goede Grysaard scheen zich te laaten overhaalen; maar zyn grootste zorg bestond in het gevaar, het welk de Matroozen zouden loopen, die op Frankryk voeren, om dat men hen niet konde voorkomen, zonder het geheim te openbaaren. Men oordeelde het geheim van zo groot aanbelang te zyn, dat men het aan niemand dan aan twee andere Burge meesters, johannes Hudde en Cornelis Geelvink, ver trouwde, van dewelke men eene diepe geheimhou ding vorderde. De Heer Dykvelt, boezem vertrou weling van Zyn Hoogheid, kwam hen te Amsterdam, over het geval spreeken. ,, jacob II. zeide hy, had de ondergang van den staat en der Gereformeerde Religie gezworen, men konde zich niet te veel haasten om den storm tegen te gaan, welke de Republiek dreigde. Hud de en Kosters antwoorden, dat men op de voorzienig heid hoopen moest, Dykvelt verklaarde, dat het de beste staatkunde was, zelfs aan te vallen, voor dat men aangevallen wierdt. De Burgemeesters bragten in, tegen deeze zo overhaaste besluiten, dat men ten minsten zo lang wagten moest, tot de Zeemagt in be ter staat zoude zyn. Dykvelt durvde het geheele ge heim aan zulke voorzigtige mannen niet vertrouwen; maar de noodzakelykheid om hen te winnen, bragt te weeg, dat hy met Witzen alleen zynde, hem ver scheide gewigtige byzonderheeden ontdekte, en hem trachtede over te haalen. (1) Twee dagen na deeze
geheime samenspraak, trok men Witzen na de." Haag. De Prins zeide hem op een sterken toon, aut nunc aut nunquam, of nu of nooit; Witzen wilde de onge rustheid ontveinzen, welke dit discours in hem ver wekte; doch zyne traanen verrieden hem: hy ant woordde niet dan met de hemelsche lichten aanteroe pen. Dykvelt en Bentink wendden hunne uiterste po gingen aan, om de zwarigheden deezer onderneeming te verkleinen. Zy konden hem niet overhaalen. De Prins van zyn kant bad Witzen, hem met zynen raad by te staan, maar toen Witzen hem de zwarigheden en de gevaaren der onderneeming voorstelde, hield de Prins staande dat dezelve gemakkelyk en doenlyk Waren. - Men hield alles geheim voor jan Appelman, een der Burgemeesteren: de twee anderen, in het geheim mede ingesloten zynde, durvden niets besluiten. Wit zon, van Amsterdam terug gekomen, alwaar hy hier o ver had weezen Raad vraagen, rapporteerde dat men die groote onderneeming niet hadden kunnen af of aanraaden, zo indien men het wilde uitvoeren, zon der dat het bleek dat zy 'er deel aan hadden, zouden zy om hulp vraagen; maar dat zy oordeelden, dat de zaak nimmer by den Raad der stad doorgaan zoude. Deeze aanmerkelyke woorden geven zy te kennen, tot welke omzigtigheid zy geloofden verbonden te zyn, hoewel zy begerig waren aan Willem III. te be hagen. De Prins aan stonds te onvreeden, raadde ondertusschen, dat de woorden uit zodanige monden en in zulke omstandigheden voortkomende, meer zouden zeggen, dan zy wezentlyk beloven zouden. De Groot-Pensionaris liet de gansche onstuimigheid van zyn Caracter blyken. Men moest, zeide hy, de Religie beschermen. Het betaamde, het was nood zakelyk naar de wapenen om te zien, even als de oude Nederlanders gedaan hadden. Het was op de Godsdienst, dat zy het gebouw van staat gegrondvest hadden. Witzen, zo recht uit, als gevoelig, kon niet nalaten, staande te houden, dat de opstand der Nederlanden, tegen de spanjaards veroorzaakt was, door len des Werelds zendende, om het zeldzaamste te zoeken; ert # . voor eigen rekening schepen uitrustende, om nieuwe landen te ontdekken. - - * zin -maar
door de onderdrukking, en de inbreuken. der Privile giën. De Prins veranderde aanstonds van battery: ,, Ik heb het Plan nog niet beraamd,” zeide hy, ,, maar het betaamt om voorbereidzelen te maaken, ,, Matroosen te werven, geld te lichten, en dan de ,, staaten op het ogenblik van het vertrek narigt der ,, expeditie te geven”. Hy was zodanig bevreesd, dat de zaak voor den tyd losbarsten zoude, dat hy nooit wilde toelaaten, dat de vierde Burgemeester en twee andere leeden der Amsterdamsche Regeering, tot het geheim toegelaten wierden. Men had een voordwenzel uitgevonden om Troe pen te verzamelen, zonder hunne waaragtige destina tie bekend te maaken; maar de uitrusting van een aan zienlyke Vloot, kon niet aangezien worden als een enkel ontwerp van voorzorg, tegen de ongesteldheden op het vaste land. Men moest, wegens de voorbe reidzelen op beide elementen, de toestemming der staaten Generaal hebben, welke niet gegeeven kon worden, zonder dezelve van de respective Provinciën verkregen te hebben. Ten anderen was er eene gro te party Leeden in de staaten Vergadering, die hnn ne toestemming zouden weigeren. En eindelyk zoude het geheim zonder twyffel ontdekt worden, door den Marqus d'Abbeville, en door een Man van zulk een doordringend oordeel als de Graaf d'Avaux. Frank ryk natuurlyk, om dat het roomschgezind was, met den Koning van Engeland verbonden, zoude niet in gebreeken gebleeven zyn, om de uitvoering van dit ontwerp voor te komen, met een Leger te doen aan rukken. Er deed zich noch eene zwarigheid op. Het grootste getal der Troepen, tot deeze expeditie noodzakelyk, zoude het Land ontblooten, en voor al - len inval open zetten. De Prins van Oranje toonde aan de staaten, dat de Marsch der Franscheu, in het Land van Keulen, het herstellen der Vestingwerken noodig vorderde. De aannadering van 't gevaar was oorzaak, dat men geene de minste zwaarigheden maakte, hem vier milliöenen toe te staan. De Magistraat van Amsterdam, wilden weeten, waar toe dit geld geschikt was. Zy wilden, dat men hun de plaatzen aanduidde, alwaar men het zelve tot de Vestingwerken gebruiken wilde, maar de Prins en de Pensionaris Fagel, wisten alle deeze
voorzorgen der Magistraat te ontwyken; en de toe bereidzelen werden voortgezet met meerder snelheid en geheimhouding, als nodig was, om de onbekwame Koning van Engeland, te doen onder zeil gaan.
XXIII.
En uit een waaren grond, yverende voor den voorspoed van den
Staat.
Ziet hier een zeer weinig bekend geval van dit soort. Jan Everts. Toen de oude Admiraal Jan Everts Zoon, sedert 007! • eenigen tyd van den dienst ontslagen, den dood van zynen Broeder Cornelis Everts Zoon vernam, in dien be roemden Zeeslag in Duins, welke van den 2 tot den 14 Juny 1667 duurde, gesneuveld, vervoegde hy zich by Request aan de staaten van Zeeland, om hen te ken nen te geeven: ,, welk een vuurig verlangen hy had, ,, om op nieuws in dienst van het Vaderland geplaatst ,, te worden, om zyn leeven te kunnen opöfferen, ,, volgens het voorbeeld van zynen Vader, en vier ,, Broeders, alle op het Bed van eer, en strydende ,, voor den staat, gesneuveld.” De wenschen van Everts Zoon werden vervuld; hy trad weder in dienst, en werd op den 14 Augustus, deszelven Jaars, op zyn schip doodgefchooten.
XXIV.
Men weet hoedanig zy met de Regeeringen, en boven al met die van Haarlem handelde. De Regenten van Haarlem bragten klagten in, tegen zommige Leden, en zelfs tegen de Princes Gouver nante, welke scheenen de verdrietigste gevolgen te zullen te weeg brengen, indien de voorzigtigheid der staaten van Holland dezelven niet wyzelyk voor gekomen had. De klagten waren over de Jaarlyksche Nominatie en Verkiezing der Burgemeesters. Op de bepaalde dag der Verkiezing, werden agt Persoonen. door den Raad benoemd, men twyffelde niet, of Haare Koninglyke Hoogheid, zoude, volgens gewoon - , vier uit dezen, tot Burgemeesters verkiezen. Doch
voor dat de Verkiezing geschieden konde, schreeven eenige Leden uit den Raad aan Haare Koninglyke Hoogheid, dat deeze Nominatie onwettig was, en strydig tegen de Privilegiën en Costumen der stad. Haare Hoogheid benoemde aanstonds twee Commis sarissen, om zich naar Haarlem te begeven, en aldaar de nodige informatiën te neemen. De Magistraat elovende dat deze zaak niet van de magt des stad ouders afhong, zondt hen terug tot den souverein; en ordonneerde vervolgens aan deszelfs Gedeputeerden in den Haag, de Gecommitteerde Raaden te verzoe ken, eene extraördinaire staaten. Vergadering te be - leggen. - Op de weigering der Gecommitteerde Raaden, bragten de Heeren van Haarlem hunne klagten, voor de Vergadering. In de Memorie welke zy presen teerden, rechtvaardigden zy met overtuigende bewy zen hun gehouden gedrag, en verzogten de staaten, de wettigheid der Nominatie te staven, op dat Haare Koninglyke Hoogheid met de Verkiezing der vier Burgemeesters konde voortvaaren. De Princes bleef even styfhoofdig in haare eisschen. In eene Memo rie van Haare Hoogheid, door de staaten geëischt, verklaarde zy, dat zy ten uitersten verwonderd was, dat de Heeren van Haarlem haar van het recht wilden beroven, om de Privilegiën en Octroyen der steden » uit te leggen en op te helderen, enz. enz. ... ... en verzocht eindelyk aan de staaten Generaal, om alle deliberatiën over deeze zaak te staaken, en er ge heel van af te zien. De Magistraat van Haarlem bleef niet zonder Replicq, zy hield aan, dat de ' - staaten van Holland de tegenstrydigheden in dit ver schil tusschen de meerderheid der Regeering en een klein getal tegenstrevende Leden, zouden onderzoe ken, en daar van uitspraak doen. - Niet tegenstaande de vertoogen der Gouvernante, * - gedroegen de staaten van Holland zich als Rechters in dit geval, en verklaarden door hunne Resolutie van 26 r November, dat de Gecommitteerde Raaden gehou den waren, eene Vergadering der Provinciale staa * ten te beleggen, en als een der Leden,#de Ridderschap, het zy uit de steden, deeze belegging verzogt, zy dan geen recht hadden dit te weigeren. Men stelde ook van de Een de Prinzes, voor haar
gehouden gedrag bedanken zoude. De staaten ver klaarden ook, dat aan Haare Hoogheid, als Gouver nante en Beschermster der stadhouderlyke Rechten, toekwam, de echtheid der Nominatie na te gaan, een Recht het welk alleen de oorzaak des verschils geweest was. Dit was eene uitspraak, klaarblykely genoeg ten voordeele der Gouvernante. De steden Dordrecht, Haarlem, Amsterdam, Rot terdam en den Briel, weigerden het laatste gedeelte der Resolutie te onderschryven, en wilden, dat hun ne weigering geregistreerd werdt. Eenige Leden wa ren zo vry om er zich veel breedvoeriger over uit te laaten, en de beweegredenen van derzelver pro test te verklaaren. Maar de Ridderschap protesteerde daar weder tegen in de Vergadering, het geen oor zaak was, dat de zaak toen niet konde afgedaan wor den. Welhaast ontstond er weder een verschil tus schen de Regeering van Haarlem en de Princes Gou vernante, om eene byna dezelfde zaak. - In 1755. werdt de Nominatie der agt Perfoonen aan Haare Hoogheid geprensenteerd, deeze keer verkoos Zy drie der benoemden, en disponeerde over de vierde plaats van Burgemeester, ten voordeele van een oud schepen, genaamt salomon van Echten, welke door den Raad niet benoemd was. . . . . . - Deeze Verkiezing, welke de Heeren van Haarlem, geheel irregulier vonden, veröorzaakte een nieuw misverstand tusschen hen en de Gouvernante, welke aan den Hoofdöfficier van Haarlem zelfs order gaf, van al zyn magt gebruik te maaken, om haare electie te handhaven. Nieuwe Memoriën van de eene en de andere kant, werden aan de staaten van Holland gepresenteerd. De Princes stierf ondertusschen, zo dat de staaten geen beslissenden uitspraak konden doen. Het is echter aanmerkelyk, dat de Commis sarissen aanstonds, na den dood der Gouvernante, van meening waren. ,, Dat de staaten, uit achting voor ,, de Memorie van Haare Koninglyke Hoogheid, de , zaak der verkiezing, van salomon van Echten, voor , onafgedaan zouden laaten”. En de redenen voor dit Advys waren: ,, Dat de aangestelde Persoonen, ,, ter opvoeding van den jongen stadhouder, den ,, zelven van de waare belangens, Grondwetten en , Rechten van den staat onderricht hebbende, men
hoopen moest, dat deeze Prins, eenmaal in bezit ,, ting der Hooge Waardigheden, waar hy mede be ,, kleed was, gekomen zynde, dit voorbeeld nooit ,, tot een regel zoude neemen, om 'er zich in soort gelyke gelegentheden na te gedragen”.
XXV.
Hy misbruikt de meerderjaarigheid van zynen onachtzaamen
Voedsterling, hem de befaamde Acte van Consulentschap te doen
tekenen.
Zie hier dit zeldzaame stuk.
Acte van Consulentschap
Wy WILLEM, by de Gratie Gods, Prince van Oranje en Nassau, Erf-Stadhouder, Erf-Gouverneur, Erf-Capitein Generaal en Admiraal der Vereenigde Nederlanden, &c. &c. &c.
Nademaal wy op onze meerderjaarigheid en by den aanvang onzer Regeering, iterativelyk en serieuselyk in overweging hebben genoomen, hoe dat wylen on zen Heer Vader, hoogstzaliger Gedagtenisse, reeds in en voor den jaare 1749 zeer ernstig hedacht is ge weest, om den Heere Prince Louis van Brunswyk, die zich als doen in dienst van haare Keizerlyke en Koninglyke Majesteiten bevond, door alle meest krag-, tige instantien te beweegen, om in den dienst van de Republiek overtegaan, onder den naam en met den titel van Veldmarschalk over de Troupen van den staat, maar in der daad en in realiteit omme met hoogst gedagten onzen Heere Vader de geheele last van het Militair Departement te helpen dragen, om met hoogstdezelven te wezen en geconsidereerd te worden, op den voet van een vertrouwd Vriend en Bloedverwant, om met denzelven Heere Prince de Con cert te gaan, en van zyne Talenten en wyze Raadgee vingen gebruik te maaken, in alles dat het Commande. ment van het Leeger en het Militaire wezen eenig. sints zoude mogen concerneeren , ende voor al en voornamentlyk met dit groote oogmerk , en tot dat gewigtig einde, dat, indien het den Hemel behaag de, over zyne dagen vre: te disponeeren,
haare Koninglyke Hoogheid en Wy, nevens onze Vrou we Zuster, in denzelve Heere Prince zouden vinden een Vriend en Bloedverwant, wiens raad en assisten tie voor ons van zoo groote nuttigheid en van zoo veel toeverlaat zyn konde, gelyk alle deeze energique betuigingen woordelyk voorkomen en gevonden wor den in de eigenhandige Missivens, door onzen Hee re Vader op den 17 Nov. 1749 en 18 Jan. 175o, aan Hooggemelde Heere Prince geaddresseert. Hoe dat Hooggemelde Heere Prince van Brunswyk aan die herhaalde instantien gecedeerd, het Hof van Weenen, alwaar zig op eene zeer avantageuse voet en in de voordeeligste relatien van faveur en naauwe Bloedverwantschap met haare Keizerlyke en Koning lyke Majesteiten geplaatst vond, verlaaten hebbende en herwaards overgekomen zynde, na dat daar toe was geobtineerd de agreatie van haare Keizerlyke en Koninglyke Majesteiten, aan wien onze Heer Vader de overkomst en bezittinge van Hoogst denzelven Heere Prince als een speciaal faveur by Missive van den Io November 1749 had verzocht, dat de zoo goede en hoogwyze voorzorge van onzen Heere Vader door de evenementen, welke zedert gebeurt zyn, ten vol len is gejustificeerd, en voor ons door eene dadelyke ondervinding van de allerheilzaamste gevolgen ge weest is, terwyl het fataal tydstip, waar in wy van hoogstgedagten Onzen Heer Vader wierden be rooft, het geval al vroeg heeft doen exteeren, waar in de falutaire voorzieningen van hoogstdezelven in het Eugagement en Employ van den Heer Prince van Brunswyk voor ons en ons Huis van deeze zoo nutti ge uitwerking zyn bevonden, dat wylen haare Koning lyke Hoogheid, onze Vrouwe Moeder, hoogstzaliger gedagtenisse, niet heeft gehaëfiteert om by dispositie van uiterste wille, hoogstdenzelven Heeren Prince, die als doen reeds door de Heeren staaten der geza melyke Provintien tot Repraesentant van den Capitein Generaal was aangesteld, tot Executeur Testamentair en Administreerende Voogd over ons en onze zeer beminde Vrouwe Zuster te verzoeken en benoemen. En hoe dat eindelyk het luctueus evenement, waar door haare Koninglyke Hoogheid, onze Vrouwe Moeder meede van ons is weggerukt, den samenloop der beide gevallen heeft daar gestelt, waar door de
goede en hoogwyze voorzorge van wylen onzen Heer Vader, dit voor ons onwaardeerbaar voorrecht heeft uitgeleevert, dat wy in den hooggemelden Heere Prin ce van Brunswyk, door al het geen hoogstdezelve aan ons, zoo ten aanzien van de representatie van ons als Capitein Generaal, als in het byzonder met op zigt tot onze educatie heeft gepresteert en beweezen, oneindig meerder hebben mogen genieten en onder vinden, als hoogstgedagte onze Heer Vader van de voorz. zyne zoo goede en hoogwyze voorzorge en van zyn volmaakt vertrouwen op hoogstgemelden Heere Prince zig ooit zoude hebben kunnen belooven. En nademaal wy gaarne wenschten gelegenheid te hebben, om ons nog voor eenigen tyd van de raad en adsistentie van hooggemelde Heere Prince van Brunswyk te bedienen, en hoogstdezelve aan ons ge declareert heeft, dat hy door de sterkste banden van teedere liefde en vaderlyke affectie aan ons verbon den, geneegen en bereid was, om zyne vermoogens, daar die voor ons van eenig nut konden weezen, nog voor eenigen tyd aan ons op te offeren.
Soo is 't, dat
wy met hooggemelde Heere Prince van Brunswyk wederzyds en
onderling zyn geconvinieert en verdraagen over de Pointen en in de
maniere hier na volgende.
Art. I. Dat hooggemelde Heere Prince van Brunswyk zig aan ons zal engageeren en verbinden, zoo als hoogst dezelve zig engageerd en verbind by deezen, omme ons in het beleid der zaaken zoo wel van het Militair Departement als van allen de verdere en andere De partementen onder ons gezag behoorende, met raad en daad te zullen assisteeren, en bystaan in alles, ten allen tyden, en zoo meenigmaal wy zulks van hoogst dezelve' zullen requireeren en voor ons dienstig en noodig zullen oordeelen. *, f Art. II. Dat hooggemelde Heere Prince verplicht zal zyn, om in alle zaaken, welke door ons in zyne handen zullen worden gestelt, ons getrouwelyk te dienen van
hoogstdeszelfs raad en advis, daar in adviseerende en handelende zoo als in goede conscientie, tot bewaar ring van onze Hoogheid, Praerogativen Geregtighee den, mitsgaders ten meesten dienste en welvaart van den staat der Vereenigde Nederlanden zal vermeenen te behooren, zonder daar van aftewyken door gunst of ongunst voor eenige byzondere Provinciën, steden, Collegiën of Leden van dien, of voor eenige parti culiere persoonen, 't zy buiten of binnen de Regee ring, ofte uit eenigerly anderen oorzaaken, hoeda nig dezelven ook zouden mogen zyn, in alles anders niet voor oogen houdende, dan het geen, dat tot voorstand van onze ware en rechtmatige belangens, en ten gemeene beste en tot bevordering van het meeste welzyn deezer Landen op de efficacieuste wy ze zal konnen en mogen strekken. - - Art. III. Dat hooggemelde Heere Prince van Brunswyk zig ten voorsz. einde gestadig by en omtrent onzen Per zoon zal onthouden, en in het byzonder verpligt zyn ons te accompagneeren op de reise, die wy eerlang in en door de Provinciën, steden en Plaatsen onder ons Erfstadhouderschap ressorterende, staan te on derneemen. - Art. IV. Waar tegens wy ons voor en ten behoeve van hoog gemelden Heere Prince op het kragtigste engageeren en verbinden om hoogstdenzelven ter zaake van al het geene hy tot praestatie van dit engagement, en in het geeven van de gerequireerde raad en adsistentie zal hebben gedaan en verrigt, van alle aanspraak, namaning en responsabiliteit ten vollen en volkoment lyk te zullen indemneeren en bevryden, zoo als wy hoogstdenzelven daar van indemneeren en bevryden by degzen , niet willende, dat hooggemelde Heer Prince ter dier zaake aan iemand anders, dan aan ons in eigene Persoon eenige rekenschap of verant woording verschuldigt zal zyn. Ende in cas aan ons geduurende dit engagement iets menschelyks mogt overkomen, willen en begeeren wy, dat hooggemelde Heere Prince' van Brunswyk zal konnen volstaan met
op onze Geheime secretarie over te leeveren en te doen depositeeren de stukken en Papieren tot ons be wind specteerende, welke als dan onder hoogstden zelven berustende zouden moogen zyn, zonder dat hoogsldenzelve aan iemand van onze Erven, succes seuren, of Rechtverkrygende, tot het geven van ee nige opening, veel min tot het doen van eenige ver antwoording verpligt zal zyn, ofte daar toe op eeni gerly wyze genecessiteert zal konnen of mogen worden. Ende dit alzo by provisie en tot ons beiderzyds kennelyk weder zeggen toe. Aldus tusschen ons ondergeschreeven onderling ge convenieert en gearresteert en met onze wederzydsche signature en zeegels onzer Wapenen bekragtigt. Gedaan in 's Gravenhage den 3 Mey 1766. Was geteekent, - W. PR. v. GRANGE, (L. s.) L. HERTOG vAN BRUNsWYK, (L. s.) Op huiden den 3 Mey 1766 heeft zyne Hoogheid den Heer Hertog van Brunswyk den Eed op het voo renstaande Engagement in handen van Zyne Hoogheid den Heere Prince Erfstadhouder gepresteert en afgelegt. Onder stond In kennisse van My, Was geteekent, T. j. de Larry. Lager stond, • Accordeert met deszelfs Origineel, Nog laager stond, In kennisse van My, Was geteekent, T. j. de Larry. Onder stond, Coll. Geteekent, j. W. B. schneider.
Toen den Hertog van Brunswyk, in 1759. benoemt werdt, om geduurende de minderjaarigheid van WILLEM V. hem in qualiteit van Capitein Generaal der Unie te representeeren, beloofde hy met eede: dat hy zich met geene andere zaaken, raakende de Godsdienst,
Regeering, Financiën, ofte de Gerechtigheid van den Staat,
bemoeyën zoude.
Zoude hy dien Eed verlochend hebben, dien heiligen band, die elke
Maatschappy te zaamen bindt, zoude, hy denzelven door eenen
nieuwen Eed aan den stadhouder verbrooken hebben, zo hy deezen
Prins niet als het waare hoofd der Vereenigde Provinciën gehouden
had?
Wat WILLEM V. betreft, zoude hy den Hertog
voor en na de Acte van Consulentschap tegen de algemeene haat
hebben voorgestaan, indien hy niet ter goeder trouw gelooft had,
iets meer te zyn dan de eerste Dienaar der Republiek; of veel
liever, zoude
hy geen schaamte bezeeten hebben, om zo veele jaaren te
leeven onder de voogdy van den gezwooren Vyand van zyn Vaderland,
indien hy zedert toen, het ontwerp van zyne verstoting niet
gevormd had?
XXVI.
De Vestingwerken worden bouwvallig, hy verwaarloost de
veiligheid der Grenzen.
Gedrag van WILLEM V. als Capitein Generaal.
Verkort uittrekzel uit het rapport van de Heer DUMOULIN, Directeur
Generaal der Fortificatiën van de Republiek, over den Staat der
Frontieren, welke hy op order van den Raad van Staaten, onderzogt
heeft in 1775, 1780, 1781 en 1782.
De Frontierplaatsen in Vlaanderen, waren in dien tyd in de
allerslegste staat, zo wel wat de Artillery, betrof, als de Dyken,
sluisen en andere werken.
Men had dezelven in zo verre verwaarloosd, dat de Trancheën by
Liefkenshoek, door de Franschen in 1747 gemaakt, niet gedempt
waren. De Heer Dumoulin, na verscheide soortgelyke waarneemingen
gedaan te hebben, eindigde zyn rapport, met te verzeekeren, dat de
plaatsen in Vlaanderen niet in staat waren, de minste tegenstand
te bieden; en dat men zedert 1775, om reparatiën aangehouden had.
Bergen op den Zoom, dit meesterstuk van Koehoorn, was niet minder
verwaarloosd in 1781.
De Directeur Generaal herrinnerde zich, dat hy een ontwerp
opgegeeven had, maar er was tot noch toe niets uitgevoerd.
In 1774 had de Directeur Generaal aan Zyne Hoogheid rapport
gedaan van den Staat, waar in zich de Fortificatiën te Nymeegen
bevonden.
De Bolwerken waren in een zeer slegten staat, twee Kruidmagazynen
in 1748 gesticht, moesten ook nodig gerepareerd worden.
De Vestingwerken van de stad Graave, waren zodanig vervallen, dat
zy buiten staat waaren, een reguliere belegering te kunnen
uitstaan. Dit rapport werdt aan den Prins gedaan, in 1774, die het
aan den Raad van Staaten overbragt, recommandeerende, dat men er
de grootste oplettenheid op slaan moest.
De Raad van Staaten gaf orders, en eischte ontwerpen; zedert dien
tyd kwamen er nieuwe rapporten, nieuwe orders, maar geen
uitvoering.
In February 1782 hield de Directeur Generaal op nieuws wederom
aan, over den slegten staat der Bolwerken van Nymeegen, en boven
al over de noodzakelykheid der reparatiën: hy zeide het zelfde,
ook wegens de stad Grave, maar niets werd ten uitvoer gebragt.
De Directeur herhaalde ter zelfder tyd, het geen hy hier omtrent
gezegd had, ten opzigte van 's Hertogenbosch en Breda.
Welke blykbaarste proeven van de weinige oplettendheid, der Raad
van Staten en van den Stadhouder, die het hoofd van dezen Raad is,
omtrent de ware belangens van het Vaderland.
Ten aanzien der Frontieren van Overyssel, van het Land van
Drenthe, de Plaatsen in het binnenste der Provinciën, en andere
werken, betrekkelyk tot de Sluisen, Dyken en Moerassen, welke
gedestineerd zyn, om ter verdeediging van staat te dienen, had de
Directeur Generaal zedert lang te kennen gegeven, dat zy alle
nodige reparatiën vereischten; doch met dezelve uitkomst.
Rapport door
den Generaal-Majoor Martfelt, gedaan over de Artillery.
In de Plaatsen van Hollandsch Vlaanderen, ontbreeken 92 metaale en 51 yzere stukken Kanon, van verschillend Caliber; alle de andere Oorlogsbehoeftens mankeeren na evenredigheid; en op de Fortressen derzelve Provincie, ontbreeken 28 metaale en 55
yzere Mortieren. De nodige onkosten, om deze Artillery en
behoeftens wederom in staat te stellen, zouden, volgens het
voorkomen, aan den Heer Martfelt, eene som van 329,127 Guldens
bedragen.
De zelfde Officier kon aan de Commissarissen van Hun Edele Groot
Mogenden niet verzekeren, of de Magazynen, der differente sterke
plaatsen in Vlaanderen, van alle de nodige behoeftens voorzien
waren, wyl hy daar nog niet heen was gezonden om te inspecteeren.
Hy zeide het zelfde wegens Magazynen en Arsenaalen, van Bergen op
den Zoom, Breda, 's Hertogenbosch en de stad Grave, maar 'er
ontbraaken veele stukken Geschuts, van verschillend Caliber,
zonder dat hy het echte getal daar van bepaalen konde, hebbende
geene Inventaris van den staat dier Plaatsen ontvangen, hoe wel hy
daarom dikwerf by den Raad van Staaten aangehouden had.
Maastricht en Venlo, zyn beter van Artillery voorzien, zedert de
ruiming der Barrieres, hoewel er te Venlo nog veel Kanon van
different Caliber, Mortieren en behoeftens ontbreeken.
Eindelyk konde de Heer Martfelt geen rekenschap doen van den Staat
der Artillery, Oorlogs-Ammunitie noch der Magazynen of Arsenalen
van Zeventien steden, zo in Gelderland, als Groningen en
Ommelanden, zynde nooit naar die Plaatzen heen gezonden, om
dezelve op te neemen, of over eenige ontwerpen, dien aangaande,
geraadpleegt, hoewel hy in dit gedeelte de eerste Officier van
Staat is.
Men kan by deeze authentique opgave, eene zeldzame en niet min
zekere Anecdote voegen.
Willem V. niet te vreeden, met eenige Fortificatiën te laaten
vervallen, zoude de Republiek noch van de hulp harer gealliëerdens
hebben willen beroven.
Hy had van den
Koning van Zweeden een recommandatie brief, wegens den Zweedschen
Colonel Sprengporten, ontvangen.
Ter zelfder tyd had de Koning hem, zes duizend man Troupen, voor
de Republiek, welke toen door den Keizer ontrust werdt,
aangeboden.
Hy behield dezen brief, zonder denzelve aan de Staaten te
overhandigen, en den Koning te beäntwoorden.
Na het verloop van zekeren tyd; eenige Staatsleeden van Holland,
van deeze zaak onderrigt, spraken er van in de Vergadering
Hunner Edele Groot Moogende, welke besloten over dit onderwerp,
instructiën aan hunne Gedeputeerden in de Vergadering der Staaten
Generaal te zenden.
Des anderendaags, 30 November 1780, maakte de Stadhouder den brief
bekend aan de geheime Commissie der laatsten.
XXVII.
Hy bezorgt zich de begeving der Ambten enz.
Even als of het aanzien waar mede Willem V. by zyne
meerderjarigheid bekleed werdt, niet groot genoeg was,
vermeerderde men het noch; de aanbidding of de dwaasheid, deeden
hem nieuwe Offerhanden; lieden, niet waardig, den naam van burgers
te draagen, droegen hem een gedeelte van dat gene op, het geen den
Souverein als een heiligdom alleen toebehoorde.
De Leden welke toen het Collegie van Gedeputeerde Raaden der
Staaten van Holland uitmaakten, stonden aan hem de dispositie,
over de Burger en Militaire Charges, af, welkers begeeving steeds
aan dit Collegie toebehoord had.
Aldus, na alle gevoelens van eer opgeofferd te hebben, gaf men
noch weg, het geen men niet bezat !
XXVIII.
Willem V. heeft in de Regeering der meeste steden en in de
verscheidene Collegiën van uitvoorende magt, zyne Creatuuren
geplaatst, om de deliberatiën en Resolutien en uitvoering te
bestieren, volgens zyne inzichten, of die instructiën te
reguleeren, en deeze Regenten en Collëgiën, of ten minsten de
meerderheid derzelver, in eene volstrekte afhangelykheid te
houden.
Men heeft lieden gezien, die zich zeer vereerd achteden, deeze
schandelyke post te vervullen, en weder anderen zeer gelukkig het
juk van deeze ondergeschikte Tyrannen te dragen, bekend in zommige
steden, onder den naam van Luitenants-stadhouders, en op andere
plaatzen onder die van Premiers (eerstelingen,) ten anderen alleen
door het
gezag het welk zy zich aanmatigden, en door de willekeurige
handelwyzen, welke zy begingen.
Gesteld om het gedrag van elk Burger te bespieden of te doen
bespieden, om de eerzuchtigen en belangzoekenden, door beloningen
te verleiden, om de zwakken, door de vrees voor wraak, te rug te
houden, en om de moedigen, door eene overwinnende oppositie tegen
te gaan.
De gunst deezer slegte werktuigen van het Dispotismus, was
dezelve van den Stadhouder te bezitten; hunne haat of mistrouwen
op zich te laden, was den Prins en zynen raad beledigen, zich aan
ongunst, onrechtvaardigheden en vervolgingen van allerlei soort
bloot te stellen. Van deeze hatelyke en tyrannische instelling, en
van een talryke party, op eene blinde wyze het Huis van Oranje
toegedaan, kwamen alle recommandatiën voort, welke, of direct, of
indirect, door den Stadhouder gedaan werden, om die genen te
begunstigen welke zyn Cabaal, oordeelde geschikt te zyn, tot zyne
inzichten.
Van daar, zo veele onwaardige Persoonen in de Regeering, in de
verschillende Collegiën der steden, en in de differente
Departementen der Staaten, als ook in de Bedieningen, Ambten,
honoraire en loontrekkende Commissiën.
Van daar zyn
zo veele brave Burgers uitgesloten uit alle Regeeringen,
Collegiën, Departementen, Ambten en Bedieningen, enz.
Van daar, is het middel om in alle plaatzen, welke stem het ook
zy, te verdoven, die zich tegen alle misbruiken, Resolutiën en
onderneemingen aankant, welke men tegen de belangens van den Staat
en der Nationale Vryheid onderneemt.
Van daar, is dien aanwas der middelen en vermogens welke WILLEM V.
door zich zelfs verkrygt, of door anderen, in de meeste
Regeeringen, Gerichtshoven, en andere Burger en Militaire
Departementen van Staat, om bygevolg als Souverein over de
gantsche Republiek te regeeren.
XXIX.
WILLEM stelt voor, de Schotsche Brigade, in Dienst der Republiek zynde, aan den Koning van Engeland te leenen.
Den Oorlog tusschen de Engelschen, en een gedeelte hunner
Coloniën, in America ontstaan, veroorzaakte in de Zeeven
Provintiën een verschrikkelyke meenigte van rampen. Deeze snoode
Eilanders, vol van vertrouwen op de heerschende party, welke hen
toegedaan was, zochten de Republiek aanstonds in hun verschil mede
in te wikkelen, de Schotsche Regimenten vragende, welke in Dienst
der Republlek waren; alle de Provincien stemden hun verzoek
blindelings toe.
Een enkeld Man,
de brave Baron van der Capellen tot den Poll, Lid der
Overysselsche Ridderschap, bezat de moed, zich daar tegen te
verzetten.
Hy ontdekte klaarlyk de beweegredenen van het Cabinet van st.
James, en de geheime inzichten, welke de Engelsche Cabaal daarmede
van deszelfs konst voorhad, met deeze Mogendheid te dienen.
Amsterdam opende de oogen; andere steden werden door haar
voorbeeld verlicht, en het verzoek werdt niet toegestaan.
De Prins gaf zich aan de laagste gevoeligheid over, tegen den
Baron van der Capellen, en met geweld van intrigues, deed hy hem
uit de Staate vergadering van Overyssel sluiten.
XXX.
Hy weigerd Convooyen aan de schepen, met scheepsbehoeftens
beladen.
Den 29 November 1778. deed WILLEM V. de Resolutie neemen, om geene Convooyen te verleenen, aan schepen, met Timmerhout, en andere materiälen, of scheepsbehoeftens beladen, welken de Vereenigde Staaten, het recht hadden om te transporteeren, en onbepaald aan alle Natiën te verkopen, volgens het IV. Artykel van het Tractaat van 1674, waarvan hier den inhoud.
Art IV. "Men begrypt niet onder deeze Contrabande Koopwaaren, Touwwerk, Zeylen, Ankers, Masten, Planken, Balken, allerhande soort van Hout, en alle andere zaaken, dienstig tot bouwing en reparatie der Schepen; in tegendeel zullen zy volstrekt onder de vrye Koopwaaren gerekend worden, op dezelfde manier als alle soorten van Koopmanschappen en Effecten, niet onder
het voorgaande Artykel begreepen; zodanig, dat zy vryelyk
(liberrime) zullen kunnen getransporteerd worden, door de
onderdaanen van Zyne bovengemelde Majesteit, by de natiën, waar
mede de Staaten Generaal in Oorlog zouden zyn, en daar en tegen
weder door de Onderdaanen der Staaten, by de vyanden van den Heere
Koning, met uitzondering dier Plaatsen, welke actueel belegerd,
geblokkeerd of ingesloten zyn.”
XXXI.
Hy vernield zyne Natie in alle deelen der Waereld.
Invloed des Stadhouders in de Indien.
In 1749, benoemde de Oostindische Compagnie Willem IV. tot
Gouverneur en Directeur Generaal, hem in deze qualiteit het drie
en dertigste gedeelte van haare verdeelingen toewyzende.
Onder andere Privilegiën, verkreeg de Prins ook uit eene
Nominatie, van drie Perzoonen, alle de Hooge Officieren, in dienst
der Compagnie, zowel in Europa als in Indiën, te verkiezen, en in
alle vergaderingen, het zy in Perzoon, of door Representanten,
voor te zitten.
De Westindische Compagnie droeg aan Willem den zelfden tytel op,
hem vier Percent van alles toestaande.
Maar het is aan hem, dat men voor al te wyten hebbe, het misbruik
der recommandatiën, en de onbillykheid der gunst, in het
uitgestrekte bestier der Oost-Indiën.
Verkwisters, die zich zelf in hun Vaderland geruineerd hebben, of
oude vertrouwelingen, en makkers zyner ongeregeldheden, zyn het
soort van Lieden, die onder zyn opzicht, in Asie, den naam van
Batavier onteren.
De stadhouder,
niet tegenstaande de verkwisting zyner weldaaden, konde niet
voldoen aan de dwaaze verspillingen van zynen Vriend Piek van
Zoelen.
Hy zond hem eindelyk naar de Indiën, om zig aldaar met roof te
mesten. Gelukkig, dat deze zyn reis niet volëinde.
De befaamde Kumpel, Hof-Libelschryver, zal te Batavia een
Lid der Justitie Raad worden.
En welke talryke grieven van dit zoort zyn 'er niet, indien men
het verlies der ryke Oostindische Vloot, in de baay van Saldanha,
geduurende den laatsten Oorlog, na gaat, en de restitutie van het
schip Hunter, door de Hooge Regeering van Batavia aan Engeland
gedaan?
Het is onwederspreekelyk, dat, sedert den Stadhouderlyken
invloed de Compagnie der Oostindiën, steeds zo ryk en bloeijende,
een gevoelig verval ondervind, en onvermydelyk naar haare
ondergang helt.
H.M.Mog., na dit in deze laatste tyden de gevaarlyke staat onzer
Compagnie ontdekt te hebben, hebben getragt daar in te
remediëeren, door de oprigting van een nieuw departement.
De Colonie de Kaap de goede Hoop, zuchtte onder dezelve
misbruiken, onder een Gouverneur, welke zyn plaats aan den Hertog
van Brunswyk verschuldigd was.
Eene deputatie der Burgery van de Kaap, is in Holland, drie Jaaren
geleeden, aangekoomen. H H. Mog. hebben hunne klagten aangenoomen;
men begon te hoopen op het redres der grootste bezwaaren, doch nu
hebben de Gedeputeerden ongetroost te rug moeten keeren.
Sedert de omwenteling, is het onafhangelyke Fiscaalschap aan den
uithoek van Afrika wederom hersteld; voor de eerste maal is daar
een Geldersch Edelman meede bekleed; zal hy steeds beneden de
misbruiken blyven, door zynen voorgangers begaan?
XXXII.
Hy is
volstrekt ongehoorzaam aan den Souverein, enz.
De Staaten van Friesland schreeven, den 11 October 1782, aan den
Admiraal Generaal, om hem hunne verwondering te betuigen, over het
niet uitvoeren der Expeditie van Brest, boven al, na de orders
welke zy gegeven hadden, aan de scheeps Capiteinen van den Staat,
om sedert den 12 September klaar te zyn, om op het eerste berigt
onder Zeil te gaan.
Deze Brief der Staaten van Friesland bewyst, in hoeverre Hun Hoog
Mog, verstoord waren, over de ongehoorzaamheid van den Admiraal
Generaal, hoewel zy de beleefdheid hadden, de schuld op de
Onder-Officieren te schuiven.
Het antwoord van den Prins, gedagteekend den 29 October, is gelyk
aan allen, welken hy gedaan heeft, als zyne meesters billyke
klagten over zyn gedrag ingebragt hebben, doch het doelwit van dit
is veel te zeldzaam, om de eigene woorden niet te rapporteeren.
Na de gewoonelyke styl: Edele Mogende Heeren byzondere goede
Vrienden, begint de Prins aldus: 'hoewel wy. niet kunnen
gehouden
zyn, particulier aan elk der Bondgenooten rekenschap te geven,
van het geene wy gedaan of geordonneert hebben, in onze qualiteit
van Admiraal Generaal der Unie, denken wy ondertusschen, uit
achting voor UEd. Mog. verschuldigd te zyn, zo veel in ons
vermogen is, aan UEd. Mog. de uitlegging te doen, welke zy ons
verzogt hebben, in hunnen Brief, van den 11 dezer.
Wy doen het zeer gaarne; wyl wy hoopen door deze explicatie, de
valsche indrukzelen te vernietigen, aan dewelke het gebrek van
voldoende informatiën, heeft kunnen plaats geven."
Zie daar hoedanig de stadhouders gewoon zyn, tegen hunnen
Souverein te spreeken. Het is, zegt men, een Protocol der
Kanzelary, maar waarom doet deze Protocol hen als Meesters
spreeken?
Het Volk een Formulier leezende, het welk de Oppermagt aanduid,
heeft geen ontzag meer voor de hoofden van den Staat die het zelve
toelaaten. Dit Formulier brengt even gevaarlyke gevolgen te weeg,
als het uitsluitend recht der Militaire Honneurs, of der
Stadhouderlyken Poort.
Laat ons komen tot het uittrekzel des Briefs. De Prins informeert
de Staaten van Friesland, dat op de Proposiitie van den Hertog de
la Vaugujon, om zonder uitstel, tien scheepen naar Brest, of ook
om op het oogenblik de Vloot, na het ander einde van het Canaal
van Mancha te zenden, om een ryk Convooy door den Admiraal Rodney
geëscorteert, te onderscheppen;
des anderen
daags, had hy verscheiden lieden geraadpleegd, in de welken
hy groot vertrouwen stelde, die hem het gevaar hebben doen zien,
van de Kusten aan een vyandelyken inval bloot te stellen, door het
verwyderen der schepen.
Dat deze Perzoonen hem geraaden hebben, de Vloot by elkander te
houden, om de Oostindische schepen te beschermen, en het
aannaderend Voorjaar af te wachten, ten einde de magt van den
Staat, met meerder vrugt tegen den Vyand te gebruiken.
De Prins, na de Resolutie der Staaten Generaal, over de Expeditie
van Brest, gerappelleerd te hebben, onderneemt de vraagen der
Staaten van Friesland te beantwoorden, en verzekert dezelven, dat
hy alle mogelyke activiteit in 't werk gesteld heeft, in de
uitvoering der orders van Hun Hoog Mog.
Hy
rechtvaardigt de Capiteinen, over het ontbreeken der
Leevensmiddelen, Zeilen en Touwwerk, zeggende, dat de meeste
Officieren van hunne respective Admiraliteiten, orders ontfangen
hadden,
geene levensmiddelen te neemen, dan strekkende tot den eersten
November, en dat de stormwinden het transport der levensmiddelen
belet hadden, dat de Officieren het gebrek der levensmiddelen,
enz. niet voorgewend hadden, om niet in Zee te willen steeken, of
om andere orders uit te willen voeren, maar dat zy bepaaldelyk
aangehouden hadden, om eene vermeerdering van alle deeze zaaken
tot het onderneemen der reize naar Brest;
dat het niet alleenig het gebrek van provisie, enz. was, het welk
het uitzeilen verhinderd had, maar ook het stormachtige Weer, en
de variabele Winden, die ten minsten tot aan den avond van den 6.
het vertrek van het Esquader belet hadden;
dat ten aanzien der laatste vraag van H.E.M. men geene scheepen
klaar had, om in plaats deezer scheepen tot de Expeditie naar
Brest gedestineerd, welke zich niet in staat vonden om dienst te
doen, te stellen.
De Prins eindigde met zich te beklagen over den zwakken toestand
waar in zich de Marine der Republiek bevond, een natuurlyk gevolg,
zeide hy, van de weinige zorg, welke men daar over, zedert 50
jaaren, gedraagen had, maar hy hoopte door het medewerken van
H.E.M. en der andere Bondgenooten, door de vigilantie der
Admiraliteiten en de goede wil der Ingezetenen, de Zeemagt op een
bekwaamen voet te herstellen, om den algemeenen Vyand te keer te
gaan, en aan de Natie haren ouden luister weder te geven.
Voor dat wy overgaan tot de zaak van de Graaf van Byland, is het
goed, een ander antwoord van den Prins bekend te maken, even
kostelyk als het voorige, maar van eene andere natuur.
Op het eind
van December 1782. de Gedeputeerde Commissarissen van
H.E.G.M. de Staaten van Holland en West Vriesland, rapport gedaan
hebbende, aan de Vergadering, dat de Graaf van Byland, benoemd om
het Escader, tot de Expeditie van Brest gedestineerd, te
commandeeren, zich in onbetaamlyke uitdrukkingen over deeze reis
uitgelaten had, welke uitdrukkingen aan geen Officier betaamden,
en die strydig waren met de discipline;
de Gedeputeerden getuigden, dat de Graaf van Byland, den 5.
October, tegen verscheide aanzienlyke en geloofwaardige Personen,
in den Haag, gezegd had; dat hy de reis naar Brest, niet doen
zoude, al moest hy zyn hoofd verliezen, dat hy liever zyne
Commissie 'wilde te rug geven, dan aan Vrankryk de beste scheepen
der
Republiek te leveren, of onder de orders van een Fransch Officier
te dienen.
De Gedeputeerden voegden daar by, dat de Graaf van Byland, verre
van zulke onbetaamelyke redenen te herroepen, Zyne Hoogheid byna
op den zelfden toon onderhouden had, en dat hunne plicht hen
verbonden had, hier over aan den Heer Admiraal Generaal klagten in
te brengen, hem biddende, in 't vervolg, tegen zulke uitstappen
van ongehoorzaamheid, order te stellen.
Ziet hier het antwoord van den Prins, gedateerd den 1 January
1783.
"Hoewel ik van gevoelen ben, dat het discours van een Officier,
als hy niet in Dienst is, hoewel de zaaken van den Dienst
betreffende, niet onderworpen is, aan eenige navorsching of
informatie, en nog minder myne byzondere redenen met deeze
Officiers, wil ik ondertusschen, zonder my te verwyderen, van het
geen ik, in myn brief gedeclareert heb, gedateert den 27 October,
aan de Heeren Gedeputeerde kennis gevende, dat de Vice Admiraal
Graaf van Byland, hier gekomen is om my eene sententie van den
Krygsraad te presenteeren, in dewelke hy Vrydag den 4 October
voorzitter was, op de Ree van Texel, dat hy vergezeld was door van
Hoy, Officier des Escaders, brenger van een Request, het welk hy
my gegeven heeft, van wegens de Officieren der Vloot, tegen de
vryheid der Courantiers, en der spotschryvers:
dat deeze twee Officieren vernomen hebbende, dat H.H.M. besloten
hadden, 10 scheepen naar Brest te zenden, my Representaties gedaan
hebben, over deeze bezending, welke zy oordeelden strydig te zyn
met den Dienst der Staaten, en dat de uitvoering daar van rypelyk
diende overwogen te worden; dat zy oordeelden, dat het onnodig
was, scheepen tot de reis naar Brest uit te rusten, en dat de
reizen en expeditiën, die daar uit konden ontstaan, geen nut
zouden kunnen aanbrengen binnen zulk een korten tyd”.
"Ik antwoorde aan deeze Officieren, dat ik hen, geene andere orders geven konde, als die gedecideerd waren, by de Staaten Generaal, des anderen daags vertrokken zy naar Texel, op myn speciäle order, om aldaar den wil van H.H.M.
bekend te maken, en het geen hun te doen stond, als Officiers in
Dienst van den Staat te bepalen”.
"Deeze Officiers zyn op myne orders vertrokken, en ik heb in hun
gedrag niets gemerkt, het geen tegen de discipline contrariëerde”.
Dit antwoord belette H.H.M. niet, op het verzoek der Staaten van
Holland, een onderzoek te ordonneeren, over de mislukking der
Expeditie van Brest, en verscheide Opper- en Onderöfficieren der
Vloot, werden ondervraagd door de Commissarissen, tot dien einde
door de Staaten Generaal afgevaardigd; het antwoord van deeze
Officieren, gelyk men verwagten moest, gaf geene voldoende
oplossing, over de punten welkers opheldering het noodzakelykste
was, het eenige het welk men hier bevoegd is te rapporteeren, is,
dat van den Graaf van Byland, de voornaamste uitvoerder deezer
staatkundigen handel.
Het was natuurlyk, dat deeze Officier die openlyk had durven
zeggen, dat hy aan de orders van den Souverein niet gehoorzamen
zoude, weigerde voor eene Commissie te verschynen, benoemd om
rekenschap te eisschen, van het geen in den Krygsraad voorgevallen
was, onder voorwendsel, dat de Commissie het niet weten mogt.
Hy zeide op een andermaal, dat niemand, buiten zyne competente
Rechters, het recht had, hem te ondervragen, wegens het geen hy
gedaan of gezegd hadde, geduurende hun verblyf in den Haag, noch
over zyn byzonder onderhoud met den Prins.
Men is getroffen over de overeenkomst van dit antwoord, met de declaratie van den Prins. Op een andere dag, antwoorde hy, dat Z.H. hem bevolen had, zonder uitstel naar Texel te vertrekken, de Staat der schepen, tot de reis naar Brest gedestineert, te examineren, en te zien, of zy tot deze Expeditie konden gebruikt worden: dat in de gehoude Krygsraad den 9 september, in tegenwoordigheid van Z.H. 'er geene questie geweest was, dan over een kleine Kruistogt in de Noord-Zee, en dat het bygevolg niet noodzakelyk geweest was, over het gebrek van levensmiddelen te spreken: de staat der schepen by den Admiraal Generaal bekend zynde, het derhalven onnodig was, daar melding van te maken; dat de zwarigheden,
ontstaande uit het gebrek van levensmiddelen, enz. een
onoverkomelyke hinderpaal waren, voor de reize naar Brest, maar
niet om een Kruistogt in de Noord-Zee te doen. Deeze distinctie
had opheldering nodig, en de Commissarissen vroegen aan den Graaf
van Byland, de redenen van het onderscheid tusschen de mogelykheid
van een Kruistogt in de Noord-Zee te kunnen doen, met schepen,
buiten staat om naar Brest te kunnen stevenen?
De Graaf bedogt zich hier op, en de vraag veel te moeyelyk
vindende om op te lossen, verzocht hy daarop in geschrift te mogen
antwoorden. Dit werd hem toegestaan, en twee dagen nader hand kwam
hy weder met dit belagchelyk antwoord: dat de verafgelegenheid en
de situatie der haven van Brest, de redenen van dit onderscheid
waren.
XXXIII.
In verscheide steden verwekt Hy Oproerige bewegingen
Beweegingen van 't gemeen
De Opschuddingen van het gemeen, hebben meer dan eens de wraak, of
de heerschzucht der Prinsen van Oranje, begunstigd; de Witt werden
de slachtoffers van dezelven, en Willem IV. was het
stadhouderschap daar aan verschuldigd.
In de critique omstandigheden daar zich deszelfs Zoon in bevond,
na de mislukking der expeditie van Brest, waar van men hem, hoewel
onmiddelyk, als de waare oorzaak hieldt, geloofde deeze Prins
dezelfde middelen te moeten by de hand neemen, om de Patriottische
Regenten, en de gezonde party, welke billyke klagten in bragt, tot
stilzwygen te brengen.
De Staaten van Holland en Friesland deeden hunne verontwaardiging
hier over blyken; zy vroegen opheldering aan hunnen Admiraal
Generaal, over dit teken van ongehoorzaamheid; en Z.H. gaf eene
verklaaring, welke aan niemand voldeed, het stond te vreezen dat
deeze zaak slegt voor hem zoude uitvallen, maar zyne aankleevers
waren hem getrouw, en hy speelde zelfs een rol in het stuk, het
welk men uitgedagt had, om hem uit deeze zwarigheden te redden.
De St. Nicolaas vrolykheid, met derzelver voarafgegaane en
gevolgde omstandigheden, verdienen wel dat men dezelven herinnert.
's Woendags den 4 December 1782, toen men in
het Logement de Goude Leeuw, de rekeningen opmaakte, van het geen
de Eerebogen in 1766, by de meerderjarigheid van den Prins
opgerecht, gekost hadden, ontdekte men een misslag van 1200
guldens.
Onderwyl men
hier mede bezig was, verscheen de bekende Reigersman,
Thesaurier van Z.H., in de Vergadering, bragt aan de Leeden der
Vergadering een gouden Beker, ter waarde van 72 Ryders, uit naam
van den Prins, tot een geschenk, om hunne schade te vergoeden en
hunnen yver te belonen.
Reigersman maakte van de gelegenheid gebruik, en voerde tegen de
Omstanders een aandoenlyke Redenvoering, over de ongelukkige
omstandigheden, waar in zich de Prins bevond, en men kon zich
zonder moeite voorstellen, welk een vermogend uitwerksel deeze
aanspraak op de gemoederen te weeg bragt, reeds door de
mildadigheden van den Prins voorbereid.
Eene andere
niet min opmerkelyke omstandigheid; op denzelfden dag,
adverteerde Gosse, Haagsche Courantier en Boekverkoper van den
Prins, in zyne Courant, dat men op den volgenden Maandag in den
Doelen, een Dank-Adres ter tekening zoude leggen, om Z.H. te
bedanken, voor de opheldering welke Z.H. wel had willen geeven van
deszelfs gehouden gedrag als Admiraal Generaal.
De Courantier voegde 'er by, dat men op dien zelfden dag aan de
Huisen rond gaan zoude, om dit Adres te doen tekenen.
De
Gedeputeerden belast om de Ondertekeningen te gaan
afbeedelen, waren zulk eene Commissie waardig: de een was de Zoon
van den befaamden Vermeulen, een slechte Boekverkoper uit
Dordrecht, wegens Overspel gebannen; en de andere Gustavus
Undheen, een Zweed, die zedert 24 Jaaren uit zyn Vaderland gevlugt
was, wegens het verwekken van eenen opstand aldaar, welke zyne
minder gelukkige Medemakkers op het schavot gebragt had.
Deeze twee Persoonen, bedrogen hunne Committanten niet in
derzelver verwagting; geen Burger konde hun bezoek, noch hunne
aanspraak vermyden , maar den uitslag beantwoorde niet aan hunnen
yver, men weigerde hen het tekenen, byna overal, uit verachting
voor hunne onderneming en hunne Persoonen.
Zy hadden ondertusschen eenige pakjes Ducaten, tot het werven van
Ondertekenaars, door Reigersman of door Heiden van Reinestein,
gunsteling van den Prins, ontvangen.
Eerlyke Burgers lieten zich door dit lokaas, geschikt om het
gemeen te verleiden, niet vangen, en zeer weinigen wilden zich
onteeren met hunne namen onder een Oproerig geschrift te plaatsen.
Men las
bovenaan het zelve deeze Oproerige en strafwaardige woorden:
"De Ondergetekenden nemen de vryheid, aan Zyne Hoogheid plechtig
te verzekeren, dat zy zich ten allen tyde als goede en getrouwe
Burgers en Ingezetenen zullen gedragen, en dat zy voornamelyk
waaken zullen ter bewaaring der Voorrechten en Privilegiën aan
Zyne Hoogheid, aan de Magistraaten en aan de Burgery verknocht”.
Niet een woord van de wettigen Souvereinen kwam 'er in voor, men
hoopte dezelven welhaast uitteroeijen, of men verontwaardigde hen
genoeg, om 'er in 't geheel niet van te spreeken; en het was aan
den eersten staatsdienaar, dat men dit geschrift, zo aanlopende
tegen het gezag zyner Meesters, moest presenteren !
De pen valt uit de handen onder het beschryven dezer
gruwelstukken; de verstandige voorstanders van den Prins dit
lezende, wraakten het getuigenis hunner oogen; in den Haag werden
echter Persoonen ge vonden, door hun beroep en niet door hunne
gevoelens, boven het gemeen verheeven, welke dit geschrift
ondertekenden; onder dit getal behoorden de twee Courantiers
Gosse, Sandberg een Bankeroetier, Duval een Apothecar, en meer
anderen van dit soort, byna alle leveranciers aan het Hof; de
andere Ondertekenaars waren Boekdrukkers Jongens of Burgers, die
van de aalmoessen onderhouden werden.
Des
anderendaags, opende zich een nieuw toneel, de Haagsche
Burgery ontving toen eene eer zonder voorbeeld, en het welk
oplettenheid verwekte, wegens de bezigheden van den Prins, in de
toen dadelyke zwaarwigtige omstandigheden.
De Burger Compagnie, het Witte Vaandel, hield op dien dag volgens
jaarlyksche gewoonte, eene maaltyd in den Doelen.
Z.Hoogheid die zulke feesten nooit met deszelfs tegenwoordigheid
vereerd had, trad in de Zaal, vergezeld van zynen Kamerheer den
Baron Heiden van Reinestein, den reeds gemelden verspreider der
ducaaten.
De Officieren en Burgers der Compagnie, waar by zich de Heeren
Noordwyk en Slicher, Colonel der Burgery, bevonden, was aan het
dessert, de Prins zette zich zonder omstandigheden aan tafel, en
dronk noch al meenige gezondheid, onder anderen ook die van den
Hertog van Brunswyk, zynen aansteller; na byna anderhalf uur
aldaar vertoefd te hebben, vertrok Z.H. niet zonder eenige
geschenken, zowel in zyn naam, als die van den Hertog uitgedeeld
te hebben.
Eindelyk kwam
de zo lang gewenste dag aan, voor de geheime en openbare
Aanhangers van het Huis van Oranje, 's morgens vertoonden zich de
Jongens van de Drukkery van Gosse, op de grote Markt, hunne hoeden
met Oranje Cocardes versierd hebbende; verstandige lieden
voorzagen klaarlyk het geen den volgenden avond daar uit onstaan
zoude, en de Magistraat vergaderde ten 2 uuren na de middag, om
over het Dank-Adres, het welk men aan den Prins zoude
overhandigen, te delibereeren, men besloot het ronddragen van het
geschrift, aan de huisen, te verbieden, en zelfs bepaalde men dat
'er een ander zoude vervaardigd worden; voorzorgen welke veel te
laat kwamen, dan dat zy van goede uitwerking konden zyn; de party
was te sterk verbonden, dan dat men ze door deeze zwakke
tegenstand kon verbreeken.
Den avond gekomen zynde, vergaderden eenige Werklieden der
Gietery, waar van een zekere Maritz, Zwager van Gosse, directeur
was, na zich in wyn en sterke dranken vol gezopen te hebben, voor
dit huis, en begonden te dansen.
Eenige Drukkers Jongens van den Courantier, en andere soortgelyken
lieden, door de verspreide ducaaten van Vermeulen gewonnen,
voegden zich by hen.
Deeze waardige vrienden van den Prins, deeze edele verdedigers
zyner Voorrechten en Privilegiën, droegen alle Oranje Cocardes.
Zy liepen vervolgens door de straaten, verscheide lieden
dwingende, om zich voor Aanhangers van het huis van Oranje te
verklaaren.
De ducaaten nog niet alle verteerd zynde, gingen deeze elendigen
in verscheide Kroegen om uit te rusten, des avonds verzamelden zy
zich weder op het Buitenhof, hier stak deeze meenigte uitzinnigen,
Vuurpylen en Voetzoekers af, en schoot met Pistolen, verzeld van
het herhaald geroep van 'Vivat de Prins! Oranje boven !'.
Vermeulen, deszelfs Vrouw en Dochter, spoorden de menigte
aan; zy hadden eene groote mand met Oranjepapiere Cocardes gevuld,
welke zy voor de vengsters van het Kabinet van Zyne Hoogheid
plaatsten, die met zyn Hovelingen, zich met eene vertoning
vermaakte, waar toe hy al de kosten zo edelmoedig betaald had.
Dit Bacchusfeest trok, zo als overal gebruikelyk is, eene menigte
van nieuwsgierige tot zich, een groot getal lieden van allerly
staat en ouderdom, werden op eene geweldadige wyze gedwongen, mede
in 't rond te springen, en zig met de stadhouderlyke couleur te
voorzien: men rukte zelfs de zwarte Cocardes van de hoeden veeler
Officieren, een distinctie teeken van den dienst der Staaten, om
de Orangecocardes voor dezelven in plaats te stellen; de
oproerigen ontzagen zelfs het wapen niet der stad Dordrecht, welke
de deurwaarder dezer stad op zyne borst droeg; zy wilden dezen man
vatten, maar hy had het geluk hen te ontsnappen.
Het gemeen gelovende, zyne Hoogheid genoeg vermaakt te hebben,
ging op verscheide andere plaatzen, deszelfs buitensporigheden
vervolgen, en begonnen te danzen voor de deur van Noordwyk,
Hoofd-Officier van den Haag; deze Heer had de beleefdheid, van in
eigen persoon, een Ducaat aan elk der dansenden uit te deelen.
Van daar ging de Troep tot voor het huis van van Bleiswyk,
Groot-Pensionaris van Holland, om het zelfde daar ook te doen, tot
dat men, om 'er zich van te ontlasten, eenig geld uit het venster
wierp, de oproerigen door vermoeidheid genoodzaakt uit te
scheiden, gingen eindelyk hun feest in een Kroeg eindigen, en
maakten aldaar een verteering van 120 Guldens, welke door de
Vermeulens, Vader en Zoon, bestierders en uitdeelers van het
fonds, gedestineerd tot deeze vrolykheid, betaald werden.
Als men nadenkt, dat er in den Haag een sterk Garnisoen legt, en
Officieren den Justitie gesteld zyn, om voor de veiligheid en
vryheid der Burgeren te waken, is men voort verwondert, dat men
dit oproerig gemeen niet verjaagd heeft, maar de verwondering houd
op, als men verneemd, dat de stadhouder aan den Officier der
groote Wagt orders gegeven had, om deze vreugde niet te
verstooren. De genen, welke
aan het hoofd der Policie waren, hadden waarschynlyk dezelve
beveelen ontfangen, want zy hielden zig even stil, als de
soldaaten.
De Leden der Souvereine Vergadering, beschouwden ondertusschen
deze zaaken, niet uit het zelfde oogpunt als de Prins; en des
anderen daags, des avonds, begaven zich de Pensionarissen en
Gedeputeerden van Dordrecht en Amsterdam, by den
Groot-Pensionaris, en verzogten hem om de belegging eener
Vergadering, voor den volgenden Maandag.
De Prins opende deze zitting, met te verklaren, dat het
voorgevallene, op den avond van den 6 dezer, niets geweest was,
dan eene vrolykheid, welke hy niet had willen stooren, om dat hy
geloofde de Troepen van den Staat niet te moeten gebruiken, om de
vermaken der Ingezetenen te ontrusten.
Alle de Leden der Vergadering, waren van een geheel andere meening
dan de Prins, en gaven aan deze Vrolykheid, den rechten naam van
Oproer.
De Gedeputeerden van Dordrecht en Amsterdam, deeden een voorstel,
om het zelve aan het Hof van Holland bekend te maken, op dat men
een nauwkeurig onderzoek doen zouden, wie de aanvoerders van deze
opschudding geweest waren.
De Propositie werd door 16 steden aangenomen, twee van
Noordholland weigerden daar in te stemmen, en de Ridderschap
protesteerde ook, volgens derzelver loflyke gewoonte.
Het Hof van Holland betoonde zoo veel yver in het naspooren dezer
zaak, dat de bedekte aanvoerders der opschudding oordeelden, dat
het voorzigtig was, hunne ondergeschikte uitvoerders daar van te
doen verdwynen; de beide Vermeulens en Undheen,
namen de vlugt, en begaven zig naar Cleef.
Men ondervroeg, niet alleen Gosse en sommige anderen,
welken men verdagt, aan dit Oproer deel gehad te hebben; maar de
Heer van Noordwyk werd zelfs gedagvaard voor het Hof van
Holland, om zyn gedrag te rechtvaardigen.
Dit Oproer, waar van de gevolgen zo dadelyk voor de vryheid
moesten zyn, was gelukkiglyk na deszelfs geboorte gestuit, maar de
Cabaal die het zelve had doen gebooren worden, liet den moed niet
zinken; het gemeen te Leyden en Amsterdam, door dezelve middelen
als in den Haag, aan den gang gebragt, gaf zich tot deze
uitsporigheden, plantte
de Oproerige Couleur, en deed de lucht weer galmen, door het
geroep van 'Vivat Oranje, Oranje Boven !'
Den 8 Maart
werd te Rotterdam met eene ongetoomde vryheid gevierd; een
Oproerige hoop verspreide zich door de stad, kloppende aan alle
Deuren, op een onbeschaamde wyze geld vragende, om op de
gezondheid van de Prins te drinken.
Men moest zich om deszelfs woede te ontgaan, met een stuk
Oranjestof voorzien, en met hen schreeuwen: 'Vivat de Prins !'
vreemdelingen zelfs, waren van deze tirannische wet niet
uitgezonderd, zelf dwong men hen tot het geeven van geld, en den
naam van den geliefden Afgod hemelhoog uit te schreeuwen,
ongelukkig waren de geenen, die het weigerden, voornamentlyk, zo
men hen voor Franschen verdagt hield.
De Hoofd-Officier der stad, dagt, als de Stadhouder, en als de
Hoofd-Officier van den Haag, dat men de onschuldige Vrolykheid van
het gemeen niet beletten moest.
Zyne zagtheid bragt te weeg, dat de vermaken des avonds aan die
van den dag beantwoordden, en dat brave lieden zich in hunne
huisen begaven, om niet gehoond, of in de gragt geworpen te
worden; het was niet genoeg, over de Patriötten te zegepralen; men
wilde hen uitroeijen; en den 3 April was tot deze uitvoering
bepaald.
De Heer Elsevier, Raad der stad, en een der waare
Voorstanders der Vryheid, kommandeerde de 9 Compagnie der Burgery,
welke op dien dag de wagt moest betrekken.
De
samensweering was zo bedekt niet gehouden, dat 'er niets van
uitgelekt was. Dezelve was tegen den Kapitein gerigt; welke men
voor had te hoonen, en openlyk geweldadig aan te randen.
Om een Oproer te vermyden, waar van de gevolgen, voor het leven
der Burgers, rampzalig konde zyn, haalde men Elsevier
over, om niet aan het hoofd zyner Compagnie op te trekken, en de
dappere van Zwyndrecht, zyn Luitenant, belastte zich met
dien post.
De Luitenant, zo wel een goede Patriöt als zyn Capitein, deelde
met hem in den haat der Cabaal.
Het uur der wagt gekomen zynde, vergaderden zich de Oproerigen
onder de orders eener Vrouw, van het laagste soort van Volk,
Catharina Mulder, bekend onder de naam van Kaat Mossel, welke haar
kost won met Mosselen te verkoopen.
Men wilde wel, dat men zich
onthouden kon van zulke Persoonen, melding te maken, maar het is
nodig dat de geheele waereld weete, welke slechte hulpmiddelen,
die genen, die de Republiek willen verderven, en de Vryheid
vernietigen, in 't werk stellen.
Het uur tot de optrekking gekomen zynde, zag zich van Zwyndrecht,
die zich met vyftig Manschappen van zyn Compagnie voorzien had,
van alle kanten omringd en gedrongen; hy hoorde verscheide
oproerige scheldwoorden, doch marcheerde met gelaatenheid voort,
een woeste Karel rande hem aan, en wilde zich van zyn Sponton
meester maken, maar hy deed hem terug deinzen, hem een der
Pistoolen toehoudende, welke hy uit voorzorg in zynen gordel
droeg.
Toen begon men op de wagt met steenen te werpen, en de Commandant
was verplicht het geweer te doen laden, en op de meemigte vuur te
geven.
De allarmklok luidde, en de onvertzaagde Luitenant, wederstond met
zyne vyftig Manschappen, de aanvallende meenigte, tot dat de
vergaderde Compagniën kwamen, om de oproerigen te verdryven, een
derzelven roekeloozer dan den anderen, bleef op de plaats dood, en
eene andere werd zwaar gekwetst. Dit waren de gevolgen der
onschuldige St. Nicolaas vrolykheid.
XXXIV.
Toen was het, dat het zien der voorleedene en het vooruitzicht
der toekomende, veel verschrikkelyker rampen, met welke de
Republiek gedreigd wierd, u aanzetteden, de wapenen op te
vatten, om nog het overschot uwer Rech ten en Vryheid te
verdedigen.
Het zoude onmogelyk zyn, alle de omstandigheden der oproeren te
verhaalen, welke WILLEM V. in verscheidene plaatzen verwekt heeft.
De
Vaderlandschgezinde Burgery, de Vry-Corpsen welke hun
aanvang genomen hadden ten tyde der Oostenryksche eisschen, over
de Vaart der Schelde, vervolgens allengskens vermeerderd en uit
verschillende soorten van Ingezetenen zamengesteld, die de
oorspronkelyke Constitutie hunner Vryheid weder wilden invoeren,
haalden de haat en de gevoeligheid des Stadhouders op zich.
Tegen hun is
het, dat op
verscheide tyden en in verscheide plaatzen de heffe des Volks,
het welk steeds aan 't Huis van Oranje verkleeft geweest is, waar
van het geduurig betaalt werdt, oproerig gemaakt heeft.
Van daar kwamen, de dankbetuigen, welken de Haagsche Burgery hun
aanboodt in November 1782. Dit stuk vervult zo wel met
beledigingen en dreigementen tegen de Staaten van Holland, als met
laage vlyery voor den Prins, die zich niet schaamde het zelfde te
corrigeeren en met eigen hand uit te schryven, was de oorzaak en
het voorwendzel der eerste oproerige bewegingen.
Wy hebben reeds van dat van den 14 september 1732. gesproken,
(ziet Aantek. XXII.) Wy zullen alleenig herinneren het geene de
Staaten gedwongen heeft den Stadhouder het Commando van het
Guarnisoen in den Haag te ontneemen, en het geen plaats gegeven
heeft tot het vertrek van den Stadhouder uit deeze residentie.
Op Zondag den 4 september 1785. waagde een troep onrustige en
oproerige Lieden, onder dewelke men een Persoon, het livery van
den Stadhouder aanhebbende, zag eenige particulieren, behoorende
tot de Haagsche Burgery, en tot die van twee andere steden, op de
Parade aan randen.
Men heeft in de publieke Nieuwspapieren durven verspreiden, dat
deeze particulieren, de woede des Volks op zich gehaald hadden,
voor redenen en handelingen, welke strekten om den Stadhouder te
toonen een Oranje Appel op den grond geworpen te hebben.
Maar het is bewezen dat dit eene vertelling was, het voorige Jaar
by een soortgelyk voorval verhaald, en de alIernauwkeurigste
rechtelyke onderlyke onderzoekingen hebben verklaard, dat deeze
Vreemdelingen, waar van maar een de Uniform van zyn Corps aan had,
geen de minste reden tot het slecht onthaal, hun aangedaan,
gegeven hadden.
Hoe het ook zy, 'er ontsproot een tumult, het welk tot aan den
avond duurde.
Daar in deeze omstandigheden geene vaardige en kragtdadige maatregelen genomen waren, om de muitelingen, van dewelke maar een gevat was, te beteugelen, namen de Staaten van Holland, den volgenden Donderdag, de Resolutie, om Gecommitteerde Raaden volmacht te geven, tot het naspooren van
het voorgevallene, en om in het vervolg, als de nood het zoude
vorderen, over de Troepen van 't Guarnisoen te disponneeren,
zonder tusschenkomst van den Stadhouder als Capitein Generaal.
Om de meening van H.E.G.M. beter uit te voeren, werdt de
Lieutenant Generaal Sandoz, Collonel van het Regiment Guardes,
belast met het Commando van 't Guarnisoen, met bevél, om zyne
rapporten in de Vergadering van Gedeputeerde Raaden der Provincie
te brengen.
De Stadhouder gelovende door deeze Resolutie in zyne rechten
verkort te zyn, verzogt aan de Gedeputeerde Raad, de Staaten dien
zelfden avond nog by een te doen vergaderen.
Aan zyn
verzoek voldaan zynde, bragt Z.D.H. zyne bezwaaren in by de
Vergadering. Maar H.E.G.M. na hunne verwondering betuigt te hebben
om eene zaak van zo weinig belang, en dat wel zo laat,
extraördinair te hebben moeten vergaderen, volhardden by hunne
genomene Resolutie, en daar zy eenpaariglyk, door alle de steden,
en zelfs door die geene welke het nauwst aan de belangens en
inzichten van den stadhouder verbonden waren, genomen was,
bepaalden zy noch eenpaariglyk, dat de souvereine Magt, het recht
had, het Militaire Commando, na eigen goeddunken, of na het
vereisch der zaaken, weg te geven, of te rug te neemen.
De Ridderschap, welke de negentiende stem der Vergadering
uitmaakt, was van tegengesteld Advys.
Men publiceerde de straffe des doods, tegen alle stoornis der
algemeene rust, en wyl 'er in de volgende nacht aan drie Huizen de
Glazen werden ingeslagen, beloofde men in een tweede Placaat, eene
belooning van 7000 Guldens voor de ontdekking der uitvoerders
deezer misdaad.
Men had terstond voorgesteld, de som op 500 Guldens te bepaalen,
maar de Ridderschap stemde voor 7000 Guldens, het geen men
toestond.
Extract uit de
Resolutiën der Heeren Staaten van Holland en Westfriesland,
genomen in hunne Verga dering van Woensdag den 28 september 1785:
"Gedelibereerd over den brief der Heeren Gedeputeerde Raaden,
geschreeven in den Haag den 29 Juny van dit lopende jaar, en den
zelfden dag by de Vergadering ingeleverd, door de welke ter
kennisse van H.E.G.M. gekomen is, dat de Heer Roo van Westmaas
hen verzogt had, aan H.E.G.M. een voorstel te doen, om voor
deeze keer in naam van H.E.G.M. aan de Guarde du Corps van
H.E.G.M. nieuwe Vaandels toe te staan, en ten dien einde de Heeren
Gedeputeerde Raaden, van de nodige magt te voorzien, is ook
gedelibereerd over de Missive van Z.H. den Heere Prince van
Oranje, geschreeven den 1 september, en van dewelken men dien
zelfden dag, aan alle de Leden copie gegeven heeft, in de welke
Z.H. verzogt, de intentie van H.E.G.M. te mogen weeten, over het
geen H.E.G.M. behagen zoude, dat op de nieuwe Vaandels van het
Regiment Hollandsche Guardes te voet, zoude geschilderd worden, al
ook het geen betrekkelyk was tot de Ringkraagen der Officieren van
het zelve Regiment enz. enz. breeder in den brief vermeld,
en is byzonderlyk geconsidereerd, dat men nimmer eenig misbruik of uitstap zoude toelaten, welke direct, of ten minsten voor de oogen der natie strekken konde, tot het verminderen van het gezag des Souvereins; ook word in de tegenwoordige omstandigheid, een verdubbelde attentie noodzakelyk vereischt, om al het geen daar toe aanleiding geven konde, te vermyden; ten einde daar door het wettig gezag van den Souverein, te kunnen handhaven, en uit alle gemoederen de ongerymde gedachte te wisschen, dat de Oppermagt niet dan gedeeltelyk aan 's Lands Staaten behoort: en wel byzonderlyk, dat volgens rapport, by de Lyf Guardes van H.E.G.M., gevolgtrekkende voorvallen gebeurd, en ten hunnen opzichte schikkingen gemaakt zyn, welke met hunne waarachtige bestemming niet overeenkomen, dat by verdere toelating derzelven, H.E.G.M. zich ligtelyk zo verre exponeerd zouden zien, dat hunne eigen Lyf Guardes zich niet meer als zodanige zouden beschouwen, en dat het vertrouwen, het welk de Souverein op dezelve stelt, tot zekerheid en veiligheid, deszelfs deliberatiën, alzo ten uitersten wankelbaar zoude worden; om deeze redenen en ten opzigte der wydlopige en onzekere gedachten, waarin de gemelde Guarde du Corps van H.E.G.M. door verscheide vreemde omstandigheden gebragt zyn, zoude men niet kunnen afzyn, om als de zekerste en de meest met den aart hunner
destinatie overeenkomende party, te beschouwen: het versieren
der Vaandels welke zy volgen moeten, als ook de Ringkraagen der
Officieren, met zulke Wapens, welke hen gestadig het waare
doeleinde hunner instelling herinneren, zonder dat het zelve
Regiment eenige andere Wapens tot uiterlyke tekenen zal mogen
gebruiken. Is goedgevonden en verstaan:
Om aan Heeren Gedeputeerde Raaden, tegenwoordig in 's Hage
resideerende, volmagt te geeven, tot het doen maaken van nieuwe
Vaandels, voor het Regiment Lyfguardes te voet van H.E.G.M., op de
eene zyde versierd met het Wapen deezer Provincie, en op de
andere, met een arm, een zwaard vasthoudende, met dit opschrift: Pugno
pro Patria, en dezelve Vaandels aan bovengemelde Lyfguardes,
uit naam en van wegens H.E.G.M. te schenken.
De Heeren Gedeputeerde Raaden worden daarenboven verzogt, de
nodige Maatregels te neemen, dat de Ringkraagen der Officieren van
het zelve Regiment, ook met het Wapen van H.E.G.M. voorzien
worden, en dat zy in 't vervolg, in 't algemeen geen andere
uiterlyke tekenen, dan het Wapen der Provincie gebruiken zullen.
En zal een copie van deeze Resolutie gezonden worden, aan Zyne
Hoogheid, den Prins van Oranje.
Te meer is goedgevonden en verstaan, dat de Heeren uit de
Ridderfchap en andere Heeren Commissarissen ter groote
Vergadering, eenpariglyk met de Heeren Gedeputeerden Raaden,
zullen onderzoeken, op welke best mogelyke wyze, en overeenkomstig
met de grondwetten in gemelde Resolutie begreepen, men de andere
misbruiken zal kunnen verbeeteren, het zy die genen, welke
ingeslopen zyn, by de Regimenten Lyfwachten, van Hun Ed.Gr.Mog.,
en van Hunne Gecommitteerde Raaden; als ook ten opzigte der
schilden, welke de Deurwaarders en Bodens van den Staat, deezer
Provincie, gewoonlyk op de borst dragen, en eindelyk hunner
Consideratiën en advysen over dat alles aan de Vergadering te
bezorgen.
De Ridderschap en de Heeren Edelen, hebben aan het opstellen der
bovengemelde Resolutie niet mede gewerkt.
De Heeren Gedeputeerden der
steden Dordrecht, Haarlem, Leyden, Amsterdam, Gouda, Rotterdam,
Gorinchem, Schiedam, Schoonhoven, Alkmaar, Hoorn, Munnikkendam en
Purmerend, hebben de Heeren der Ridderschap gesommeerd, hunne
fondamenten, waarom zy aan bovengemelde Resolutie niet mede
geärbeid hebben, aan den dag te leggen.”
XXXV.
De brave
Hattemers verwerpen Hem met verontwaardiging.
EDELE GROOT MOG. HEEREN!
De beide eerste Ondergetekenden, zowel voor hun zelven als uit
naam der gezworene Gemeente en Burgery uit Hattum, en door andere
Ondergetekenden uit naam van de meerderheid der gezworene Gemeente
en het grootste gedeelte der Burgery, alle uit Elburg gevlugt
zynde, vinden zich in de noodzakelyk heid, zich by deeze
doorluchtige Vergadering te addresseeren.
Wy zyn met het voornaamste en grootste gedeelte onzer
Medeburgeren, verzelt van onze waardste panden, onze Vrouwen en
onze Kinderen, uit deeze twee steden, welkers rechten wy besloten
hadden, tot het uiterste te verdedigen, geretireerd: maar hebben
dezelve niet verlaten als na de wyze raad onzer voornaamste en
beste Patrióttische Regenten, die, op het laatste oogenblik, het
verschrikkelyk plan onzer Onderdrukkers ontdekt hadden, om de
braafste Burgers van 6 andere steden, en met hen de gewapende
Burgers van Deventer, Campen, Zwol, Amsterdam, Harderwyk, enz.
welke zich daarin begeven hadden, te verdelgen.
Zy zouden het zelve zonder twyffel uitgevoerd hebben, ter oorzaak der zwakken toestand onzer Muuren, en wegens hunne verschrikkelyke Krygs-Instrumenten. Er bleef voor onze moedige en geresolveerde Burgers geen middel over, om hun leeven en vryheid duur te verkoopen! en de Voorzienigheid noch voor ons wakende, begunstigde het plan van retraite, op eene zichtbaare wyze, het welke wy zo wel als de andere Hoofden niet dan met veel moeite en gevaar onzes levens hebben kunnen uitvoeren, - ten aanzien, der
der stoute Resolutie onzer Burgeren, die zich veel liever aan de
gevaaren wilden bloot stellen, dan wyken.
Wy, en met ons de bloem der Burgeryën van Deventer, Campen,
Zwoll, Harderwyk, Hattem en Elburg.
Als ook een zeker getal Vaderlandsgezinden van Amsterdam, en van
andere steden en Dorpen, alhier gekomen, hebben aldus eene zekere
verwoesting ontweken. Deze brave Ingezetenen zyn nog alle
dezelfde, nog allen bereid en verbonden, om veel liever overal
hunne Vryheid en Vaderland te verdedigen, en hun laasten droppel
bloeds daar voor op te offeren, dan weder in de ketenen der
slaverny terug te keren.
Maar Edele Groot Mogende Heeren, deze zyn ook dezelfde
Ingezetenen, die hunne Huizen, hunne Bezittingen en hun welzyn
verlaten hebben, en die al vlugtende omdwalen, gescheiden van het
geen hun het dierbaarst is, en meestendeels hun onderhoud en
bestaan van de Edelmoedigheid der Inwoonders dezer Provincie
trekkende.
Deze zyn het, en wy voor hun, die uw bystand verzoeken. Dat het
ons dan toegelaten zy, E.G.M. Heeren, U met weinig woorden de bron
onzer rampen te ontdekken.
Het is in de Provintie Gelderland, alwaar men langen tyd, en meer
dan 7 à 8 Jaaren, zowel in tyd van Oorlog als in Vreede, een
systema heeft doen boven dryven, het welk volgens onze verligtste
en deugdzaamste Raadsheeren, en boven al volgens het gevoelen van
Uw E.G.M. niet dan het verderf van ons geliefd Vaderland konde na
zich slepen; de zonderlinge Maatregelen welke men daar genomen
heeft, en welke zo strydig zyn met de sentimenten van onze brave
Mede Vaderlanders, zyn genoeg bekend aan de geheele Waereld.
Maar sedert eenigen tyd, hebben vele Staatsleeden met den
Stadhouder aan het hoofd, door hun noodlottig Crediet het
despotismus in deze Provintie tot een trap gebragt, waar van de
uitwerkselen de geheele Republiek doet verbazen.
Als ingelyfde Leden van den Staat, hebben wy geloofd, zo wel als
veele andere, wiens naamen, de Nakomelingschap niet dan met
traanen van erkentenis noemen zal, ons niet te kunnen
rechtvaardigen voor het Opperwezen, nog voor het Vaderland, nog
byzonder voor het oog onzer steeden en Burgeren, indien wy alles
niet in 't werk stelden, om dezen storm, die alles met zig sleept,
af te wenden. De wettigste middelen welke wy hier toe in 't werk
gesteld hebben, ten koste van alle byzonder belang, zelfs der
voordeelen die ons toe kwamen, ten opzichte der Regenten, ja zelfs
in dit ogenblik, met gevaar van onze bezittingen, hebben deze
Leden van Staat zodanig verbittterd gemaakt, dat van dit ogenblik
af aan, onze ondergang schynt besloten geweest te zyn.
Men kan het verschil tusschen de Burgery van Hattem en Elburg,
over de benoeming van eenen zekeren Dinggreven, tot
Schepen en Raad dezer stad, die zelf op het ogenblik dat hy tot
den eed zoude toegelaten worden, zyn afscheid der Garde du Corps
van den Stadhouder niet verwerven kon, en die bovendien geen
bezittingen, geen bekwaamheid noch middelen van bestaan had, niet
dan slechts een voorwendsel beschouwen, de ongelukkige stad Elburg
is ter verwoesting overgegeven, om dat zy geen der verfoeijelykste
Plakaten heeft willen verkondigen, door het welke men aan Vrye
Burgers, onder bedryging der zwaarste straffen verbood, om over
hunne waardste belangens, schriften in te leveren.
De stad geloofde, zo wel als veele der aanzienlykste Leden, tegen
dit Plakaat in de Vergadering der Staaten te moeten protesteren.
Het was eene der zwaarste en gewigtigste Puncten, welke uit hunne
natuur, en uit kragt van eene expresse Resolutie der Staten, niet
onderhevig zyn, van door de meerderheid bepaald te worden, en
waarlyk 'er zyn voorbeelden van weigering in diergelyke
omstandigheden, ten aanzien der steden Bommel en Harderwyk, voor
handen.
Maar dit is het geen niet daar men op komen wilde, indien men
geene andere inzichten gehad had, zoude men het oor geleend hebben
aan de nadrukkelyke brieven van drie voorname steden van
Overyssel, zo wel aan de Staten van Gelderland, dan aan den
Stadhouder, geadresseerd, met uitdrukkelyke aanbieding eener
Mediatie in de gerezene verschillen! brieven vergeseld door eene
plegtige Commissie, welke zich tot den Stadhouder begaf.
De Cabaal koos van deze eerste gelegenheid gebruik te maken, als de gunstigste, om het Sstadhouderlyk gezag door geweld te doen triompheren,
al was het zelf door stromen bloeds te doen vlieten, ja al moest
men het Vaderland vernielen, om ons tot een eeuwig stilzwygen, te
brengen.
Tot dit oogmerk besloot men op het ogenblik en zonder eenige
middelen tot versoening beproeft te hebben, den Militairen arm,
onderhouden ten kosten van het sweet en bloed onzer Burgeren, en
bestemd tot handhaving en zekerheid des Vaderland en Vryheid, te
gebruiken, terwyl dat de genen, die de Militairen dus deden
handelen, zich zelven op eene laage wyze aan 't gevaar ontrokken.
Onze verwoesting moest de vrugt zyn eener voorgewende Resolutie
van Staat, op de oproerigste en onwettigste wyze genomen tegen de
meerderheid der steden, en van verscheide Leden der Ridderschap,
ten minsten toen de stemmen niet egaal waren; eene Resolutie, om
redenen van dezelve meer dan 20 Leden van Staat uit de Vergadering
weeken, verklarende:
"dat het onnut was, redenen te gebruiken, wyl men alles aan het
geweld over gaf.”
Uit kragt dan van deze onwettige en barbaarsche Resolutie, deed
men tegen ons een groot getal soldaten optrekken, niet alleen
gewapend, maar zelfs van alle verschriklyke Oorlogs toerustingen
voorzien, even als of men tegen een allerwreedsten Buitenlandschen
Vyand zouden ageeren.
Men zogt ons niet te overtuigen noch over te halen. Bomben,
Mortieren, Houwitsers, allerhande soort van zware Artillery, waren
de werktuigen, door eenige Leden van Staat gezonden, om onze
Huizen te verbranden, onze bezittingen te verwoesten, ons met onze
Vrouwen en Kinderen te doen uitroeien en ons in slaverny te
brengen.
Wy, en boven al onze Auxiliairen zouden niet volgens het recht der
Volken gehandeld geworden zyn, maar uit kragt van een byzonder
Manifest der Staaten, zouden wy door hunne Krygstuigen hebben
moeten omkomen, of men zoude ons zonder eenig uitstel ter
strafplaats gevoerd hebben.
En welke zyn die genen welke men op eene zo verschrikkelyke wyze
doet omkomen? het zyn de beste, de voornaamste de gegoedste
Burgers eener vrye Republiek,
Burgers die zig bepaald hebben de rampen des Lands, en eene
noodzakelyke hervorming aan te toonen, niet door oproerige
middelen, niet door het omkeren der goede order, niet door het
vertrappen
der Wetten, en eindelyk niet door geweld, maar door eerbiedige
smekingen. Wy roepen den Hemel tot getuigen, aan dewelke niets
onbekend is, die onze binnenste gedagten doordringt, dat wy deze
ongeregeltheden ten sterksten verfoeien.
Zie daar de Menschen welke men als Vyanden aanvalt, men maakt
zich meester van eene stemhebbende Stad, na dezelve gekannonneert
te hebben; men levert de Burgery over aan de woede van razende
soldaten, op zodanige wyze, dat volgens de verklaringen der
ooggetuigen, de verlatene Huysen te Hattum geweldadig opgebroken,
de Effecten vernield of geplonderd zyn, zonder dat men zelf de
Huisen der Predikanten, van den Ontfanger der Imposten, der Wezen,
noch zelfs de armen Kas, niet bespaard heeft, de algemeene
Plondering is zo verre gegaan, dat het moeijelyk zoude zyn, een
ander voorbeeld daar van in deze Eeuw onder de beschaafde natiën,
zelfs midden in den Oorlog, te vinden.
Een arme bejaarde Weduwe, niemand beledigende, werd op eene wrede
wyze door deze ondeugende mishandeld en geplunderd, alleen om dat
de Vryheid op een Uithangbord voor haar deur geschilderd was, en
God weet welk een droevig Lot de stad Elburg tegenwoordig
ondervind!
Welke toevlugt blyft ons dan overig E.G.M.H. in deze tyden waarin
men gene Rechten meer kend, waar in men gene Wetten meer opvolgt,
waar in men geen Eigendom ontziet, waarin de Vryheden en
Privilegiën der Burgeren, als harsenschimmen aangezien worden,
waarin het recht van den sterksten alleen, heerscht.
Welk ander middel zoude ons overig zyn, dan ons Vaderland te
verlaten, onze bezittingen op te offeren, en een ander Land te
zoeken, waar de gene die God vreest, die aan de Wetten
gehoorzaamd, die niemand leed doet, zeker zyn kan tegen het
politiek geweld.
Wy hebben, wel is waar, eene provisioneele bescherming tegen het
geweld gevonden in de gastvryheid en menschlievendheid der
Regenten en Burgers van Overyssel, onze Nabuuren, welkers
edelmoedige bystand wy nimmer genoeg kunnen pryzen, maar wy moeten
ons ook by onze Bondgenooten, en voornamelyk by U.E.G.M.
vervoegen, en op eene zo nadrukkelyke als eerbiedige wyze, de
onwaardeerbare Unie van Utrecht herroepen, tevens op de
onderdanigste wyze U.E.G.M. bedanken, voor de pogingen welken zy
tot ons heil aangewend hebben.
Men kan het niet ontveinzen, onze ruïne is niet dan een klein
gedeelte van het ontwerp tegen de Burgerlyke Vryheid gesmeed, een
Plan zo gevaarlyk als uitgestrekt, aan deszelfs vervolg men
waarschynlyk zelf in dit oogenblik nog bezig is.
Wy smeken U.E.G.M. by de Vaderlandsgezindheid, de bekende trouw
by de magtige arm, tot de welke wy toevlugt neemen?
Wy sineken U.E.G.M. by het bloed van uwe en onze Voorvaderen, by
de koude overblyfzels der grondleggers onzer Republiek, der
overwinnaars van PHILIPPUS en van den Hertog van Alba, ons by tyds
te hulp te komen, onze Vrouwen, onze Kinderen, onze bezittingen,
onder uwe byzondere uitdrukkelyke en kragtdadige bescherming te
neemen: en betuigen plegtiglyk al onze verschillen aan het
allerstrengst onpartydig onderzoek te willen openleggen.
Onze zaak is bekend by den God onzer Vaderen, by U.E.G.M. ja by
de geheele Republiek. Wy bidden den Oppersten Rechter om zegen,
over de dierbare Persoonen en Familiën van Uw E.G.M. uit te
storten.
Dat hy u nooit in zodanige ongelukken doe deelen, dat hy door de
toevertrouwde magt aan U.E.G.M. het wreed geschokt Vaderland
beware! helaas! zonder de vaardige en kragtdadige hulp van
U.E.G.M. is het voor altoos verlooren; maar hoe, zouden wy eene
zaak aan de verligte Staatkunde aan U.E.G.M. kunnen voordragen.
Daar zy alles zien op een veel klaarder manier, dan wy het zien
kunnen. Wy, onze Burgers, hunne Vrouwen, hunne Kinderen, en
duizenden onzer Medeburgeren, zullen de gunstige Resolutiën van
U.E.G.M. ten onzen opzigten zegenen; buitengewoone ongelukkigen,
hebben gewoone hulp nodig.
Het laatste nageslacht onzer afstammelingen, van dankbaarheid
doordrongen, uwe nagedagtenis zegenende, zullen de Jaarboeken des
Lands, met hunne traanen besproeiën?
Zy zullen de offerhanden hunner erkentenis op uwe Graven
aanbieden, daar op den glorieryken naam lezende, van Redders van
het Vaderland. Wy bidden den Oppersten
Bestuurder, de vaderlyke pogingen van U E. G. M. tot bewaaring
der waggelende Vryheid, met den besten uitslag te bekroonen. Wy
smeken Hem by aanhoudenheid, het roemrugtig bestier van U.E.G.M.
te doen gelukken, en hebben de eer te zyn, enz.
XXXVI.
Ponderibus librata fuis.
Dus is het opschrift van een boek, handelende over de Constitutie
van Engeland (1). Montesquieu was langen tyd te vooren reeds tot
het zelfde besluit gekomen.
Getroffen door de voordeelen der Engelsche Regeering, met andere
Regeeringen vergeleken, vol van verwondering over het algemeen
gevoelen, het welk toen in dit vermaarde Eiland heerschte, en ten
anderen door den aart van zyn werk (2) bepaald, veel eer om het
wezentlyk kwaad te vermin deren, dan om het wezentlyk geluk aan te
wyzen, werdt. hy natuurlyker wyze er toe gebragt, om deze
samenloop van vermogens, waar van hy de gebreken in latere tyden,
meer dan een ander, ontdekt heeft, tot volmaaktheid toe te
verheffen.
Deze drie Magten, zegt hy (sprekende over de wetgevende,
uitvoerende en gerechtelyke Magten,) moesten eene rust of eene
werkeloosheid te weeg brengen; maar daar zy door de noodzakelyke
beweging der dingen, genoodzaakt waren plaats te hebben, werden zy
gedwongen overeenkomstig te werk te gaan.
Maar, op welke wyze kunnen zy overeenkomstig te werk gaan, zonder
het algemeene belang daar te laaten?
De groote der natiönale schuld, is dezelve geen genoegzaam bewys
dat het Volk zedert een ruim getal jaaren, door deszelfs
Representanten verraden is? Wat baat de glans waar mede het
tegenwoordig van buiten schittert, aan de goedheid van een
bestuur, aan het welzyn van het Land, aan deszelfs
directie ? Met hoe veele rampen en misslagen moet men dit gevolg,
waar van men zulk een trotschen ophef maakt, niet betaalen ?
Men moet zuchten over het ongelukkig lot van het menschelyk
geslacht, als men nagaat dat de Wysgeeren gelooft hebben, in de
Engelsche Constitutie, het volmaakte model der burgerlyke en
politique Vryheid, te vinden.
Welke zyn toch de waarborgen dezer twee Vryheden? Een erfelyk
Monarch, beschikker over de Ambten en Pensioenen, een Corps van
erfelyke Edelen, door grote Privilegiën gedistingueerd, een
zevenvoudig Parlement, alwaar eenvoudige Dorpen kunnen
Gedeputeerden zenden, terwyl aanzienlyke steden daar van
uitgesloten zyn.
De Koninglyke magt is zonder twyffel meer bepaald, dan ten tyde
van HENDRIK VIII, maar zy is daarentegen ook minder ontzachelyk?
de Kamer der Pairs is nog overig van het te saamverbondene
trapswyze bestuur, heeft zy niet wezentlyk belang in de
handhaving, in de vergroting van het gezag des Troons, de Kamer
der Gemeentens is dezelve minder bedurven, als ten ty de harer
vernietiging door Cromwel?
neen, neen,
de Menschelyke Maatschappy heeft dit voorstel nog niet aangenomen:
Is het niet mogelyk in een Land eene Constitutie zamen te stellen,
op eene wyze, dat alle de zaken op dezelfde plaatzen, waar zy
haren oorsprong hebben, afgedaan worden, en dat de gerechtigheid
en het gemeen belang overal geëerbiedigd worden, zonder dat het
nodig is, om tweedragt voor te koomen, zich aan het bestuur van
eenen onbekwamen te onderwerpen, die door zynen rang en opvoeding
dus geworden is, hoe wel de natuur hem, om anders te zyn, gevormd
had? ... het Menschelyk geslagt doet deze groote vraag aan de
Vereenigde Staaten van America, en by aldien zy hier op kwalyk
zouden ant woorden, zou de men hen de redenen daar voor noch
moeten afvragen.
XXXVII.
Gelyk als Newton, in de eindeloosheid der tyden, Gods hand nodig oordeelde, om de overeenkomst der Waerelden te herstellen.
Decuit eum, qui res omnes creavit, easdem dis ,, ponere quoque & in ordinem collocare. Quae sive , ra rerum origo suit; jam indignum erit philosopho, ,, alias mundi condendi rationes exquirere, vel com ,, minisci quemadmodum è chao per meras leges na ,, turae mundus universus oriri potuerit; quamvis for ,, matus cum sit, posfit is jam per istas leges in multa ,, quidem secula perdurare. Nam dum cometae mo ,, ventur in orbibus valde excentricis, undique et ,, quoquoVersum ln omnes Coeli partes: utique nullo ,, modo fieri potuit, ut caeco fato tribuendum sit, ,, quod planetae in orbibus concentricis, motu consi ,, mili ferantur eodem omnes; exceptis nimirum irre , gularitatibus quibusdan vis notatu dignis, quae ex ,, mutuis cometarum et planetarum inae invicem acti ,, onibus oriri potuerint, quaequae verisimile est fore ,, ut longlnquitate temporis majores usque evadant, ,, donec haëC naturae compages manum emendatricem , tandem sit desideratura”. Optices, liber tertius, quen latine reddidit samu ël Clarke.
XXXVIII.
De
overgroote en vreemde Voorwendsels des Koophandels.
Heerschappy der Zee
De onbeschofte eisschen der Engelschen, in het boek van Selden,
betyteld: Mare Clausum, zyn genoeg bekend. Toen de
Groot in 1619, te gelyk met Barneveld en Hoogerbeets
gevangen zat, bragt de Ridder Carleton, Ambassadeur van
Groot-Brittanje, by de Vereenigde Provinciën, klagten, over het
werk van de Groot, over de Vryheid der Zeeën geschreven.
Hy schaamde zig niet, staande te houden, dat de Staten een
voorbeeld moesten geven, ten einde te beletten, dat men in 't
toekomende eene mening voort plantte, welke misverstand tusschen
de beide Natiën zoude kunnen veroorzaken.
(Selden Mare Claus, L. 1. pag. 198.)
XXXIX.
Het is om hen tot Indianen van Europa te maken, enz.
Toen de Lord Clive met Goud en misdryf beladen, in Europa terug kwam, verwagtte men niet, dat de ongelukkige Indianen op zekeren tyd, zyn vertrek zouden beklagen. Het Proces van den Heer Has ting, bewyst, dat deeze wreedaartige Clive, geschikt om van wroegingen te streeven, zo bekwaam niet was in de konst der Dwinglandy, dan zyne ombarmharti ge opvolgers. Onder deze laatsten, heeft men de Roof zodanige grondbeginselen zien verkrygen, dat men de Hoofdlieden der Cipaijers heeft zien aanhou den, om de afzetting van een Lonbab, en om een Gewest te mogen plonderen; het is waar, dat de twee aanzienlykste Leden van de Kamer der Gemeen tens, met zeer veel yver en standvastigheid, tegen dit wreed systema geyverd hebben. De Heer Fox, stelde, eenige jaaren geleden, een Bill voor, welke de weldaden van de Brittanische Constitutie over de Indiaanen, moest uitbreiden. Hy werdt edelmoedig door den Heer Burke geholpen, en deze twee door luchtige Burgers onderscheiden zig tegenwoordig weder in dezelve zaak. De Heer Burke, gebruikt al le zyne welsprekenheid tegen, zeggende:,, deze geogra phische zedenleer, volgens welke grondbeginselen men de Europische Gouvernementen, op verscheide Graden van lengte ziet volgen”. Welke achting deeze deugdzameRedenaar ook inboezemt, men moet hem zyn gedrag in het Parlement, ter oorzake der omwenteling in Holland voorgevallen, verwyten. Het komt ons niet toe, gaf hy toen voor, de wettigheid der Rege ring van het een of het ander Land te onderzoeken, het zy ons genoeg de gelegentheid gevonden te heb ben, om de gunstigste party aan onze belangens, te doen zegepraalen. Het recht der Volken billykt zulk een gedrag, en het strydt niet tegen de Politieke billykheid, van zodanige zich opdoende gelegenheden, gebruik te maken. De Heer Burke bleef daar by, naar Zynen ernstigen toon te hebben laten varen, paste hy, om zig over de laatste omwenteling in de Vereenigde Provinciën te verheugen, de fabel van Latona, toe op hunne ongelukkige Ingezetenen, La tona aan Jupiter satisfactie vragende, over een Volk, het welke haar had durven hoonen, waar op Jupi ter het zelve in kikvorschen veranderde.
Nederlanders ? weest indagtig, dat de verdediger der Vryheid en menschelyke Rechten, het yverigste hoofd der tegenparty, in dat stuk alleen , met de Ministers overeenstemmende, niet heeft kunnen na laten, uwe rampen openlyk te bespotten.
XL.
De
Stadhouderlyke Poort, open voor den eersten Officier der
Vereenigde Provinciën, en toegesloten voor den Souverein.
Er heeft langen tyd een gedenkteeken van het Despotismus der
Stadhouders, en der ongelooflyke inschikkelykheid der Staaten
Generaal, en die van Holland, plaats gehad; een der Poorten van
het Binnen-Hof, een plaats geschikt tot de Souvereine Vergadering,
werd niet geopend, als voor de Koetsen der Stadhouderlyke
Familiën, en dit voorrecht werd door eene lange bezitting
aangezien, als een wettig en onweerstaanlyk Recht, was het niet
een waarlyk ongelovige zaak, als een souverein zich beroofde van
het vermogen, om in deszelfs Paleis in te gaan, door alle de
Deuren, welke daar na toe leiden, en dat hy een derzelven behield
voor zyn eersten Minister, of voor het hoofd zyns Legers?
Dusdanig was deze schandelyke uitstap, of de hoofden der
Republiek moesten vergeten hebben, het geen zy aan de Majesteit
des Volks, als Representanten van het zelve, verschuldigd waren.
Alle braave Burgers zuchtten daarom. Zy hadden de hervorming der
onbetamelyke Privilegiën, welke de Prins genoot, toegejuicht, en
boezemden wenschen uit, dat dit ook vernietigd mogt worden.
Zy verkregen eindelyk deze satisfactie, en de Staten van Holland
stelden vast, dat de Stadhouderlyke Poort in 't vervolg, ieder dag
der Vergadering, zouden open blyven voor de Koetsen der Leden van
de Souvereiniteit.
De Vacantie der Staten nam een aanvang na deze Resolutie, en de
Oranje-Cabaal bleef in deze tusschentyd niet slapen. Of om voor te
komen, of om te wreeken, het geen zy tot een affront voor den
Prins rekende, verwaarloosde zy niets, en bragt het Oproer, haar
geliefde hulpmiddel weder in 't spel. Men had sedert eenigen tyd
eene
gewapende societeit, met goedkeuring der Magistraat, in den Haag
opgerecht, onder den Tytel van het Oranje Corps ? deze
benaming toont aan, uit welke soort van Lieden het bestond, en
welke drift hen beheerschte: de Cabaal vestigde ook de oogen op
dit Corps, tot uitvoering van deszelfs ontwerp.
Zy benoemden eenen Rys, schilder van het Hof, tot
Capitein; een zekeren Hess, oud soldaat der Switsersche
Guardes, een Yzerwinkel doende, tot Major; een Kroeghouder van het
Dorp Scheveningen, genaamd Petting, tot Luitenant.
Alle deze Personen traden met een brandenden yver tot de
samenswering, en beloofden de bystand hunner onderhoorigen, zy
vergenoegden zich de onderneming te dirigeren, en vonden in den
bekenden Mourand, een Paruikemaker, en sergeant van hun
Corps, den dwaalgeest, welke hun nodig was, tot den eersten
aanval, en om, zoo het nodig was, een slagtöffer van zyn yver,
voor het Huis van Oranje te worden.
Deze man, met een talryk huisgezin belast, gaf zig in den strik,
welke men voor hem spande, en gaf zyn toestemming tot eene
misdaad, welke hem gelyk maakte aan alle de schelmen, die zonder
wettige oorzaak, het leven hunner Souvereinen aangerand hebben.
Dit verdrag gemaakt zynde, vertrok Mourand naar het
Loo, de verblyfplaats der Stadhouderlyke Familie, by zyne
terugkomst werd er een groote Raadsvergadering, ten Huize van Hess
gehouden, waar in de hoofden der samensweering, den dag, het uur
en de maatregelen, welk genomen moesten worden, bepaalden.
Op Vrydag den 17 Maart 1784, vergaderden de Staten van Holland,
en de gewyde Poort stond open. Het Volk begaf zig met menigte op
het Binnen en Buiten Hof, en deze buitengewoone toevloed deed
voorzorgen in 't werk stellen, om een opschudding voor te komen,
of te straffen.
De Drost, Officier van het Gerecht, ontving bevel, om zich met zyn
Dienaars in het Binnen Hof op te houden, en een Detachement der
Cavallerie werd aan den ingang dezer Poort geposteerd.
By het scheiden der Vergadering, waren er geene, dan de Heeren de
Gyzelaar en Gevaerts, Gedeputeerden van Dordrecht,
die het gevaar durfden braveren. Zy gaven bevél aan hun Koetsier
zyn cours, naar deze berugte Poort te rigten, en op een
sterken draf te ryden, als hy dezelve zouden naderen. Het oogmerk
der saamgesworenen, was de eerste Koets tot op de Brug, na deze
Poort gaande, te laaten voortryden, als dan de Paarden vast te
houden, de raderen vervolgens te grypen, en het Rytuig in de
Vyver, welke het Binnen Hof omringd, te werpen.
Hess was belast het teken tot den aanval aan Mourand
en zyne medemakkers te geeven. Zo dra als de Koets aankwam, riep
hy: moord! moord! sla dood!
Mourand ongeduldig zyne woede te vieren, grypt den teugel
der Paarden, en riep op zyn beurt: sta ! niemand ga door deze
Poort, dan den Stadhouder.
De Heer de Gyzelaar ontroerde zig niet, hy stak het hoofd uit de
Portier, en beval den Koetsier voort te ryden, de complicen van
Mourand, vervoegden zich rondsom het Rytuig: doch een braaf
Burger, (de Heer Advocaat van Nispen,) stelde zich by het
Portier, met den degen in de hand, en dreigd de saamgesworenen;
zyn moed steld hem bloot aan het grootste gevaar; de Ruiters
hadden nog geene beweging gemaakt, een van hun snelt voor uit, en
dreigden dezen moedigen held met eenen sabelslag, welke door
eender omstanders gelukkiglyk afgewend werdt.
De Drost en zyn Dienaars, schieten toe, en grypen Mourand,
op eene lafhartige wyze door de hoofden der zamensweering
verlaten, de kragt der wapenen niet te kunnen weerstaan. Deze
elendige werdt in het midden van een Detachement soldaaten in de
Gevangenis gebragt; de overige wagt, order ontfangen hebbende, om
hun geweer te laden, verstrooide het gemeen op eene gemakkelyke
wyze, en de twee onvertzaagde Leeden der souvereiniteit vervolgden
hunnen weg, zonder dat iemand hen durfde hoonen, alzo eindigde de
opschudding, welke de moord der De Witten scheen te zullen
hernieuwen.
Men zond om Hess te arresteeren, maar de schelm had de voorzorg
gebruikt, buiten den Haag een Rytuig tot zyn vlugt gereed te doen
houden, een diefstal, by den misdaad van gekwetste Majesteit
voegende, door het medenemen der kas van het Oranje Corps, over
dewelke hy bestierder was.
Zyn eerste zorg was naar het Loo te gaan, maar de Prins deed hem
verbieden, zich voor hem te vertoonen, en deze elendige vluchttede
vervolgens naar Cleef, een veilige schuilplaats voor alle de
oproerigen der
Republiek, welke in deze stad als martelaars der goede zaak
beschouwd worden. De misdaad van Mourand eischte een voorbeeldige
straf.
De Gecomitteerde Raaden werden door de Staaten der Provincie,
niet tegenstaande de reclamatie van het Hof van Holland,
geäuthoriseerd om het Proces van den schuldigen op te maken, wiens
Vrouw, toen zwanger zynde, en vergezeld van haare Kinderen, zich
aan de voeten van den Souverein ging werpen, om genade voor haaren
Man te verwerven; hoewel zy de levendigste aandoening verwekte,
het misdryf was veel te zwaar om haar de flaauwste hoop te kunnen
geven: Mourand werd veröordeeld om opgehangen te worden, men las
hem zyn Vonnis voor, en de Predikanten werden gelast om hem tot
den Dood te bereiden.
NIets scheen hem van zyn straf, welken hy teregt verdiend had, te
kunnen bevryden, maar de beledigden toonden hunne
goedertierenheid, en verzogten genade voor den moordenaar, aan
hunne medeleden.
De vreeslyke toestel der Militairen omringde het schavot. Mourand
werd voor zyne Rechters gebragt, en na de sententie des doods
aangehoord te hebben, kondigde men hem aan, dat de Souverein op
verzoek der Heeren Gevaerts en de Gyselaar, zyne
straf in een eeuwige Gevangenis verzagt hadden.
Het is aan Tyrannen, hunne magt en despotismus in bloed te
vestigen, maar waaragtige Souvereinen zoeken, dezelve te stillen
en te vergeven. Voor het overige kan men wel raaden, dat de
Stadhouderlyke Psort voor alle de andere Leden der Staten,
behalven voor den Prins van Oranje, geslooten, en de berugte
Mourand een soort van gunsteling geworden is.
LXI.
WILLEM IV.
gaf geen Ordonnantiën tegen het jogtrecht, als om de
Hollanders het gebruik der Wapenen te ontneemen.
Na het aanstellen van den Krygsraad, had WILLEM IV. een Plakaat
uitgegeven tegen het recht der Jagt. De stadhouders hebben altoos
groote zorg gedragen, deze oeffening aan de Inwoonders te
verbieden.
Hoe minder zy, kunnen jaagen, hoe minder zy zich
van een snaphaan kunnen bedienen, en hoe meer de Natie de
handeling der Wapenen ontbreekt, hoe gemakkeiyker men haar te
onder brengen kan, om dezelfde redenen, maar onder andere
voorwendzelen, is het schieten naar het wit en naar den vogel in
onbruik geraakt.
WILLEM IV. nayverig om het Despotismus van zyn Vader in alles te
boven te streven, heeft eene tyrannische Inquisitie door het
maaken van nieuwe Jagt-Reglementen ingevoerd, welke oorzaak zyn
van duizend valsche eeden en van de ondraaglyke onderdrukking
onder dewelke de Landlieden zugten.
Hoe zoude zyn naam niet vervloekt zyn door den armen Landman van
het kwartier van de Veluwe, die door zyn dagelykschen arbeid
vermoeid, in plaats van door zich by den nagt aan den slaap over
te geven, zyne kragten weder konde verzamelen, even als in
Oorlogstyd verpligt is te waken, om zyn koorn tegen de harten te
beschutten, welken WILLEM van Vreemden gekogt heeft, en die tot
vermaak van zyn Zoon geschik zyn, want hy alleen heeft het recht
van een hart te mogen dooden?
Deze Dieren leven en vermenigvuldigen zich ten kosten der goederen
der aarde met het zweet der ongelukkige Boeren besproeid.
De Jaagers van Zyn Hoogheid, worden uit het Fonds der Provincie
betaald, onderwyl 'er by gebrek van een bepaalde som voor de
Vroedvrouwen er alle Jaaren veel Vrouwen in het Kraambed, zowel
als hunne Kinderen sterven, slachtöffers van eene beklaagelyke
onërvaren heid.
XLII.
Gelyk bleek 1768. toen de Krygsraad der stad Zutphen, een
eerlyk Koopman deed straffen, uit gedienstigheid jegens WILLEM
V.
Dwingelandy van den Krygsraad.
WILLEM IV. willende dat de Troepen aan hem alleen ondergeschikt
waren, en niets met een ander in den Staat gemeens hadden, had de
Krysraad, door MAURITS tot aanwas van zyn gezag ingesteld, weder
in staat gesteld, en geen Militair, om welke Misdaad het ook was,
om welk gerechtelyk bedryf, het zy Proces, Testament of
Getuigenis, was verpligt voor geen andere Rechtbank, dan die van
den Krysgraad te verschynen, waar van de Stadhouder het hoofd was,
waar van hy de Vonnissen
dirigeerde, waar niets dan volgens zyn begeerte bepaald wierd,
en welkers Arresten hy met een despotismus, gelyk aan dat van den
Grooten Heer, konde verbreken: de provinciäle Staaten, de Steden,
de Gerechtshoven, hadden zich aangekant tegen de instelling van
dit schandelyk Rechtsgebied, maar WILLEM IV. staakte niet het
zelve als den sterksten steun van het Stadhouderschap te
handhaven.
Maar hy gebruikte dit geliefde middel der willekeurige magt,
nooit met zo veel insolentie als WILLEM V. zonder twyffel deed hy
meer dan eenmaal, eerlyke Burgers door dezen ysselyken Rechtbank
onrechtvaardiglyk verwyzen ?
Maar indien de Staaten van Gelderland, zyme Meesters, hem
auhentique bewyzen der onbillykheid dezer verwyzingen gezonden
hadden, zoude hy niet hebben durven antwoorden, zoals de
tegenwoordige stadhouder gedaan heeft, in zyn brief van den 3 May
1768:
"dat hy het rapport zyner Officieren, als een voldoend bewys
aanzag, en dat het hun niet geöorloofd was, zonder zyn speciäle
order, een Burger uit de Provoost te doen ontslaan”.
Ook heeft men onder zyne Regeering (want hy is wezentlyk Koning)
Burgers gezien, welke door zyne Officieren gemolesteerd waren,
zonder van hem, zelfs met tusschenkomst der Magistraat, de minste
voldoening te kunnen erlangen.
Een Militair Gouvernement, onder de Nederlanders in te voeren, was
steeds zyn voornaamst ontwerp, en het zelve tegen hen in kragt te
stellen? het strekte hem tot vermaak, de Officieren en soldaaten,
zyne slaaven, de werktuigen zyner Dwingelandy, over de Burgers den
Meester te zien speelen, en hunnen arm steeds boven derzelver
hoofden opgeheven te zien.
XLIII.
De deugdzame
VAN DER MARCK, zoude alle herroeping niet hebben laaten vaaren,
indien hy verzekerd was geweest, dat hem recht zoude gedaan
worden.
Afzetten van den Professor VAN DER MARCK.
WILLEM ontzette dezen waardigen Man, belast met eene talryke
Familie, op eene zo vernederende als onrechtvaardige wyze, van
zynen post.
Hy schaamde zich niet, de eerste rol in deze hatelyke kuipery te
speelen, gelyk zyne gedrukte Brieven en Advyzen getuigen.
Het bewys dat de voorgewende kettery, aan de Heer VAN DER MARCK
verweeten, niets geweest is, dan slechts een enkel
voorwendzel van zyn ongenade, is, dat hy weldra den stoel op eene
andere Protestantsche Academie beklom, en zelfs Ouderling der Kerk
genoemd werdt.
De Heer Perrennot, door den Prins verkoozen, om de plaats
van den Heer VAN DER MARCK, te bekleeden, bedankte Zyne Hoogheid,
om dat, zeide hy, hy met dezelfde sentimenten omtrent de Religie
bezield was, als dien braaven Man.
De Stadhouder, om hem over te haalen, liet hem door de Curatoren
der Universiteit, het ontslag om het formulier der Conformiteit te
tekenen aanbieden, zo hy het professoraat wilde aanvaarden.
Is er klaarder bewys nodig, dat de vermeende beschuldiging tegen
VAN DER MARCK, niet dan een voorwendzel geweest is, om hem af te
zetten?
XLIV.
De verstandigen verwachten met ongeduld dien dag, wanneer het
u zal vergund zyn, enz.
Het is wel een buitengewoon verschynzel, dat ten tyde van het
Volksbestuur, in de agttiende Eeuw veel schoonder Vaersen, dan ten
tyde der Republikeinsche en Keizerlyke Regeering, in 't licht
gekomen Zyn.
o Patria ! 6 Martis quondam domus inclyta ! Vindex Oceani ! ô artis se superantis opus ! . 3 Unica Libertas quam dos male stantibus arVis - surgere, & infestas spernere jusit aquas ! . Heroum fécunda parens ! Legum optima nutrix ! Maxima Virtutum mater & unus amor! Aonidum tutela potens, Majaque creati Alitis, & doctae dives alumna deae ! Quo ruis? Ah demens ! quid te, male degener, ipsam Deseris, & tantae, Belgica, molis opus ! Et bona tot, patriae impensi pretiumque decusque sanguinis, & votis fata secunda tuis ! , - Quo suit, auriferis pontum texisse carinis! Armaque tot terra, tot domuisse mari! Auspice te toties rediisse in foedera reges - Quofuit, Europae vel posuisse modum ! si fueras casura tmis, miseranda tropaeis Obruta, quam vili pressa sub hoste jaces ! Ah ! melius; duéta Ausonio captiva triumpho, sensisses Latii pila cruenta Ducis ! Cimmeriis melius latuisses mersa procellis, Aequore quum patrio detonuere Noti:
Celtiberove traci cecidissés viëtima, belli Dura superfuso fata morata: mari! . . Tunc potetas te digna mori: qua tempore abillo * Imminuit, probris poëna pudemda fuit, ô, Cineres miserata patrnm miserata nepotes, Impuro tandem, subtrahe colla jugo ! . * * * sume animos, quos ausa prius, cuin vindice legum ' Iret in Hispanas Mars tilus ense domos ! r, Eripe te seclo 'nocituris eripe somnis' - Corpora jam nimium languida, teque tibi!
Dit overheerlyk fragment is door Janus Helvetius in eene Elégie
opgedraagen aan P. Burman de tweede.
XLV.
Zoudt gy
bekwaamheden by uwe nabuuren zoeken, gy, wiens Koophandel
vernietigd zoude zyn, indien het Opperhoofd van uw Esquaders, in
den slag op Doggersbank, by zyne bekwaamheden, het deugdzaam
vergeten, van zich zelven, niet gevoegd had, het welk de
Vaderlandschgezindheid alleen kan inboezemen ?
Zeeslag op Doggersbank
Het heeft weinig gescheelt, of de Patriötten, in plaats van zich
over eene overwinning te verheugen, zouden in de grootste
droefheid gedompeld geweest zyn.
De Heeren Zoutman en van Kinsbergen, vertrokken
uit het Vlie op den 1 Augustus 1781, een Convoy van 71
Koopvaardyscheepen begeleidende. De Heer Zoutman commandeerde 9
schepen, en de Heer van Kinsbergen zeven, maar laatstgemelde had
orders, om eene Kruistogt, niet verre van de Kusten te doen, en
bygevolg den Heer Zoutman, en zyn Convooy op zekere hoogte te
verlaten.
Den 4den derzelve Maand, wilde hy deeze orders wezentlyk opvolgen,
en het was niet dan met moeite, dat hy zich door den Heer Zoutman
liet overhalen, om noch een dag by hem te blyven.
Indien de Admiraal Parker, die, van al het geen in de Republiek
omging, maar al te wel onderrigt was, en om zeker te gaan, den 31
July een zyner Kotters naar Elseneur gezonden had, om de Brieven,
welke hy uit de Vereenigde Provinciën te wagten was, van daar af
te haalen; indien, zeg ik, deezen Admiraal, wiens Esquader uit 19
schepen bestond, den Heer Zoutman den 6den, in plaats van den 5den
ontmoet had, zoude zyn Esquader en Convooy,
onwedersprekelyk in de handen der Engelschen gevallen zyn; en
byaldien Zoutman door Parker gelukkiglyk niet ontmoet was, had het
mogelyk geweest, dat de ontmoeting Kinsbergen te beurt gevallen
was, en aldus een en hetzelfde ongeval ontmoet zou hebben.
De genen die het bewind over de Zeezaaken in handen hadden, waren
niet onkundig, van de magt, nog van de bewegingen des Engelschen
Admiraals; niét tegenstaande, gaven zy de naauwkeurigste orders om
de twee Esquaders te doen uit elkander scheiden.
De Heer Zoutman, heeft aan de Republiek de grootste dienst
bewezen, door de orders van WILLEM V. niet op te volgen.
Misschien zouden de Nederlanders by andere Natiën eenen zo
dapperen en bekwamen Admiraal, als Zoutman, gevonden hebben, maar
welke vreemdeling zoude de dappere stoutheid gehad hebben, van
zynen roem in een ongelyk gevegt te wagen, en zich aan een
rechterlyk oordeel van eenen Krygsraad bloot te stellen, wegens
zyn ongehoorzaamheid aan de heilloze bevelen van den Stadhouder.
De Inwoonders der Vereenigde Provinciën, hebben wel andere
voorbeelden van waare heldenmoed opgeleverd.
Lodewyk de XIV in 1670, een ontwerp gemaakt hebbende, om de
Hollanders aan alle kanten aan te vallen, zond in dit zelfde jaar
een Vloot naar de Indiën, gecommandeerd door la Haye, met
strikte orders, om, zo dra hy de Oorlogsverklaring in Europa
vernomen zoude hebben, aldaar de vyandelykheden te beginnen.
Den Oorlog door verscheide agtereenvolgende omstandigheden
vertraagd, nam geen aanvang, dan in het Voorjaar van 1672. In de
maand Maart van dit zelfde Jaar, verscheen de Vloot van la Haye,
bestaande uit 13 schepen op de Kusten van Ceilon; en daar hy van
de Oorlogsverklaring in Europa nog niets vernomen had, liet hy een
Convooy, bestaande uit 13 Hollandsche Koopvaardyscheepen, welke
door de Commandant Roothaas, naar Ceylon gebragt werden, voorby
passeeren.
Doch nauwelyks was deeze Koopvaardy Vloot te Colombo, Hoofdstad
van het eiland Ceilon, gekomen, of de Heer Ryklof van Goens, toen
Gouverneur van het Eiland, haaste zich, met deeze schepen ten
Oorlog uit te rusten. Hy begaf zich op een derzelve, en het
Esquader van la Haye digt op volgende, viel hy
het zelve aan, en nam alle de schepen, welke van hetzelve
verspreid vondt. Beginnende aldus den Oorlog met Frankryk, zonder
eenig bevelen op zyn eigen gezag: want men vindt, in het
dagregister van een Fransch Officier, Krygsgevangen gemaakt aan
Boord van het schip de Phoenix, gevoerd door Capitein la
Melliniere; dat dit schip den laatsten May 1672, en het schip
Europa, Capitein Desprez (beide van het Escader van la Haye,) den
13 Juny daar op volgende, genomen werdt; op welk tydstip het
onmogelyk was, dat van Goens het berigt der Oorlogsverklaring van
Vrankryk; voorgevallen den 6 April deszelven Jaar, zoude ontvangen
hebben.
Het was op den 12 Juny 1672, dat Lodewyk XIV. over den Rhyn trok.
Des anderen daags werdt hy aan de overzyde der Rivier door zyn
Leger begroet. Hoe groot zoude zyne verwondering geweest zyn,
indien men hem toen verkondigd had, dat een eenvoudig Koopman,
Burger van dezen Staat, welken hy reeds door zyne groote magt
verwoest rekende, hem uit eigen beweging den Oorlog in de Indiën
aandeed, en dat op dien zelfden dag het tweede schip van zyn
Esquader, onder la Haye, door hun genomen was.
De volgende maand kwam de Koning binnen Utrecht, en zag zich
meester van drie Provintiën der Republiek, en in deeze zelfde
maand maakte van Goens zich meester van het derde schip van het
Fransch Esquader.
Ziet de Aantekeningen van O, Z. van Haren, over zynen 15 Zang der
Geusen.
XLVI.
De Groot, de
eeuwige eer uwer natie.
De Groot werdt in 1582 te Delft, gebooren, en stierf te Rostock, in 1645. Hy was wel onderscheiden van de meeste geleerden, welker levensloop niet dan de geschiedenis hunner werken uitmaakt, zeer gewigtige posten vervulde hy in zyn Vaderland en by de Vreemden. Een vriend van Barneveld zynde, haalde hy, eeven als dezelve, den haat van Maurits en van alle lasteraars der Nederlandsche Vryheid, op zich. Hy werdt beschuldigd van dezelve voorgewende misdaaden, die aan den achtenswaardigen
Barneveld het leven kosteden, en werdt met Hogerbeets,
Pensionaris der stad Leyden, tot eene eeuwige Gevangenis, met
confiscatie van alle hunne goederen, verweezen.
Men bragt deeze twee deugdzame Burgers naar het Kasteel te Loevestein,
zo vermaard geworden, zedert het zelve aan deeze en noch aan veele
andere Slachtoffers van het Huis van Oranje, tot een gevangenis
verstrekt heeft.
Nauwlyks was hy dezelve ontkomen, of hy maakte zyne vermaarde
Apologie, zonder twyffel al te gematigd, maar tevens verwonderlyk,
als men het gebed aan het Opperweezen, ten voordeele van Maurits,
'er van uitzondert; hy was schryver van een menigte werken van
zeer veele verdiensten in de laatste eeuw; hy vervaardigde zelfs
veelen, welke schynen gemaakt te zyn, om den tyd te verduuren, zyn
werk over den Vreede en Oorlog, zal zyne gedachtenis voor altoos,
zelfs als het geheel en al niet meer nodig zal zyn, bewaaren, het
eerste Tractaat het welk gemaakt is om het systema in te voeren,
van de schoonste en nuttigste aller Wetenschappen.
De verhevene Bayle beschouwde het zel we als een
meesterstuk. Na dat hetzelve voor de eerste maal in 't ligt
gekomen was, in 1625, werdt het weder herdrukt in 1699. Cum
Commentariis variorum Aldus verkreeg de Groot, vyftig jaaren
na zynen dood, eene eer, welke men aan de ouden, niet dan na een
lang verloop van eeuwen gegeeven heeft.
Mannen van den eersten rang hebben deeze verheffing
tegengesprooken.
"Men is op de Hogeschoolen verdeeld tusschen DE GROOT en
PUFFENDORF, zegt VOLTAIRE. Geloof my, en leest de Plichten van
Cicero”.
Toen Voltaire deeze verontwaardigende gezegdens voor de Pedanten
der 17de eeuw herhaalde, had de beroemde Barbeyrac hem
reeds wederlegd, in zyne voorreden voor zyne vertaling van het
werk van de Groot.
Daar Voltaire ook van Barbeyrac gesproken heeft, is het
waarschynlyk dat ten minsten een dezer schryvers het niet geleezen
heeft.
De groote Rousseau, aan wien men hetzelve niet verwyten
kan, heeft voorgegeeven, dat de Groot, misnoegd over zyn
Vaderland, in Vrankryk gevlugt zynde, en zyn Hof by Lodewyk XIII.
willende maaken, niets gespaard heeft, om de Volkeren van hunne
Wetten te beroven, en om de Koningen daar mede op alle mogelyke
wyze te bekleeden.
Naar een zodanige beschuldiging, zoude men gelooven, dat de
Koningen, volgens het zeggen van de Groot, het geen niet recht
was, recht konden maaken.
Dit lochend hy zelfs; gelyk men zien kan in de volgende zinsneede,
getrokken uit het I Boek cap. 3. § 9.
"Sunt qui mutuamquamdam subjectionen sibi fin gunt, ut populus universus Regi rectè imperantipa rere debeat; Rex autem male imperans populo subji- - l ciatur. Qui, si hoc dieerent, non facienda ab Regis imperium ea quae manifestè iniqua sunt, verum dice rent, & quod apud-emnes bonos confessum est: sed - + id nullam includit coactionem, aut jus aliquod im erii”.
Montesquieu is jegens dezen groten Man, noch veel onbillyker geweest dan Rousseau, met in 't geheel niet van hem te spreken.
XLVII.
Hy schreef, dat hy MAURITS altoos bemind had, zelfs bad hy de
Voorzienigheid, ten voordeele des Dwingelands.
CAPUT. XIX.
"Principem Mauritium colui semper & bonafide Grotius, , dilexi, neque ullam occasionem passus sum elabi ,, quà id testatum facerem. Ostendunt id libri: sed - ,, & honos mihi obtigit ut in rebus privatis suis meà ,, operâ Princeps uti vellet, quam ipsi non displicuisse confido”
CAPUT. XX.
"Jamque expleto officio quod mihi, quod conju- - / E- ,, gi, quod liberis, quod aliis debebam, in monu ,, mentum & nostrae & venturis aetatibus, deum opti e- ,, mum precor ut Principi Mauritio indulgeat, ut Pa triam filiciter, cum civium caritate & gratià gubernet”.
De Groot was de Godsdienstigste Man van zyn tyd, zyne verhandeling over de waarachtigheid van den Christelyken Godsdienst, is in alle taalen overgezet, en is nog het beste werk in dit soort. Hy was de
eenige, die in een eeuw van twist, het meer loffelyk dan
gemakkelyk ontwerp vormde, om alle de Christenen te vereenigen.
Een belangelooze belyder van een Godsdienst zynde, welke het
vergeven van beledigingen beveelt, beklaagt men hem veel meer, dan
men hem lastert, hem de verfoeyelyke euveldaaden van Maurits
ziende vergeten.
Maar schoon de Godvrugt hem dit vergeven niet tot een pligt
gerekend had, had het echter voor zyn Vaderland moeyelyk geweest,
van alle de vrugten zyner bekwaamheden, welke zy van dezelve
verwachten konde, gebruik te maken.
Zyne Vryheid aan het beleid en den moed zyner Echtgenoote
verschuldigd, moest hy misschien, zyne eerste zorgen aan deeze
heldhaftige Vrouw, en aan zyne Kinderen opöfferen, en men kan,
zonder onrecht, niet van hem zeggen, als Tasso van een Krygsman,
weleer met roem beladen:
Tra gli affeti de padre avvilito e di marito.
Verbasterd door den band van Vader en Gemaal.
EINDE.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → KB
→ Pamflet 21758