Dit briefje is vermoedelijk geschreven op verzoek van Etta's
achterneef Wolter Reinold de Sitter (1776-1826) toen hij na Etta's
overlijden bij juffrouw Gedet langs ging. Het valt dan te dateren
als in april 1799 geschreven. Het bevindt zich echter vreemd
genoeg in een ander archief dan de brieven van de achterneef (die
zitten in GrA tg 574 invnr 33, zie hier.
Er wordt naar dit briefje verwezen:
● in een ergens in 1831 geschreven 'levensberigt', zie stuk 10 op deze pagina, en
● in een brief van W.J. Koppius aan J.H. de Sitter dd 9 november
1927, zie brief 5 op deze pagina.
Het briefje is nogal slordig. Alle accenten zijn weggelaten, de
namen van de afgevaardigden Reynaud en van Robespierre worden
ernstig verminkt en er staan enkele woorden in die niet bestaan.
Hieronder staan achtereenvolgens:
● een zo goed mogelijke letterlijke transcriptie;
● een vertaling, waarbij meer is genoteerd wat juffrouw Gedet
waarschijnlijk heeft bedoeld, dan wat ze letterlijk heeft
opgeschreven.
Notice donnee par Madame Gedet
Le produit de la vente et meubles de madame Palm a paris le monte
a passe les 66 mille livres suivent que le citoyen Rijnad lui
marque dans une lettre que le committe lui a remise a son
elargelement avec une note donne allors du ministre Meyer qui le
trouvait a paris cettte vente le dit en octobre 1795 lors qu elle
etait a la Castelei sous le vigue de Robinspiere
Elle envoia une procuration representant Regpard pour en empecher
la vente mais elle arriva un moment trop tard
la 30 mille livre quelle a sur une premiere hypotheque sur la
terre en picardi donc le monsieur se nomme de la ??
le contract de cette hypotheque est entre les mains d'un procureur
a Paris sou le pouvoir du citoyen Boucher membre du tribunal de
cassation
elle a aussi donne au ministre Claviere 18 mille livres en
assignat a son depart de Paris, qui ne perdiot point alors pour
placer sur sa tete dans une compagne d'assurance sur la vie, donc
le ministre etait le directeur sur c'est entre fait il fuit
sacrifiee sous le vigue de Robespiere
De opbrengst van de verkoop van de meubels van mevrouw Palm in Parijs heeft meer dan 66.000 livres opgebracht, heeft de burger Reynaud haar laten weten via een brief die het comité hem op zijn verzoek heeft gegeven, en volgens de minister Meijer die zich toen in Parijs bevond is de verkoop geweest in oktober 1795 onder het bewind van Robespierre toen zij in de Castelenije zat.
Zij heeft een volmacht gestuurd aan de afgevaardigde Reynaud om
de verkoop te verhinderen, maar die kwam iets te laat. (zie hier bij de
tweede akte voor die volmacht).
Ze heeft een eerste hypotheek van 30.000 livres op grond in
Picardië, waarvan de meneer heet De la ??.
Het contract van die hypotheek is in handen van een procureur te
Parijs onder het gezag van de burger Boucher, lid van het hof van
cassatie.
Ze heeft ook bij haar vertrek uit Parijs aan minister Clavière
18.000 livres aan assignaten gegeven voor een levensverzekering
bij een verzekeringsmaatschappij waarvan Clavière directeur was,
maar hij is slachtoffer geworden van het bewind van Robespierre.
Je bent hier: Opening
→ Bronnen → GrA → Tg
694 → invnr 39 →
deel 08