Mis je een
persoon?
Gebruik de
zoekmachine
Een verzameling bewoners van de koloniën van weldadigheid uit
vooral de eerste helft van de negentiende eeuw. Er hebben er
tienduizenden gewoond, dus dit overzicht zal nooit compleet
worden, maar alle beetjes helpen.
Bedelaarskolonisten staan hier NIET bij, er staan er zo'n
2.000 op www.debedelaarskolonie.nl.
De eerste 52 proefkolonisten uit 1818 staan hieronder
vermeld, maar staan ook bij elkaar op www.deproefkolonie.nl.
Wezen uit Veenhuizen die voorkomen in de tuchtzittingen
noem ik hier ook niet, die
zijn te vinden via deze pagina.
Bij de meeste kolonistennamen hieronder staat een link naar een
overzicht of een verhaaltje op de site, soms verwijst het naar
elders op het internet.
NB: Ik ben (anno april 2020) nog lang niet klaar met het
overzetten van mijn bestanden. Er komen per dag een paar pagina's
bij. Dus wat er nu niet opstaat, kan er straks wel opstaan. Of
vraag mij (zie hier) anders naar
een bepaalde koloniebewoner.
A |
Kornelis Pieter van Aaken behoort tot de eerste groep van 59 Dordtse weeskinderen die 4 juni 1820 aankomen in Willemsoord, hoeve 73.
Jan Aaldring uit Groningen wordt eventjes genoemd
als hij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.
Johannes Jacobus (van) Aanhout en zijn gezin doorlopen twee
keer de cyclus vrije kolonist-> strafkolonist->
arbeider->vrije kolonist. Zie deze
pagina over de familie.
Pieter A(a)rnoudse is een weduwnaar die met drie van zijn
kinderen vanuit Tholen naar een arbeiderswoning in Veenhuizen
komt. Slechts kort, maar
daarna gaat er iets fout.
Adolf Aarse, Marinus Aarse en Maria Adriana
Aarse zijn wezen uit Rotterdam die in 1836 in het
kindergesticht aankomen. Alleen de eerste overleeft en komt in Wateren.
Aaltje Abbenes is een ingedeelde bij de weduwe Hendrikje
Douwes, met wie zij juli 1822 uit Texel aankomt en neerstrijkt in
Wilhelminaoord hoeve 79
Johanna Kornelia Aenée komt uit Leeuwarden. Zij is eerst
echtgenote van kolonist Adrianus Schreuder en na diens overlijden
trouwt zij kolobist Gerrit van
Manenberg.
Apolonia Cornelia Afterbag komt op haar 17e als ingedeelde
in Frederiksoord. Inwonend bij
een wijkmeester gaat het fout. Na twee jaar strafkolonie
gaat ze met haar zoontje weg.
Wijkmeester Jan van Agteren jr, zoon van de in 1823
aangekomen gelijknamige kolonist uit Hoogeveen speelt een rol in een verhaaltje op de site en ook hier.
Gerrit Akeman en Lijsbeth Akeman komen in
respectievelijk 1820 en 1824 vanuit de Rijp als ingedeelde wezen
in Willemsoord.
Jan Akkerman is negen jaar als hij door de Armbestuurders
der Hervormde Gemeente te Groningen in de kolonie wordt geplaatst.
Hij is ingedeelde van 1842 tot
1855.
Aagje Al is een ingedeelde uit Zaandam die op haar
zeventiende, in 1847, in de kolonie komt. Als ze bij de desertie-gevoelige familie
Danner komt, neemt ze de benen.
Klaas Teeuwis Albertsma en Altert Teeuwis Albertsma
komen in 1825 in Veenhuizen vanuit Heerenveen, en worden later
allebei bijschoolhouder
in Wilhelminaoord.
Adrianus Alblas en Jacobus Alblas komen in 1833
als ingedeelden uit
Delft en vertrekken tegelijk in 1838 dus het zullen broers zijn
waar familie voor gaat zorgen.
Andries Alblas is een vrije kolonist die in 1823 uit Dordrecht komt en twee jaar later om onbekende reden naar de strafkolonie gaat waar het gezin nagenoeg helemaal uitsterft.
Herbert Alblas en Joshua Alblas zijn twee wezen
uit Dordrecht die allebei in juni 1820 in de kolonie aankomen,
zodat er een gerede kans is dat het broers zijn.
Proefkolonist Martinus Alblas uit Medemblik overlijdt na
vijf jaar kolonie; zijn weduwe krijgt een suïcidale ingedeelde in
huis, zie bij de archiefstukken die horen bij zijn file.
Clara Maria Albronda wordt onderaan deze pagina genoemd als de tweede
echtgenote van Martinus Kuntz, voormalig arbeider en terug in
Veenhuizen als militaire veteraan.
Franciscus Alemans komt in 1821 als ingedeelde uit
Dordrecht bij de
familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en
wordt rond zijn 21ste uit de kolonie ontslagen.
Elders op de site de dramatische
reis maart 1820 van Maarten Alles vanuit De Beemster naar
de kolonie en wat in de jaren erna zijn kinderen nog meer
overkomt.
Susanna Altaart heet later Altaar, maar bij haar trouwen is
haar achternaam Louissen. Ze komt als ingedeelde uit Vlissingen,
trouwt een kolonistenzoon en ruziet met de wijkmeester.
In 1823 komt de dan 54-jarige Georg Althoff met echtgenote
Maria Hulspas in Frederiksoord om als huisverzorgers te dienen.
Later wordt hij nog gemeensman.
De weduwe Amende deserteert met haar kinderen na een paar weken kolonie, na te
hebben verkocht de koe, kruiwagen, kantschop, mestvork, ijzeren
pot en doofpot.
Hoseas Gerhardus Meiling Amshoff is de eerste 'protestantsche leeraar' van de
Ommerschans van maart 1823 tot zijn overlijden in september 1831.
Cornelius Ajo Andrea is ongeveer een jaar (december 1825
tot zijn dood in december 1826) de
winkelier van het tweede- of bedelaarsgesticht te Veenhuizen
Symon Andriessen en Hendrika Andriessen zijn
weeskinderen die juni 1820 door het Armenweeshuis te Harderwijk
worden ingedeeld op hoeve
73 van Willemsoord
Christina Catharina van Ankum is in 1826 de eerste
echtgenote van Martinus Uhl, die dan nog bijschoolhouder is maar
later meer dan dertig jaar hoofdonderwijzer
in Wilhelminaoord.
A.A. Ansems, fourier bij het Alg. Depot te Harderwijk,
wordt per juli 1824
benoemd tot zaalopziener bij een van de gestichten te
Veenhuizen.
Simon Appel is de bij aankomst in 1820 16-jarige voorzoon
van de huisverzorger uit De Rijp.
In 1838 komt er nog een Simon Appel uit De Rijp, maar of dat
familie is weet ik niet.
Cornelia Geertruides Arends is de echtgenote van de vrije kolonist Johan Abraham Schütz. Ze deserteert van de kolonie in 1863.
Frederik Arends is een uit Arnhem afkomstige wees in
Veenhuizen die later Arie van de Berg gaat heten. Informatie over
hem staat onderaan deze pagina met een tuchtverslag.
Vrije kolonist Hendrik Arends komt juli 1850 vanuit
Amsterdam in de kolonie Frederiksoord en komt op deze pagina's alleen hier heel even voor.
Proefkolonist Pieter Jansz Arends wordt uitgemaakt voor
een ‘grote domme luijaard’, maar is erna een van de eerste
hoevenaars bij de Ommerschans, zie zijn file.
Grietje Ariaans is de echtgenote van Roelof Jans met wie
ze in 1822 vanuit Groningen naar Willemsoord en later Veenhuizen
komt. Twee dochters trouwen
daar.
Adam Assenbroek en echtgenote Willemijntje Kuiphart
of Kiephart komen juni 1820 uit Dordrecht en worden
geplaatst op hoeve 40 van
Willemsoord
Ike Jurriaans Atsma komt in 1828 met zijn gezin uit Workum en wordt 'uit de
contributie' gevestigd als vrije kolonist in Willemsoord. Hij
blijft tot zijn dood.
Jacobus van Attekum en gezin komen in 1839 in de vrije
koloniën aan. Blijkbaar een gehoorzaam kolonist die ook gemeensman
en sectiebaas wordt.
Christiaan Johannes Auberlé is een 1820 uit Den Haag
gekomen 17-jarige hulponderwijzer, die hopeloos verliefd wordt,
zie zijn pagina
Kolonist Johannes Augustijn uit Bergen op Zoom, komt 1830
via de militaire subcommissie Noord-Braband. Zijn zoon neemt 22
jaar later de hoeve over, zie de pagina Augustijn.
Jans Aukes komt maart 1821 uit Den Haag naar Frederiksoord
en sticht een groot kolonistengeslacht.
Zoon Antonie Theodorus volgt hem op, zoon Martinus Johannes wordt
employé van de Maatschappij en zoon Johan Diederik Aukes
maakt carrière in het koloniale onderwijs.
Willem Axel uit Zierikzee wil in 1829 vanuit het
kindergesticht in Veenhuizen vrijwillig de militaire dienst
in en krijgt ook zijn zin.
B |
De uit Amsterdam komende proefkolonist Jacob Baade is te
oud voor landwerk en probeert het met administratief werk en
schoenlappen, zie
zijn file
Na slechts negen dagen in het spiksplinternieuwe
kinderetablissement in Veenhuizen gaat Johannes Baak
ervandoor. Hij behoort
tot de allereerste deserteurs.
Hendrik van Baarle wordt
in 1837 door de subcommissie Den Haag als ingedeelde geplaatst.
Als hij 44 is, treedt op als getuige bij dronken mede-bestedeling,
zie hier.
Frans Baars behoort tot de allereerste deserteurs uit de
kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit meer
terug.
Op 22 juli 1821 arriveert vanuit Goes, Thomas Baas in de kolonie. Het gezin dat diverse
koloniale vertakkingen zal krijgen, begint in Wilhelminaoord
(zie hoeve 54).
Als de katholieke zaalopziener in het kinderetablissement Johan
Petrus Backers 's nachts
een huiselijke twist krijgt, genieten twee zalen
weeskinderen mee.
Teunis Bagchus, wiens
achternaam talloze spellingvariaties kent, komt 1820 uit
Vlaardingen in Willemsoord, zie het inschrijfregister
hoeve 74.
Jacobus Baggermans, een zoon van de veteranenweduwe
Schmidt, blijft standvastig ontkennen dat hij een vetereanendochter
heeft bezwangerd.
Voor Johannes Baijlé zie
bij Baylé.
De voormalige huisonderwijzer Akkerman Bak zwerft als
zaalopziener en assistent van de fabriek door het
personeelsbestand voor hij in het
onderwijs terugkeert.
Berendina of Dina of Barendina Bakker is
een jonge ingedeelde uit Rotterdam, die een grootmoeder heeft die
na jarenlange scheiding erg
verlangt haar weer eens te zien.
Jacob Jans Bakker, Klaas Jansz Bakker en Martje Jansz Bakker zijn
voorkinderen van de weduwe Trijntje Tjebbes uit Texel, Wilhelminaoord (hoeve
81)
Jan Bakker is een ingedeelde uit Middelburg, die langere
tijd bij de familie Ladru woont en op
die pagina even wordt vermeld.
Een andere Jan Bakker, geboren 1824 te Leeuwarden, is een
notoire ontvluchter van het kinderetablissement in Veenhuizen met
een triest verhaal. Zie onderaan
deze pagina.
Jan Pieterszn Bakker is een voorzoon van de weduwe
Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822 uit Texel aankomt en
neerstrijkt in
Wilhelminaoord (zie hoeve 79).
Reinoudje Bakker is een
van de (vele) weduwen uit Texel, zij komt aan juli 1822 en wordt
gehuisvest in
Wilhelminaoord (zie bij hoeve 81).
Pieternella Bal behoort tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij
gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in
1833 weer werk in Scheveningen is.
Dirkje van Balen is de echtgenote van Arie van der Wulp,
met wie ze vanuit Dordrecht in de kolonie komt en daar twaalf jaar blijft, zonder
nakomelingen daar achter te laten.
Zeer moeilijk leesbaar, volgens mij staat er Adrianus Urias van Banchement.
Hij komt in ieder geval juli 1821 als wees uit Leiden in Willemsoord (hoeve
68).
Johannes en Adrianus Bangers zijn ingedeelden die horen
bij de tweede massa-lading (8 juni 1820) weeskinderen uit
Dordrecht, Willemsoord hoeve 66. Adrianus komt nog even om de hoek
kijken onderaan deze pagina.
Maria Barends of Barens is de echtgenote van arbeider,
vrije kolonist en weer arbeider Johan Frederik Welsch en wordt dus genoemd aan de aan de familie
gewijde pagina.
Catharina Bärenfanger komt
als wees, samen met haar broer Christiaan, uit Schiedam. Haar
broer schopt het ver, Catharina is echter ernstig ziek.
Nicolaas Barnauw is een
uit Schiedam afkomstige wees die wordt ingedeeld bij de weduwe
Karper op hoeve 81 van
Willemsoord
Johannes Barning komt in 1830 met zijn gezin uit Rotterdam
naar Wilhelminaoord. Een burenruzie staat op de
site van de dorpsgemeenschap aldaar.
-Jan of Ger Bartels is een Amsterdamse wees die met een
andere wees een gemeenschappelijke oom heeft. En hij heeft schokkend nieuws voor
die oom.
Pieter Bartels is een van
de (vele) kolonisten uit Bergen op Zoom. Hij vestigt zich 1828 in
Wilhelminaoord, maar overlijdt drie jaar later. Zijn weduwe komt
voor op deze pagina.
Jacques Bartholomij komt
21 juni 1822 als ingedeelde vanuit Den Haag samen met het gezin
van kolonist Arie van den Brink. Zie bij hoeve 73 op de pagina
Wilhelminaoord.
Hendrik Bartol is de zoon
van Geertruij Romijn en
hoort bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), Willemsoord hoeve 56
Maarten Bas is in 1821 de vrije koloniën geplaatst door
het Weesarmhuis Zaandam en verblijft zeven jaar
lang bij diverse koloniale gezinnen voor hij terugkeert naar
Zaandam.
Klaas Batink behoort tot
de eerste lichting kolonisten uit Kampen, die allemaal in het net
opgerichte Willemsoord terechtkomen, zie hier bij hoeve 7.
Johan Bauer heet waarschijnlijk niet Johan Bauer, want het
merendeel van wat hij zegt moet je
met een flinke korrel zout nemen. Merkt ook het Instituut
voor Doofstommen.
Johannes Bax en gezin
komen juni 1821 vanuit Dordrecht in Wilhelminaoord en betrekken hoeve nummer 24
Joseph Baij komt uit Zwitserland en wordt extra
proefkolonist, tot hij uit Zwitserse 'hoofdigheid' aan het vechten
slaat. Proefkolonie blz 249-252, geen info op de site.
Johannes Baylé komt als
wees uit Den Haag, trouwt een kolonistendochter en wordt schrijver
bij de fabrieksbaas. Zijn belevenissen staan op een aparte pagina.
Andries van der Beek is
een van de eind 1820 tijdelijk op de kolonie ondergebrachte
Delftse jongeren en wordt dan ook in dat verhaaltje
even genoemd.
Alexander Beekman komt als arbeiderskolonist uit Edam in
1825, maar als de vrouw met verlof in Edam is, komt ze bij de
subcommissie met een litanie aan
klachten.
Elisabeth Beekman werd vanuit Zwolle in de proefkolonie
geplaatst, eerst bij Stellinga
en na diens overlijden bij Dirk Klaasjen de Vries in
wiens file zij ook staat.
Harmen Beekman (46) en Angenita Kleipoel (36) komen
augustus 1820 uit Schiedam en bewonen hoeve 89 te Willemsoord
Johannes Beekman komt in augustus 1820 uit
Dokkum als ingedeelde bij de weduwe Karper op hoeve 81 te Willemsoord
Jan Beenen wordt 1831 aangesteld
als opziener over Groot en Klein Wateren, zijn weduwe is later
logeeradres voor kwekelingen die boerenknecht worden.
Jacob de Beer is korte
tijd in 1821 kolonist, maar keert al binnen vier maanden terug
naar Enkhuizen, hij wordt even genoemd bij Wilhelminaoord hoeve nr
29
Aafje Beets, afkomstig uit Purmerend en geboren in 1814,
wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1861 bij de weduwe van Jan Vossebelt in de kolonie
Frederiksoord.
Jacob Muusz Beets, uit de
contributie van het arrondissement Purmerend, komt december 1819
in Frederiksoord-2 op hoeve nummer 28
Akke Beezem is de weduwe
van J.K.Jacobs, ze komt uit de Beemster en ze neemt november 1821
haar intrek in Wilhelminaoord hoeve nummer 49
Petronella Cornelia Begeri
komt 21 juni 1822 vanuit Den Haag samen met het gezin van kolonist Arie van den
Brink naar de kolonie Wilhelminaoord (zie bij hoeve 73).
Martina Hendrika Beks
behoort tot de weeskinderen uit Vlissingen die juli 1821
Wilhelminaoord bevolken, zie
dit verhaal.en informatie over haar vertrek onderaan.
Anthonij Bellaard behoort tot de 78 weeskinderen die uit
Dordrecht naar Willemsoord komen. Na een paar jaar heeft hij, ongeveer 16 jaar, er genoeg
van en gaat hij ervandoor..
In 1823 aangekomen uit Leeuwarden, wordt hij een succesvol
kolonist, al heeft Broer van Belkum in dit verhaaltje even een
probleem.
Hendrica Margaretha Beltjens is een wees uit Amsterdam die
in 1839 in het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die
voorkomt op de concept-ontslagvoordracht voor 1845.
Proefkolonist Jan Berends uit Assen behoort tot de 'best
oppassende kolonisten', maar heeft er na zeven jaar al genoeg van,
zie zijn
file.
Petronella Berends is de echtgenote van de vrije kolonist
Johannes Lehmbroek, met wie ze eerst in de strafkolonie terechtkomt en
dan in Veenhuizen, waar zij overlijdt.
Adrianus van den Berg komt in 1821 als twaalfjarige uit
Dordrecht bij de
familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en
deserteert vlak voor zijn 17e verjaardag.
Andries van den Berg is een arbeiderskolonist uit Leiden
die kort na aankomst overlijdt. Voor zijn weduwe en de kinderen wordt het
strafkolonie, wat lang niet iedereen overleeft.
Arie van de Berg is de tweede, nieuwe naam voor de wees
Frederik Arends in Veenhuizen. Informatie over hem
staat onderaan deze pagina met een tuchtverslag.
Cornelis van den Berg
arriveert juli 1821 vanuit Vlaardingen en begint zijn koloniale
carrière, die 35 jaar zal duren, op hoeve 6 van het dan
net gebouwde Wilhelminaoord.
Frans van den Bergh
behoort tot het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat
26 februari 1820 in de kolonie aankomt, zie hier.
Johanna Elisabeth van den Berg is kort voor haar tiende
vanuit Haarlem naar het kindergesticht in Veenhuizen gebracht. Ze
trouwt de zoon van een arbeiderskolonist.
Louis van den Berg is de eerste huisverzorger die door het
Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle wordt gezonden om op
zes weeskinderen te passen.
Het duurt kort.
Frederik Theodorus Bergh komt januari 1825 met zijn gezin als arbeiderskolonist naar Veenhuizen. Hij wordt employé, maar verandert onophoudelijk van functie.
Johanna Dorothea Henrietta Bergveld is de echtgenote van
de arbeiderskolonist Kuntz en
komt 16 maart 1827 aan in veenhuizen. Ze blijft tot haar
dood in 1849.
Eind 1819 solliciteerden ze en midden 1820 komen als
huisverzorgers, Teunis
Berkenkamp en Machteltje
ten Heuvel, Zij zorgen o.m. voor Marianne der
Nederlanden, zie hier.
Meine Bersma volgt in 1824 Sikke Berends Drijber op als adjunct-directeur
over de vrije koloniën Frederiksoord, Wilhelminaoord en
Willemsoord.
Er is sprake van Machiel Bette namens de gemeente Dirksland uit de Ommerschans naar het kindergesticht te brengen, maar hij is al, net als zijn vader, broertje en zusje, overleden.
Henrikus Beuming is een vrije kolonist die vanaf mei 1845
vele jaren werkt als zaalopziener
in het gesticht op de Ommerschans.
Johannes Beun, herkomst
Leiden, aankomst juli 1820, sticht een kolonie-dynastie. Zie de familie-pagina waar nog veel meer
Beuns op staan.
Alijda Reinders Bevingh is de (vierde) echtgenote van Hendrikus Morriën, die als koloniaal boekhouder werkzaam is en daar een familietraditie van maakt.
Frederik Wilhelm Bezemer is zaalopziener bij het tweede gesticht als daar (1824 en eerste helft 1825) niets te doen is. Daarna overlijdt zijn vrouw en is hij 'nu geheel ongeschikt'.
Jacob Philippus Biekes Bakker is een militaire veteraan
die vanaf 1843 een tijdje zaalopziener
op de Ommerschans is.
De proefkolonist uit Gorinchem heet Leonardus Biemans, het
bevalt hem er zo goed dat hij probeert alle familieleden aan een
hoeve te helpen, zie zijn file.
David Bierwolf is eerst vrije kolonist, dan
arbeiderskolonist en dan vanaf mei 1856 zaalopziener
op de Ommerschans.
Buurtbewoner Meine Hendriks Bijker huwt een
kolonistendochter en neemt de hoeve van zijn schoonouders over. Na
4 jaar kolonie (1843-1847) houden ze er al mee op.
De Utrechtse kolonist Theodorus
Bijkerk doorloopt diverse rollen in de diverse koloniën
en dat is verzameld op een eigen
pagina.
Arbeiderskolonist Bijkers (hoewel het moeilijk te lezen
is) heeft samen met zijn echtgenote de vrouw van een andere
arbeider uitgescholden: tuchtzaak.
Geertje IJedes Bijkersma komt met echtgenoot en kinderen
vanuit Bolsward naar
Veenhuizen om haar intrek te nemen in een woning voor
arbeidershuisgezinnen.
Theodorus Martinus van den
Bijlaard komt 8 augustus 1821 aan vanuit Den Haag en komt
in Wilhelminaoord hoeve
59. Voor hoe lang is onbekend.
Willem Hendrikus Bijlaard komt als vrije kolonist met zijn
gezin in 1838 uit Utrecht en verdwijnt na acht jaar naar de
strafkolonie, waar hij juist
erg bang voor is.
Albert Bijleveld is een
wees die juni 1820 door de schout van De Rijp wordt ingedeeld op
hoeve 70 van Willemsoord
Lubbert Abels Bijlk uit Wierhuizen bij Eenrum verblijft
vier en een half jaar in het kindergesticht en
vertrekt op zijn 18e met onbekende bestemming.
Pieter Bijsterveld komt in
1823 vanuit Gorinchem als kolonist in de kolonie Wilhelminaoord.
Een beetje meer informatie over de familie onderaan deze pagina.
Paulus van der Bil komt in
1824 vanuit Schiedam in Willemsoord en is een smetteloze kolonist
die in 1830 gerekend wordt onder de vrijboeren, zie reglement 1830.
De in 1824 door de Utrechtse Aalmoezenierskamer naar de kolonie
gezonden A.G. Bilde(r)s
heeft er echt geen zin in. De 14-jarige jongeman is chronisch
vluchtgevaarlijk.
Maria Blansjaar is de echtgenote van kolonist Hendrik
Martijn en ze komt in 1837 vanuit Leiden naar Willemsoord. Later
zijn er ruzies met een zoon die hen
opvolgt.
Geertje Blauw is een van de drie kinderen waarvoor de
subcommissies te Nieuwendam / Zunderdorp een contract moeten
afsluiten omdat kolonist Willem Moen
dwarsligt.
Voorzover mij bekend is hij de eerste brigadier-veldwachter op de
Ommerschans: Jan Blatter. Dat
zal best goed gegaan zijn, maar op de site een verhaaltje over het
moment dat het fout ging.
Ene meneer G. Blaubeen is GEEN kolonist, maar iemand die
de belangen van de Maatschappij in het Zeeuwse Goes tracht te behartigen.
Klaas Reinders Blijstra begint als schrijver, wordt dan zaalopziener op de Ommerschans en 22 jaar later magazijnmeester te Veenhuizen.
Huibert Bloemzaad komt op op 34-jarige leeftijd uit
Zaandijk als ingedeelde. Eerst bij Jeltje Klazes Riemersma, weduwe
Pieter Dirks Dijkstra, en dat gaat natuurlijk helemaal fout.
Vanuit de Beemster komt Niesje
Blokkers weduwe Molenbroek in 1820 op de
kolonie. Zie Willemsoord
hoeve 100 waar ook de internetverwijzingen staan
Broer Wytzes Blom (28) en
Ake van der Stok (30)
komen op de laatste dag van 1821 uit Harlingen. Dat is de eerste
keer, daarna zullen ze het nog twee keer proberen.
Cornelis Blom behoort tot de eerste drie weglopers uit het
kindergesticht te Veenhuizen die tegen hun zin worden
teruggebracht. Hij probeert het nog een keer. Weer
tevergeefs.
Lutske Blom is een ingedeelde uit Sneek, die trouwt met de
zoon van een kolonist waar ze was ingedeeld, en later eerst vrije kolonist, dan arbeider en
strafkolonist wordt.
Gesina Blommaart, Aaltje Blommaart en Willem
Frederik Blommaart komt op 16 april 1832 aan in het kinderetablissement
te Veenhuizen en blijven daar een aantal jaren.
Elisabeth Blondel is de echtgenote van de proefkolonist
Burks en zij is verantwoordelijk voor de brieven van december 1818
die zo'n rel veroorzaken.
Adriaan Boddendijk komt
meestal voor als Adriaan van Ommen-Boddendijk, is in 1821 de
eerste kolonist uit Coevorden, Wilhelminaoord hoeve 68
In 1845 vanuit Amsterdam naar Willemsoord gekomen Wilhelm Christian Bödeker.
Een zoon wordt kort vrijboer, maar na een kleine twintig jaar zijn
ze allemaal terug in Amsterdam
Proefkolonist Johannes Hendrikus Bodenstaff, zie
alhier, verliest op de kolonie de tweede 'f' in zijn naam,
maar het nageslacht claimt die later terug
Jacobus Bodri of Bodrij of Bodrie komt in
1821 als vrije kolonist naar Wilhelminaoord, doet geen landwerk
maar is altijd in de weefzaal
en wil na vier jaartjes weer weg.
Susanna Jacoba Boeda is een weesmeisje uit Haarlem die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
Willem Boeda komt oktober 1826 vanuit Haarlem in het
kindergesticht als deel van een groepje van vijf kinderen en hij
behoort tot de drie die dat niet overleven
.
Cornelis Boekhoven behoort tot de allereerste deserteurs uit de
kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit meer
terug.
Jannetje Boekjes is de echtgenote van de door de schout van
De Rijp in 1820 gezonden
huisverzorger Jan Sieuwerts.
Thijs Boelen is zo'n koloniebewoner waar ik niks over te weten kom. Hij schijnt er even geweest te zijn en toen in de omgeving een stoel en een tafel gestolen te hebben??
Neeltje Boendermaker is de echtgenote van kolonist
Mollevanger uit Alkmaar en blijkens een brief van de directeur
heeft zij ook moeite haar man te kalmeren.
Neeltje Boerdijk is na een 'ontijdig en ongelijk huwelijk'
de echtgenote van Sipke Kloppenburg die heel mooi kan rijmen maar
aanzienlijk minder goed landarbeiden.
Frans Boers is een wees
uit Dordrecht die 1820 met de grote mep (en volgens mij meer die
Boers heten) aankomt en in hoeve
21 van Willemsoord terechtkomt
Een weesmeisje uit Tholen, met de fraaie voornaam Louwerina en als achternaam Bo(e)rgoenje, schrijft een
positieve brief aan het
thuisfront.
Jan/Johannes du Bois komt ook voor met de achternaam
Dubois en is een ingedeelde uit Den Haag die op deze pagina staat bij
'1835'.
Wijtske Pieters Bokma is de echtgenote van Hendrik Jans
Duiker met wie ze in 1821 in Wilhelminaoord
komt. Het echtpaar krijgt acht kinderen van wie één op de kolonie
blijft.
Hij is 42 jaar als Hermanus Hendrikus Bolkensteijn in 1822
vanuit Amsterdam wordt geplaatst in de kolonie Willemsoord. Voor
die kolonie is hij in 1833 gemeensman.
Caspar Bollen, is
weduwnaar en wordt door de provinciale commandant Limburg op de
kolonie geplaatst. Zie hier
(met externe link) en het geslacht kom ook even hier langs.
Lucas Hendrik Jan Bomhoff in 1847, en drie jaar later Jannegien
Bomhoff en Johanna Geertruida Wilhelmina Bomhoff
komen allemaal in huis bij de
Zwollenaar Jan Dunnink.
Maria Bommelijn is een weesmeisje uit Den Haag die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
Jacob Remmelts Booij is schoolmeester van september 1820
tot 1 april 1828 en is de enige die in alle drie de vrije koloniën
hoofdonderwijzer is geweest
Antje Booms is een
ingedeelde uit Harderwijk en vast familie van onderstaande
Martinus, zij is ingedeeld op hoeve 71 van Willemsoord
Martinus Booms, soms Boom,
uit Harderwijk is een ingedeelde die in de strafkolonie
terechtkomt. Daarvoor woont hij Willemsoord hoeve 65
Johannes Sipkes Boomsma is
een van de Harlingse weeskinderen die in de begintijd Willemsoord hoeve 12
bevolken.
Kornelis Boon komt op 12
juli 1821 aan uit Texel en komt in kolonie nummer 6, zie de
aankomststaat afgedrukt op de pagina
Texelse kolonisten
De vrouw van de militaire veteraan Boon, die als fuselier
heeft gediend, treedt op als getuige als een andere militaire
veteraan een klomp
in de nek gegooid krijgt.
Willemtje Boonen, geboren in 1834, maakt deel uit van een
gezin uit Elspeet dat nog niet op de site staat. Zij komt hier even langs.
Johannes Borman is een militaire veteraan die in 1837 wordt aangesteld als zaalopziener te Ommerschans en dat werk negentien jaar doet.
Johannes van Borsum komt
in 1822 uit Groningen en wordt eventjes genoemd bij een
'wanzedelijke verkering' bij de pagina Willemsoord hoeve 24
De fuselier G. van den Bos(ch)
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden
aangestel,
Antonia Johanna Bosch is twaalf jaar als ze in 1842 door
het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle naar Frederiksoord gestuurd wordt,
hoeve nummer 1.
Benjamin van den Bosch is de eerste directeur van de
koloniën (september 1818 -april 1820). Hij komt zoveel op de site
voor dat het teveel is om naar te verwijzen.
Dirkje ten Bosch is de echtgenote van Johannes Braun en
komt in 1824 met haar gezin naar Wilhelminaoord. De twee
kinderen worden later ook kolonist.
De fuselier G. van den Bosch
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij de Ommerschans worden aangesteld, zie deze pagina.
Over de Amsterdamse proefkolonist en dwarsligger Johannes Bosch staat zo veel in De Proefkolonie dat ik het in zijn file verder kort houd.
Karel Frederik Emilius van den Bosch komt met echtgenote
en vijf kinderen uit Coevorden naar een arbeiderswoning in
Veenhuizen. Een en al rampspoed.
Willem van den Bosch en Cornelis van den Bosch zijn
zoons van de in 1821 aankomende weduwe van den Bosch-Smallenburg,
zie in en onder de pagina Snijder.
Barteld Jans Bosma begint
al in 1818 als onderopziener, wordt daarna onderdirecteur van
Wilhelminaoord, en heeft een eigen
pagina.
Cornelia Bosterdijk is een
weesof armenkind dat in 1828 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Hendriks Bosz komt in 1820 met zijn gezin uit Den Haag naar
Frederiksoord. Na enkele jaren heeft hij er genoeg van, maar het lukt maar
niet om weg te komen.
Aagje Botter komt van
Schokland samen met haar echtgenoot Klaas Willems
Broodbakker en ze trekken in een van de arbeiderswoningen, want op
Schokland is 'armoede en ellende'.
Frans Bouquet komt 1
augustus 1821 met zijn gezin aan en ondergebracht in Wilhelminaoord hoeve 50,
maar de koloniale carrière wordt al na enkele dagen beëindigd
Louwerina Bourgonje komt ook wel voor als Boergonje en
daarom heb ik haar bij die spellingsvorm neergezet.
Antoon Joseph Bourlard is een militaire veteraan die in
1834 als zaalopziener
te Ommerschans wordt aangesteld. Hij overlijdt vier dagen voordat
hij dit werk 19 jaar doet.
Adrianus de Bouter hoort
met gezin bij de tweede mega-lading uit Dordrecht die 8 juni 1820
aankomt. Hij blijft niet zo lang, zie deze pagina.
Pieter Bouwer, die één keer voorkomt als Brouwer, geboren
4 maart 1823, komt bij zijn aankomst in de kolonie op 15 mei 1836
eerst in huis bij de familie Beun.
Appolonia Bouwman is een ingedeelde uit Den Haag die van
1822 tot 1832 op de kolonie woont. Ze wordt vermeld bij hoeve 76
op de pagina eerste
bewoners van Wilhelminaoord.
Jacobus Bouwman arriveert
5 juli 1821 vanuit Oudewater in Wilhelminaoord, maakt problemen
over de afstand tot de kerk, maar blijft toch, zie hoeve nummer 15
Gurbe Klazes van Boven komt uit Oudehaske en is een van de
slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin
opgenomen wordt.
Lijsbeth Bozer uit Stavoren wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.
Sijbrandi Braak is een wees uit Kollum die in het
kindergesticht te Veenhuizen komt, dan ondermeester wordt en
opklimt tot hoofdonderwijzer
van het wezenetablissement.
Gosling Braaksma wordt eerst als zaalopziener aangesteld
en dan als
wijkmeester voor de arbeiderswoningen bij het eerste
gesticht te Veenhuizen, maar is al snel verdwenen.
Aukjen Hendriks Brander komt in 1828 met echtgenoot Ike
Jurriaans Atsma en vijf dochters uit
Workum voor een bestaan als vrije kolonist in de kolonie
Willemsoord.
De proefkolonist uit het Friese dorpje Sloten heet Gerben
Scheltes Brandsma en is een van de weinigen met
landbouwervaring, maar leeft niet lang, zie zijn file.
Willem Brauckman,
herkomst Bodegraven, aankomst juli 1821. Een dusdanig explosieve
en opzienbarende koloniale carrière dat er een eigen pagina over het gezin
is.
Johannes Braun, schoenmaker uit Deventer, komt in de
kolonie Wilhelminaoord
dankzij de contributies van militairen onder het provinciaal
commando in Overijssel.
Catharina Petronella Braxhoofden trouwt met een zoon van
arbeiderskolonist Pieter Gijben en wordt daarna vanaf 1835 ook arbeidershuisgezin te
Veenhuizen.
Jan Brem is ongetwijfeld een broer van Willemina Brem,
Allebei komen ze op 8 oktober 1820 vanuit Zwolle en leven ze bij
de huisverzorgers Van den
Berg en Bultman.
Barend en Steven Bremer komen juni 1821 als al
wat oudere wezen uit Hoogeveen en blijven niet zo heel lang, Willemsoord hoeve 34
Maassluis dringt er erg op aan om Jan Breukel in de
proefkolonie op te nemen, want het gaat zo slecht met de
haringvangst en dus de welvaart, maar zie Breukels file.
Wilhelmina Brijs is nog geen zes jaar oud als ze door de
gemeente Dirksland naar het kindergesticht wordt
gestuurd. Goed, het scheelt één maand, maar toch...
Arie van den Brink komt 21
juni 1822 vanuit Den Haag met echtgenote en vier kinderen, waarvan
twee ook kolonist zullen worden, zie Wilhelminaoord hoeve 73
Hermanus Roelofs Brink komt in augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde
bij de weduwe Karper op hoeve
81 te Willemsoord
Jantje Jacobs Brink, soms zonder 'Brink' geschreven, is in
1829 de tweede vrouw van Martinus Uhl, die dan net is aangesteld
als hoofdonderwijzer te
Wilhelminaoord.
Kort na zijn aankomst vanuit Groningen in 1821 komt kolonist
Arnoldus Brinkman uit Wilhelminaoord met
een curieuze reden waarom het hem niet bevalt.
Garm Hendrik Brinksma komt
pas januari 1862 vanuit het vlakbij gelegen Steenwijkerwold in
Willemsoord, maar verwerft toch een plaatsje bij de kolonie-dynastiën
Johanna Broederhart komt vanuit Dordrecht in 1823 met haar echtgenoot naar de vrije koloniën en verdwijnt al snel naar de strafkolonie, waar ze later hertrouwd uit komt.
Jannetje van den Broeke is een weesmeisje uit Vlissingen
die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te
Wateren.
De eerste kolonist uit Den Briel arriveert eind 1819 in
Frederiksoord-2, Frans
Broekhuijzen, verwijzingen staan onder een verhaaltje over
vrijboeren.
Adriana Broekman is een door Schiedam gezonden weduwe die als huisverzorgster op vooral Schiedamse wezen past, Willemsoord hoeve 86
Marijtje Broers is de echtgenote van Doede Klaas de Vries
en wil net als hij hun drie kinderen
die op de zalen in het gesticht wonen bij zich hebben in de
arbeiderswoning.
Johannes Alexander Bronkhorst is een ingedeelde uit Den
Haag die van 1822 tot 1828 in de kolonie woont. Hij wordt vermeld
bij hoeve 76 op de
pagina over Wilhelminaoord.
Katharina Johanna Brons
behoort tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820
aankomen. Zie over haar bij hoeve 14 op de pagina over Willemsoord.
Harmen Bronsdijk is een zestienjarige wees die in 1820 door
de schout van De Rijp naar de kolonie Willemsoord wordt gezonden.
Klaas Willems Broodbakker is een van de twee gezinshoofden
uit Schokland die - als
enigen van dat eiland in februari 1842 in de kolonie Veenhuizen
komen.
Anthony Brouwer is de derde spinbaas, maar de eerste goeie
die langere tijd mag blijven. Diverse vermeldingen in De
proefkolonie, geen verdere info op de site.
De aankomst van
de eerste kolonisten uit de Wieringerwaard, februari 1820, Pieter Aarjenszn Brouwer en
gezin.
Sijbrand van Bruggen, afkomstig uit Groningen en
geboren in 1831, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in 1858
bij de weduwe van Jan Vossebelt
in Frederiksoord.
De sergeant C. de Bruin
is de eerste Opper-veldwachter als november 1828 veteranen als
veldwachters bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden
aangesteld.
Dirk de Bruin is een militaire veteraan die vanaf oktober
1846 vele jaren werkt als zaalopziener
in het gesticht op de Ommerschans.
Een dubbelpagina over de strijd om de broodbakkerij op de
Ommerschans tussen vader Johannes
Hermanus de Bruijn en zoon Martinus Johannes. Hier staan
de stukken en hier is de
verhaalvorm..
Adolphina le Bruin, een veteranendochter te Veenhuizen, is
zwanger. De persoon die ze aanwijst als verantwoordelijk daarvoor,
blijft echter
ontkennen.
Johanna Margaretha Bruinebag is een weesmeisje uit
Amsterdam die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Instituut te Wateren.
Pieter Bruijn komt in 1839 als kolonist in
Willemsoord, en daarna is het Veenhuizen, Willemsoord,
Ommerschans, vertrek, terug, Veenhuizen en weer een keer
Willemsoord.
Pastoor Bruins van Veenhuizen komt in het
geweer als de ook katholieke zaalopziener Anthony Bernard
Schaghen ontslagen dreigt te gaan worden.
Hendrik Brummelink komt als wees- of armenkind in 1820 in
de kolonbie Frederiksoord. Hij woont met andere Zwollenaren bij de
huisverzorgers Van den Berg en Bultman.
Grietje Bude (of Budes of Beudes) is een ingedeelde uit
Nieuwendam die na veertien jaar kolonie trouwt met de kolonist-weduwnaar waar
ze is ingedeeld.
Cornelis Buijs uit Wormerveer, geboren 8 april 1830, komt
op deze pagina's heel even langs als hij 5 maanden is ingedeeld bij de familie
Stollmeijer.
Hendrik Buijs (40) en Aaltje van Loon (50) worden
december 1822 vanuit Amersfoort huisverzorgers, zie de pagina over
Amersfoortse ingedeelden
Gerrit Harms van Buiten en Jan van Buiten zijn
achter elkaar wijkmeester in de kolonie Willemsoord. En er zijn nogal wat conflicten met
kolonisten.
De korporaal E. Bulach
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld, zie deze pagina.
Paulus Bulk (50) en
echtgenote Cornelia Verkaik
komen uit Boskoop en arriveren juni 1820 met vijf, meest al wat
oudere kinderen, Willemsoord
hoeve 24.
De proefkolonist uit Enkhuizen is Jan Bult en hij wordt
na enige tijd de eerste kolonist-slachter, maar na negen jaar
heeft hij het wel gezien, zie zijn file.
Hendrik Roelof Bultman
komt per januari 1822 uit Zwolle als huisverzorger, gezonden door het Armenbestuur der
Hervormde Gemeente te Zwolle, gevestigd kolonie 1 hoeve 1.
Franciscus Stephanus Burghards behoort tot de allereerste deserteurs
uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Zijn broer(?) Hendrikus
blijft er twee maanden.
Katrina Gezina Burghgraaf is een dochter van een kapitein
en de echtgenote van de kolonist Puper, met wie ze in 1820 naar de kolonie komt
vanuit Bourtange.
Jan Burks, de proefkolonist uit het Zeeuwse Goes, en vrouw
zorgen na een maand voor een mega-rel met kritische brieven, zie zijn file
en vandaar kun je naar de brieven.
C |
Pieter Calkhoven wordt in 1840 vrije kolonist te
Willemsoord. April 1854 vraagt
hij als 'zwakke en ziekelijke vader' clementie voor zoon
Jan.
Andries Campagne is vele jaren de predikant van de
Ommerschans. Waar hij zoal voorkomt ga ik op een rijtje zetten
onderaan deze tuchtzaak.
Gerrit Capelle is een vrije kolonist in Willemsoord,
afkomstig uit Amsterdam, aangekomen in 1829 en hij blijft er tot
zijn dood in 1844. Vermoedelijk als timmerman.
Jan Hendrik Adolph Capelle komt in april 1833 uit
Amsterdam naar Frederiksoord om er vrije kolonist te worden, maar
binnen twee jaar overlijdt hij, evenals zijn echtgenote.
Pieter Capellen behoort tot de eerste arbeiderskolonisten. Hij komt
met zijn gezin uit Amsterdam en gaat daar na tweeënhalf jaar weer
naar terug.
, die zijn
kinderen allemaal hele chique namen geeft; ze trouwen allemaal
buiten de kolonie en er komen geen opvolgers uit de familie..Geen
verdere informatie op de site.
Jan Gerrit Catoen behoort tot de allereerste deserteurs
uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit
meer terug.
Jozina Ceraal (42) en Johannes Wentelman (36) komen maart
1821 uit Den Haag en worden bij afwezigheid van eigen kinderen huisverzorgers.
Petronella Chapui is de echtgenote van Johannes Grondhout
en komt met hem en drie dochters in juni 1821 vanuit Dordrecht in
Wilhelminaoord (zie bij hoeve 7).
Een paar kinderen Ciri, of Cirri, komen vanuit
Vlissingen als hun ouders voor de derde keer zijn veroordeeld
wegens diefstal en heling. Een van hen is Catharina Celina Maria Ciri.
Jantje Claasen komt naar de vrije koloniën als echtgenote
van kolonist Schnoor uit Amsterdam. Het kan daar soms donderen in huis, er is
'menigvuldig huiskrakeel'.
Petrus Johannes of Johannes Petrus Claassens is
kort vrije kolonist en wordt dan winkelier te Veenhuizen, maar
heeft daarbij 'geen een regtige administratie'.
Christiaan van Cleef of
Cleeff arriveert maart 1821, gezonden door de subcommissie 's
Gravenhage, en komt in Frederiksoord 2 zie
hoeve 8
C. Coenen is GEEN koloniebewoners, maar employée op het
kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een
gratificatie.
Lena Coenraads komt in 1821 als twintigjarige uit
Dordrecht bij de
familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en
verder vind ik haar nergens terug.
De achternaam van Abraham Coenrades komt net zo vaak voor
als Koenrades. Vrije kolonist in Wilhelminaoord vanaf 1825 met
kroost dat erg graag blijkt te willen
blijven.
Samson Abraham Cohen is een van de twee joodse
gezinshoofden die op 2 november 1818 aankomen in de proefkolonie
Frederiksoord, zie zijn file
Robbert Cooke is de machinist van de stoomspinnerij in
Veenhuizen en hij lijkt een van de weinige Engelsen die zich niet
aan drankmisbruik schuldig
maakt.
Gerrit Pieter Corba is gevestigd als militaire veteraan en
wordt januari 1858 aangesteld als
zaalopziener
in de Ommerschans.
Hendrik Jans Cordel wordt vanuit Harlingen in 1825 bij het
kinderetablissement Veenhuizen gebracht. Jaren later blijkt hij
Hendrik Harms te heten.
Cornelia Clasina Corduwa is de echtgenote van een huisverzorger die voor niets naar
de kolonie is geweest en die daardoor volkomen aan de grond is
komen te zitten.
Elizabeth Corvezee kan ook Korvezee heten en is de
echtgenote van Cornelis Nicola
met wie ze in 1839 naar Willemsoord komt. Na vier jaar is ze
weduwe met zeven kinderen.
Cornelia Cordia (soms
Kordia), weduwe van de op zee omgekomen Kors Groen, komt juli 1821 uit Vlaardingen met
vijf kinderen en betrekt hoeve nummer 12 te
Wilhelminaoord.
Cosius is een van de variaties van de achternaam van
Margaretha en haar dochters Hendrica en Johanna,
die 1830 kolonist worden..
Bruining Nicolaas Craaij is een diep gevallen notabel uit
Monnickendam, die dankzij zijn vriend notaris Age Volkerse zijn
laatste levensjaren op de kolonie
doorbrengt.
Jacob Willem Craaij komt in 1846 als ingedeelde in
Frederiksoord. Totdat men ontdekt dat hij een uitstekende apotheker is en daar
zitten ze in andere kolonies net om te springen!
Jeanetta Barbara Crambie is een weesmeisje uit Rotterdam die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
De bedelaarskolonist Hindrik Croege wordt eventjes
vermeld helemaal onderaan de pagina over het kolonistengezin Logeman.
Willem la Croix uit Utrecht ziet als ingedeelde van 1826
tot 1834 diverse koloniale gezinnen van binnen. Hij zit ook een tijdje bij de
weduwe Van Driel (zie bij hoeve 8).
Een heel mooi
verhaal in plat-Steenwijks over 'grammietige' kolonist Gerhard
Crozijn uit Leiden. Al heb ik geen idee welke kolonist hier
bedoeld wordt.
D |
Anthony van Dalen uit 'Katzand' in Zeeuws-Vlaanderen zet
de kleine raad op zijn kop als hij geen verlof krijgt om zijn oude
woonplaats. Zie over hem deze
pagina.
Van Pieter Albertus (of Albertse) van Dam uit Wijdewormer
wordt gezegd dat hij 'verstandelijke vermogens mist' en
'gevaarlijk is'. Eventjes genoemd als
hij (twee keer) bij Lucassen is ingedeeld.
Willem Lodewijk Dammers komt juli 1824 als kolonist naar
Wilhelminaoord met vrouw en zeven kinderen. Ze blijven bijna dertig jaar, met tussentijds
een uitstapje als winkelier.
J. Danens, gegageerd militair te Gorinchem, wordt per juli
1824 benoemd tot
zaalopziener in een van de gestichten te Veenhuizen.
Antonij Hendrikus Danner komt in 1844 als arbeiderskolonist
in Veenhuizen en gaat in 1851 naar de vrije kolonie. De familie
heeft een sterke neiging de benen
te nemen.
Jan Abraham Delfos is een vrije kolonist die van mei 1834 tot juni 1840 werkt als zaalopziener in het gesticht op de Ommerschans.
Maartje Delmeer is de echtgenote van Johannes Beun en dus mede-stichter van de omvangrijke koloniale Beun-dynastie.
Johanna Wilhelmina Derksen is de (tweede) echtgenote van
de vrije kolonist en hoevenaar Jan
Vossebelt.
De fuselier J. E. Derwvijn
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden
aangesteld.
Maria Sebilla Deussen wordt bij haar komst in Veenhuizen in 1825
ingeschreven als Drossen. Misschien klopt het, misschien een fout
van een slaperige klerk.
Geertrui van Dieën verblijft van 1839 tot 1845 in het kindergesticht te
Veenhuizen. Geboren te Culemborg, domicilie van onderstand
Loenen, maar gezonden door Amsterdam.
Edze Jurjen Diekema is een
weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Elisabeth van Diermen is
een wees- of armenkind dat in 1845 door Amersfoort in de kolonie
wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Adriana Margaretha Diesbergen of Drieberg is een
weesmeisje dat vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje
als
'waschmeid' fungeert in het Instituut te Wateren.
Cornelis van Dijk en
echtgenote Trijntje Boot
komen juni 1820 uit Monnickendam. Van Dijk wordt eerst
wijkmeester, later strafkolonist, Willemsoord hoeve 11
Egbert van Dijk is
rond 1880 bewoner van Willemsoord, en heeft als beroep wegwerker
a/d Staats Spoorwegen. Echtgenote Johanna Spin is spoorwachteres
aldaar. Op de site geen verdere informatie.
De broers Oege Lieuwes van Dijk en Ritske Lieuwes van
Dijk uit Harlingen vinden bij hun vlucht
onderdak bij de in Leeuwarden 'in garnisoen liggende Ligte
Dragonders'
David, Maria, Jacoba & Dina
van Dijke, wezen uit Vlissingen die bij de overname door
de Staat in 1859 van Veenhuizen naar de vrije kolonien gaan, de
site van de Familiestichting Van Dijke blijkt helaas uit de lucht
te zijn, dus ik zal het verhaal zelf een keer plaatsen.
Catharina Dijkman is de echtgenote van Johannes Volkhemer
die zowel gediplomeerd 'heelmeester ten plattelande en der
zeevaert' is als arbeiderskolonist
in Veenhuizen.
Tragische
gebeurtenissen bij Pieter
Dijkshoorn, uitgezonden door Delft. Die stad had al
eerder een kolonist mogen leveren, maar had toen niemand bereid
gevonden!
Anske Alles Dijkstra en
echtgenote Baukje Pieters Halma
zijn in 1822 de zoveelste poging Harlingse huisverzorgers te
vinden, Willemsoord
hoeve 12.
Menske Douwes Dijkstra uit Sneek wordt eventjes genoemd
als ze een tijdje is ingedeeld
bij het gezin van vrije kolonist Johan Abraham Schütz.
Klaas Pieters Dijkstra
(33) en Klaaske Kiestra (41) komen augustus 1820 uit Dokkum, ze
bewonen hoeve 96 te Willemsoord en er is een pagina aan hun
gewijd.
Pieter Dirks Dijkstra uit Bolsward had eerst niet
zo'n zin in de kolonie, maar komt eerst in Veenhuizen en daarna in
Willemsoord terecht. Waar hem van
alles overkomt.
Aaltje Dik is de echtgenote van Adrianus Jellema met wie ze
in 1825 als arbeiders naar Veenhuizen komt. Het bevalt ze niet, ze
willen weer weg en in 1828 lukt dat ook.
Ook een prestatie, Dirk Dikkeboom en gezin zijn de
allereersten die uit de kolonie naar huis (in Steenwijk) teruggestuurd
worden.
Bonne Willems Dikland komt met zijn gezin vanuit Bolsward
naar een arbeiderswoning
in Veenhuizen en wordt een vaste kolonistenvertegenwoordiger in de
tuchtraad.
Klaas en Hendrina Dimans
zijn twee Utrechtse wezen, aankomst 7 april 1822, huisvesting Willemsoord hoeve 35
Johannes Petrus van Dinter
komt oktober 1821 uit Rotterdam, en begint in Steggerda, dan
kolonie 6, later bij Willemsoord getrokken, zie genealogie
Sevinga
Frederik Willem Dirker uit Amsterdam is een van de
weesjongens die via het Instituut te Wateren in het koloniale onderwijs terechtkomt.
Andries Dirksen (54) en Johanna van Duffelen (51) uit
Harderwijk, aangetrokken als huisverzorgers,
aankomst 29 juni 1820, Willemsoord
hoeve 72.
Catharina Dirksen is de echtgenote van Philippus
Reinbergen met wie ze begint in het bedelaarsgesticht en eindigt
in de vrije kolonie.
Eerste kolonisten uit Nijkerk, Jan
Dirksen en Maria van
Plattenburg, komen juni 1820 aan in Willemsoord, zie het
inschrijfregister hoeve 72.
Engeltje Disper komt van Texel en wordt 1824 arbeidster te
Veenhuizen. Er is een bizar
verhaal over haar man met gestolen bollen op het beurtschip
en daarna wordt ze weduwe.
Hendrik Ditmar (33) en Maria Huizemans (37) komen
juni 1820 als kolonisten uit Harderwijk, Willemsoord hoeve 65
Cornelis Dobber van der Velde is van
1834 tot 1847 de arts van de vrije koloniën. Op deze pagina houd ik
bij waar hij op de site opduikt.
Hendrik den Dolder is een
weesof armenkind dat in 1828 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Catharina Doll staat als Doel in de
kolonistendatabase. Zij is de echtgenote van Gerrit van Manenberg
en woont tot haar dood eerst in
Veenhuizen en daarna in de vrije koloniën.
Christiaan Doodhagen komt
als weduwnaar met drie zoons uit Zaltbommel en ze blijken zeer
honkvast, zie eerste
bewoners Wilhelminaoord.
Willem Doornbos is een
weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Willempje van der Dooze, weduwe Scholbroek, is een van de
hoofdpersonen in De strafkolonie en heeft een eigen stukje van de site met negentien
pagina's.
Na tientallen jare bode voor leesgezelschappen te zijn geweest,
komt Johannes Heinrich Dornbach met gezin in 1823 in
Wilhelminaoord. Hij is later een tijdje gemeensman.
De fuselier C. Dops
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden
aangestel,
Hendrik Douwes (of
misschien met achternaam Koopmans) is een wees uit Leeuwarden die
mét motivatie particulier besteed wordt in de kolonie, zie dit verhaal.
Hendrikje Douwes is een
weduwe die juli 1822 uit Texel aankomt met twee eigen en vier
ingedeelde kinderen en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79
Tjitske Douwes komt in
augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde bij de weduwe Karper op hoeve 81 te Willemsoord
Janus Meijer Drees is een wees uit Veenhuizen die onderwijzer wordt.
Eerst in de kolonie Wilhelminaoord, dan in Veenhuizen en tenslotte
als schoolhoofd in Willemsoord.
Adriana Gerarda van Driel komt op haar negende als
ingedeelde vanuit Rotterdam naar de vrije kolonie Wilhelminaoord
en zal zestien jaar later
trouwen met een weduwnaar.
Jan Andries van Driel
arriveert juni 1821 vanuit Dordrecht en moet gaan dienen als
huisverzorger op hoeve
nummer 8 van Wilhelminaoord.
Sikke Berends Drijber woonde al ter plekke en werd toen
onderdirecteur van de proefkolonie Frederiksoord. Later werd hij
bevorderd tot adjunct-directeur over alle koloniën en daarna adjunct-directeur
in Veenhuizen. Verder figureert hij even in dit verhaal.
Thomas Drinkwater is de Engelse eerste directeur van de
stoomspinnerij naast het derde gesticht te Veenhuizen. Met hem is
tegelijk veel drankzucht
geïmporteerd.
Maria Sebilla Drossen heet volgens haar overlijdensakte
Deussen. Ze overlijdt te Veenhuizen twee jaar nadat ze als arbeiderskoloniste was
aangekomen.
Jan Dubbeldeman en Ezechiel Dubbeldeman zijn uit
Leiden afkomstige wezen die in 1821 worden ingedeeld op
respectievelijk hoeve 68 en 81 van Willemsoord
Jan/Johannes Dubois komt ook voor met de achternaam du
Bois en is een ingedeelde uit Den Haag die op deze
pagina staat bij '1835'.
Nicolaas en Cornelis van Duinen zijn twee
wezen uit Dordrecht die aankomen juni 1820 en ondergebracht worden
op Willemsoord hoeve
49
Over de Texeler Dirk Duinker, die met moeder en
stiefvader in 1821 in Frederiksoord aankwam, twintig jaar later
daar een bruid vond en toen 'deserteerde'; zie ook hier..
Hendrik Jans Duiker (soms
Duijker) wordt kolonist dankzij de contribuanten van de
subcommissie Workum, aankomst juli 1821, gevestigd te Wilhelminaoord.
Krijntje van Duffelen is een weesof armenkind uit
Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje
Starrenberg, Willemsoord
hoeve nummer 80
Jan Dunnink, soms Dunnik, is de derde en laatste
huisverzorger namens het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te
Zwolle die op een huis met zes
wezen past.
Klaas en Maria Hendrika Dumans komen
1822 uit Utrecht als ingedeelden; er is een godsdienstprobleempje,
zie bij Willemsoord hoeve
35
Sara Duque komt samen met haar echtgenoot Abraham van Emden
verhaal halen als de
'Israelitische leeraar' op school hun zoon heeft geslagen.
De wees Pieter Duurman lijkt het ver te gaan schoppen als
hij 'adsistent van de boekhouder' wordt. Maar hij bezwangert de
dochter van het gezin waar hij is
ingedeeld.
Hendrik Duym is juni 1820 een van de kinderen die door het
Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord
E |
Jan Ebert behoort tot het groepje door Den Haag geleverde
huisverzorgers dat 26 februari 1820 in de kolonie aankomt, en gaat
een paar maanden later naar Willemsoord hoeve 5
Arnoldus Edens is een militaire veteraan die wordt
voorgedragen als onderbrigadier van de veldwachters nadat zijn
voorganger zich te Meppel
bedronken heeft.
Wilhelmus Nicolaas Servasius van Eek is door Leeuwarden
naar het kindergesticht in Veenhuizen gebracht, maar zijn
regelmatige weglopen
geeft aan dat hij daar niet wil zijn.
Wilhelmina Eesterman
behoort tot de weeskinderen uit Vlissingen die juli 1821
Wilhelminaoord bevolken, zie
dit verhaal.en onderaan de pagina over haar vertrek.
Harmen van Egmond is juni
1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te
Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord
Jacob Eilders is een
kolonist uit 's Gravenhage die in 1838 aankomst in Wilhelminaoord
en even genoemd wordt onderaan deze
pagina
Jan van der Einde is in 1821 de eerste boekhouder van
kolonie nummer 4, wat later Wilhelminaoord zal worden. Enkele
bijzonderheden over zijn carrière staan op deze pagina.
Ernest Christiaan, Marinus Cornelis en Johannes
Marinus van Eindhoven zijn weeskinderen uit Middelburg die
in 1835 het wezengesticht
worden binnengebracht.
Leonardus van Eisden behoort
met zijn 26 jaar tot de jongere Dordtse kolonisten die juni 1820
in Willemsoord komen, zie
hoeve 85.
Govert Elsing is een uit Haarlem afkomstige wees die een
dikke drie jaar in het kindergesticht te Veenhuizen verblijft. Hij
staat in en onder de pagina
bewaarde zakboekjes.
Over kolonist Pieter Elzing/Elsing en zijn nageslacht
moet nog een pagina komen, maar zoon Gerardus Johannes wordt al hier genoemd en bij de affaire
Elisabeth Nacht.
Helena van der Elst komt in 1821 als twaalfjarige uit
Dordrecht bij de
familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en
loopt na vier jaar van de kolonie weg.
Anthonie Elstrodt en gezin
komen juli 1821 vanuit Enkhuizen in Wilhelminaoord en betrekken hoeve nummer 31
Pieter Elzing, soms
Elsing, is een Haagse kolonist die juli 1821 aankomt. Zie
hun onderkomen hoeve nummer 43 in Wilhelminaoord
Abraham van Emden dreigt de rabbijn met de woorden 'Ik zal jou spreken dat je de
stuipen krijgt.’ Waarbij hij met 'spreken' waarschijnlijk
niet 'spreken' bedoelt.
Hendrik, Johan David en Johan Jacob Emeis komen
in 1825 aan in het kindergesticht te Veenhuizen. De eerste twee lopen weg en weten
lang weg te blijven.
Maria van Emmelen komt uit Zwolle en is achtereenvolgens arbeider, vrije
kolonist, strafkolonist, arbeiders, vrije kolonist en arbeider.
Johanna Catharina Emmers uit 's Gravenhage heeft al een
kind van hem als ze trouwt met de
kolonist bij wie ze is ingedeeld. Ze overlijdt echter vijf
jaar later.
Johanna Engelbert behoort tot de weeskinderen
uit Vlissingen die juli 1821 Wilhelminaoord bevolken, zie dit verhaal en
onderaan de pagina over haar vertrek.
Impje Engels heet waarschijnlijk Impje Engels de Jonge
en is de echtgenote van Roelof Geert Oost die wijkmeester is
bij eerst Veenhuizen-1 en vanaf 1843 bij Veenhuizen-2.
Nicolaas Engels en Anna van der Voort komen uit
Delfshaven, arrondissement Rotterdam, en arriveren juni 1820, zie
bij hoeve 27 van de
Willemsoordpagina
Adrianus van Es behoort
tot het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat 26
februari 1820 in de kolonie aankomt, zie hier.
Quirinus van Esselbrugge begint zijn koloniale carrière in
1824 als
zaalopziener in het bedelaarsgesticht op de Ommerschans.
In 1835 vanuit Arnhem opgezonden naar Frederiksoord Hendrik Hendrik
Evers. Diverse zoons huwen kolonistendochters en blijven op
de kolonie.
Thomas Ewold komt voor op de voordracht tot ontslag
voor wezen in 1836. Maar het zal nog twee jaar duren eer hij
Veenhuizen en Wateren verlaat.
F |
Er komen tussen 1824 en 1837 acht kinderen met de achternaam Faber
in de gestichten voor kinderen te Veenhuizen. Eentje overlijdt,
zeven verlaten het
gesticht met ontslag.
De fuselier F. Fagnard
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden
aangesteld,
De adjunct-directeur voor de administratie Falck is
brutaal tegengesproken door een boekhouder en dat kost die boekhouder
geld.
Hendrik Faaken is onderdirecteur van Frederiksoord. Zit
altijd bij de raad van toezicht, zoals in dit geval
(bijlage 3), waar hij als Hendrik Faaken Jubbinga
ook slachtoffer is.
Huisverzorger Fanner (geen
voornaam bekend) arriveert 11 maart 1820 in Frederiksoord-2, zie hier, maar moet
een half jaar later het veld ruimen.
Misschien dezelfde Fanner die ontslagen wordt als
zaalopziener in de Ommerschans?
Frederiks Farenkamp, soms
Fahrenkamp, is in 1822 met zijn 26 jaar een van de jongste
kolonisten. Zie de pagina
Farenkamp.
Een van de drie eerste strafkolonisten, Leendert van der Feijst uit Delft, die na zijn
aankomst in 1820 met twee kameraden binnen drie dagen deserteert,
zie dit verhaal
Hendrik Femer komt in 1824
als arbeidershuisgezin uit Kampen, maar wordt snel bevorderd tot hoevenaar. Een dochter trouwt
zoon Nicolaas van proefkolonist Klaas Visser,
De Bredaenaar Adrianus Feskens
wordt in 1829 hoevenaar bij Veenhuizen. Dat duurt slechts drie
jaar, daarna is hij terug in Willemsoord. Zie zijn eigen pagina.
Vanuit Schagen, arrondissement Alkmaar, arriveert in 1853 Cornelis Fiene. Hij overlijdt
twee jaar later, zijn weduwe komt voor op deze pagina.
De weduwe Flap, van
zichzelf Trientje Roelofs, uit
Hoogeveen naar Willemsoord gekomen als huishoudster voor een
huishouding van wezen, daarna huisverzorgster.
Hendrik Jacob Flierman komt vanuit Groningen eerst in Wateren werken, maar wordt dan de hoofdonderwijzer van het tweede of bedelaarsgesticht te Veenhuizen.
Arnoldus Franciscus Fodde is al 'wegens wangedrag' naar
het kindergesticht te Veenhuizen gestuurd en blijft weglopen, zie
onderaan deze
tuchtzitting.
Pieter Foest wordt door
Amsterdam gezien als huisverzorger, maar de directie kan het daar
niet mee eens zijn, zie
Willemsoord(bij hoeve 34).
Grietje Fokken heet misschien Grietje Harms Fokken of
Grietje Fokkens Mulder, maar ze is in elk geval de echtgenote van
de opziener te Wateren Adriaan
Kasper.
Sjoukjen Folkerts is de echtgenote van de als broodbakker uit Workum naar Veenhuizen gekomen Gerben Martens de Vries. Na minder dan vier jaar gaan ze terug.
Elisabeth Fonteijn is de echtgenote van een andere broodbakker, de Rotterdammer Philip Leeuwenberg. Na zeven jaar kolonie nemen ze de benen.
Jean Nicolaas Fortanier is tot 4 keer toe
bedelaarskolonist en zijn zoon Antoine Nicolaas Fortanier
ingedeelde in Wilhelminaoord. Ze komen elkaar af en toe tegen.
Johannes Franken komt met
zijn gezin uit Leiden in mei 1820 en vestigt zich in Frederiksoord-2,
zie bij hoeve nummer 14.
Jacobus Frans is juni 1820
een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam
zijn ingedeeld op hoeve 69 te
Willemsoord
Coenraad Hendrik Fransen wordt eventjes genoemd als hij een tijdje is ingedeeld bij het gezin van vrije kolonist Johan Abraham Schütz.
Leendert Joseph Fransman komt in 1855 naar de vrije koloniën. Hij is getrouwd
met een dochter van kolonist Menist. Ze blijven acht jaar en
vertrekken dan met ontslag.
Gijsbertus Fraterman is de
enige (volgens mij) kolonist uit Heusden, met een groot gezin in
september 1828 aangekomen, zie de
pagina transportkosten
Friedrich Friess komt in 1839 vanuit Amsterdam als vrije kolonist naar Willemsoord. Zijn echtgenote houdt er vaak ruzies met buren op na.
Maria Frisenaar gaat zonder
te vragen ondanks haar zeer gevorderde leeftijd 'te voet' en
'in den winter' naar Den Haag, want haar nog oudere moeder wil
haar spreken.
Er zijn ook spellingsvariaties als Tuncken, maar meestal heet de
in 1821 uit Zaltbommel aangekomen kolonist Johannes Fukke. Zie eerste bewoners
Wilhelminaoord (hoeve 11).
Wilhelmina Berendina Fulling is een ingedeelde uit Den Haag
die van 1822 tot 1831 op de kolonie woont. Ze wordt even vermeld
bij hoeve 76 op de
pagina Wilhelminaoord.
Rond zijn 50ste komt Johannes Antonie Funcke
in 1823 als 'schrijver' bij het Algemeen Bureau in Frederiksoord.
Hij blijft er tot zijn dood, bijna 40 jaar later.
G |
De kinderen van kolonist Adrianus
Gaal, 1822 uit Den Haag, storten zich vol overgave op de
koloniale huwelijksmarkt, ze trouwen Lodewijks (2x), van Kesteren,
Taatgen, Puper, Muzegaas, zie de stamboom
Gaal
Geeske Durks Gadsonides is de allerallereerste 'ingedeelde'
in de koloniën, een ideetje van het Friese Sloten dat school
maakt, ze staat bij contract E1 op deze pagina.
Een van de Monnickendammers, Arie
van Galen (zie
hoeve 4), die juni 1820 in Willemsoord aankomt en daar dus
tot de eerste bewoners behoort.
Frans Ganzinga is als
huisverzorger gekoppeld aan een ongehuwde moeder uit zijn
woonplaats Vlissingen. Zie Wilhelminaoord (hoeve
28) met een link naar een verhaal.
De fuselier J. Gasman
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden
aangesteld,
Elisabeth Geerding is de echtgenote van proefkolonist Jacob Baade en net als haar
man al behoorlijk op leeftijd als ze op 1 november 1818 op de
proefkolonie aankomt.
Judikje Geerts is de zestig al gepasseerd als ze december
1819 in Frederiksoord-2 komt om als huisverzorgster te fungeren.
Ze is ondergebracht op deze pagina.
Andries Geijtenbeek is een weesof armenkind dat in 1836 door
Amersfoort in de kolonie wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Voor Johannes Bernardus Geijssel zie bij Gijzel.
Pieter Karel (of Carel)
van Gemert heeft als ingedeelde, kwekeling, ambtenaar,
hoevenaar, arbeider en weggestuurd kolonist een uitgebreide koloniale carrière.
Henderikje of Hendrika Gerritsen is de
echtgenote van kolonist Molenkamp
en trekt met haar gezin van Frederiksoord naar Veenhuizen naar
Wilhelminaoord en Willemsoord.
Tjalling Gerrit Gerritsma is de proefkolonist uit Bolsward
en hij zal tot zijn dood in de kolonie blijven, evenals diverse
van zijn zoons
Hendrik van Gerve overlijdt na minder dan één jaar in het
kinderetablissement te Veenhuizen. Maar in de boeken lijkt het of
hij nog een paar jaar
voortleeft.
Wijntje Gestmeter is de eerste echtgenote van de algemeen magazijnmeester van de koloniën Theodorus Lindeman en woont in een huisje bij het Sterrebos.
Adrianus Geurtse komt in 1839 vanuit Amersfoort als vrije kolonist in
Frederiksoord, verliest zijn echtgenote, hertrouwt en zal
uiteindelijk een dikke twintig jaar blijven.
Adrianus de Geus wordt in 1824 op proef aangesteld als
adjunct-directeur. Hij begint te Veenhuizen en gaat later over
naar de Ommerschans, waar hij oneervol wordt ontslagen.
Grietje Geus is de echtgenote van Nicolaas Verhulst en
komt met haar gezin uit Delfshaven naar Willemsoord, waar ze na
twee jaar uitgegooid worden. Het draait om 'submissie'.
Johannes ten Geuzendam komt vanuit Den Haag als
arbeiderskolonist naar Veenhuizen. Van zijn vijf kinderen trouwen en
blijven er drie in de koloniën.
Catharina Giebe staat in de kolonieadminstratie als Gebe. Zij is de echtgenote van wijkmeester Jan van Heest met wie ze de rest van haar leven in de kolonie blijft.
Gerarda Johanna Gieben is de echtgenote van eerst
zaalopziener en later hoofdonderwijzer Akkerman Bak en komt met
hem uit Nijkerk.
Arbeiderskolonist Jan Gielen, alias Jan de Zaaijer, uit
Veenhuizen moet oktober 1826 voor de rechter komen omdat
hij stampij gemaakt heeft in een kroegje in Zuidvelde.
Giesen (voornaam moet ik nog eens opzoeken) wordt in 1824
bevorderd tot magazijnmeester
van de Ommerschans.
Antony Giessen is een wees in Veenhuizen die onderwerp is
van een rekwest
bij de koning waarin om zijn ontslag uit Veenhuizen gevraagd
wordt. Hij moet nog een jaar wachten.
Pieter Gijben komt in 1824 als hoofd van een arbeidershuisgezin uit Rotterdam
naar Veenhuizen. Later worden ook zoons Petrus Gijben en Antonie
Gijben arbeiderskolonist.
Arbeiderskolonist Johannes Bernardus Gijzel (soms Geijsel)
moet zich voor de rechtbank verantwoorden als hij hout uit bossen en houtwallen heeft
gestolen: één jaar cel!
Petrus Gilliam komt als
onderofficier in Frederiksoord-2, maar heeft het al na een half
jaartje bekeken, zodat ik alleen zijn aankomst
heb.
Jacobus Gilles(en) is een ingedeelden die van de vrouw van
Wiemes opdracht krijgt deel
te nemen aan een illegale handeling.
Rachel Mozes Glasslijper is de echtgenote van Samuel David
Wijl, ze komt in december 1819 naar de kolonie Frederiksoord en ze zal daar
blijven tot april 1862.
De weduwe Goblé staat hier een eind onder met haar eigen
naam Johanna Woortman.
Johanna Godel is een wees uit Dordrecht die op haar
twintigste zwanger raakt en voor de raad van politie en tucht moet
verschijnen, zie het
zittingsverslag.
Willem Godwalt woont vanaf zijn zesde jaarin
Frederiksoord. Hij is de bastaard binnen een verder keurig gezin
en dat laat men hem voelen.
Jannetje de Goede is een
wees of armenkind dat in 1841 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Cornelis de Goederen is een bedelaar die door zijn
huwelijk met een weduwe arbeiderskolonist wordt. Het huwelijk
loopt niet zo geweldig.
Catharina Goedhart is een wees uit Amsterdam die in het
kindergesticht te Veenhuizen samen met een ander weesmeisje wordt
beschuldigd van 'schelden en elkander te slaan'.
De door de de magistraten van de Armenkamer te Schiedam in de
kolonie geplaatste Johannes Gommers wordt eventjes genoemd als
hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.
Van Jacob Gooijer is geen leeftijd bekend. We weten
alleen dat hij uit Delft komt en van november 1820 tot november
1822 op de kolonie is, zie contract
E6.
Berend Goossens (soms
Gosems) wordt 1821 door de subcommissie Meppel geplaatst in Wilhelminaoord, zie
bij hoeve 66.
Johannes Götz komt maart
1821 uit Den Haag en betrekt een hoeve in de oorspronkelijke
proefkolonie. De omvangrijke familie heeft een eigen pagina.
Cornelis Nicolaas Goudsbloem is een al niet meer zo jonge
ingedeelde uit Alkmaar, die naarmate zijn verblijf duurt steeds
meer van een borreltje
gaat houden.
Jan Grebe komt augustus
1820 op zijn zestiende vanuit Schiedam en wordt ingedeelde bij
huisverzorgster Broekman, Willemsoord,
zie bij hoeve 86
Johannes Bernardus Greven is een uit Amsterdam afkomstige
boekhouder. Op de Ommerschans, op het algemeen bureau en als boekhouder van kolonie
Frederiksoord.
Aaltje Grevinga is de echtgenote van Hendricus Johannes
Antonius Morriën, een van de boekhoudende Morriëns in de koloniën.
Wilhelmina Grevinga heeft in de kolonieadministratie de
voornaam Hermina en is de echtgenote van Johannes Lagcher, zie
onderdaan deze pagina.
Iemand uit Sliedrecht dringt voor als kolonist door ongevraagd
naar Frederiksoord te komen. Hubert
van der Griend heeft daarom een eigen pagina.
Johanna Elizabeth Grimmelijkhuizen is met echtgenoot en
snel groeiend kindertal vrije koloniste van 1848 tot 1860. Weinig
bijzonderheden onderaan deze pagina.
Rosa Catharina Grissel is de echtgenote van Matthijs van
der Heijde en dus de schoonzus van proefkolonist Johannes van der
Heijde. Zij komt met haar gezin in 1839 in de kolonie.
Jan Pieters de Groef is vast een zoon van de hieronder
genoemde Trijntje Jans van der Groef, want hij mag het
kindergesticht uit en bij haar gaan wonen.
Trijntje Jans van der Groef komt uit Heerenveen en komt in
1828 in de kolonie Veenhuizen wonen na te zijn getrouwd met een
weduwnaar-arbeiderskolonist.
Arie Groen, Huibrecht Groen, Johannes Groen, Elisabeth Groen en Korsje Groen zijn kinderen van
Cornelia Cordia, zie hoeve
nummer 12 van Wilhelminaoord.
Arend Groen is een weesof armenkind uit Vlaardingen die juli
1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord, zie bij
hoeve nummer 80
Harmen Ykes Groen komt uit Rottum en is een van de
slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin
opgenomen wordt.
Marieke Groenewolt is de echtgenote van de huisverzorger
Jan Hendrik Smit en wordt vermeld bij hoeve 76 van de pagina met eerste
bewoners van Wilhelminaoord.
Willem Groenewoud en
echtgenote Maretje Donker
komen uit Monnickendam en vestigen zich juni 1820 in Willemsoord (zie bij
hoeve nummer 8).
Geesje Baten Groenland is de echtgenote van Barteld Jans
Bosma die in 1821 de allereerste onderdirecteur
van Wilhelminaoord wordt.
Anthonie Grollee en Maria Danens komen met de
tweede massa-lading (8 juni 1820) uit Dordrecht en komen in Willemsoord (zie bij
hoeve 54).
Met vrouw en drie dochtertjes arriveert Johannes Grondhout juni 1821 vanuit Dordrecht in
Wilhelminaoord (zie bij hoeve nummer 7).
Abraham Grunnekemeier komt
op zijn 24ste als ingedeelde uit Purmerend, trouwt een 'Flap' en
wordt huisverzorger-kolonist. Kort genoemd onderaan dit verhaal.
Marie Louise Guemin werkt twee jaar op de kolonie als wat
zij zelf noemt 'vrouwmeid'. Dan heeft zij, in 1823, er meer dan
genoeg van en vraagt ze de subcommissie terug te mogen.
Johannes Gunther begint in
1819 als spinbaas, maar moet het veld ruimen. Twee jaar later
keert hij terug als huisverzorger in Wilhelminaoord
(zie bij hoeve 26).
Christoffel Gustavus is een veteraan die in 1828 in
Veenhuizen komt, daar weduwnaar wordt en vervolgens hertrouwt met
een weesmeisje uit het
kindergesticht.
Dina of Diena Gustavus wordt in 1835 door
het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie
Frederiksoord geplaatst en komt in huis bij huisverzorger Bultman.
Theodorus Wilhelmus Gutzeloe
(36) en Johanna Maria van
Eisenberg (46) komen juni 1820 vanuit Rotterdam in Willemsoord (zie bij
hoeve 99).
H |
Een verhaaltje over Martinus Haakmeester, die
in 1823 uit Den Haag kwam. huisverzoger werd, en door 'achterlappen' op
oudere leeftijd in de problemen raakte.
Thijs Douwes de Haan is de proefkolonist uit Sneek. Hij
verdwijnt na een tijdje naar de strafkolonie en keert daarna terug
naar Sneek. Geen succes dus.
Trijntje Mients de Haan is door Oostdongeradeel in het
kindergesticht te Veenhuizen geplaatst. Als ze met verlof in
haar oude woonplaats Ee is, wordt ze ziek.
De weduwe Haarman komt in 1825 vanuit Amsterdam om de
meisjeswezen in het derde gesticht les te geven in naaien en breien.
Drie van haar zoons worden ook employé.
Johannes Jacobus de Haas is een in 1825 geboren weesjongen
uit Rotterdam, welke stad hem op 16 september 1835 naar het kindergesticht
in Veenhuizen brengt.
Romkje Elias de Haas komt met haar echtgenoot en kinderen
in 1841 vanuit Bolsward naar de kolonie Wilemsoord, vijftien jaar
later wordt ook hun zoon daar kolonist, zie deze pagina.
Johannes Jacob Haassis behoort tot de (enorme)
lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, Willemsoord hoeve nummer 14
Johannes van Haazen,
echtgenote Jacoba van Luin en
hun dochter komen september 1828 aan maar verdwijnen héél snel
naar de strafkolonie, zie hier.
Walraven van Haften, wiens naam soms voorkomt als Hoften,
is de proefkolonist uit Edam en het gezin krijgt in 1819 een
beloning voor netheid
en properheid.
Friedrich Adolph Hagemeijer en zijn gezin vormen eene
gansch musikalische Duitsche familie, maar er is geen kans om op
de kolonie iets met die
muzikaliteit te doen.
Arie Hakkert, soms Hackert, is geboren te Buurmalsen en komt dankzij de subcommissie Tiel in 1826 als hoofd van een arbeidershuisgezin in het gesticht Veenhuizen wonen.
Cornelius Hagen komt uit Amsterdam als een van de allereerste arbeiderskolonisten december 1823 en hij doet vanaf het begin dienst als 'poortier' van Veenhuizen-1.
Dirk van der Hak behoort tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij
gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in
1833 weer werk in Scheveningen is.
De
gezinskaarten van de kolonisten Cornelis van Ham sr, bij wie ook een zoon van
proefkoloniste Richmond
ingedeeld wordt, en van Cornelis
van Ham jr die hem opvolgt.
Jan van der Ham komt voor op de voordracht tot ontslag
voor wezen in 1836 en verlaat inderdaad enkele maanden later het
kinderetablissement in Veenhuizen.
Toch even een bedelaar ertussen door. Johannes Ham is
doofstom, leert voor klompen maken en is verliefd op een
mede-bedelares met wie hij wil
trouwen.
Marieke Antonia van Ham is
de eerste echtgenote van huisverzorger Arbraham Smit en komt 1820
met hem uit Groningen, maar overlijdt na enkele maanden, zie hier.
Cornelis Hameetman is een militaire veteraan die van juli
1842 tot zijn overlijden in 1845 werkt als zaalopziener
op de Ommerschans.
Johannes Rijnard Hamilton
is een wees of armenkind dat in 1843 door Amersfoort in de kolonie
wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Jan Hamstra is een wees
uit Leeuwarden die met bijzondere motivatie - particulier besteed
wordt in de kolonie, zie dit verhaal.
Dirk Rutger Hanzon is de eerste van buiten aangetrokken
arts van de Ommerschans. Hij begint augustus 1826 en vertrekt weer per 1
oktober 1828. Naar Oldemarkt.
Anna Christina Elisabeth Happe staat in de kolonie beter bekend als de weduwe Haarman en ze is vanaf 1825 de 'breijvrouw' van het derde gesticht te Veenhuizen.
Christiaan Willem Harbrecht, geboren te Voorburg, speelt
een belangrijke rol in het leven van Willempje
van der Dooze en er zijn dan ook meerdere pagina's over hem.
Anna Margaretha Harcke is de echtgenote van Willem Kalbe en
de moeder van hun zoon. Een volstrekt
kansloos koloniaal gezin dat na twaalf jaar de vrije kolonie
uit moet.
Hendrik Hardeveld komt in 1820 als ingedeeld weeskind uit
De Rijp. Twee jaar later moet hij naar de strafkolonie.
Tetje Roelofs Harkema is de echtgenote van Gerrit Harms
Kuipers, de onderdirecteur-buiten
van het eerste gesticht te Veenhuizen.
Jacob Vertraugot Harloff
is eerst wijkmeester te Frederiksoord en vanaf 1822
onderdirecteur van de Ommerschans, zie ook de pagina's van
proefkolonist Meeder
Bernardus Harmeling is de laatste proefkolonist die in de
proefkolonie aankomt. Om precies te zijn op 5 december 1818 en
hij komt vanuit Groningen.
Hendrik Harms is na uitgebreide onderzoekingen in zijn
geboorteplaats Harlingen de nieuwe naam voor Hendrik Jans Cordel,
van 1825 tot 1832
wonend in Veenhuizen.
Johannes Harskamp is een
weesof armenkind dat in 1840 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
In 1820 vanuit Hoogeveen gezonden met zes weeskinderen plus één
huishoudster, Arend Lamberts
Hartman Willemsoord
hoeve 46, hij overlijdt na twee jaar..
Pieter Hartog, soms Hertog, komt uit Oudenbosch, in de
buurt van Breda, hij komt voor bij de tuchtzaken en
komt dan een tijdje in de strafkolonie op de Ommerschans.
Pieternella Hartog wordt op tienjarige leeftijd door
Rotterdam naar het kindergesticht te Veenhuizen gebracht. Bij de
raad van tucht wordt ze
verexcuseerd voor haar overtreding.
Johannes Hatzman is van 1825 tot 1828 onderdirecteur van
het tweede of bedelaars gesticht in Veenhuizen. Daarna verdwijnt hij met zijn gezin
van de radar.
Berendje ten Have is de echtgenote van arbeiderskolonist en
later vrije kolonist Antonij Hendrikus Danner. Zij is een van de
weinige gezinsleden die nooit
wegloopt.
Johanna Riekel Haveman is de echtgenote van Johannes
Lambertus Westerhuis die van 1824 tot 1828 wijkmeester is
bij het eerste gesticht te Veenhuizen.
Pieter Haverboek is een voorkind van Barbara Goud, de echtgenote van de in 1821 aankomende kolonist Thomas Baas uit Goes, Wilhelminaoord hoeve 54.
Albert Haverkamp, Antje Haverkamp, Jan
Haverkamp en Maartje Haverkamp komen van 1820 tot
1828 allemaal vanuit De Rijp
naar de koloniën Willemsoord en Veenhuizen.
De eerste (en enige) kolonisten uit Goor, Manus Haverkort (43) en Willemina Brookhuis (44)
arriveren 14 juli 1820, zie de pagina Willemsoord, en
dan hoeve 15.
Hermanus Havermans komt met zijn gezin in 1835 in de vrije
kolonie. Enkele keren dronkenschap
zorgen ervoor dat hij in de strafkolonie komt. Maar hij keert weer
terug..
Jacobus Havers komt uit Den Haag en is door iemand anders
uit die plaats in de kolonie gedumpt. Na twee jaar gaat hij
ervandoor om met een kolonistendochter
te trouwen.
Izaak Salomon Hazelip beleeft
een korte koloniale
carrière, hij komt augustus 1821 aan in de kolonie
Wilhelminaoord, maar is november 1822 weer verdwenen.
Johannes Gerhardus Hazeloop
(of Haseloop) verlaat juni 1822 Den Haag om zich in Wilhelminaoord
te vestigen. Zie hoeve
nummer 75. Een zoon wordt wijkmeester.
In de categorie 'hele korte koloniale carrières', Hendricus Hechterman, in 1828
uit Maastricht komend, even genoemd op de pagina transportkosten
Adriana de Heeger is de echtgenote van Jan de Jong en wordt
door haar man omschreven
als 'een ziekelijke diep ter neder gedrukte en bedroefde moeder'.
A. van Heel is GEEN koloniebewoners, maar employée op het
kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een
gratificatie.
J.H. Heemskerk is van mei 1827 tot najaar 1829
adjunct-directeur voor de administratie in de koloniën en krijgt
in die hoedanigheid natuurlijk
ruzie met Poelman van Veenhuizen-1.
Anna Maria Heerbels is 'de braven voedster' van de zoon
van kassier Petrus Ameshoff en krijgt daarom november 1822 een
kans .in de kolonie, maar ze
overlijdt al snel.
Martinus van Heerd is een
weesof armenkind dat in 1844 door Amersfoort in de kolonie wordt
geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Paulus Heerema is zeventien jaar als de regenten van het
'Lutersche Diakonie Weeshuis te Amsterdam' hem in 1833 in de
kolonie plaatsen. Een overzichtje
waar hij ingedeeld wordt.
Ige Heeres komt juli 1822 met zijn gezin als vrije kolonist aan. Daarna doet
hij iets fout waardoor hij eerst strafkolonist en daarna arbeider
wordt. Maar wat hij heeft gedaan...??
Jacob van Heert is een
wees uit Den Haag, die bij een Utrechtse huisverzorgster in huis
komt, zie Willemsoord
hoeve 35
Jan van Heest
begint in 1823 als wijkmeester
in Willemsoord en daarna in Doldersum en wordt later schrijver der
fabriek bij het tweede gesticht te Veenhuizen.
Elsje van der Heide komt uit St Johannesga en behoort met
haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5
februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.
Willem Lammerts Heidema is afkomstig uit Scharmer, waar wel meer in de landbouw werkzame employés in Veenhuizen vandaan komt, en wordt eerst wijkmeester.
Jacob Heidt komt ook voor als Heijdt of Heijt, hij komt
via de subcommissie Middelburg in de kolonie Veenhuizen, verliest
zijn vrouw en hertrouwt met een dochter van een hoevenaar.
Pieter Johannes Heidt
komt als jongeman van 21 uit Den Haag als bestedeling. Hij huwt
een kolonistenweduwe en wordt kolonist, zie hier.
Johannes van der Heijde komt met zijn gezin uit Leiden en
ze mogen pas naar de proefkolonie als Johannes voor een
plaatselijke notabel een spitproef heeft
afgelegd.
Matthijs van der Heijde is een jongere broer van de hier
boven staande Johannes. Hij wil ook naar de kolonie. Eerst lukt
het niet, dan wil hij toch niet en uiteindelijk komt hij
eventjes.
Martinus en Matthijs Heijkamp zijn Amsterdamse
weeskinderen die september 1826 met ontslag uit Veenhuizen weggaan
vanwege 'bijzondere
omstandigheden'??
Van Jakob Heiliger heb ik alleen een plaatje dat hij in
1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar
de kolonie wordt gestuurd. Verder
weet ik niets.
Egbert de Held wordt
december 1820 op de boot gezet door de subcommissie van
weldadigheid Schiedam en betrekt in Frederiksoord-2 hoeve nummer 34
Hendrik van Helden woont van 1830 tot 1835 als jongeman op
de kolonie en denkt daar twintig jaar later met weemoed aan terug.
Gerrit van Helten en echtgenote komen met een boel jonge
kinderen in 1822 als vrije kolonisten naar Willemsoord, en gaan in
1836 weer weg als de meeste kinderen groot zijn
Willem Helm komt in 1834 als ingedeelde naar de kolonie
Frederiksoord, blijft er tien jaar en trouwt na zijn vertrek in
1844 met een kolonistendochter.
Bernardus Hendriks wordt op ongeveer 7-jarige leeftijd
vanuit Utrecht eerst in de vrije koloniën geplaatst en dan in het
kindergesticht.
Dirkje Hendriks is een van de weinigen die op contract D4
vanuit Weesperkarspel
in de koloniën komt. Ze is zes jaar als ze komt en vijftien jaar
als ze wegloopt.
In de categorie 'hele korte koloniale carrières', Jan Hendriks, in 1828 uit Den
Haag komend. Hij wordt even genoemd op de pagina transportkosten
Johannes Hendrik Hendriks komt oktober 1826 vanuit
Haarlem in het kindergesticht als deel van een groepje van vijf
kinderen en hij behoort tot de drie die dat niet overleven
.
Hendrientje Hendriks is een weesof armenkind die juni 1820 door de
Provisoren van het Armenweeshuis te Harderwijk is ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord
Hendrik Hendriks, of
Hendriksen, komt vanuit Leiden in juli 1822. Het enige dat verder
bekend is, is dat hij woont op Wilhelminaoord hoeve 84
De in 1820 wees geworden Adriaan, Anna Barbara, Wilhelmina
Christina en Jacoba Hendrikse komen juni 1823 uit
Tholen en ze komen alle vier goed
terecht.
Cornelis Hendriksen en Dirkje Hendriksen zijn weeskinderen die juni 1820
door het Armenweeshuis te Harderwijk worden ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord
Dirkje Hendriksen is vast familie van
bovenstaande, ook zij wordt juni 1820 door de Provisoren van het
Armenweeshuis te Harderwijk ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord
Godfried Benjamin Henning komt oktober 1826 vanuit Haarlem
in het kindergesticht en besluit na acht maanden dat hij hier niet
wil zijn en neemt succesvol de benen.
Frans van Hensbergen
arriveert 1826 vanuit Den Haag in Frederiksoord. Een zoon komt
voor bij verhaal nr 4 van de Verhalen uit
Wilhelminaoord.
Hendrik Henze komt juli
1822 als ingedeelde uit Amsterdam mee met de familie Hoedemaker en
hij zal de kolonie nooit meer verlaten, zie Wilhelminaoord hoeve 68
Louis Nicolaas van Herfden en Koenraad van Herfden
zijn weesof armenkinderen die eerst in het kinderetablissement in Veenhuizen en dan in het
Instituut te Wateren wonen.
Franciscus Herskamp komt
juni 1820 uit Den Haag in Frederiksoord-2, zie hoeve 9,
Op 23 januari 1829 fikt zijn huis af en achteraf krijgen ze daar
de schuld van..
Pieternella van Herwaarde
staat op de kolonie beter bekend als 'de weduwe Zwak'. Herkomst
Gorinchem, aankomst juni 1820, woonstek Willemsoord hoeve
44
Nicolaas van Heusden is een uit Leiden afkomstige wees die in 1821
wordt ingedeeld bij de weduwe Karper op hoeve 81 van Willemsoord
Jacobus van den Heuvel is
een van de drie jongens die december 1821 door Amersfoort bij een
gezin gevoegd worden, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Maria en Huibert Heybrink zijn door de
Leeuwarder voogden in huis gestopt bij het gezin van Jelle Wessels
de Vries, zie hoeve 34 in
Wilhelminaoord
De vrouw van arbeiderskolonist van der Heyde is door een
ander arbeiders echtpaar uitgescholden. De raad van tucht
is er om haar genoegdoening te geven.
A.M. Heijstek is boekhouder op de Ommerschans, maar wordt de laan
uitgestuurd als hij met twee bedelaarskolonistes is wezen
stappen.
Wilhelmus Hidser is een rondzwervend kind van circa acht
jaar van waarschijnlijk Duitse ouders en zoals te verwachten zal
hijdat niet overleven.
Johannes Pieter Hijgenaar is een van de kortstondigste
kolonisten die er ooit geweest is. Zijn hééle korte verhaal staat
onderaan deze pagina.
Zijn halfbroer was er 30 jaar eerder:
Pieter Johannes Hijgenaar is een wees uit Veenhuizen die
via het Instituut te Wateren in het onderwijs terechtkomt
en zelf aan wezen les gaat geven. Maar niet zo heel lang.
Anna Maria Elizabeth Hilgers is eventjes vrije koloniste
en daarna wordt haar echtgenoot winkelier
te Veenhuizen, maar die heeft daarbij 'geen regitige
administratie'.
Johan Herman Hilkemeijer
arriveert met zijn gezin maart 1826 en wordt na verloop van tijd
vrijboer te Frederiksoord, zie de pagina vrijboerenreglement 1830.
Reinier Hill wordt heen en weer geslingerd van vrije
kolonist naar arbeider in Veenhuizen en viceversa. Hier een brief van hem, of beter
namens hem.
Een verhaaltje op de site over
de familie Hille uit Schiedam en hun ingedeelde Cathatina
Berenfanger. Met onderaan die pagina de verwijzingen naar sites
die over Hille gaan.
Johanna Hillemans is de echtgenote van Albertus Lagcher en
komt met hem en vier voorkinderen in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en twee jaar later
Wilhelminaoord.
Toontje Hillo is de echtgenote van vrije kolonist, arbeiderskolonist en strafkolonist Willem Brauckman. Ze kan ook heten Hello of Heiloo of nog iets anders.
Mietje Daniel Hilsen is de echtgenote van Joseph David
Wijl. Ze wonen negen jaar in de kolonie Willemsoord, en worden slechts
kort genoemd op de pagina van een naamgenoot.
Jannetje His zou een bij huisverzorger
Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16,
behorend dochtertje zijn maar het is moeilijk leesbaar, misschien
is het Slis.
Hendrina Hissels is de echtgenote van Adrianus Wijnmalen,
met wie ze augustus 1822 vanuit Delft naar Willemsoord komt. Het
is een verhaal van drie jaar graag terug willen.
Matthijs Julius Hobus komt 1841 in de kolonie, verliest na
zeven maanden zijn echtgenote en hertrouwt met een dochter van
Verboom, waardoor zijn geschiedenis op die pagina staat.
Gijsbertus Hodenpijl is van 1838 tot 1847 geneesheer bij
Veenhuizen-3. Hij beleeft een angstige nacht als hij met de
directeur der stoomspinnerij gaat
stappen.
Cornelis Hoed is geboren 11 december 1809 en ingedeelde,
afkomstig uit Zaandam. Hij komt heel eventjes langs op de pagina Farenkamp.
Hendrik Hoedemaker
vertrekt juli 1822 vanuit Amsterdam naar de kolonie, maar zal die
nooit bereiken. Zie verder bij Wilhelminaoord hoeve 68
Leendert Hoedjes is een
weesof armenkind uit Haarlem die juli 1821 wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord
Grietje Klazes Hoedt komt uit Oudehaske en behoort met
haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen
komen.
Kornelis Hoedt komt met zijn gelijknamige zoon januari 1829
in Wilhelminaoord. Dan mogen ook dochters Neeltje en Adriana
uit het kindergesticht zich bij hen
voegen.
Jan van der Hoeff
arriveert 1826 uit Amersfoort. Van zijn zes kinderen zullen er
drie ook voor het koloniale bestaan kiezen, de hele familie staat
op de Van der Hoeff-pagina.
Jan van der Hoek behoort
tot de Amersfoortse weesof armenkinderen die in 1854 op de kolonie
aankomen, zie Amersfoortse
ingedeelden.
Jan Hoek wordt in juli 1821 door de schout van De Rijp
ondergebracht bij de weduwe Zwaan te Willemsoord.
Sikke Hessels Hoekstra
komt juni 1820 vanuit Hennaarderadeel (arr Leeuwarden), met
achterlating van een zoon, en vestigt zich in Frederiksoord-2, zie hoeve 26
Elbert Hoen komt als weduwnaar met vier kinderen in 1839
uit Enkhuizen naar de kolonie
Willemsoord, vindt na enkele jaren een nieuwe bruid en blijft tot
zijn dood.
Johannes Henricus Hoendervoogd wil in 1829 vanuit het
kindergesticht in Veenhuizen vrijwillig de
militaire dienst in. Het is niet zeker, maar waarschijnlijk
krijgt hij zijn zin.
Gerrit van der Hoeven is
een weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie
wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Johannes Adamus Hoffman
arriveert april 1820 vanuit Amsterdam en woont Frederiksoord-2 hoeve 39.
Elders op de site brieven van wezen uit Tholen, waaronder Johannes
Hofman, die in 1824 vanuit de koloniën brieven vol
dankbaarheid aan het
thuisfront schrijven.
Jan Koene Hofman,
hoogstwaarschijnlijk afkomstig uit Steenwijkerwold, fungeert rond
1822 korte tijd als wijkmeester, Willemsoord hoeve 97bis
(onderaan die pagina).
Nicolaas Hofman komt als wees uit Tholen, wordt kwekeling en dan
onderdirecteur binnen en boekhouder bij het Instituut te Wateren
en later boekhouder op de Ommerschans
Gerrit Hogenbrink wordt vanuit Weesp en Weesperkarspel,
waar het geslacht vooral bekend schijnt te staan als Hogenberk,
afgevaardigd naar de proefkolonie.
Sophia Alida Hollink,Christina Hollink en Gerrit
Hollink zijn geboren te Loenen, maar door Amsterdam in 1840 geplaatst in het
kindergesticht te Veenhuizen.
Holsteyn, voorletter misschien F maar kan ook T
zijn, wordt de eerste boekhouder van het
kinderetablissement Veenhuizen-1.
Jan Homberg is juni 1820 een van de
kinderen die door het Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn
ingedeeld op hoeve 69 te
Willemsoord
Jacob David Hoofien is een van de twee joodse gezinshoofden
in de
proefkolonie, gezonden door de Amsterdamse subcommissie Tot
Nut en Beschaving.
Albertus Vink Hoogendijk komt 1825 uit Vlaardingen als arbeidershuisgezin, maar
wordt na drie jaar vrije kolonist te Wilhelminaoord, waarna hij
overlijdt.
Jannetje Hoogendorp is de echtgenote van kolonist Willem
Gerritse Moen en als die in de strafkolonie is overleden, zet zij
als de weduwe Moen de koloniale
carrière voort.
Dirk van Hoogmoed komt op
9 juli 1821 met zijn gezin aan en wordt gehuisvest in Wilhelminaoord hoeve 47
De uit De Rijp afkomstige Geertje Hooijboer wordt
eventjes genoemd
als zij (twee keer) bij de familie Lucassen is ingedeeld.
Albertus Jacobus Hoomoedt komt in 1829 als vrije kolonist
uit Den Haag en blijft in die positie in Willemsoord tot 1856: Een overzicht van belevenissen van
de familie.
Hendrik Hopman uit
Amersfoort heeft een
eigen file op www.deproefkolonie, want hij hoort tot
de eerste opvolgers van weggestuurde proefkolonisten.
Cornelis Horemans, Susanna Horemans en Petronella Horemans zijn wezen
uit Haarlem die julie 1821 worden ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord
Hiltje Tijsses Hornstra is de echtgenote van de onderdirecteur voor de
landbouw bij het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding te
Wateren vanaf 1837.
Gijsberta van der Horst komt met haar gezin eerst in het
bedelaarsgesticht en slechts enkele
maanden na daaruit ontslagen te zijn als vrije kolonist in
Frederiksoord.
Joannes van der Horst is
een van de drie jongens die december 1821 door Amersfoort bij een
gezin gevoegd worden, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Een van de topstukken als verzorger van wezen is de door
Leeuwarden gezonden Johann
Heinrich Horst, opvolger van de hieronder genoemde
Hubert, zie Wilhelminaoord hoeve 52.
Rijmert van van der Horst
behoort tot de Amersfoortse weesof armenkinderen die in 1854 op de
kolonie aankomen, zie Amersfoortse
ingedeelden
Petronella Hoskum (of Hostrum??) is een ingedeelde uit
Dordrecht die van haar 16e tot haar 20e in de kolonie woont en dan wegloopt. Zie bij
Willemsoord en dan hoeve 47.
Laurentius Cornelis, Catharina, Pieternella
Wilhelmina en Levina Johanna in 't Hout komen in
1826 in het kindergesticht
te Veenhuizen. En ze komen er ook weer levend uit.
J. van der Houten is GEEN koloniebewoners, maar employée op
het kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt
hij een gratificatie.
Dirk Houtman is de
proefkolonist uit Vlaardingen, waarvan na twee maanden wordt
gemeld dat hij ín Harderwijk 'den schouder heeft uit elkander
gevallen'.
Willem Hubert en Geertje Dirks zijn door
Leeuwarden gezonden als huisverzorgers voor zes Leeuwardense
wezen, en betrekken hoeve
52 op Wilhelminaoord, maar niet voor lang.
Jan Hubbeling behoort
tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de
huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16
Pierre G. Huët is in 1834 de arts van het eerste of
kindergesticht te Veenhuizen. Op deze pagina houd ik bij
waar hij op de site opduikt.
Cornelia Maria Huigh is een weesmeisje uit Schoondijke
die zwanger raakt als ze een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Instituut voor Landbouwkundige
opvoeding te Wateren.
Johannes Huijzer is juni 1820 een van de kinderen die door het
Algemeen Armbestuur te Rotterdam zijn ingedeeld
te Willemsoord (zie hoeve 69).
Kolonist Hulsbring komt op deze pagina's alleen heel kort ter sprake als kinderen van de weduwe Amende bij hem worden ingedeeld.
Vier jaar na hun aankomst in 1828 verdwijnt Gerrit Huisman
met zijn moeder naar de
strafkolonie, maar later wordt hij kolonist via een huwelijk
met een dochter van Bollen
Maarten Cornelis Huisman wordt een van de
eerste wijkmeesters op de gronden rond het kinderetablissement
Veenhuizen-1 en hij blijft dat vijfendertig jaar.
Susanna van Hullen komt met haar echtgenoot Jacob Heidt via de subcommissie Middelburg in een woninkje te Veenhuizen, maar overlijdt na een jaar.
Adrianus Hulst is adjunct-directeur van de Ommerschans en
heeft in dit verhaaltje
alles helemaal uitgezocht. Met onderaan een klein beetje extra
informatie.
Alida van der Hulst is de echtgenote van voormalig maitre
de logis en later wijkmeester te Willemsoord en in kolonie 7, die
het volgens getuigende kolonisten zwaar
te lijden heeft.
Schrijver van een hele mooie sollicitatiebrief Coenraad Hulst, wordt 1825
onderdirecteur vanVeenhuizen III. Later brengt hij het tot adjunct-directeur der
vrije koloniën.
Pieter van der Hulst komt dankzij de provinciale commandant
van Noord-Holland in 1823 met zijn gezin in Willemsoord. Alle mij
bekende belevenissen van het gezin op deze pagina.
Neetje Hultum of Hultien komt in 1824 met haar
gezin uit Delfshaven naar een woning voor een arbeidershuisgezin. Het duurt
nog geen drie jaar.
Remke Sybolts Hunia komt met zijn gezin vanuit Harlingen
naar een arbeiderswoning
in Veenhuizen en wordt een vaste kolonistenvertegenwoordiger in de
tuchtraad.
Maria Huussen is de echtgenote van Albertus Vink
Hoogendijk, eerst arbeiders, dan vrije kolonist, en ze hertrouwt na de dood van
haar man met een jonge kolonistenzoon.
I |
De 40-jarige Jan Egbert Idinga
wordt 1822 uit Steenwijkerwold aangetrokken omdat er gebrek aan
huisverzorgers is, Willemsoord
hoeve 14.
Hendrik Jan IJsveld is een van de vele wezen die door het
Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle op hoeve nummer 1
van de kolonie Frederiksoord
gestald worden.
Johannes Inpijn komt in 1830 aan, vertrekt 1837 en is er
in 1839 al weer. Er komt nogal wat drankmisbruik
en geweld bij kijken.
J |
Elsje Jacobs, Hendrik
Jacobs, Cornelis Jacobs
en Grietje Jacobs (op
volgorde van oud naar jong) zijn kinderen van Akke Beezem
in Wilhelminaoord (zie hoeve 49)
Jantje Jacobs, soms als Jantje Jacobs Brink geschreven, is
in 1829 de tweede vrouw van Martinus Uhl, die dan net is
aangesteld als hoofdonderwijzer
te Wilhelminaoord.
Nehemia Jacobson is de eerste rabbijn van de joodse
gemeente in Willemsoord. Hij heeft het vooral in het begin nogal eens aan de stok met
leden van zijn kudde.
Anna Roelofs Jager is de echtgenote van Maarten Cornelis
Huisman die vijfendertig
jaar lang wijkmeester is bij het eerste gesticht te
Veenhuizen.
Jippe Jakobs Jagt schijnt wijkmeester in Veenhuizen te
zijn. Hij komt héél eventjes langs op deze pagina als hij in
1829 heel passend bij zijn naam 'opziener der jagt' wordt.
Maria Janken (of Janka) komt in 1839 vanuit Amersfoort naar een vrije kolonistenwoning in Frederiksoord, maar overlijdt al snel. Zoals vaak direct na een bevalling. Haar voorkind Nicolaas Janken wordt eventjes genoemd als hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.
Anna Magdalena Jans komt in de kolonie als haar echtgenoot
wijkmeester wordt, en
verlaat na diens ontslag in 1824 de kolonie om achttien jaar later
terig te keren.
Trijntje Jans (40) is
weduwe van Schelte Karper en augustus 1820 door Dokkum gezonden
als huisverzorgster, welk vak ze uitoefent te
Willemsoord (zie hoeve 81).
Roelof Jans komt met zijn gezin in 1822 vanuit Groningen
naar de vrije kolonie Willemsoord. Na vier jaar wordt hij
hoevenaar te Veenhuizen. Twee dochters trouwen daar.
Albertus Jansen komt als weesof armenkind in 1820 vanuit
Zwolle in de kolonie Frederiksoord. Hij woont bij de huisverzorgers
Louis van den Berg en Hendrik Bultman.
Christina Jansen is de echtgenote van de vrije kolonist
Friedricht Friess die in 1839 vanuit Amsterdam naar Wilemsoord
komt. Zij heeft vaak ruzie met
buren.
Johannes Lambertus Jansen wordt voorgedragen door Rotterdam
en komt maart 1822 als kolonist aan. Zie dit verhaaltje op
de site van VeleHanden.
Lubbert Jansen komt vanuit Wageningen naar de proefkolonie
en is zo'n succesnummer dat hij tot twee keer toe een gouden medaille
ontvangt.
Pieter Josephus Jansen gaat er vandoor uit het
kindergesticht in Veenhuizen. Als de wijkmeester hem
in Leeuwarden probeert op te halen, is de vogel al gevlogen.
Wouter Jansen (48) en Geertrui Hendriksen (50) komen
augustus 1820 met zes kinderen uit Amersfoort en vestigen zich te
Willemsoord (zie hoeve 64).
Zacharias Jansen is een weesjongen uit Zaandam die door
die stad in 1831 naar het kindergesticht in Veenhuizen wordt
gebracht. Vandaar gaat hij naar Wateren.
De vondeling Johannes Janssen is zeven jaar als hij in
1845 uit Amsterdam naar het kindergesticht te Veenhuizen gebracht
wordt. Later zijn er
problemen, tot uit Pruisen toe.
Poulus Janssen uit Zwolle wordt 1 november 1832 aangesteld
als zaalopziener
te Ommerschans, maar dat duurt minder dan een jaar.
Als de proefkolonistenfamilie Dikkeboom naar huis is gestuurd,
plaatst Steenwijk het veel gezeglijker gezin van Sietsen Jansz, die eigenlijk Van Lubeck heet.
Crijn Cornelis Jasper uit
Leiden wordt 1825 voorgedragen als arbeidershuisgezin, maar heeft
te veel kinderen en wordt hetzelfde jaar vrije kolonist in
Willemsoord, zie zijn pagina.
Hester de Jel is de echtgenote van Abraham Prins met wie
ze in 1820 uit Schiedam naar de vrije kolonie Willemsoord komt.
Dan volgt strafkolonie
en uiteindelijk Veenhuizen.
Adrianus Jellema uit Leeuwarden komt met zijn gezin in
april 1825 als arbeiderskolonisten in Veenhuizen aan. Na een
tijdje willen ze alweer weg en oktober 1828 lukt dat ook.
Naar eigen zeggen is het een boze
stiefmoeder die Rigtje Jellema in Leeuwarden tot een
losbandig en crimineel bestaan brengt. Als zij in 1828 opnieuw
achter de tralies verdwijnt, worden de drie zoons Rense,
Joseph en Jelle 4 jaar in Veenhuizen ondergebracht.
Dirk van Jeveren komt op
zijn 40ste in de kolonie, vanuit het arrondissement Rotterdam en
hertrouwt na de dood van zijn vrouw met een buurmeisje, zie zijn eigen pagina.
Bregtje de Jong is een
voorkind van de weduwe Reinoudje Bakker, met wie zij juli 1822 uit
Texel komt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 81
Beerend Hylkes de Jong komt uit Oudehaske en is een van de
slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin
opgenomen wordt.
Jan de Jong is een vrije kolonist in Willemsoord, daar in
1846 aangekomen vanuit Utrecht. Hij laat een brief schrijven als
zijn zoon tot de strafkolonie is veroordeeld.
Marijtje de Jong komt juli
1822 van Texel als ingedeelde bij het ook daarvandaan afkomstige
gezin van gerrit Slot, zie over haar de pagina Texel
Adrianus de Jonge is afkomstig uit Zaltbommel vanaf zijn
tiende ingedeelde in de vrije koloniën. Hij komt even ter sprake als hij is ondergebracht bij de
familie Van Manenberg.
Elisabeth Adriana de Jonge is een wees uit Tholen die Zwollenaren en 15 maanden is
ingedeeld bij de familie Stollmeijer.
Grietje Klaas Jongens
staat op de kolonie bekend als de weduwe Muis en komt 1820 uit Krommenie. Zie de aan haar gewijde pagina.
Margaretha Jacoba Jordan en Willem Hendrik Jordan zijn
weeskinderen uit Amsterdam die in 1833 in Veenhuizen aankomen. De
tweede overleeft en komt in Wateren.
Herman Jurgens komt uit
Delfzijl, althans daar is hij sergeant, en treedt februari 1822 in
dienst van de Maatschappij, zie deze
pagina over zijn carrière van vijftien jaar als employé.
Hermanus Jürgens begint
als ingedeelde wees, wordt later arbeidershuisgezin en nog later
hoevenaar. Maar bij de Burgerlijke Stand heet hij Hermanus van der
Most, zie ook
deze pagina.
Jurgen Jurgens komt per 1
juni 1823 als wijkmeester de wijkmeesterswoning 97bis in Willemsoord
(onderaan die pagina) bewonen,
Johannes Jurriën is een wees uit Amsterdam die in 1842 in
het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt op de
concept-ontslagvoordracht voor 1845.
K |
Willem Kalbe is het gezinshoofd van een Amsterdams
kolonistengezin dat volstrekt
kansloos is en dat na twaalf jaar de vrije kolonie uit moet.
J.H. Kalbfleisch komt vanuit het werkhuis te Veere naar
Veenhuizen om onderdirecteur
van de fabriekmatigen arbeid te worden. Het duurt niet lang.
De naam van vrije kolonist Pieter Kalkhoven wordt
in de kolonieadministratie meetal als Calkhoven geschreven, dus
heb ik hem onder de 'C' gezet.
Neeltje de Kam is een (half)wees uit Vlissingen die in 1825
in het kindergesticht te
Veenhuizen komt en die daar met wisselende omstandigheden nooit
meer weg zal gaan.
Een stukje op de site met een
rijmpje over kolonist Kamans, de opvolger van de Arie Kamans die in 1820 vanuit
Schiedam naar de kolonie kwam.
De fuselier J.H.
vander Kamp behoort tot de eerste veteranen die
november 1828 als veldwachters bij het
bedelaarsgestichtOmmerschans worden
aangesteld.
Carel van Kampen is een van de vele Dordrechtse
weeskinderen die in de kolonie Willemsoord is gestationneerd. Hij
komt heel eventjes voor op deze
pagina.
Cornelis Arend Kampers uit Delft, geboren 22 november 1831, overlijdt in 1848 drie maanden na zijn aankomst op de kolonie.
Klaas Foekes Kamstra komt uit IJlst, eerst arbeider, dan vrije
kolonist, dan weer arbeider. Ook zijn zoon Jacob Klazes Kamstra is
vrije kolonist en arbeider, maar ook strafkolonist.
Hendrik en Carel
van Kampen behoren tot de (enorme) lading wezen uit
Dordrecht die juni 1820 aankomen, ze komen op Willemsoord hoeve 14 en hoeve 23
Maria Kappelman is de echtgenote van de vrije kolonist
Johannes de Waal die wordt bevorderd tot zaalopziener te
Veenhuizen maar al snel de
laan uivliegt.
Schelte Karper is de zoon
van Trijntje Jans met wie
hij augustus 1820 uit Dokkum komt en met wie hij woont op hoeve 81 te Willemsoord
Catrina Kartees is de echtgenote van zaalopziener Schaghen
bij Veenhuizen-2 en ze schrijft een wanhopige
brief als het er naar uitziet dat haar man ontslagen gaat
worden.
Adriaan Kasper komt in 1823 als wees uit Tholen. Hij zal de
kolonie pas verlaten in 1860 na jarenlang onderdirecteur voor de
landbouw en opziener te zijn geweest in Wateren.
Gerrit Jan de Kaste wordt in 1844, dertien jaar oud, door
het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de hoeve met wezen uit Zwolle
geplaatst.
Akke Jacobs ten Kate is de echtgenote van Klaas Foekes Kamstra, met wie ze uit IJlst
komt en arbeider te Veenhuizen, vrije kolonist en arbeider te
Veenhuizen wordt.
Pietertje Hendriks Kattouw loopt al tegen de veertig als ze
in de kolonie aankomt. Er is
ook nog een vermelding van haar bij een latere indeling te
Willemsoord, zie hoeve 47.
Aagje Jans Keg is 39 jaar
als ze 1820 uit Koog aan de Zaan in de kolonie komt en wordt
ingedeeld bij huisverzorger Smit.
Als die weduwnaar is geworden, trouwen ze.
Anthonie Keizer die
natuurlijk ook als Keyzer en Keijzer voorkomt, arriveert juli 1821
en betrekt in Wilhelminaoord hoeve nummer 46
Met een fraaie rij voornamen komt Henricus Wilhelmus Ambrosius
Kemper in 1826 met zijn gezin in Wilhelminaoord aan. In 1834
is hij voor die kolonie gemeensman.
Teunis Kerker en Trijntje Gerrits en vier
kinderen komen midden 1820
in Willemsoord (zie hoeve 9). De ouders overlijden, de
kinderen hebben 1829 allen de kolonie verlaten.
Elisabeth Kerkhoff komt juni 1820 met man en kinderen uit
De Rijp naar Willemsoord en
daar gaat alles mis wat er maar mis kan gaan.
De manier waarop de broers Hubertus Jacobs Kerkhoven en Antonius
Jacobs Kerkhoven uit Harlingen worden teruggebracht naar VH
is nogal een vermakelijk
verhaal.
Franciscus Dianicus van Kessel komt voor op de voordracht tot ontslag
voor wezen in 1836 en verlaat inderdaad enkele maanden later het
kinderetablissement in Veenhuizen.
Dirk en Jan van Kesteren komen als
wezen uit Delftshaven in juni 1820 aan in Willemsoord en worden
later allebei kolonist. Hun
koloniale carrières verschillen nogal.
Maria Ketner is een ingedeelde uit Middelburg van wie op
deze pagina ter sprake komt dat ze samen met de kolonist bij wie
ze is ingedeeld een diepgaand
verhoor moet ondergaan.
Elisabeth van Keulen is een ingedeelde uit Rotterdam, die
later zal trouwen met kolonistenzoon Laurens Augustijn en daarom
even genoemd wordt op de Augustijn-pagina.
Hendrik Kiebe is een in 1821 aankomende
wees uit Dordrecht, die wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord
Hendrik Kiela uit Dordrecht ziet als ingedeelde van 1821
tot 1832 diverse koloniale gezinnen van binnen. Hij zit ook een
tijdje bij de weduwe
Van Driel (zie bij hoeve 8).
Klaaske Kiestra is de echtgenote van Klaas Pieters
Dijkstra. Haar hoogbejaarde ouders brengen hun laatste jaren door
bij hen op de grote boerderij
bij Veenhuizen.
Hendrik Koenraad Kimmel komt als wees in 1820 op de
kolonie. Hij is een kind van 'de weduwe Kimmel'. Hij woont in
Frederiksoord bij huisverzorgers
vd Berg en Bultman.
Hendrik Ki(e)nast schijnt geboren te zijn in Zwitserland en
komt in 1830 op de Ommerschans als zaalopziener, zie hier. Na
een tijdje in schuttersdienst wordt hij winkelier
te Veenhuizen.
Diederik Bernardus Kissing verblijft twintig jaar op de
kolonie als ingedeelde en verblijft bij diverse families. Hij zir
ook een tijdje bij de jonge Zwier en een jaar bij de oude Zwier.
Anna Gezina Wilhelmina Klaassen is een weesof armenkind van
wie een zakboekje is bewaard gebleven. Zie deze pagina met extra
informatie onderaan.
In 1829 in de kolonie Willemsoord geplaatst door de subcommissie
van weldadigheid Harderwijk, Hendrik Klaassen, getrouwd
met Jannetje Raaijen. In 1837 is hij gemeensman.
Frederika Klaudi is weduwe
van ene Cornelis wiens achternaam ik niet kan ontcijferen en komt
september 1820 uit Amsterdam als huisverzorgster, Willemsoord hoeve 58
Dirk Klaver komt 2 november 1818 vanuit Harderwijk in de
proefkolonie. Het merendeel van de familie zal altijd in de
koloniën blijven.
Evert Kleberg is een zoon
van Maartje Verberne, afkomstig van Texel, aankomst juli 1822,
vestigingsplaats Wilhelminaoord
hoeve 82
Tot de grote groep Rotterdammers die in 1820 naar Willemsoord
komen, behoort ook Gijsbert van
der Kleij, zie
hier met enkele verwijzingen naar elders op de site.
Jacquelina van der Kleijn is de vrouw des huizes van het gezin Stollmeijer dat vijftien jaar (1846-1861) op de kolonie blijft en het houdt dan voor gezien houdt.
Johan Godfried Kleijn
(of Klijn of Klein) heeeft een van de kortst denkbare koloniale
carrières, hij overlijdt na twee maanden. Zijn weduwe hertrouwt, zie hier.
Cornelis de Klein komt
1841 uit Utrecht met een stoot kinderen die grotendeels andere
koloniebewoners zullen trouwen; zie over hem de kwartierstaat C.G. Langelaar
Anne Arends Kleinman komt net als de hieronder genoemde
Kleinman uit Steenwijk, wordt heel eventjes genoemd bij Frederiksoord-2 hoeve
nummer 12.
Arend Oijens Kleinman komt
uit Steenwijk en arriveert in mei 1820 te Frederiksoord-2, hij
komt op hoeve nummer
12.
Maria Helena de Klerk is een weesmeisje uit Dordrecht die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
Zacharias, George Hendrik en Maria Catharina
Kligge staan onder bescherming van de provinciaal commandant
van Overijssel en komen door diens toedoen in de kolonie.
Gezien hun latere posities zijn het harde werkers, de gezinsleden
van Frederik Klijzing, die in 1822 uit de Beemster in
Willemsoord komt. Het gezinshoofd is in 1834 gemeensman.
Alida Klinenhage is vcanuit Amsterdam in het
kinderetablissement in Veenhuizen geplaatst. Ze is een van de
wezen van wie een zakboekje bewaard
is gebleven.
Willem Klingen komt op 1
augustus 1821 met echtgenote en drie kinderen uit Rotterdam en ze
worden de tweede bewoners van Wilhelminaoord hoeve 56
Jan Hendrik Kloekers begint als opzichter over de
buitenwoningen maar wordt daarna zaalopziener in het
kinderetablissement Veenhuizen-1.
Jan Kloosterman is een wees in Veenhuizen die na zijn
ontslag niet erg prettig wordt
ontvangen door het gemeentebestuur van zijn geboorteplaats Nisse
in Zeeland.
De jubeldichter uit Opperdoes is een stukje op de site over
kolonist Sipke Kloppenburg, hoog opgeleid, maar
door een 'ontijdig en ongelijk huwelijk' tot armoede vervallen.
Teunis Klopper, Klaas Klopper en Marijtje Klopper zijn
voorkinderen van de echtgenote van Gerrit Jans Slord die op hoeve
29 van Wilhelminaoord
woont
Jacob Kluvers begint als winkelier, wordt onderdirecteur
in Veenhuizen en nog later adjunct-directeur en gaat na Pasen 1840 roemloos ten
onder.
De gegevens over een van de meest spraakmakend kolonisten, de
Utrechter Johannes Hermanus
Kniessenberg. zijn verzameld op deze pagina.
Juliane Frederike Sophia Knorr is al vijftig als ze met
haar echtgenoot Herman Jurgens naar Willemsoord komt, waar hij als employé van de Maatschappij
is aangesteld.
Christiaan Mart(inus) Koch, die later zal voorkomen als
Christoffel Martinus Koch, is een voorkind van de echtgenote van
Gerrit van Manenberg. Hij wordt
later zelf kolonist.
Vrije kolonist Johannes Koedijk komt augustus 1851 vanuit
Rotterdam in de kolonie Frederiksoord en komt op deze pagina's
alleen hier heel even voor.
Eeke Johannes Koen komt met echtgenoot en kinderen vanuit
Harlingen naar Veenhuizen
om haar intrek te nemen in een woning voor arbeidershuisgezinnen.
Hendrik Koene is
veteraan-veldwachter te Ommerschans en komt even voor in een
stukje uit 1836 onderaan een van de pagina's van proefkolonist Molenaar
Hillegonda Koenen komt met echtgenoot Jan Thesing in 1822
vanuit Zaandam naar de kolonie Wilhelminaoord, maar heeft na een
jaar 'de hoogste tegenzin
tegen de kolonie.
De achternaam van Abraham Koenrades komt net zo vaak voor
als Coenrades. Vrije kolonist in Wilhelminaoord vanaf 1825 met
kroost dat erg graag blijkt te willen
blijven.
Kornelis Koger is een
ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822
uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79
Auke Folkerts Kok wordt
december 1819 aangesteld als huisverzorger op een hoeve in
Frederiksoord-2 en hij is ondergebracht op de pagina met kolonisten die Kok
heten.
Elisabeth Kok is de echtgenote van Johannes Wilhelmus
Martinus van der Palm en komt mals vrije kolonistengezin naar de kolonie dankzij 'een
respectabele hand'.
Hilletje Kok is vanaf 1831
bestedelinge uit Broek in Waterland, er volgt meer maar nu komt ze
eventjes langs in dit
verhaaltje.
Izak Johannes Kok komt als vrije kolonist in 1823 vanuit
Rotterdam naar Willemsoord en gaat later naar Frederiksoord. Hij
staat op de pagina over alle
vrije kolonisten die Kok heten.
Joannes Hendrik de Kok
(57) en Helena Thijsse van
Middelaar (47) komen december 1821 uit Amersfoort, zie de pagina over alle vrije
kolonisten die Kok heten.
Johanna, Arie en Catharina Adriana de Kok zijn voorkinderen van Johanna Hillemans en komen met haar in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en twee jaar later Wilhelminaoord.
Hendrikje van der Kolk is twaalf jaar als het Armenbestuur
der Hervormde Gemeente te Zwolle haar naar Frederiksoord stuurt om bij
huisverzorger Jan Dunnink te wonen.
Jan Klaaszn Kompaan behoort tot de Enkhuizense
wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger
Cornelis Reedijk, Wilhelminaoord hoeve 16
Jan van Konijnenburg is
van 1829 tot 1859 directeur van de koloniën en komt in 1834 even
langs bij het Blatter-verhaal.
Geertruij Melles Koning wordt door de gemeente Leens op
haar 24ste in de kolonie geplaatst en na diverse malen bij
weduwnaars te zijn ingedeeld is het
raak.
De weduwe de Koning krijgt binnenkort nog een eigen
pagina, maar voorlopig staat ze even bij de familie Koenrades als ze daar
verblijft.
Pieter Konkelberg is ongeveer 60 jaar als hij door Den
Haag in de kolonie wordt ondergebracht. Hij verblijft onder andere
bij de familie van proefkolonist Alblas.
Emilius Carolus de Könningh is van 1835 tot 1839 arts bij
het eerste gesticht te Veenhuizen. Op deze pagina houd
ik bij waar hij
op de site opduikt.
Pieter, Jacob Johannes en Carel Willem van der
Koogh behoren tot de wezen uit Dordrecht die juni 1820 in
Willemsoord komen. De eerste gaat het koloniale onderwijs in.
Ale Boelens Kooistra,
kolonist uit Leeuwarden sinds 1828, is buurman van Leloux en
vooral van diens echtgenote. Daar krijgt hij weet van! Zie het onderste verhaal.
Wilhelmus Heronimus Kool
is een Rotterdamse bestedeling die kolonist wordt (1834) en
later vrijboer (1838). Genoemd op de pagina van proefkolonist
Walraven
van Haften
Margaretha Koole uit Amsterdam wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.
Koosius is een van de variaties van de achternaam
van Margaretha en haar dochters Hendrica en Johanna,
die 1830 kolonist worden..
Petronella Koot is een
weesof armenkind uit Haarlem die juli 1821 wordt ingedeeld op
hoeve 70 van Willemsoord
In een verhaaltje op de site komen ook gezinsleden van de
Woerdense kolonist Leendert van
Kooten voor, zie hier
Christiaan Adrianus Koppe is van 1820 tot 1837 wijkmeester
te Willemsoord. Alle informatie over
hem is te bereiken via deze pagina.
Abraham Koppejan komt namens Middelburg vanuit het Zeeuwse
platteland in de proefkolonie en begint net zo lang te zeuren dat
hij terug wil tot het mag.
Jacobus Koppens komt
december 1819 als huisverzorger uit Den Haag, zie zijn aankomst.
Binnen twee jaar wordt hij weggezonden.
Petrus van der Korst komt uit Zwolle en is achtereenvolgens arbeider, vrije
kolonist, strafkolonist, arbeiders, vrije kolonist en arbeider.
Elizabeth Korvezee kan ook Corvezee heten en is de
echtgenote van Cornelis Nicola
met wie ze in 1839 naar Willemsoord komt. Na vier jaar is ze
weduwe met zeven kinderen.
Kosius is een van de variaties van de achternaam van
Margaretha en haar dochters Hendrica en Johanna,
die 1830 kolonist worden..
In 1820 vanuit Hoogeveen gezonden met zes weeskinderen plus één
huishoudster, de 68-jarige Frederik
Koster. Willemsoord
hoeve 38, hij overlijdt na twee jaar..
Kortstondig kolonist Jan Kraak uit Utrecht
De uit Leeuwarden afkomstige Christiaan Kraan brengt het
in het kindergesticht te Veenhuizen tot acht vluchtpogingen en plakt daar in
de strafkolonie nog twee aan vast.
Jan Kraan uit Rotterdam begint als arbeiderskolonist op
nieuwjaarsdag 1824 en wordt in 1828 vrije kolonist. Zijn jongste
zoon speelt graag viool in herbergen.
Maatje Kraan, vanuit Nieuwe Tonge naar het
kindergesticht in Veenhuizen gezonden, heeft ruzie met een andere
wees en wordt met
een sikkel in haar arm gestoken.
Willemina Kraan behoort
tot de (enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen,
Willemsoord hoeve nummer 14
Op grond van 'de tweede helft van het contract van 16 en 19 juni
1826' komt Hermanus Krabbendam in
1835 vanuit Hoorn in de kolonie, en trouwt twee jaar later, zie hier.
Hendrikus Krabshuis is de proefkolonist uit
Almelo. Hij overlijdt na tien jaar kolonie, maar zijn echtgenote
en de kinderen blijven.
Alida Kral is de echtgenote van Johannes (Anthonius)
Franciscus Morriën, een van de boekhoudende Morriëns in de koloniën.
Hendrik Anthonij Jozeph Kramer
(51) en Johanna Maria van der
Maat (40) komen augustus 1820 uit Amersfoort, woning Willemsoord hoeve 60
Over de vrije kolonist Lammert Jansz Kramer uit
Monnickendam heb ik geen aantekeningen. Hij wordt alleen eventjes
genoemd bij deze ruzie.
Marijtje Kramer is de echtgenote van kolonist Jan Zwaan
uit De Rijp. Ze overleeft
hem, maar niet zo vreselijk lang.
Dina Krane ook genaamd de Zeeneboom is een weesmeisje uit
Tholen die een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te
Wateren.
Adrianus Pieter Kranendonk wordt op 45-jarige leeftijd naar de
proefkolonie afgevaardigd door de subcommissie van
weldadigheid Dordrecht
Gerritdina Krans is elf jaar als ze door het Armenbestuur
der Hervormde Gemeente te Zwollenaar de kolonie wordt gezonden. Ze maakt twee huisverzorgers mee.
Michiel Joseph Krans is een van de vele wezen die door het
Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle op hoeve 1 van de kolonie
Frederiksoord gestald worden.
Dirkje Kreemer komt de kolonie op als zij in december 1843
trouwt met Nicolaas Beun die dan opvolger
wordt op de hoeve van zijn ouders.
Voor Edo Jans Kremer,
herkomst Groningen, aankomst mei 1822, moet ik nog een plekje op
de site vinden, maar dochter Geertruijda wordt al genoemd bij Wilhelminaoord nr 73
De tweeling Jacobus en Martinus Kreuniger zou voor
de kolonist Boon, waar zij ingedeeld zijn, turf hebben gestolen van
de onderdirecteur. Het leidt niet tot vervolging.
C. Kriegel is GEEN koloniebewoners, maar employée op het
kantoor van de Maatschappij in Den Haag. November 1855 krijgt hij een
gratificatie.
Jan Frederik Krieger heeft een sconstante tijgende lijn in
zijn koloniale carrière. Hij blijft ook heel lang. Zie een pagina die helemaal aan hem gewijd
is.
Willem Jans Kriek behoort
tot de Enkhuizense wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de
huisverzorger Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16
Arnoldus van (der) Krieken wordt vanuit het
bedelaarsgesticht overgeplaatst naar het wezenetablissement in
Veenhuizen. Na drie jaar meldt hij zich aan bij de marine.
Albert Bouke Krol is pas
30 jaar als hij in 1822 uit Groningen in Willemsoord komt, in 1830
is hij vrijboer, zie het
reglement, in 1832 wordt hij wijkmeester.
Cornelis Krom komt uit Oostgrafdijk en wordt door de
Diakenen van de hervormde gemeente te Oostgraftdijk in de kolonie
geplaatst. Hij woont vier jaar bij
de familie Zwier.
Trijntje Krom is een ingedeelde uit Zaandam die van 1825
tot 1829 op de kolonie is en haar verblijf begint bij de weduwe Van
Driel in Wilhelminaoord (zie hoeve 8).
Er zijn veel bestedelingen die het niet lang op de kolonie
uithouden. Bijvoorbeeld Johannes Philippus Krook die op zijn 17de
in Willemsoord komt en op zijn 19de de benen neemt.
Zaalopziener Gerrit Kroon uit Veenhuizen is buiten het
jachtseizoen betrapt met twee patrijzen. De (weinige) over hem bekende gegevens staan onderaan
die pagina.
Hendrik Kruidhoed, in de
kolonie-administratie ook wel aangeduid met Kruithoek, arriveert
eind 1819 uit 's Fraveland als bewoner van Frederiksoord-2, zie hier.
Franciscus de Kruif, met een achternaam die mogelijkheden
geeft voor veel spellingvariaties, is de proefkolonist namens de
subcommissie Utrecht.
Simon Kruijt komt in 1829 met zijn gezin uit Leiden naar de
vrije kolonie Wilhelminaoord, maar hij overlijdt als hij in 1833
met verlof in zijn oude woonplaats
is.
Kolonistengezin Kruinberg komt op deze pagina's alleen
heel kort ter sprake als
kinderen van de weduwe Amende bij hun worden ingedeeld.
Herke of Herko Kruk behoort tot de Enkhuizense
wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger
Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16
Willem Kuijt uit Zaandijk wordt eventjes genoemd als hij
is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.
Egbert Kuiper, geboren te St Nicolaasga, wordt 1
december 1839 door Leeuwarden in het kinderetablissement te
Veenhuizen afgeleverd. Na acht
maanden is hij ervandoor.
Jan Kuit behoort tot de eerstelingen uit Hoogeveen en
zijn geschiedenis staat op de daaraan gewijde pagina.
Heere Jaakes Kuiper en
gezin arriveren augustus 1821, geplaatst door de subcommissie
Leeuwarden uit de contributie en bewoners van Wilhelminaoord hoeve 65.
Gerrit Harms Kuipers komt uit Slochteren en wordt onderdirecteur-buiten, verantwoordelijk voor de landbouw, bij het eerste gesticht te Veenhuizen.
Matje Harms Kuipers is een zus van de hiervoor genoemde
Gerrit Harms en dat zal de aanleiding zijn dat Matjes echtgenoot
Willem Lammerts Heidema ook naar
de kolonie komt.
Gerrit Kuit behoort tot de eerste drie weglopers uit het
kindergesticht te Veenhuizen die tegen hun zin
worden teruggebracht. Hij moet het er daarna zeven jaar zien uit
te houden.
De joodse kolonisten Joel de
Kuit en Henriette Polak
uit Den Haag blijven slechts enkele jaren, van 1821 tot 1825, zie
over hun snelle vertrek op deze
pagina.
Willem Kuiters en Geertje Hoymans horen bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8
juni 1820), Willemsoord
hoeve nummer 61
De achternaam van George Coenraad Kuntz, arbeiderskolonist uit Delft, komt
ook voor als Kunz, Koens en Coens, zodat je niet goed weet waar je
zoeken moet.
Henricus Kurvers is een weduwnaar met vier kinderen die
begint als arbeidersgezin in
Veenhuizen en die daarna een aantal jaren werkt als smid op de
Ommerschans.
Jan Kwak is een wees- of
armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt
bij Geertje Starrenberg, Willemsoord
hoeve nummer 80
Petronella Kwakkelaar komt met een broer en zus vanuit
Tholen in de kolonie. Ze wordt even genoemd helemaal onderaan deze pagina.
L |
Gabe Laan is een in 1820 uit De Rijp aangekomen
ingedeelde weesjongen. Na zeven jaar neemt hij de benen maar wordt
teruggebracht.
Johannes van der Laan is een weesof armenkind uit Haarlem
die in het Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren komt en per ongeluk brand
sticht.
Jacobus van Laar komt uit
Amsterdam en komt met nog twee gezinnen uit die stad op 18 oktober
1821 aan. Hij woont korte tijd op hoeve 61 in
Wilhelminaoord
Kornelius Laarman is eerst wijkmeester te Veenhuizen,
vertrekt dan met de schutterij, keert terug en wordt tot aan zijn
vroege dood onderdirecteur
bij wisselende gestichten.
Frans Anthonie Labodaan is een wees uit Den Haag die in
1833 in het kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt
op de concept-ontslagvoordracht
voor 1845.
Uit Amsterdam komt 6 december 1819 Anthonie Hugo Ladru, 'met huisvrouw, 3 kinderen'
in de dan net begonnen kolonie Frederiksoord-2, zie de pagina over hen en andere
Ladru's.
Albertus Lagcher komt met echtgenote en vier voorkinderen
van haar in 1826 uit Zierikzee naar Veenhuizen en verhuist twee
jaar later als vrije kolonist naar Wilhelminaoord.
Martijntje Lager staat in
haar korte koloniale carrière beter bekend als 'de weduwe Van
Meppelen'. Herkomst Dordrecht, aankomst juni 1820, Willemsoord hoeve 49
Hermanus Johannes Lakenberg is een militaire veteraan die in 1853 wordt aangesteld als zaalopziener op de Ommerschans.
Levina Lamaire is de echtgenote van proefkolonist Hubrecht de Ruiter en als ze
op de kolonie komt neemt ze vijf kinderen mee uit een eerder
huwelijk.
Grietje Lammerts komt uit Oudehaske en behoort met haar
gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5
februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.
De korporaal M. Lang
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden aangesteld, zie
deze pagina
Hendrina de Lange is de echtgenote van Cornelis Albert
Brandt die in 1824 begint als zaalopziener, dan magazijnmeester en
tenslotte winkelier in Veenhuizen-1.
In 1829 komt Samuel de Lange vanuit Rotterdam naar Willemsoord. Hij
verliest snel zijn echtgenote en hertrouwt met een
kolonistenweduwe die uit de strafkolonie komt.
Jacobus Langenberg (51) en
Lena van der Boor (41)
horen bij de tweede grote groep (8 juni 1820) uit Dordrecht, Willemsoord hoeve 78
Jan Lannooy is een weesof armenkind uit Vlaardingen die juli
1820 aankomst en in huis komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80
Arbeiderskolonist LaRooy treedt bij deze zitting van de
raad van tucht voor arbeidershuisgezinnen op als getuige.
Lorentz Latour behoort
tot de Vlissingers die in juli 1821 drie net gebouwde hoeves in
het spiksplinternieuwe Wilhelminaoord
in gebruik nemen, zie hoeve 20.
Cornelis Lawende komt 1839
als kolonist uit Rotterdam. Zijn dochter Anna wordt even genoemd
bij hoeve nummer 61 te
Wilhelminaoord
Vanuit Middelburg komt in 1823 kolonist Willem Pieter Lazoe of Laroe naar
Frederiksoord met echtgenote en drie kleine kinderen.
Nakomelingen worden later ook kolonist.
Een huisverzorger uit Harlingen, Rense
Siebrens Le(e)ba, weigert om ook zelf te werken en mag
van Johannes van den Bosch acuut vertrekken, zie dit verhaal
De uit Den Haag afkomstige Elisabeth
Leefman behoort tot de eersten die na een periode in de
strafkolonie weer worden vrijgelaten, wn wordt dan ook genoemd in dit verhaal.
Anrhoni Leenders wordt als jonge arbeidskracht ingedeeld
bij het huishouden van de weduwe Willempje
van der Dooze en dat gaat niet goed (of té goed).
Albertje de Leeuw is de echtgenote van de Zaandamse vrije
kolonist Tijmen van der Werf met wie ze in 1821 in Wilhelminaoord arriveert,
maar ze overlijdt een jaar na aankomst.
Regnerus de Leeuw komt in
1821 als ingedeelde uit Harlingen en speelt een rol in een verhaaltje elders op de site
Cornelis van Leeuwen wordt in 1821 door de regenten van
het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en blijft er een kleine zes jaar.
Maarten van Leeuwen hoort
bij de tweede massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), hij komt
als ingedeelde op Willemsoord
hoeve 56
Alle bewoners van de vrije koloniën met de achternaam van
Leeuwen staan bij elkaar op deze
pagina. In een wanhopige poging om uit te zoeken wie wie
is....
Philip Leeuwenberg komt 8
juni 1820 als onderdeel van de Rotterdamse delegatie in Willemsoord, maar hij bakt
liever brood dan dat hij landarbeidt.
Johannes Lehmbroek, die 'verre is, van in alles een
geschikte kolonist te zijn', gaat na twee jaar luidruchtig protest
naar de strafkolonie, maar
komt later rustiger terug
Maria van Leijenhorst is de echtgenote van vrije kolonist
Jan van der Hoeff en staat dus op
de pagina van die familie. Als zoveel vrouwen zal zij na een
zware bevalling overlijden.
Over Franciscus Johannes Leloux
valt zoveel te vertellen dat ik er maar een aparte pagina van gemaakt
heb, waaronder nog nadere informatie komt.
Aaltje Ides Leltz is een dochter van de Harlingse kolonist
Ide Jan Gerrits Leltz, komt in 1827 met haar ouders naar de
kolonie en trouwt later de
schoolmeester Meijer Drees.
Hendrik van Lemel wordt in 1831 aangesteld als wijkmeester bij het tweede en
derde gesticht te Veenhuizen. Daarvoor schijnt hij ook al werkzaam
geweeest te zijn.
Jan van Lemel is de eerste (en enige) adjunct-directeur
voor het opzicht over de
gebouwen. Twee van zijn zoons worden later ook nog een
tijdje employé.
Anthoon, Jan en Wouter Berends Lenos komen
eind 1846 aan in het kindergesticht te Veenhuizen. Hun
belevenissen staan op deze pagina.
Johannes Lenselink was fourier te Gorinchem en wordt zaalopziener in Veenhuizen,
eerst bij het 2de en daarna bij het 3de gesticht. Het duurt van
1825 tot 1830.
Johannes Hermanus Lenting en Hendrikus Lenting
komen tegelijk in het kindergesticht te Veenhuizen. Ze proberen samen weg te komen,
maar de tweede moet er nog lang blijven.
Johann Godfried Leonhardt komt
juli 1821 met gezin vanuit Den Haag en wordt ondergebracht in
Wilhelminaoord, zie
hoeve nummer 42
Wilhelmus Leopold is een in 1825 geboren weesjongen uit
Amsterdam, welke stad hem in 1834 naar het kindergesticht in
Veenhuizen brengt. Hij is kwekeling te Wateren.
Ari Leunis komt september 1826 vanuit Middelburg in 'linne buis en linne broek' naar Veenhuizen, maar hoort tot degenen die het kindergesticht niet overleven.
Johanna van Leur komt met Alidanus Benedictus Rees uit Geffen in Brabant naar de kolonie, maar ze hebben al snel gezien dat het niets voor hun is.
Wilhelmina Cornelia Liefhebber staat te Willemsoord bekend als de
weduwe Logeman. Zij komt aan in 1839 en vertrekt in 1843.
Onderaan een verhaaltje
over vrijboeren op de site staan de verwijzingen van
kolonist Bernardus van Limbeek,
februari 1820 uit Nijmegen aangekomen.
Pieter Limes wordt mede dankzij een aanbevelingsbrief per 1
april 1828 de nieuwe geneesheer van Veenhuizen. Maar 1 november ligt hij er al
weer uit.
De boekhouder van het magazijn Theodorus Lindeman is
brutaal geweest tegen de adjunct-directeur voor de administratie
en dat kost hem geld.
Verder doet hij het goed.
Adrianus van der Linden is een bij huisverzorger Cornelis Reedijk, zie
Wilhelminaoord hoeve
nummer 16, behorende (voor?)zoon.
Hendrika van der Linden is de echtgenote van Teunis
Verboom en komt met hem en vijf kinderen in 1821 uit Dordrecht.
Zij is de stammoeder van VIER
generaties kolonisten.
Johannes Laurentius van der Linden van Sprankhuizen is
eventjes wijkmeester in de
kolonie Veenhuizen en wil daar winkelier worden. Dat is zo'n
beetje alles wat ik weet.
Marijtje van der Linden komt
uit Lisse is de echtgenote van arbeiderskolonist Jan van
Midden. Na diens dood hertrouwt ze met arbeiderskolonist Johannes
Lehmbroek.
De 17-jarige Maria Anna Lindhaus
(dossier 153 op deze site) mag na 8
jaar Veenhuizen naar een kinderloos echtpaar van landbouwers en
turfwerkers in de gemeente Hardenberg.
Hendrik Lodewijk is een
bij Akke Beezem weduwe Jacobs ingedeelde wees uit de Beemster, zie
Wilhelminaoord hoeve 49.
Maar het duurt niet zo heel lang
Jan Lodewijk (40) en Femigje Jans Koopman (42)
arriveren 1820 vanuit Hoogeveen en komen op Willemsoord hoeve 36
Jan Lodewijks lijkr qua
naam sterk op bovenstaande kolonist maar is een wees uit Hoogeveen
die ook juni 1820 aankomt, Willemsoord
hoeve 34
Cornelis Reijert van Loenen is een voorkind van de weduwe
Reinoudje Bakker, met wie hij juli 1822 uit Texel komt en
neerstrijkt in Wilhelminaoord
hoeve 81
Gijsbert Cornelis Loers
wordt in de kolonie geplaatst door de Regenten der gecombineerde
Weeshuizen te Zaltbommel, Willemsoord
hoeve 80
Roelof Logeman en Johan Logeman zijn de twee zoons
die met de weduwe Logeman in 1839 in de kolonie Willemsoord komen. Roelof zou
wel willen blijven, maar ja...
Vanaf de invoering van de functie wijkmeester (september 1821)
bekleedt Hendrik Loggel
uit Harderwijk die positie, zie woning 60bis in
Willemsoord. (onderaan die pagina).
De wees Roosje Logger gaat zich kort voor haar ontslag uit
het wezenetablissement even flink misdragen. Dat betekent enig
uitstel van haar ontslag, maar niet zo heel veel.
Ongetwijfeld familie van bovengenoemde Roosje Logger: Levij,
Sientje, Izak, Keetjen, David en Bartje
Logger worden onderaan
diezelfde pagina even genoemd.
De weduwnaar Loggies (of:
Hendrik Arents Metselaar) komt juni 1820 met drie eigen
kinderen en drie wezen uit Hoogeveen en woont korte tijd Willemsoord hoeve 34
Hendrik ter Lohuizen is een AOW-er die als iedereen in de
negentiende eeuw geen AOW krijgt. Hij zit in het bedelaarsgesticht
als een voormalige werkgever te
hulp schiet.
Willem George Loits is een Amsterdams weeskind die 1826
uit Veenhuizen wordt
ontslagen wegens 'bijzondere omstandigheden' en het
financiële belang van Amsterdam??
Neeltje Looijers is de
voordochter van Neeltje Boendermaker, de echtgenote van de
Alkmaarse kolonist Jacob Mollevanger, die begint op Frederiksoord-2 hoeve
13.
Frans Lo(o)meier is
ingedeelde bij de proefkolonistenfamilie Weender, zie
aldaar. Hij huwt een dochter van de Goudse proefkoloniste weduwe
Vergeer.
Andries Gerret Los is in 1824 een zeer kortstondig zaalopziener bij het eerste
gesticht te Veenhuizen, die kinderen 'zoms tot de lendens uijt het
vuijl moet haalen'.
Stephania Losekoot is de echtgenote van wijkmeester
Coenraad Wernert en na diens dood in 1849 ''2e naaivrouw in de
fabrijk bij het 1 Gesticht', maar dat duurt niet lang.
Jean-Baptiste Loubriat is
de naam van het onechte kind van huisverzorgster Thérèse Olijve
uit Vlissingen, zie dit
verhaal
Jacoba Susanna Johanna Louissen is haar naam bij het
trouwen, maar Altaart als ze ingedeelde uit Vlissingen is en
Altaar als kolonistenvrouw. Dat
laatste duurt maar kort.
Adriana Francisca Louwers, Johannes Franciscus Louwers
en Johannes Louwers komen als ingedeelde wezen vanuit
Rotterdam naar de koloniën. Alleen de middelste blijft er.
Lucas Lucassen is de proefkolonist uit Nijmegen. Een zeer
goed huisgezin maar ondeugende kinderen’ beoordeelt de directeur
hen. Zie ook op Noviomagus.
Voormalig stadszakkendrager (wat een vak!!) Johannes van der Lugt wordt in
1821 met zijn gezin vanuit Vlaardingen geplaatst, zie hoeve nummerr 13
Adriana Maria Luijnenburg uit Gouda wordt als de nieuwe
echtgenote van Albertus Lagcher heel eventjes genoemd onderaan deze pagina.
Jacob van Luijpen behoort
tot de eerste opvolgers
van proefkolonisten, hij komt in 1821 uit Maassluis en vliegt in
1825 voor vier jaar naar de strafkolonie.
Jacoba van Luin is de echtgenote van Johannes van Haazen,
zie aldaar.
'Hendrik Jan Lutgering met
deszelfs huisvrouw Wilhelmina
Nijboer' worden 30 juni 1820 door heel Zwolle
uitgezwaaid, op weg naar Willemsoord, hoeve 76.
Zacharias Lutkenhuis komt
juni 1820 met zijn gezin uit De Rijp naar Willemsoord. Dat wordt
geen succes, .
M |
Gerardus van Maanen is een in 1825 geboren weesjongen uit Den Haag, welke stad hem op 5 mei 1840 naar het kindergesticht in Veenhuizen brengt.
Petronella van Maas komt met haar echtgenoot Abraham Vegters en vijf kinderen in 1821 naar de kolonie. Na de dood van haar man vertrekt ze, zie deze pagina.
Anthonia van Maaswinkel is de echtgenote van proefkolonist
Martinus Alblas uit Medemblik en beleeft na de dood van haar man
bizarre dingen met ingedeelden.
Nicolaas Annes Maatje, die
ook voor komt als Likle Annes Maatje, aankomst 1820,
Kloosterburen, arrondissement Appingedam, zie de pagina Appingedam
Willem Machgielsen is een
uit Amsterdam komende weduwnaar die in 1836 aankomt en eventjes
genoemd wordt bij hoeve 54 van Wilhelminaoord
Petronella Elizabeth Mackay is een weesmeisje uit Den Haag die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Instituut te Wateren.
Johannes Magchielse komt juli 1821 uit Zaandam
als ingedeelde bij Van der Werf, deserteert na één maand en wordt
teruggebracht, zie Wilhelminaoord
hoeve 53
Zijn vertrek wordt genoemd in een krantenberichtje
uit 1820, de Schiedammer Frans
Mandos. Meer informatie staat in en onder dit verhaaltje.
Gerrit van Manenberg begint in 1825 als arbeidershuisgezin,
wordt een jaar later vrije kolonist en frequenteert tot 1835 zowel de kleine raad als de raad
van politie en tucht.
Het begint met Egbert Marinus die in 1824 met zijn gezin
uit Groningen komt en daarna wordt het een kolonistengeslacht (en niet zo
klein ook!!) met diverse loten.
Lubarta van Maris komt met echtgenoot en kinderen in 1824
vanuit Haarlem naar de vrije koloniën, ziet haar man een tijdje de
bak ingaan en wil daarna weg,
wat in 1829 lukt.
Jacobus van der Mark is
een juli 1821 aangekomen weesof armenkind uit Leiden,
ondergebracht Willemsoord
hoeve 97
Theodorus Henricus Perizonius van Marle werkt vanaf 1823 in
de kolonie. Hij wordt boekhouder van Veenhuizen-2 en later boekhouder van de directeur der
koloniën.
Berend van Marle en
echtgenote Berendje Gervelink
komen mei 1821 als opvolger- huisverzorgers op hoeve nummer 6 in Willemsoord
Gerritjen van Marle is de echtgenote van de vrije kolonist Gerrit Capelle, ze komt in 1829 vanuit Amsterdam met haar gezin aan en twee van haar zoons worden zelf ook kolonist.
Hendrik Martijn is een vrije kolonist die in 1837 vanuit Leiden naar Willemsoord komt. Op eigen verzoek gaan ze naar Veenhuizen, later komen ze weer terug naar de vrije koloniën.
Willem Adriaan Martijn komt in 1836 vanuit Den Haag naar
de kolonie Frederiksoord, maar het wordt geen succes. Vele jaren later
komt hij nog een keer in de kolonie.
De enige wees die ooit vanuit Culemborg in
het kindergesticht te Veenhuizen geweest is, heet Willem
Masbraak, Hij overleeft het niet.
Pieter Matena loopt al
tegen de 60 als hij met echtgenote Pieternella Mouthaan plus zes
kinderen op 8 juni 1820 te Willemsoord arriveert, zie hoeve 79
Dominicus Meeder wordt door de subcommissie van
weldadigheid Tholen in de proefkolonie geplaatst. Na vier jaar bevorderd
tot hoevenaar bij de Ommerschans
Tiemen Meenhorst wordt in 1833 door het
Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie
Frederiksoord geplaatst, bij het gezin van Zwolse kinderen van Bultman.
Maria van der Meer uit Rotterdam begint als arbeiderskoloniste op nieuwjaarsdag 1824 en wordt in 1828 vrije koloniste. Haar jongste zoon speelt graag viool in herbergen.
Hendrik Meeuwissen wordt in 1832 aangesteld als zaalopziener
in het gesticht op de Ommerschans, maar overlijdt na twee jaar.
Jan Janse Meij komt juni
1820 vanuit Monnickendam in Frederiksoord-2, zie hoeve 16,
verdwijnt vijf jaar later naar de strafkolonie, maar keert terug
en de volgende twee generaties worden ook kolonist.
Annechien Meijer uit Groningen wordt eventjes genoemd als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.
Fregien Samuels Meijer komt in 1825 met echtgenoot
Gerhardus Roelfsema en gezin uit Delfzijl naar Veenhuizen. De
oudste zoon blijft in Veenhuizen en wordt hoevenaar.
Hendrik Meijer is een van
de Monnickendamse weeskinderen die vanaf juni 1820 worden
ingedeeld bij huisverzorger Ebert. Hij wil zich na drie jaar verhuren aan
een boer.
Johannes Beerends Meijer
komt vanuit Harlingen en betrekt juni 1820 hoeve nr 21 in
Frederiksoord-2
Soms aangeduid als Hendrikje en Josephus Staai de Melger staan ze
ingeschreven als Hendrikje en Josephus Melger Verstaij.
Informatie is verzameld op deze
pagina.
Hendrik Melgers is een van de drie kinderen waarvoor de
subcommissies te Nieuwendam / Zunderdorp een contract moeten
afsluiten omdat kolonist Willem Moen
dwarsligt.
Catharina Melis is de echtgenote van Reinier Hill, die
beweert dat er op hun 'nooit iets is te zeggen geweest'. Daar kan
de koloniedirectie het niet mee eens zijn.
Kolonist Bauke Hendriks Mendel, aankomst 1845, wordt eventjes hier genoemd, maar
heeft begin 1847 bijna
de helft tekort op zijn roggeoogst. Later zal hij het beter
doen.
Meijer Hartog Menist komt in 1839 met zijn gezin vanuit Amsterdam naar de vrije koloniën. Het meest opvallend is dat kinderen altijd de kolonie verlaten door weg te lopen.
Anna Mensink is een dochter van Martinus (zie hieronder) en trouwt een carrière makende zoon van Barteld Bosma.
Martinus Mensink is eerst zaalopziener
op de Ommerschans en daarna de winkelier van het gesticht.
Pieternella van Meppelen,
Heiltje van Meppelen, Christiaan van Meppelen, Hermina van Meppelen en Johanna van Meppelen wonen 3
jaar in Willemsoord hoeve
49
Het gezin van Leonardus Johannes Mestrom is maar zo'n acht jaartjes in de koloniën
van weldadigheid maar wordt die tijd wel erg vaak bestraft.
Hendrik Metz, of Merts, is kortstondig proefkolonist via de
subcommissie Amersfoort. Het gezin wordt na zes maanden van de kolonie
weggestuurd.
Helena Thijsse van Middelaar komt uit Amersfoort met
echtgenoot Joannes Kok en twee zoons en ze is ondergebracht op de pagina over alle vrije
kolonisten die Kok heten.
Joannes (Jan) van Midden komt uit Lisse en heeft een wat
moeizame start als arbeider in
Veenhuizen, maar klimt daarna op tot hoevenaar, wat hij tot zijn
dood blijft.
Het gezin van Antoni Mikkers komt november 1827 als
arbeidershuisgezin in Veenhuizen. vanaf vijf maanden later
proberen ze weg te komen, want niet
probleemloos verloopt.
Maria Miks is een voorkind van de echtgenote van kolonist
Wiebes en staat voorlopig alleen op de pagina van de
familie van haar echtgenoot Cornelis de Lange.
De fuselier J.M. Mildners
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgestichtOmmerschans worden
aangestel,
Kolonist Jan Minkman
arriveert in 1831 vanuit het arrondissement Arnhem. Hij doet het
goed en wordt vrijboer, al komt hij wel een keer voor de
tuchtraad, zie hier.
Christiaan Modderman is een van de ingedeelden wiens
geklaag over honger de vrouw van Wiemes aanzet tot een illegale
handeling.
Willem Gerritsen Moen komt
juli 1821 uit Nieuwendam, wordt gehuisvest in Wilhelminaoord (zie hoeve 50) en doet
een vluchtpoging.
Johannes Wilhelmus Mol zegt de schoonzoon van kolonist
Leendert Vogelsang te zijn
en komt met een zoontje mee als de familie Vogelsang vrije
kolonist in Wilhelminaoord wordt.
De Hoogeveense wees Gerrit
Molen behoort tot de eersten die na een periode in de
strafkolonie weer worden vrijgelaten, en wordt dan ook genoemd in dit verhaal.
Johannes Molenaar, vorige beroep 'aardwerker', is een
succesvolle proefkolonist uit Haarlem. Hij is de eerste die een
boerderij bij de Ommerschans krijgt.
Bernardus Molenkamp doet het eerst heel goed als vrije
kolonist, maar als hij ineens een half jaar verdwijnt, komt hij in
de problemen. Hij krijgt een eigen pagina.
Johannes Molewijk wordt door de subcommissie van
weldadigheid naar de proefkolonie
gezonden. Later neemt zijn zoon de hoeve over.
Arbeiderskolonist Adriaan Mollenbeek komt nogal vaak voor
bij zittingen van tuchtraad van het derde gesticht Veenhuizen. Het
staat allemaal op een rijtje op zijn eigen pagina.
Arie Mollenbeek is volgens mij geen familie van de Mollenbeek hier boven. Arie komt met zijn moeder in de bedelaarskolonie, waar zij overlijdt. Hij gaat dan naar het kindergesticht.
Johan Karel Gustaaf Möller komt met broer en zus in 1846
in het kindergesticht aan en schrijft in zijn latere leven
een prachtig
boek met herinneringen aan zijn tijd in Veenhuizen.
Jacob Mollevanger komt mei
1821 uit Alkmaar en hij heeft met zijn acties in de twintig jaar
dat hij op de kolonie woont een eigen pagina verdient.
Pieter Mommers komt op 1
augustus 1821 met echtgenote en zoon uit Rotterdam en ze worden
waarschijnlijk de tweede bewoners van Wilhelminaoord hoeve
58.
Pieter Frederik Monfels
komt juli 1821 vanuit Leiden en wordt als ingedeelde geplaatst op
Willemsoord hoeve 83
Isabel Monster is een wees uit Brielle die in 1842 in het
kindergesticht te Veenhuizen aankomt en die voorkomt op de
concept-ontslagvoordracht voor 1845.
Leonora Wilhelmina Mont komt als klein meisje op de kolonie
en leeft niet lang. Nu alleen
genoemd op de pagina Ladru, maar er volgt nog een aparte
pagina over.
H. Morriën is eerst boekhouder van kolonie 5 (=
Ommerschans-Buiten) en wordt dan boekhouder
van Binnen, met supervisie over Buiten.
Albert Jacob Mooij is in
1821 de eerste kolonist uit Oude Pekela, wat valt onder het
arrondissement Winschoten, Wilhelminaoord hoeve 40
Lammert Mooij is een
voorzoon van de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822 uit
Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79
Esther Mooijman is een weesmeisje uit Den Haag die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
Willem Hendrik Mook komt in 1828 als arbeiderskolonist
naar Veenhuizen en blijft er tot zijn dood. Zie vanaf ergens
halverwege deze bladzijde.
Pieter Mook komt uit
Utrecht, aankomst september 1821, vestiging in Wilhelminaoord hoeve nummer 70
Voormalig advocaat Johannes
Jacobus Montanus, die 1822 als assistent-boekhouder
begint, en daarna eventjes kolonist is op Wilhelminaoord hoeve 78
Kolonist Paulus Morel, in 1854 door Den
Haag gezonden, pikt de veranderingen in 1859 (als de Staat
Veenhuizen overneemt) niet en roept op de boel dan maar in de
brand te steken (zie onderaan die pagina). Dezelfde Morel staat ook in een
andere genealogie.
Jacobus du Mortier uit
Leiden, kolonist van 1821 tot 1829, hij begint met vrouw en twee
kinderen op hoeve nummer
38 in Wilhelminaoord
Hendrik Mozes, vanuit het bedelaarsgesticht opgenomen in
het kinderetablissement, denkt heel lang dat hij Hendrik de Vries
heet. Zie een pagina lang speurwerk.
Lambertus Muijen komt 1821
met zijn gezin uit Dordrecht en volgens mij is hij de fout
gespelde bewoner van hoeve
1 in Wilhelminaoord
Aart van Muijlwijk komt december 1826 met zijn gezin uit
Gorinchem naar een woning voor arbeidersgezinnen. Zijn zoon wordt
later onderwijzer
bij de Maatschappij.
IJtje Muis, Cornelis Muis, Antje Muis en Grietje Muis zijn kinderen van
Grietje Jongens en moeten met moeders mee naar de strafkolonie,
zie de pagina over hun moeder.
Hubert Muisson of Muijsson heeft een lange
gevangenisstraf achter de rug en komt daardoor nergens aan de bak.
De subcommissie Rotterdam wil hem via
de koloniën helpen
C/Kornelis Mulder wordt opgeleid door Fellenberg
in Zwitserland en wordt daarna de eerste Instituteur
op het Instituut te Wateren. Mulder heeft een
eigen file.
Gerard Jean Marie Mulder is een vrije kolonist die in 1835
wordt aangesteld als zaalopziener
te Ommerschans. Dat duurt anderhalf jaar.
Immigjen Jans Mulder is de echtgenote van Antonius Morriën, een van de boekhoudende Morriëns in de koloniën.
Jan Mulder en Wilhelmina Streefland komen
juni 1820 uit Kampen en worden geplaatst op hoeve 43 van Willemsoord
Johanna Maria Mulders komt
juni 1821 vanuit Dordrecht in de kolonie aan en wordt als
ingedeelde ondergebracht op hoeve 80 van Willemsoord
Helena Muller is de echtgenote van vrije kolonist Willem Adriaan Martijn en komt in 1836 naar de kolonie. Maar ze overlijdt na iets meer dan een jaar.
Johan Sebastiaan Muller is een arbeiderskolonist die in
mei 1854 wordt aangesteld als zaalopziener
in het gesticht op de Ommerschans.
Over Matthijs Muller, een van de proefkolonisten namens
Den Haag, staat het verhaal 'Geweze kolonist en mr smit van
Frederik oord' op een van zijn pagina's.
Aleida Johanna van Munster komt als 39-jarige ingedeelde op
de kolonie. Ze komt even ter sprake als ze tijdelijk is ondergebracht
bij de familie Van Manenberg.
Willem en Hendrik de Munter behoren tot de
(enorme) lading wezen uit Dordrecht die juni 1820 aankomen, Willemsoord hoeve nummer 14
N |
Nicolaas en Dirk Naarstig zijn
vondelingen uit Amsterdam. Ze komen allebei in het Instituut te
Wateren en Nicolaas wordt onderwijzer.
Het tragische lot van het weesmeisje Elisabeth Nacht,
beschreven in De kinderkolonie, met op deze pagina alle betreffende
stukken.
Johannes Nagtegaal is een in 1821 aankomende wees uit
Dordrecht, die wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord
Frans Nak is met zijn 36 jaar een van de jongere
proefkolonisten. Hij komt uit Harlingen en hij zal tot zijn dood,
in 1855, op de kolonie blijven.
Francina Nak is een in onecht geboren kleinkind van Frans
Nak en Trijntje Annes Steensma dat de eerste vier jaren van haar
leven door de grootouders wordt
verzorgd.
Johanna Geertruid van Neck komt in juni 1824 vanuit
Amsterdam naar Wilhelminaoord en blijft a-l-t-i-j-d in dezelfde hoeve wonen.
De in 1820 aankomende en roemruchte kinderen Willem en Marianne der Nederlanden
met hun verdachte herkomst worden elders op de site
beschreven.
Geertje Neef uit Krimpen aan de Lek, sinds tien jaar weduwe
van ene Floris Sloof, wordt alleen genoemd als
zij is ingedeeld bij het gezin van Lucassen. Zij verblijft van
1831 tot 1835 in de kolonie.
Jacobus de Nekker (44) en
Maria van Krugten (48) uit Sleeuwijk, met vier kinderen.
Aankomst 23 juni 1820. Willemsoord
hoeve 16
Petronella Nep komt in 1828 als arbeiderskoloniste naar
Veenhuizen en blijft er tot haar dood. Zie vanaf ergens halverwege
deze bladzijde.
Kornelis Net wordt in mei 1825 vanuit Alkemade bij Leiden
het kindergesticht binnengebracht. Na
twee jaar glipt hij weg en er is niemand dit het merkt.
Judikje Neuteboom (of Noteboom) is de echtgenote van de
Leidse kolonist Simon Kruijt, maar ze heeft ook nog een kind uit
een eerder huwelijk dat ze bij
zich wil hebben.
Cornelis Nicola komt in 1839 met zijn gezin als vrije
kolonist vanuit Utrecht in Willemsoord. Het gezin valt nogal vaak bij de raad van
politie en tucht te bewonderen.
In 1821 gezonden door Dordrecht, komen kolonist Johan Hendrik Nienkemper en
opvolger-zoon Gerrit Jan Nienkemper voor in dit verhaaltje
B.J.J. van Nieuwenhoven is GEEN koloniebewoners, maar
employée op het Haagse kantoor van de Maatschappij. November 1855
krijgt hij een gratificatie.
Eerst woonachtig op de Gebuurte nr 55 in Leiden, kwam Cornelis van Nieuwenhoven juli
1821 in Wilhelminaoord, zie
hoeve 37, met verwijzing naar andere vermeldingen.
Het kolonistengezin van Jannes
Hendrik Nieuwenhuis komt 1820 uit Groningen. Zie rond vrijboerschap, een huwelijk, een ziekte,
en tenslotte dochter
Geesje.
Adrianus van Nieuwervaart
(64) en de evenoude Johanna
Dijsterberge komen 1820 als huisverzorgers uit Dordrecht,
maar niet lang, zie Willemsoord
hoeve 14
Lambert Nijenbandering is onderdirecteur bij het derde
gesticht te Veenhuizen. We zien hem ter bescherming van zijn
schoonzoon optreden in dit
verhaal.
Nikopskij, een militaire veteraan te Veenhuizen met de rang
van korporaal, krijgt een klomp in zijn
nek en beledigingen naar zijn hoofd van twee
veteranenkinderen.
Reinier van Nispen komt als tienjarige aan in de
kindergestichten te Veenhuizen en zal tientallen jaren op het
terrein van de koloniën werkzaam blijven.
Cornelia Nobbe komt met
vijf kinderen uit Amsterdam. De twee zoons trouwen
kolonistendochters, een meisje De
Kruif en een meisje Bakema,
zelf hertrouwt ze ook,
en hier nog een externe link naar het geslacht
Nobbe
Catharina Joh. Nol is
weduwe van ene Ouwerkerk
en ze is van 1820 tot en met 1822 huisverzorgster, zie de pagina Amersfoortse ingedeelden
Pieter Nomen is een van de ingedeelden wiens geklaag over
honger de vrouw van Wiemes aanzet tot een illegale handeling.
Johan Olhof Noordberg komt ook voor als Noorberg, maar
uitsluitsel hebben we niet want hij is met zijn gezin slechts van
november 1822 tot februari 1824 in
de kolonie.
Willem Simon van der Noorda komt in 1827 als vrije kolonist in Wilhelminaoord maar gaat al snel naar het eerste gesticht Veenhuizen om daar bakkersbaas te zijn.
Maria Diederika van Noordeloos komt in 1823 vanuit
Rotterdam als kolonistenvrouw naar de vrije koloniën en is
ondergebracht op de pagina over
alle vrije kolonisten die Kok heten.
Klazina Noordhoek weduwe Net wil haar zoon niet alleen
vanuit Alkemade naar het kindergesticht in Veenhuizen laten gaan.
Ze gaat gewoon mee, incluis haar
dochtertje.
Joseph Salomon Nord is in 1837-1838 kerkmeester van de
synagoge in Willemsoord, maar dat eindigt na een hoog oplopend conflict met de
rabbijn. Zie ook deze pagina.
Neeltje Nout is de echtgenote van arbeiderskolonist Arie Hakkert
en komt met hem en vijf kinderen in 1826 naar Veenhuizen. Later
blijken er nog twee zoons te zijn.
Pieter Nuil (soms Nuijl) loopt steeds weg uit het
kindergesticht te Veenhuizen. Hij gaat naar de Ommerschans en zal
de rest van zijn leven in het
bedelaarsgesticht doorbrengen.
O |
Door het Aalmoezeniershuis te Alkmaar gezonden, arriveren Jan Olie of Olij en echtgenote Aagje Schrama juni 1820 in
Frederiksoord-2, zie hoeve nummer 30.
Thérèse Olijve is een
ongehuwde moeder uit Vlissingen, die als huisverzorgster in
Wilhelminaoord wordt geplaatst, maar in problemen raakt en moet
verdwijnen, zie hier.
Hendrik van Ommen wordt door de subcommissie Zwolle
afgevaardigd naar de proefkolonie. Hij is dan 64 jaar. Beetje oud voor
een omscholing tot landarbeider.
Adriaan van Ommen-Boddendijk,
soms alleen Adriaan Boddendijk, is in 1821 de eerste kolonist uit
Coevorden, Wilhelminaoord
hoeve 68
Albertus en Abraham Onvlee zijn weesof
armenkinderen uit Leiden, die juli 1821 worden ingedeeld bij
respectievelijk hoeve 84
en 88 te Willemsoord
Cornelis van Ooijen komt uit Wijk bij Duurstede als
opvolger van proefkolonist Saris van Rhee. Later wordt hij ‘geattrappeerd’
op het stelen van roggekorrels.
Roelof Geerts Oost komt uit Diever en wordt wijkmeester,
eerst bij het kinderetablissement Veenhuizen-1 en vanaf 1843 bij
het tweede of bedelaarsgesticht.
Barend of Berend Oosterhof(f) is al veertig als hij
door zijn broer 'voor het leven' wordt geplaatst in de kolonie.
Uiteindelijk blijft hij er met
veel verhuizen veertien jaar.
Gerrit van Oosterhout wordt in 1821 door de regenten van
het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en blijft er een kleine zeven jaar.
Oosterloo heet de aannemer die de huisjes voor de
proefkolonie bouwde en ook later in andere koloniën aan het bouwen
was. Verder weet ik (nog) niets over hem.
Cornelis Oosterveen is al 42 jaar als hij door ene A.
Oosterveen in de kolonie geplaatst wordt. Hij komt uiteindelijk in
het warme nest van de familie Zorn en gaat nooit meer weg.
Frederik Christiaan Oostman en Geertruida Maria
Oostman komen vanuit Assen met hun moeder mee naar
Veenhuizen als zij hertrouwt met Franciscus Bodenstaff.
Abraham Oostmeier komt 18
oktober 1821 vanuit Amsterdam, zijn vrouw komt later, en het gezin
wordt ondergebracht op hoeve nummer 61 te Wilhelminaoord.
Klaas Roelofs Oostwoud komt uit Rottum en is een van de
slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin
opgenomen wordt.
Anna Hendrina Ootmar is de echtgenote van de Amsterdammer
Greven, die van 1820 tot 1834 in diverse koloniën de boekhouding doet.
Ene (van) Ootmarsum wordt 1821 aangesteld als wijkmeester
maar moet al snel weer verdwijnen. De hele carrière in een notedop.
Cornelis van Os komt uit Buren in Gelderland. Hij is de
opvolger van de weggestuurde proefkolonist Vos. Van Os en zijn
kinderen zijn blijvertjes.
Hendrik van Os behoort tot
het groepje door Den Haag geleverde huisverzorgers dat 26 februari
1820 in de kolonie aankomt, daarna Willemsoord hoeve 12.
De familie van Osta, die november
1821 vanuit Bergen op Zoom een hoeve betrekt en na 4 jaar vrijboer
bij de Ommerschans wordt. Een zoon trouwt kolonistendochter Fukke,
zie hier.
In 1822 komt Harmen Berend Otten, 23 jaar oud,
vanuit Oldemarkt in Willemsoord als onderwijzer op de
hoofdschool van die kolonie. Tot zijn dood in 1838.
Pieter den Otter komt januari 1824 vanuit Goes als
arbeiderskolonist naar Veenhuizen, maar na een jaar is er sprake
van 'moedeloosheid'. Ze zijn
snel weer weg.
Adolph Daniël Otterbein wordt in 1832 aangesteld als zaalopziener te Ommerschans. Zijn ontslag in 1843 is een verhaal apart.
Maria Otto is de echtgenote van Hendrikus Morriën, die
vanaf december 1821 als koloniaal boekhouder werkzaam is en een
geslacht vol boekhouders voortbrengt.
Dirk den Ouden, soms 'van
Ouden', vestigt zich 1821 in de kolonie, maar ik kan niet vinden
waar precies. Twee zoons worden later ook kolonist, zie onderaan deze pagina.
Johannes van den Oudenalder
wordt in 1840 door de Amersfoortse regenten als weesof armenkind
in de vrije koloniën geplaatst, zie Amersfoortse ingedeelden
Johannes Oudenhoven en
echtgenote behoren tot de grote groep Dordrechters die 10 juni
1821 als eerste bewoners van Wilhelminaoord arriveren, zie hoeve 22
Hendrikus en Michel Antonius Overhoff,
ingedeelden uit Bergen op Zoom. Laatstgenoemde wordt, mét link,
vermeld op pagina van proefkolonist
Lucassen.
Over kolonist Asser Simon Overst weet ik niet veel,
behalve dat hij in 1833 aankomt, in 1837 weer vertrekt, één keer
klaagt bij de tuchtraad en genoemd wordt in deze brief.
P |
Het kost even wat moeite om Johannes Wilhelmus Martinus van
der Palm in de kolonie te krijgen, omdat hij 'geld in zak
hebbende, daarvoor in groote mengen genever koopt', maar daarna gaat alles prima.
Duifje Isacs Pampel is de echtgenote van een van de twee kolonisten die naar de
proefkolonie komen dankzij de subcommissie voor joodse
Amsterdammers.
Jacques André Papelard is een vrije kolonist die van april
1846 tot oktober 1850 werkt als zaalopziener
in het gesticht te Ommerschans.
De uit Zaltbommel afkomstige Gradus Patings wordt eventjes genoemd als hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.
Everardus Peelen is een in 1825 geboren weesjongen uit
Rotterdam, welke stad hem in 1836 naar Veenhuizen brengt. In het
register van
Wateren kan ik hem niet vinden.
De schoonzoon van proefkolonist Johannes Bosch, Wouter Peen, komt in 1820 als
huisverzorger uit Harlingen naar Willemsoord. Zie zijn bladzijde
Met de tweede grote groep Dordtenaren op 8 juni 1820 (de eerste
lading kwam 4 juni) arriveert ook Hendrik Peetsold in Willemsoord (hoeve
55).
Arbeiderskolonist Pegman is stiekem een keer van
Veenhuizen weggegaan. Maar je mag niet zomaar zonder permissie van
de kolonie af: tuchtzaak.
In dit verhaal op de site is er
op een gegeven moment een slachtofferrol voor een dochter van
kolonist Hendrik Penning (ook
wel Pennink) uit Schiedam..
Pieter Jan Pennings
arriveert 5 juli 1821, als onderdeel van het contract met Regenten
van het Burgerweeshuis te Middelburg, in Wilhelminaoord
(zie hoeve 17).
Anna Christina Peral is de echtgenote van een van de
eerste arbeiderskolonisten en
met hem en hun gezin keert ze na tweeënhalf jaar Veenhuizen de rug
toe.
Catharina Perridon zou de
bij huisverzorger Cornelis Reedijk behorende echtgenote zijn maar
het is moeilijk leesbaar, zie Wilhelminaoord
(hoeve nummer 16).
Hendrik Siemons Piebenga
is een van de Harlingse weeskinderen die in de begintijd hoeve
nummer 12 te
Willemsoord bevolken.
Richardus Hendrikus Pielebout is even employé van de
Maatschappij van Weldadigheid en krijgt dan te horen: 'Gij kunt
eenige dagen gaan kuijeren,
tot uytgemaakte zaaken'
Hendrik Pierre en Trijntje Pierre zijn kinderen
van Neeltje de Wijn en ze krijgen na hun aankomst twee keer een
nieuwe stiefvader, zie
Wilhelminaoord (bij hoeve 63)
Trijntje Pieters is de
echtgenote van Jan Zwiers en fungeert als huisverzorgster voor eerstelingen uit Hoogeveen,
hun eigen kind heet Bouwke Zwiers.
Pieter Pigge komt juli
1821 uit Zaandam als ingedeelde bij Van der Werf, deserteert na
één maand en wordt teruggebracht, zie Wilhelminaoord
bij hoeve 53
Van origine 'knoopjesmaker'(!) komt Jan van Piggelen in 1820 met zijn gezin vanuit
Utrecht in Willemsoord
(zie hoeve 52) terecht.
De weduwe van Pijlen (zie
7g op die pagina) die trouwt met een
kolonist.
Jan Pijper is een ingedeelde uit Groningen die op het
Instituut voor Landbouwkundige Opvoeding in Wateren komt en per ongeluk brand
sticht.
Pieter Pijpers (46) en Yda Demans (56) komen juni
1820 uit Rotterdam en worden geplaatst op hoeve 41 van Willemsoord
Barend Pillipes komt in 1838 in het kindergesticht te Veenhuizen en Catharina Pillipes in 1841 en ze zijn ongetwijfeld broer en zus van de drie hieronder staande kinderen.
Gerhardus Adrianus Pillipes, Johannes Pillipes en
Maria Pillipes zijn weeskinderen uit Amsterdam die in 1833
naar het kindergesticht
te Veenhuizen worden gebracht.
Willemina Pion is de echtgenote van Jan van der Wulp, met
wie ze in 1821 uit Dordrecht in de kolonie Frederiksoord komt. Ze
wordt stammoeder van een kolonie-dynastie.
Hermanus Plas komt in 1825 vanuit Den Haag naar Veenhuizen om in een woning voor arbeidershuisgezinnen te wonen. Hij zal de rest van zijn leven daar blijven.
Catharina Plomp komt met haar echtgenoot Hermanus Plasin
1825 uit Den Haag als arbeidersgezin. Ze overlijdt na vijf
jaar op de kolonie en zou aan 'kwamselarijen' doen..
Christoffel de Plot
arriveert 5 juli 1821, als onderdeel van het contract met Regenten
van het Burgerweeshuis te Middelburg, Wilhelminaoord (zie
bij hoeve 17)
Jannes Poelman is als adjunct-directeur de hoogste baas in
het kindergesticht Veenhuizen-1 en zit als president de Raad van Tucht daar voor.
Hart Lippes Poelstra komt
vanuit Leeuwarden juli 1821 in Wilhelminaoord
(zie hoeve 45), twee van zijn zoons worden later ook kolonist.
Maria Elizabeth van der Pol komt vanuit Rotterdam met haar
echtgenoot Dirk van Jeveren
en vier kinderen naar Willemoord, maar overlijdt na drie jaar
kolonie.
Bijzonder verhaal over Gerrit Ponne die al een
drankprobleem had toen hij... cafébaas werd. Ja, dan beland je wel
in Ommerschans en Veenhuizen. Eind 19e eeuw, dus mét foto. Er
staat nog een signalementskaart van een Leendert Ponne in
Veenhuizen op die site.
Jacobus Ponsen (39) en Elisabeth van der Linden (35)
komen met de tweede
massa-lading (8 juni 1820) uit Dordrecht, Willemsoord hoeve 66
Meindert van der Poort is
de eerste (maar er zullen er meer volgen) kolonist uit Dokkum. Zie zijn aankomst in
Frederiksoord-2
Maria Portenger komt in 1827 met man en kinderen vanuit Amsterdam naar de vrije kolonie Wilhelminaoord. Van de zes kinderen zullen er vroeg of laat vijf ook kolonist worden.
Pieter Cake Possemis of Possemus is de eerste
drager van die naam en komt met zijn moeder in 1826 uit Zierikzee
naar Veenhuizen en twee jaar
later Wilhelminaoord.
Cornelia Post is de echtgenote van Pieter van der Hulst en
komt in 1823 met haar gezin in Willemsoord. Alle mij bekende
belevenissen van het gezin op deze
pagina.
Francina Post komt uit Leiden en is de echtgenote van
vrije kolonist Crijn Cornelis Jasper. Ze woont van haar aankomst
in 1825 tot haar dood in 1840 in Willemsoord, zie hier.
Jan Post komt als veertienjarige uit Zaandam naar
Willemsoord. Hij behoort tot de eersten die op de Instituut te
Wateren wordt opgenomen en het jaarverslag 1826 looft hem.
Pieter, zoon van de arbeiderskolonist David Post,
denkt dat hij wel van de kolonie af mag omdat hij deel uitmaakt
van de Nationale Militie. Mooi niet!
Frederik Postma komt 1831
uit Leeuwarden in Willemsoord, daarna worden meer Postma's
kolonist. Op de site alleen in een kleine anecdote bij Willemsoord hoeve 3
Pieter Cornelis Postema wordt een van de eerste
wijkmeesters op de gronden rond het
kinderetablissement Veenhuizen-1.
Juditje Jesaaies van Praag is de echtgenote van een van de twee kolonisten die naar de proefkolonie komen dankzij de subcommissie voor joodse Amsterdammers.
Philip Christiaan Pracht komt met zijn echtgenote december 1823 als arbeidersgezin naar Veenhuizen, maar vindt er niet het werk als schoenmaker dat hem beloofd was.
Dorothea Prince is een weesmeisje uit Amsterdam die
vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te
Wateren.
Abraham Prins, zijn
echtgenote en hun dochter komen uit Schiedam en wonen anderhalf
jaar op hoeve 92 van Willemsoord voor ze naar de strafkolonie vliegen.
Adrianus Prins is juni
1820 een van de kinderen die door het Algemeen Armbestuur te
Rotterdam zijn ingedeeld op hoeve 69 te Willemsoord
Trijntje en Leendert Pronk behoren tot de gezinnen van
vissers uit Scheveningen
die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot
er in 1833 weer werk in Scheveningen is.
Jacobus Pronk is een bij
Akke Beezem weduwe Jacobs ingedeelde wees uit de Beemster, zie Wilhelminaoord hoeve 49.
Maar het duurt niet zo heel lang
In 1821 een van de eerste bewoners van Wilhelminaoord, Anthonij van Puffelen uit
Oudewater, die laat blijken niet van aardappelbrood te houden. Meer over de.familie.
Janna Puijenbroek is de echtgenote van kolonist Anthony
van Dalen en ze komt in 1823 met hem vanuit 'Katzand' op
Zeeuws-Vlaanderen naar de vrije kolonie Wilhelminaoord.
Hendrik Christiaan Puper,
ook wel voorkomend als Pijper
of Pieper, komt 1820
vanuit Bourtange (arrondissement Appingedam) en heeft een eigen pagina met alle koloniale
Pupers.
Willem Putman is een wees die door ene dokter A.W.
Luber uit Amsterdam tegen contante betaling in de kolonie
wordt ondergebracht. Hij zal
er achttien jaar blijven.
Anna van Putten is de echtgenote van Albertus Jacobus
Hoomoedt en komt met hem en acht (later negen) kinderen uit Den
Haag naar Willemsoord. Een
overzicht van de familie.
Barend van Putten en
echtgenote Margje van der Weg
uit Kampen behoren juni 1820 tot de eerste bewoners van Willemsoord, zie
aldaar hoeve nr 3
Simon en Johannes van Putten zijn twee
Utrechtse wezen, aankomst 7 april 1822, huisvesting te Willemsoord (zie bij
hoeve 35)
Willemina Adriana van Putten is de echtgenote van Willem
Hendrikus Bijlaart met wie ze in 1838 aankomt in Wilhelminaoord en
in 1846 naar de strafkolonie
gaat.
Jacomina Johanna Putto is een ingedeelde uit Deventer die
door degene bij wie ze is ingedeeld wordt bestolen van pekelharing en andere lekkernijen
van haar zuster.
R |
Daniel Raadman is een van de wezen die op contract met
Burgemeesteren van Dordrecht juni 1820 in de kolonie komt, Willemsoord hoeve 84.
Margaretha Raaijen is de echtgenote van Hendrik
Zevenbergen met wie ze vanuit Harderwijk van 1820 tot 1828 in de koloniën woont.
Geertrui Rademakers trouwt met een zoon van
arbeiderskolonist Pieter Gijben en wordt daarna vanaf 1830 ook arbeidershuisgezin te
Veenhuizen.
Johannes Radix is
veteraan, later veldwachter. Gegevens staan in de genealogie
van Jan
Radix en de belevenissen van het gezin zijn er ook in verhaalvorm.
Op basis van een contract van het Hervormd Armbestuur te Steenwijk
komt Jan Ragius (zie hoeve 57) in 1820 in
Willemsoord om op Steenwijkse wezen te passen.
Simon Ran is een 16-jarige
ingedeelde uit Texel met volgens de directie 'aan beide beenen beeneters
en groene wonden', zie de
Texelse pagina.
Chef der Geneeskundige Dienst Johan Everhard Ranneft
inspecteert het kindergesticht met aandacht voor het afschuwelijke
kwaad der zelfbevlekking.
Bij mijn weten de enige koloniebewoner uit Zuid-Sleen, Jacobus Ras, is een tijdje met
wisselende functies in dienst van
de Maatschappij.
Misschien dezelfde J. Ras als die hier boven staat? wordt
boekhouder van de fabriek van het kinderetablissement
Veenhuizen-1.
Elizabeth Raukema is de
door Tymen van de Werf zie
Wilhelminaoord hoeve 53 te Veenhuizen opgeduikelde tweede
echtgenote die later op de kolonie komt
Frederik Rausch is lang niet de enige proefkolonist die
oorspronkelijk aan de andere kant van onze oostgrens geboren is. Gezonden door
Den Haag overlijdt hij na zes jaar.
Grietje, Elizabeth en Jan Rave worden op basis van
contract D4 door het gemeentebestuur van Weesperkarspel voor een
paar jaartjes in de kolonie geplaatst.
Cornelis Reedijk wordt op
aandringen van Johannes van den Bosch geplaatst in Wilhelminaoord
om het tekort aan huisverzorgers op te vangen, zie hoeve 16
Dina, Albert en Gerrit Reeman komen na de
dood van hun moeder in het kindergesticht. De laatstgenoemde komt
terecht in het koloniale onderwijs.
De zaalopziener Gerrit Reemst werkt eerst op de
Ommerschans en dan bij het eerste etablissement in Veenhuizen waar
een dronkenschap hem zijn baan
kost.
Alidanus Benedictus Rees komt uit Geffen en wil na de dood
van zijn vader, die daar predikant was, naar de kolonie. Maar na twee
weken heeft hij het al gezien.
William Reese werkt van 1820 tot 1830 in de kolonie en is
een tijd lang algemeen boekhouder
voor alle koloniën. Totdat die functie wordt opgeheven.
Toch even een bedelaarskolonist ertussen: Pieternela of Petronella
Regtuit vraagt in een
smeekschrift of ze na acht jaar het gesticht mag verlaten,
maar dat gaat nog duren.
A. Reichart (geen voornaam
bekend) komt 11 maart
1820 als onderopziener in Frederiksoord-2, maar is al vlot
spoorloos uit de boeken verdwenen.
Op zijn dringend verzoek krijgt Johan
Paulus Reichenbach per 1819 een functie in de kolonie en
trekt hij vanuit Geertruidenberg naar Frederiksoord-2, zie hier.
Nicolaas Hendrik van der Reide komt natuurlijk ook voor als Rijde en is net geen kolonist, hij komt er anno voorjaar 1821 met hooguit één een in, zie hier.
Doore Reijer is een weesmeisje uit Sneek die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
Philippus Reinbergen maakt als bedelaarskolonist kennis
met de koloniën en wil erg graag vrije kolonist worden. Dat lukt.
W.F. Reijnders is GEEN koloniebewoners, maar employée op
het Haagse kantoor van de Maatschappij. November 1855 krijgt hij een
gratificatie.
Johanna Reitenbach, weduwe Lambertus de Koning, krijgt
binnenkort nog een eigen pagina, maar voorlopig staat ze even bij
de familie Koenrades als ze
daar verblijft.
Maria Wilhelmina Reling
komt samen met haar moeder Maria
Reling in 1837 uit Deventer, trouwt een kolonistenzoon en
verbruit het helemaal, zie
hoeve nr 13.
Even een bedelaarskolonist ertussendoor: Huibert Remiens
staat in het centrum van een relletje rond een kannoneerboot en
een zogenaamd doodgeslagen
nieuwe matroos.
Franciscus Adrianus Renard woont een tijdje bij de familie Grondhout in
Frederiksoord en wordt daarom kort genoemd bij hoeve 7 van die
kolonie.
Een employée waar de directie hoogst tevreden over is, Cornelis
Wilhelmus Rensing uit Zwolle. In 1823 boekhouder,
als dit verhaaltje speelt
onderdirecteur Ommerschans.
Antonius, Hendrik en Johannes Jacobus Retel
zijn weesjongens uit Haarlem, welke stad hen augustus 1835 naar
het kindergesticht
te Veenhuizen brengt.
Sarus van Rhee, wiens voornaam ook als Saris voorkomt,
gezonden door Wijk bij Duurstede, wordt beschouwd als een van de
meest opstandige
proefkolonisten.
De weduwe Richmond, die van zichzelf Catharina Jans Glas
heet, wordt door de subcommissie van weldadigheid Vlissingen in de
proefkolonie geplaatst.
Carel Christoffel Richter
komt 1846 uit Haarlem in Frederiksoord, maar overlijdt na vijf
maanden. Het hertrouwen van zijn weduwe wordt hier en hier genoemd.
De eerste kok van de proefkolonie zou Rieken heten, maar
helemaal zeker is dat niet. Als alle gezinnen voor zichzelf gaan
koken, gaat hij weg. Geen info op de site.
De 27-jarige Jeltje Klazen Riemersma komt in 1831 als
bestedelinge in de kolonie en maakt daar het nodige mee. Allemaal
samengebracht op deze pagina.
Hermanus Rietberg komt
1825 met zijn gezin uit Kampen, wordt even genoemd op deze pagina. Er zijn nog
veel meer huwelijksverbindingen met andere kolonisten.
Frederik Jacobus Pieter Riethagen uit Amsterdam, geboren
28 oktober 1829, komt even langs als hij zes maanden is ingedeeld bij de familie
Stollmeijer.
Hendrik Rigagneau is proefkolonist uit Amsterdam, maar
blijkt zeer ongeschikt en zijn vrouw houdt veel van een glaasje
Schiedammer, zie zijn file.
Florian Rigter is een wees
uit Rotterdam die juni 1820 aankomt en wordt ingedeeld bij
Schiedammers, hoeve 91 te
Willemsoord
Adriana de Rijke is een weesmeisje uit Tholen die vanaf
onbekende datum tot 1838 bij diverse koloniale gezinnen wordt
ondergebracht, onder andere bij de familie Alblas.
De kanonnier H. de Rijk(e)
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden
aangesteld.
Johanna Rijke is een weesmeisje uit Schiedam die vanuit
het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te
Wateren.
Maartje Rijke uit Abbekerk bij Medemblik is nog geen maand
in het kindergesticht te Veenhuizen als er een zilveren vingerhoed
en andere spulletjes
van haar gestolen worden.
Cornelis Albertus van Rijn is een een vrije kolonist die in 1845 zaalopziener wordt in Veenhuizen-1 en in 1858 oppasser bij het hospitaal op de Ommerschans.
Roelina Agnes van de Rijp komt met echtgenoot en vijf
kinderen uit Coevorden naar een arbeiderswoning in Veenhuizen. Ze overlijdt al na
anderhalf jaar.
Jenneke van Rijswijk komt net echtgenoot Aart van Muijlwijk en gezin uit Gorinchem naar een woning voor arbeidersgezinnen. Haar zoon wordt later onderwijzer bij de Maatschappij.
Maria Rinsbergen is de echtgenote van arbeiderskolonist
Alexander Beekman en als zij met verlof in Edam is, komt ze bij de
subcommissie met een litanie aan
klachten.
Everhardus Roebers zou ook Everhardus Hageman
kunnen heten, en Helena Roebers zou Helena Schurink
kunnen heten. Ze staan allebei op de pagina met Zwolse kinderen.
Gerhardus Roelfs Roelfsema komt in 1825 met zijn gezin uit
Delfzijl naar een woning voor arbeiders in Veenhuizen. De oudste
zoon blijft daar en wordt
hoevenaar.
Gerardus Rochel komt in 1830 met zijn gezin uit Den Haag
naar Frederiksoord. Een burenruzie staat op de site van de dorpsgemeenschap
aldaar.
Johannes Bernardus Rodenburg komt in 1833 als arbeiderskolonist vanuit Balk naar Veenhuizen. Hij overlijdt twee jaar later, waarna zijn weduwe de boel op stelten zet.
Maria Machielse Roest is de echtgenote van proefkolonist
Breukel uit Maassluis en in de
archiefstukken is veel kritiek op het zedelijk gedrag van
haar en haar dochters.
Arie Roesteen komt in 1821
uit Oudewater, is elf jaar als hij aankomt en speelt een rol in
een verhaaltje dat is te bereiken via Wilhelminaoord hoeve
nummer 14
Klasina Roetink wordt in 1833 door het Armenbestuur der
Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie Frederiksoord
geplaatst, bij het gezin van Zwolse
kinderen van Bultman.
Augusta Catharina Maria Sophia Roks komt in april 1833 als
echtgenote van vrije kolonist
Capelle naar Frederiksoord, maar zij en haar man overlijden binnen
twee jaar.
Marie Louise Roland werkt twee jaar op de kolonie als wat
zij zelf noemt 'vrouwmeid'. Dan heeft zij, in 1823, er meer dan
genoeg van en vraagt ze de subcommissie terug te mogen.
Geertruij Romijn de weduwe
Bartol hoort bij de tweede
massa-lading uit Dordrecht (8 juni 1820), Willemsoord hoeve 56
Cornelis Rommelse is vanuit Oude Tonge in het
kinderetablissement te Veenhuizen geplaatst. Na zes jaar en twee tuchtzittingen
blijft hij van verlof achter.
De bij aankomst - tegelijk met twee zusjes in 1833 twaalfjarige Antonij de Ronde uit Schiedam
werkt zich in de kolonie op van bestedeling tot kolonist, zie hier
Anna of Aletta de Rooij is van 1825 ror 1830 in
het kindergesticht te Veenhuizen. De gegevens spreken elkaar een
beetje tegen, zoals vermeld onder deze tuchtzitting.
Ene J. de Rooij is eventjes zaalopziener in de Ommerschans
en wordt dan
boekhouder van het buitengebied rondom de schans.
Egbert van Rooijen (of van
Rooij) wordt in 1828 kolonist dankzij de provinciale commandant
van Noord-Brbant. Na zijn dood maakt zijn weduwe furore, zie deze pagina
Pieter van Roon is eerst boekhouder op de Ommerschans en
vanaf 1845 onderdirecteur. Beide functies duren niet heel lang.
Michiel Ro(o)se is een militaire veteraan die in 1850 wordt aangesteld als zaalopziener te Ommerschans. Tot wanneer is onduidelijk.
Jan Klaazes Rootje is
een van de Harlingse weeskinderen die in de begintijd Willemsoord hoeve 12
bevolken.
Hette Ros is een wees uit
Leeuwarden die mét motivatie particulier besteed wordt in de
kolonie, zie dit
verhaal.
Barta Hendrica Rosenhaan is de echtgenote van kolonist
Pieter Calkhoven, maar als hij april 1854 aan de permanente commissie schrijft
is hij al jaren weduwnaar.
Maria van Rosmaelen is de (derde) echtgenote van Hendrikus Morriën, die als
koloniaal boekhouder werkzaam is en daar een familietraditie van
maakt.
Gerrigje de Rotte is de echtgenote van Anthonij van
Puffelen, met wie zij in 1821 een hoeve in de kolonie
Wilhelminaoord betrekt. Zie voor meer over de familie deze pagina.
Elisabeth Roukema komt in 1829 vanuit Gorredijk naar
Veenhuizen om met de weduwnaar Tijmen van der Werf in een arbeiderswoninkje in het
eerste gesticht te wonen.
Grietje van Rozendaal
behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit
Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Wilhelmus en Johanna Rozendaal komen als
Amersfoortse weesof armenkinderen 1855 in de kolonie, zie Amersfoortse ingedeelden
Johannes van Rozendaal is
een van de drie jongens die december 1821 door Amersfoort bij een
gezin gevoegd worden, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Julia Maria Rubaij is de
nog zeer jonge weduwe van Jan Hendrik Wakker en via bemiddeling
van een oom van laatstgenoemde geplaatst in Wilhelminaoord hoeve
55
Dirk Minnes de Ruiter (géén familie van de gelijknamige
proefkolonist) woonde altijd al in de omgeving voor hij kolonist
te Frederiksoord werd, via
deze site.
Hubrecht de Ruiter is de proefkolonist van de subcommissie
van weldadigheid Axel in Zeeuws-Vlaanderen en komt woensdag 4
november 1818 aan, zie zijn file
Jannette Henriette de Ruiter wordt in 1833 door het
Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in de kolonie
geplaatst, bij het gezin van
Zwolse kinderen van Bultman.
De korporaal E. Rulach
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden
aangesteld.
Kolonist Pieter Hansen Rusch
komt in 1833 vanuit Amsterdam naar Willemsoord, diverse nazaten
worden ook kolonist, zie bij de
kolonie-dynastieën.
Jan Rutte(n) is een arbeiderskolonist die eerst
wijkmeester wordt en later zaalopziener op de Ommerschans, zie hier, en
nog later vrije kolonist. Maar het eindigt toch weer in Veenhuizen.
S |
Hendrik Sabelis komt in 1824 met zijn gezin uit Haarlem
naar de vrije koloniën, valt een scharensliep
uit Vledder aan en wil daarna weg, wat in 1829 lukt.
Maria van Salm verliest
kort na aankomst (Wilhelminaoord
hoeve 30) haar echtgenoot, maar huwt vervolgens een
kolonistenzoon.
Carolina Sanders is de echtgenote van de tweede
huisverzorger Hendrik Bultman die voor het Armenbestuur der
Hervormde Gemeente te Zwolle op zes
weeskinderen gaat passen.
Johanna Sanders komt uit Nijmegen en is de echtgenote van
arbeider, wijkmeester, zaalopziener en nog later vrije kolonist
Jan Rutte. Diverse banen en diverse
kolonies.
Jan Matthijs Sarus is gekleed in een 'karsaaije buijs en
dito broek' als hij in 1825 vanuit Middelburg naar het kindergesticht in
Veenhuizen gaat.
Boudewijn Schaaf is een ingedeelde wees uit Rotterdam die
alleen heel even voorkomt op de
pagina van de familie Inpijn.
Arbeiderskolonist van der Schaft treedt bij deze zitting
van de raad van tucht voor arbeidershuisgezinnen op als getuige.
Anthony Bernardus Schaghen is van 1832 tot 1840
zaalopziener bij het tweede of bedelaarsgesticht te Veenhuizen.
Mei 1840 vliegt
hij eruit.
Adrianus van Schaick uit
Amsterdam, aankomst 1820, komt in het boek even langs (niet bij
naam) als ontslagen huisverzorger, Willemsoord hoeve 19
Christina Jacoba Scharfft is de echtgenote van Hendrik
Jacob Flierman, de hoofdonderwijzer
bij het tweede of bedelaarsgesticht te Veenhuizen.
Johanna Scheene en Gerrit Scheene komen,
respectievelijk tien en twaalf jaar oud in 1839 in de kolonie
Frederiksoord en wonen voortaan bij de huisverzorger Jan Dunnink.
Roelof Scheene volgt bovengenoemde Johanna en Gerrit in
1844. Hij is dan tien jaar en komt ook in het huishouden van de Zwolse
huisverzorger Jan Dunnink.
Noach Scheffener begint als wees en is later een van de
kwekelingen die na zijn militaire dienst wil terugkeren in de kolonie. Dat wordt
toegestaan en hij blijft tot aan zijn dood.
Anna of Antje Scheffer, geboren 10 februari 1834 en vanaf 5
juli 1842 op de kolonie waar ze tot 1855 zal blijven. Een tijdje
bij de familie Ladru op wier pagina
ze wordt vermeld.
Laurentina Scheffer uit Schiedam wordt eventjes genoemd
als zij is ingedeeld bij het kolonistengezin Logeman te Willemsoord.
Johannes Scheffers komt op de leeftijd van vijf jaar uit
Schiedam en komt deze pagina's even ter sprake als hij is
ingedeeld bij het gezin van de kolonist Lehmbroek.
Nicolaas Scheffers, gehuwd
met Johanna Evaars, komt uit Bergen op Zoom. Aankomst 1821 en
vrijboer te Willemsoord volgens het vrijboerenreglement 1830.
Johannes Bernardus Schelhuizen loopt uit het
kinderetablissement in Veenhuizen weg omdat hij uit hoofde
van zwak gezicht het Landwerk niet aan kan.
Pieter Schenk Weltevrede, die ik voor de zekerheid ook bij
de 'W' heb gezet, is vrije kolonist van 1848 tot 1860. Weinig
bijzonderheden onderaan deze pagina.
Femmetje Schenkels is de echtgenote van eerst
arbeiderskolonist, later hoevenaar Hendrik Femer. Ze komen met
vier kinderen uit Kampen en
krijgen er twee bij.
Hendrik Adrianus Schepman
komt op zijn 25ste via ene Welborn Schepman (vast familie) in de
kolonie en veroorzaakt diverse problemen, oa op hoeve 1 te Wilhelminaoord.
Johannes Jacobus Scherjon is een militaire veteraan die
van september 1850 tot februari 1858 zaalopziener
te Ommerschans is.
De halfwees Hendrik van Schie
en de wees Adam van Schie
(géén familie van elkaar) behoren in 1820 tot de eerste drie
bannelingen in de strafkolonie, zie dit verhaal
Christiaan Jacob Teil Schindler is zeven maanden in 1835
arts in het kindergesticht te Veenhuizen. Op deze pagina houd ik
bij waar hij voorkomt.
De korporaal J. Schipper(s)
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden
aangesteld.
Johan Andries Schmidt komt
in 1821 vanuit Den Haag in de kolonie na persoonlijk contact met
Paulus van Hemert, zie
Willemsoord hoeve 68
De veteranenweduwe Schmidt, die ook bij deze tuchtzaak
even genoemd wordt, wordt mishandeld door
een jongere veteranendochter. Er zijn getuigen.
Johann Franz Philip Schnatz hoort tot de
allereerste opzieners op de proefkolonie, zie
hier en elders staan zijn latere
lotgevallen op de Ommerschans.
Michael Schnell is in 1820
een van de eerste wijkmeesters in de kolonie; drankmisbruik en
huiselijk geweld leiden 1828 tot ontslag, alles staat op deze pagina.
Johann Friedrich Adolph Schnoor komt
in 1830 uit Amsterdam naar de vrije
koloniën dankzij de Provinciale Commandant van
West-Vlaanderen en blijft voorgoed.
Scholbroek of Scholsbroek, zie Schoolbroek.
Bernardus Scholten
arriveert juni 1821 vanuit Zaltbommel en wordt geplaatst op hoeve
nummer `51 van Wilhelminaoord
Gerrit Scholtens, herkomst
Groningen, aankomst 1830. Zijn dochter zal trouwen met Willem der
Nederlanden, zie de pagina Nederlander
Alexander Schonewald is een ingedeelde uit Den Haag die op
het Instituut te Wateren komt, maar die vandaar ontzettend graag weer weg wil en
daarover schrijft aan zijn zuster.
Hendrik Schonewolf is een wees uit Amsterdam die in 1850
hij is dan 25 jaar uit Veenhuizen wordt opgehaald om naar
een krankzinnigengesticht gebracht te worden.
Catharina Schoolbroek, Cunera Schoolbroek,
Geetrui Elisabeth Schoolbroek en Elisabeth
Geertrui Schoolbroek zijn de vier dochters waarmee Willempje
van der Dooze weduwe Schoolbroek in
de kolonie komt.
David Schouten is een
ingedeelde uit Alkmaar, aankomst 1824, die huwt met een op de
kolonie wonende Texelse weduwe, zie deze pagina over hem
Na twee jaar als vrije kolonist overlijdt Adrianus Schreuder.
Het hertrouwen van zijn echtgenote Johanna Kornelia Aenée komt ter
sprake op de pagina Gerrit
van Manenberg.
Gijsbertus van Schrevendijk begint als bedelaarskolonist,
maar trouwt met een weduwe
die in de strafkolonie zit en wordt daarna bevorderd tot bewoner
van de vrije koloniën.
De schrijver bij de adjunct-directeur voor de vrije koloniën Pieter
Siebes Schrieder biedt de permanente commissie een zelf uitgegeven boekje met Taferelen
van een gelukkig leven.
Cornelis Schrijver is ongeveer 40 jaar als hij in de kolonie
komt en wordt gevonden 'met alle tekens van zich door een
pistoolschot van het leven te hebben berooft'.
Koenraad Johannes Schünlau is van 1839 tot 1847 arts van
Veenhuizen-1. Op
deze pagina houd ik bij waar er dingen over hem of van hem
staan.
Bartholomeus Schurer is van 1825 tot 1836 onderdirecteur van Willemsoord. Er komt nog meer informatie, maar tot nu toe staat alleen zijn dochter Annigje Schurer er op.
Adriana Schutser is een weesmeisje uit Hellevoetsluis die vanuit het kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als 'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te Wateren.
Johan Abraham Schütz komt augustus 1847 met zijn gezin naar de kolonie Frederiksoord en blijft tot zijn dood in 1861.
Albert Schuurman is de eerste hoofdonderwijzer
van het kindergesticht Veenhuizen-3 en tevens oprichter/dirigent
van het muziekgezelschap van weeskinderen.
Anna Maria Schuurman komt in 1821 als ingedeelde
uit Harlingen en speelt een rol in een verhaaltje elders op de site
Doeke Schuurman komt in augustus 1820 uit Dokkum als ingedeelde
bij de weduwe Karper op hoeve
81 te Willemsoord
Eerst ingedeelde, later kolonist, komt Johannes Schuurman
op deze pagina's alleen heel kort ter
sprake als kinderen van de weduwe Amende bij hem worden
ingedeeld.
J. Schweitzer is een van de allereerste opzichters in
de proefkolonie, maar ook de eerste die weer mag vertrekken. De
Proefkolonie blz 126-129, geen verdere info op de site.
Adriana Seepers is de echtgenote van Hendrik Bosz, met wie
ze uit Den Haag naar Frederiksoord komt en met wie ze ook graag
weer daarvandaan zou willen.
Ook Ignatius Seijl behoort tot de allereerste opzichters
van de proefkolonie. Later gaat hij naar de Ommerschans (zie dit verhaal)
en hij wordt genoemd op de pagina
met zaalopzieners in dat gesticht.
Johanna Christina Selbits is een weesof armenkind uit
Monnickendam van wie een zakboekje is bewaard gebleven. Zie deze pagina met extra
informatie onderaan.
Johan Willem Barend Semler, afkomstig uit Den Haag en
geboren in 1807, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in
1860-1861 bij de weduwe van Jan
Vossebelt.
Hendrikus Joseph Sicking,
Cornelia Alijda Sicking en
Aleida Sicking (of Siking)
komen gedrieën in 1848 als Amersfoortse
ingedeelden op de kolonie.
Johanna Hermina of Maria Siegers, afkomstig uit Groningen
en geboren in 1839, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in
1859-1860 bij de weduwe van Jan
Vossebelt.
Maria Siegersen, vanuit Amsterdam via Arnhem naar het
kindergesticht in Veenhuizen gezonden, heeft ruzie met een andere
wees en steekt haar
met een sikkel in de arm.
Grietje Siepel trouwt met Reinier van Nispen twee dagen
voordat ze een grote
boerderij op het terrein van de Ommerschans mogen betrekken.
Daar blijft ze altijd.
Jan Sieuwerts (52) en zijn
43-jarige echtgenote zijn door de schout van De Rijp als
huisverzorgers naar Willemsoord
gezonden,
Jacoba Sijs (volgens de subcommissie is het Sies) komt januari 1824 met haar gezin vanuit Goes als arbeiderskolonist naar Veenhuizen, maar ze zijn snel weer weg.
Jan Jans Sijsseling is een militaire veteraan die van
november 1847 tot september 1850 werkt als zaalopziener
in het gesticht te Ommerschans.
Sijtske Sybrens Sijtsma komt uit Oudega en behoort met
haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5
februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.
Adrianus Fredericus Simons
behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit
Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Barend Simons en Sitske Nautha worden vanuit
Noordwolde de kolonie binnengehaald, waarschijnlijk om het gebrek
aan huisverzorgers op te vangen, Willemsoord hoeve 45.
Jan Sirrep is 70 jaar als
hij juni 1820 met echtgenote Aaltje
Benken uit Hoogeveen komt om als huisverzorgers te
dienen, zie bij hoeve 37 op de pagina over
Willemsoord.
Maria Christina Jeannetje Sleicher, soms Slijger, kom als arbeidersvrouw december 1823 naar Veenhuizen. Na de dood van haar man wordt ze ingedeelde in de vrije koloniën.
Johanna Sloons is een weesmeisje uit Utrecht die na een
periode in Frederiksoord een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te
Wateren.
Jacob Lammerts Sloothaak komt uit St Johannesga en is een
van de slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin
opgenomen wordt.
Gerrit Jans Slord komt
oktober 1821 met echtgenote en vijf kinderen aan vanuit Enkhuizen
en wordt geplaatst in hoeve nummer 29 van Wilhelminaoord
Gerris Slot komt als
kolonist uit Texel en arriveert juli 1822. Verder is er helaas
weinig bekend, alleen dat hij woont op Wilhelminaoord, hoeve nr
83
Vrouwtje Slot is een
ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie zij juli 1822
uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79
Neeltje Smak uit Medemblik komt voor de Raad van Tucht
voor Weezen, Vondelingen en Verlatene Kinderen'i' van Veenhuizen-1
op beschuldiging van
diefstal.
Anme Antoons Smal is een
ingedeelde uit Sneek die later kolonist wordt, hij wordt even
genoemd bij Willemsoord
hoeve 59
Gijsje, Teuntje en Ariaantje Smaling worden op basis van
contract D4 door het gemeentebestuur van Weesperkarspel voor een
paar jaartjes in de kolonie geplaatst.
Kristiaan Smallenbagh is
een van de enorme lading wezen uit Dordrecht die juni 1820
aankomen, Willemsoord
hoeve nummer 14
Elisabeth Smallenburg,
weduwe met twee zoons, behoort
tot de grote groep Dordrechters die 10 juni 1821 arriveren, zie in
en onderaan de pagina Snijder
Omdat het nageslacht zich meestal toont met de naam ter
Smetten maak ik hier even melding van proefkolonist Johannes
Tersmetten die bij mij onder de 'T' staat.
Susanna Margaretha Smidt is de echtgenote van eerst
onderdirecteur, later adjunct-directeur Coenraad Hulst, die over
haar schrijft in zijn sollicitatiebrief.
De uit Brielle afkomstige Jacob Smient, veldwachter te
Veenhuizen van 1826 tot 1839, een van de veteranen die de
Maatschappij tegen vergoeding overnam van het ministerie.
Jan Smies sr en Jan Smies jr, vader en zoon,
komen na een tijdje buiten de kolonie weer terug. De vader
overlijdt en de zoon trouwt een kolonistendochter en wordt kolonist.
Rokus Smies wordt van kolonistenzoon zaalopziener van
de ziekenzalen te Veenhuizen, daarna zaalopziener te Ommerschans
en tenslotte arbeidershuisgezin.
Catharina, Elisabeth en Pieter Smies
zijn mét de hierboven genoemde Jan en Rokus Smies kinderen van
Levina Lamaire en voorkinderen van proefkolonist Hubrecht de Ruiter.
Abraham Smit uit
Groningen, die in het huisje van Bosch komt (Proefkolonie
blz. 282), en met de
weduwe Weender
hertrouwt. Hij heeft een eigen
pagina.
Bernardus Antonius Smit wordt alleen genoemd als hij is ingedeeld bij het gezin van Lucassen.
Gesina Smit is de echtgenote van Cornelius Ajo Andrea die
een jaar winkelier bij het
tweede gesticht te Veenhuizen is. Na de dood van haar man vertrekt
ze.
Harmen of Hermanus Smit is de eerste arts in
Veenhuizen. Aangesteld op 19
februari 1824 en in functie tot hij ontslag neemt op 3
januari 1828.
Jan Hendrik Smit is een jongere broer van de hierboven
genoemde Abraham Smit. Zijn carrière als huisverzorger staat bij
hoeve 76 op de pagina
over Wilhelminaoord.
Klaas Smit komt op 12
september 1821 aan, gelijk met andere Texelse kolonisten. Ik heb
hem opgenomen onderaan de pagina
Texelse kolonisten
Vrije kolonist Pieter Smit komt februari 1848 vanuit
Steenwijk in de kolonie Frederiksoord en komt op deze pagina's alleen hier heel even voor.
Riekel Smit is de eerste boekhouder van het eerste gesticht, maar moet in 1825 al vertrekken. Later komt een (of twee?) van zijn kinderen in het wezengesticht.
Roelof Coenraads Smit is onderbrigadier van de
veldwachters op de Ommerschans en verliest alle plezier in zijn
werk als er in 1845 een nieuwe
onderdirecteur aantreedt.
Huisverzorgers Cornelis Andries
Smith en echtgenote Barrege
Pieters Postma krijgen negen Harlingse kinderen in huis in Willemsoord (zie
hoeve 87).
Cornelia Smits komt in 1821 als dertienjarige uit
Dordrecht bij de
familie Van Driel in Wilhelminaoord (zie bij hoeve 8) en
besluit in 1824 na verlof niet terug te keren.
Jannetje Smits en echtgenoot komen met een boel jonge kinderen in 1822 als vrije kolonisten naar Willemsoord, en gaan in 1836 weer weg als de meeste kinderen groot zijn.
De door de regenten van de rooms-katholieke armen te Den Haag
geplaatste Johannes Hendrikus Smits wordt eventjes genoemd als
hij bij de familie Lucassen is ingedeeld.
Een van de eerste opvolgers van de proefkolonisten, Hendrik Sneijder
uit Den Haag, aankomst maart 1821, komt aan bod in een verhaaltje elders op de
site.
Jan Snoek en Neeltje Kleinjan komen juni
1820 uit Dordrecht in
Willemsoord (zie bij hoeve 26). Er is nog een
Dordrechtse Snoek op de kolonie, zie onder.
Hendrik Snoek en Willemina van Erven. Dit is
dus de andere Snoek (zie boven), ook Dordrecht, ook juni 1820, ook Willemsoord (zie bij
hoeve 53).
Sebastianus Tillemanus van Son begint als zaalopziener
te Ommerschans en gaat daarna over naar Veenhuizen-1 als
magazijnmeester.
Pieter Josephus Souverijn begint in 1825 als arbeidersgezin
in Veenhuizen, maar wordt in 1827 opgeschaald tot vrije kolonist.
Meer onderaan deze pagina..
L.C.F.J. Spangenberg is GEEN koloniebewoners, maar employée
op het Haagse kantoor van de Maatschappij. November 1855 krijgt
hij een gratificatie.
Hendrica Speelmeijer is eerst de echtgenote van vrije
kolonist Egbert van Rooijen, maar trouwt later een
bedelaarskolonist met wie ze dan in de vrije koloniën woont.
Frans van der Spek is een ingedeelde uit Den Haag die later
vluchtgevaarlijk blijkt. Zie bij hoeve 76 op de pagina met eerste bewoners van
Wilhelminaoord.
Jan Spel, de eerste (en
enige?) kolonist uit het Zuid-Hollandse Montfoort. Het gezin
vestigt zich te
Willemsoord (zie bij hoeve nummer 13).
Gerrit Spruijt en Trijntje Versloot komen juni
1820 uit Dordrecht en worden geplaatst in Willemsoord (zie bij
hoeve 47). In 1833 is de laatste Spruijt of Spruit van de kolonie
af.
De familie Versluis krijgt nog wel een keer een eigen pagina,
maar voorlopig wordt alleen dochter Agnes Versluis gemeld
als zij trouwt met Jan Smies en kolonistevrouw
wordt.
Johanna Spurrij komt
maart 1821 uit Den Haag met haar gezin en betrekt een hoeve in de
oorspronkelijke proefkolonie. De omvangrijke familie heeft een eigen pagina.
Pieter Staal was bijna proefkolonist geweest, maar komt dan
pas in 1820 vanuit Enkhuizen in
Willemsoord (zie bij hoeve 20). Oorspronkelijk was de naam
Stahl. Dochter Hendrika Christina Staal trouwt met de oudere
buurman en staat op deze pagina.
G. Statius Muller is vanaf 1826 de eerste arts van de vrije
koloniën. Op deze
pagina houd ik bij waar hij op de site vermeld wordt..
In tuchtverslagen worden ze Hendrikje Staai de Melger en Josephus
Staai de Melger genoemd, maar ze staan ingeschreven als
Melger Verstaij, zie aldaar.
Hendrik Stalman of misschien Halman behoort tot de
allereerste deserteurs
uit de kinderetablissementen in Veenhuizen. Ze zien hem daar nooit
meer terug.
Anthonij Star is 16 jaar als hij door de Regenten van het
Gereformeerd Weeshuis te Delft in de kolonie wordt geplaatst. Zie
contract E11 op deze pagina.
Geertje Starrenberg (43)
is als huisverzorgster uit Vlaardingen gekomen in juli 1820 en
voert die taak uit op hoeve nummer 80 in Willemsoord
Jacob Steeling is een militaire veteraan die eerst
veldwachter en vanaf 1841 'opziener van
het hospitaal' te Ommerschans is.
De militaire veteraan sergeant Steemink treedt op als
getuige in een tuchtzaak als een andere militaire veteraan een klomp in de nek
krijgt gegooid.
Gerrit Steenbeek is een zoon van de man die leiding geeft
aan het spinwerk op de Ommerschans. Hij wordt onderdirecteur van de
stoomspinnerij in Veenhuizen.
En die vader van bovengenoemde is Hendrik Steenbeek.
Later is hij winkelier en nog later wil hij een oudedagsvoorziening. In de
19e eeuw?? Ja kom nou.
Jacomina Johanna Steenhuizen
wordt juli 1821 vermeld als ingedeelde bij Wilhelminaoord hoeve
59. Verdere gegevens ontbreken.
Johannes Willem Steenhuizen
komt in 1822 uit Amsterdam, na twee jaar vlucht hij vanwege
huwelijkse onenigheid, zie dit
verhaaltje.
Jan Steenmetz uit
Amsterdam is in 1833 gemeensman.
Hij overlijdt in 1836 na acht jaar kolonie. Zijn weduwe komt voor
op deze pagina.
Afkomstig uit de hogere standen van Dokkum, is Douwe Petrus
van Steenwijk door een liederlijk leven in de Ommerschans terecht
gekomen. Daar praktizeert hij als arts.
Over kolonist Cornelis Hermanus Steenwinkel weet ik niet
veel, behalve dat hij in 1836 aankomt en in 1837 alweer vertrekt
en dat hij genoemd wordt in deze brief.
De zoon en de dochter van een van de militaire veteranen, de
fuselier Steiner, hebben een andere militaire veteraaan
beledigd en hem een
klomp in de nek gegooid.
Jacob Ruurt Stellinga uit Stavoren beleeft de kortste
carrière als proefkolonist, hij overlijdt na een week. De kinderen
blijven nog een tijdje, zie zijn file.
Vader overlijdt in 1827, moeder in 1831, en dan gaan drie kindjes
Steneker (zie II-a op
die pagina) naar Veenhuizen en... overleven alledrie. Je vergeet
het soms, maar het merendeel komt er toch levend weer uit.
Johanna Louisa Stenvers komt met echtgenoot Cornelis Hagen
en twee kinderen in december 1823 naar Veenhuizen als arbeidershuisgezin. Haar
echtgenoot wordt portier.
Hendrik Steunenberg
arriveert in 1820 als eerste kolonist uit Deventer en krijgt hoeve
nummer 6 in Frederiksoord-2, zie hier.
Geertje Stevens is een
weesof armenkind die juni 1820 door de Provisoren van het
Armenweeshuis te Harderwijk is ingedeeld op hoeve 73 van Willemsoord
Johannes van Stijn is een
weesof armenkind uit Haarlem die juli 1821 wordt ingedeeld op hoeve 70 van Willemsoord
Samuel Stoeder behoort
tot de Vlissingers die in juli 1821 drie net gebouwde hoeves in
het spiksplinternieuwe Wilhelminaoord in gebruik nemen, zie hoeve 19.
Elisabeth Stokebrand is de echtgenote van de in december
1819 aankomende Amsterdamse kolonist Anthonie Hugo Ladru. Zie de pagina over de familie en
latere Ladru's.
Abraham Stokheimer werkt
1827 tot 1830 op de kolonie en is misschien dezelfde Stokheimer
als hieronder, daarom wordt hij even genoemd bij hoeve 2 van Willemsoord
J.F. Stokheimer wordt
oktober 1821 aangesteld als wijkmeester te Willemsoord, maar de
carrière duurt niet lang, zie hoeve 2 van Willemsoord
Het kolonistengezin Stollmeijer
blijft vijftien jaar (1846-1861) op de kolonie en houdt het dan
voor gezien.
Wijntje Gestmeter is de eerste echtgenote van de algemeen
magazijnmeester van
de koloniën Theodorus Lindeman en woont in een huisje bij het
Sterrebos.
Pieter Stuiver behoort met
zijn gezin tot het grote contingent Hagenaars in Wilhelminaoord, Hij is de eerste van vele vele
Stuivers.
Riemkje Johannes Stuur is een weesmeisje dat vanuit het
kindergesticht te Veenhuizen een tijdje als
'waschmeid' fungeert in het Landbouwkundig Instituut te
Wateren.
Jan Hendrik Suer (of Suer
van Hardenberg) is een zéér kortstondige ingedeelde, wiens
ultrakorte koloniale carrière te lezen is bij huisverzorger Ebert
op Willemsoord hoeve
5.
Johannes Georgius Suring is een militaire veteraan die in
1847 wordt aangesteld als zaalopziener
op de Ommerschans.
Anthony Felix Simon Swart is een tijdje heelmeester op de
Ommerschans, zie bij www.debedelaarskolonie.
Zijn ontslag staat in
dit besluit.
T |
Hendrik Jans Taatgen (47) en Feitje Dirks de Boer (44) komen juli 1820 vanuit
Farnsum, arrondissement Appingedam, zie verder hun pagina
Hendrika Taatgen komt bij haar vader in de kolonie op
bezoek en brengt het hoofd van de ondermeester van
Willemsoord op hol.
Ene Tape of Taape uit Harlingen heeft een
carrière als huisverzorger van slechts enkele dagen; wordt genoemd
bij Willemsoord (hoeve
12).
Dirk Frederik Telder en Pieter Telder zijn
weeskinderen die allebei vanuit het kindergesticht naar Wateren
gaan. Pieter werkt daarna bij een melboer in Amsterdam.
Teskens is een foutje. Dat moet zijn Feskens, zie aldaar.
Proefkolonist Johannes Tersmetten, uit Den Haag, doet het
zeer goed, maar besluit na verloop van tijd dat hij liever in de
gewone maatschappij is, zie zijn file.
Gerrit en Catharina Elisabeth Terweij zijn twee
Utrechtse wezen, aankomst 7 april 1822, huisvesting Willemsoord hoeve 35
Met Jakob Heinrich Textor en zijn zoon Augustinus
Matthias Jacobus Textor sla ik twee onderdirecteuren van het
kindergesticht Veenhuizen-1 in één klap.
Bernardus George Thesing is een wees uit Amsterdam die
vanuit het kindergesticht in Veenhuizen naar het Instituut in Wateren
gaat, en vandaar gaat hij 'op een oorlogsschip'.
Jan Thesing komt emet zijn gezin in 1822 vanuit Zaandam
naar de kolonie Wilhelminaoord, maar man en vrouw hebben 'de hoogste tegenzin tegen de
kolonie' en lopen weg.
Hendrik van Thiel is een huisverzorger
die voor niets naar de kolonie is geweest en die daardoor volkomen
aan de grond is komen te zitten.
Cornelia Johanna Thienpondt uit Vlissingen wordt eventjes genoemd als zij een tijdje is ingedeeld bij het gezin van vrije kolonist Johan Abraham Schütz.
Wilhelmina Dorothea Thomann, afkomstig uit Middelburg en
geboren in 1833, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in
1860-1866 bij de weduwe van Jan
Vossebelt.
Bernardus Tienkens, met de roepnaam Nardus, is
'doof, bijsienden en Buitengewoon onnoosel', maar toch spreekt iedereen, vooral zijn
oom, met liefde over hem.
Klaas Tijmes met als spellingsvariaties onder andere
Tiemes, Teijmes of Thiemes, is de proefkolonist uit Alkmaar,
tevens kaasmaker, en een succesnummer, zie zijn file.
Alida Timmermans komt met echtgenoot en vijf kinderen als
arbeidersgezin naar Veenhuizen. Van de vijf kinderen trouwen en
blijven er drie in de koloniën.
Huibert Timmermans behoort
tot de eerste groep van 59 Dordtse weeskinderen die 4 juni 1820
aankomen in Willemsoord,
hoeve 73
Johanna Tinkelenberg, geboren in 1818, komt op 4 december
1826 vanuit De Rijp aan in de kolonie Willemsoord en blijft vijf jaar.
Een Amsterdammer op de hei, Thomas Lewis Titsing wordt rond 1840
te Willemsoord geplaatst en veel van zijn nageslacht blijft daar
hangen.
Trijntje Tjebbes is een
van de (vele) weduwen uit Texel, zij komt aan juli 1822 en wordt
gehuisvest in Wilhelminaoord
hoeve 81
In 1825 door Haarlem geplaatst als vrije kolonist in
Wilhelminaoord Gerrit Toepoel, echtgenote Johanna
Monsjou en hun kinderen. Hij is in 1833 gemeensman. Zoon Hendrik Toepoel
huwt een dochter van de familie Beun.
Arentje Toet behoort tot de gezinnen van vissers uit Scheveningen die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot er in 1833 weer werk in Scheveningen is.
Elisabeth van der Tol is een
uit Utrecht afkomstige wees die wordt ingedeeld bij de weduwe
Karper op hoeve 81 van
Willemsoord
Gregorius Johannes van der Toorn is al 47 jaar als hij,
enkele maanden na de dood van zijn vader, door zijn moeder in
Willemsoord wordt uitbesteed.
Hij blijft tot zijn dood in 1840.
Eke Toornstra komt in 1836 vanuit Dokkum als ingedeelde bij vrije kolonisten in Frederiksoord, tot ze bij een weduwnaar wordt ingedeeld met voorspelbaar gevolg.
B.C. Travers wordt in juli 1824 bevorderd tot onderdirecteur bij een van de
gestichten te Veenhuizen. Dat duut net een jaar. Hij wordt
heel boos over zijn ontslag.
Jan Tromp is een van de twee gezinshoofden uit Schokland die als enigen
van dat eiland in februari 1842 in de kolonie Veenhuizen komen.
De veteranendochter Sophia Tromp zou een veteranenweduwe
hebben mishandeld. Ze ontkent, maar er zijn getuigen...
De pagina
over Timotheus Trompet, gevonden op de Lauriersgracht voor
het huis № 53, waht nog op nadere informatie.
Jan Trompetter zit eerst in het kindergesticht te
Veenhuizen en is later ingedeelde in de vrije koloniën. Nadere
informatie over hem staat onderaan deze tuchtzitting.
Hendrika of Riekje Troost wordt door de
Algemene Armenvoogden Texel in september 1821 meegestuurd met het
gezin van Neeltje de Wijn, zie Wilhelminaoord hoeve 63
Maria Tuerlings is de echtgenote van Adriaan Feskens, met
wie ze uit Breda naar de
koloniën komt. Alle vier de dochters van het echtpaar zullen
koloniste worden.
Johannes Cornelis van Tuijll is een ingedeelde uit Den Haag
die klaagt over zijn huisverzorgers. Zie bij hoeve 76 op de pagina met eerste
bewoners van Wilhelminaoord.
Tuttel (vermoedelijk zijn de voornamen Jacobus
Hillebrand) is een van de burgemeesters van Steenwijk die de
kolonisatie actief helpen, zie
zijn file op www.deproefkolonie.nl
U |
Anne Alberts Uidinga komt uit Noordwolde en als hij 21 is
trouwt hij zich de kolonie in door een huwelijk met een
dochter van de vrije kolonist Leendert Vogelsang.
Lodewijk Willem Uhl is een broer van Martinus, zie hieronder, en is van 1840 tot zijn overlijden in 1854 zaalopziener op de Ommerschans.
Martinus Uhl is een kolonistenzoon uit Bergen op Zoom die meer dan dertig jaar de hoofdonderwijzer van de kolonie Wilhelminaoord zal zijn.
Neeltje Urich is de echtgenote van Johannes Lenselink, zaalopziener bij eerst het
2de en later het derde gesticht te Veenhuizen.
Johan Daniel Unverzagt uit
Utrecht wordt later zaalopziener in Veenhuizen, maar begint 1821
als wijkmeester te Wilemsoord, hoeve nummer 22
V |
Wilhelmina Vaas weduwe Pieter de Groot komt in 1822 aan
als huisverzorgster uit Maarssenbroek bij Utrecht, zie Willemsoord hoeve 35
Eva Vaubaillon is misschien wel, misschien niet eerder op de kolonie geweest als
zij in 1846 trouwt met de kolonistenweduwnaar Hendrik Martens van
der Boom.
Jean Pierre Vaubaillon komt eerst als achtjarige met zijn
moeder in Veenhuizen, gaat dan naar het Guyot-instituut voor
doofstommen en komt dan enkele
jaren in de vrije koloniën.
Albert Goossen van Veen is eerst zaalopziener en daarna
onderinstituteur in Wateren. Maar een onderschepte brief doet hem de das om.
Pieter van der Veen en
gezin komen gelijk met de familie Lutgering uit Zwolle, vertrekt
30 juni 1820, en vestigen zich in Willemsoord, hoeve 93.
Symen (of Simon) Veen is
juni 1820 gezonden door de 'subcommissie van weldadigheid Zijp',
arrondissement Alkmaar, en komt in Frederiksoord-2, hoeve nummer 36
Een wees uit Harlingen, 1821 aangekomen, die ervan wordt verdacht
de aan hem verstrekte kleding te hebben doorverkocht, Uiltje Ebes Veen, zie hier.
Joukjen Jelles Veenstra komt uit Rottum en behoort met
haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5
februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.
Rense en Roelof Veenstra zijn
voorkinderen van de echtgenote van Barend Simons, maar worden juni
1820 elders op Willemsoord ondergebracht, het spoor begint op hoeve 45.
Een huisverzorger uit Harlingen, Tjerk
Pieters Veenstra, 1820 aangekomen in Willemsoord, waar nu
eens géén klachten over zijn, zie hier.
Abraham Vegters komt juli
1821 met echtgenote en vijf kinderen vanuit Haarlem naar de
kolonie en blijft daar tot zijn dood zestien jaar later, zie deze pagina
Ene F. Veith wordt de eerste boekhouder van het het tweede
gesticht of bedelaarsetablissement
Veenhuizen-2.
Bartholomeus van der Velde
behoort tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit
Amersfoort komen, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Willem van Veldhuizen
behoort tot de Amersfoortse weesof armenkinderen die in 1854 op de
kolonie aankomen, zie Amersfoortse
ingedeelden
Arendje Heijmans Veldkamp trouwt in 1824 met de
schoolmeester Jacob Remmelt Booij, die als enige in alle drie de
vrije koloniën hoofdonderwijzer is geweest
Kolonistengeslacht Veldmeijer,
waarvan een zoon trouwt met de onechte dochter van Catharina
Smies, voordochter van proefkolonist de Ruiter.
Ruim twintig jaar, van 1839 tot 1860, was Mattheus van der Ven voor de
Maatschappij de winkelier van Willemsoord en bewoonde hij het
winkelhuisje daar.
Kolonist Jacobus Venker uit
Alkmaar; een dochter wordt kolonistenvrouw in Willemsoord, een
andere trouwt een kolonistenzoon uit Texel en verlaat de kolonie.
Johannes Verbeek uit
Rotterdam komt als stichter van een uitgebreid kolonie-geslacht
(maar dat weet hij dan nog niet) december 1819, verwijzingen
onderaan de Rotterdamse
pagina
Maartje Verberne is weduwe
van ene Kleberg, zij komt juli 1822 uit Texel met oa het onechte
zoontje Maarten Verberne
en wordt gehuisvest Wilhelminaoord
hoeve 82
Teunis Verboom komt juni
1821 uit Dordrecht en wordt al snel tot hoevenaar gepromoveerd.
uiteindelijk zijn er VIER
generaties kolonisten Verboom.
De weduwe Lucas Vergeer heet van zichzelf Hendrika van der
Valk en is de eerste die de proefkolonie uit eigen vrije wil mag
verlaten, zie
haar file.
Lambertus Verhagen (28) en
Barbera Boudewijns (37),
geboren St Oedenrode, maar juni 1820 geplaatst vanuit het dorpje
Schiebroek bij Rotterdam, Willemsoord
hoeve 67
Christiaan Verhoeks
arriveert 24 juni 1821 te Wilhelminaoord als onderdeel van het
contingent uit Zaltbommel, zie eerste bewoners
Wilhelminaoord.
Nicolaas Verhulst uit
Delfshaven gebruikt een paar keer zijn schrijfvaardigheid om op te
komen voor andere kolonisten, maar moet uiteindelijk in 'submissie'.
Dirk Vermande komt uit Haarlem in het kindergesticht. Hij geeft zich op voor 'de zeedienst', oftewel de marine, maar hij heeft nog een moeder die geen toestemming geeft.
Pieter Vermeeren komt in 1827 vanuit Amsterdam naar de
vrije kolonie Wilhelminaoord
'uit de contributie'. Van de zes kinderen zullen er vijf vroeg of
laat ook kolonist worden.
Jan Vermeij komt uit Gouda en is de opvolger van de
proefkoloniste de weduwe Vergeer. Er staan een paar archiefstukken
over hem op www.deproefkolonie.nl
Barend Vermeulen behoort
tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen,
zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Bartholomeus Vermeulen is
de eerste kolonist uit Breda. Het begint goed in 1820, maar
eindigt slecht. Zie deze pagina
over zijn kortstondige koloniale carrière.
Jean Pierre Vermeulen komt in 1832 met zijn gezin uit Den
Haag in Frederiksoord. Twee dochters sussen een burenruzie op de
site van de dorpsgemeenschap aldaar.
Petronella Vermeulen is de echtgenote van Antoni Mikkers
met wie zij en hun kinderen in november 1827 vrijwillig naar
Veenhuizen komen. Vrijwillig weer weggaan is lastiger.
Coenraad Vernouw of Fernouw behoort tot het
groepje uit Den Haag gekomen huisverzorgers dat 26 februari 1820
in de kolonie aankomt, zie hier en vandaar
verder.
Jacobus Verra maakt deel
uit van het 38 koppen tellende gezelschap uit Leiden dat op 9 of
19 juli 1821 arriveert en in Wilhelminaoord wordt
gehuisvest, zie hoeve 35
Vanuit de contributie Amsterdam komt Derk Verschoor maart
1847 in Frederiksoord. Tegen die tijd wordt er getrouwd met kleinkinderen van de eerste
kolonisten. Zoals een dochter van Verschoor doet met een van
Souverijn en een andere met een van proefkolonist Harmeling.
Rijndert Verschoor uit Amsterdam zit 2 jaar in de
strafkolonie, maar er mist een zitting van de tuchtraad due ik
weet niet waarom. Even
genoemd bij de familie Grondhout (hoeve 7).
Gerrit Versloot is een ingedeelde uit Dordrecht die
dezelfde achternaam heeft als de vrouw bij wie hij is ingedeeld.
Kan toeval zijn. Zie de
pagina Willemoord en dan bij hoeve 47.
Kolonist J.H. Versluis uit
Amsterdam komt even voor in een stukje op de site, of beter: zijn
dochter Agnes. Verwijzingen daar moet ik nog maken.
Zelf wordt Willem Versnel op zijn 45ste
veroordeeld tot Veenhuizen, waar hij ook overlijdt, maar dochter
Margaretha en ook zoon Cornelis Versnel
blijven in de gewone maatschappij.
Bartelina Verstraten behoort tot de weeskinderen
uit Vlissingen die juli 1821 Wilhelminaoord bevolken, zie dit verhaal.en
onderaan de pagina over haar vertrek.
Simon Vestdijk is een vondeling uit |Haarlem, die vanaf
1837 korte tijd woont in het kinderetablissement
te Veenhuizen. Maar vooral is hij natuurlijk de grootvader
van...
Gerrit Veth hoort bij de
eerste lading van 59 weeskinderen uit Dordrecht en hij wordt eerst
ondergebracht op hoeve 83
van Willlemsoord
Simon David Vieyra, soms
Vieira, wordt bij aankomst december 1819 gevestigd op hoeve nummer 15
van Frederiksoord-2.
Jacob Vink (56) en Trijntje Hayes Pruimboom (53)
zijn uit Leeuwarden afkomstige huisverzorgers die vanaf juni 1820
resideren op hoeve 70 van
Willemsoord
Petronella Vink is een uit Den Haag
afkomstige wees die wordt ingedeeld bij de weduwe Karper op hoeve 81 van Willemsoord
Aaltje Visscher komt van
Schokland samen met haar echtgenoot Jan Tromp en ze trekken
in een van de arbeiderswoningen, want op Schokland is 'armoede en
ellende'.
Bastiaan de Visser (30) en
Johanna Maria Sigtermans
(25) zijn dus relatief jong als ze in 1820 uit Dordrecht komen, Willemsoord hoeve 84
Erik Jans Visser komt binnen als zoon van een arbeidershuisgezin in Veenhuizen. Na dertien jaar wordt hij opzichter over de katoenweverij te Willemsoord.
Ester Heijman Visser komt in 1839 met haar gezin vanuit Amsterdam naar de vrije koloniën. Het meest opvallend is dat kinderen altijd de kolonie verlaten door weg te lopen.
Helena Wilhelmina Visser is in 1837 de derde echtgenote
van Martinus Uhl, die meer dan dertig jaar de hoofdonderwijzer van de
kolonie Wilhelminaoord is.
Johannes Visser, geboren 1819, wordt door Den Haag
afgeleverd in het kindergesticht te Veenhuizen, maar hij is blijkbaar
liever in de strafkolonie op de Ommerschans.
Proefkolonist Klaas Visser heeft een 'in zijnen kring,
boven middelmatig verstand' en die kwalificatie door de
subcommissie Grootebroek toont hij door te schrijven, zie zijn file.
Piebe Rindes Visser komt uit Oudega en is een van de
slachtoffers van de watersnood
van 4 en 5 februari 1825 die daarom als arbeidershuisgezin
opgenomen wordt.
Wouter Visser is de tweede directeur van de koloniën (april
1820 mei 1829). Hij komt in zoveel stukken op de site voor dat het
teveel is om naar te verwijzen.
Jan Vlaming is een
ingedeelde bij de weduwe Hendrikje Douwes, met wie hij juli 1822
uit Texel aankomt en neerstrijkt in Wilhelminaoord hoeve 79
Hendrik van Vliet begint
op hoeve nummer 11 in Frederiksoord-2,
met echtgenote Alida Elisabeth
Koppelman en een gestaag uitbreidend kindertal.
Willem Frederik van Vliet komt als ingedeelde uit
Rotterdam, wordt dan uitverkoren voor het Instituut in Wateren,
maar moet als zovelen op zijn 19e weg door de dienstplicht.
Dirk Vogel behoort juni
1820 tot de tweede grote lading Dordtse weeskinderen die aankomt
in Willemsoord, zie
hoeve 74
Jacob de Vogel wordt als 28-jarige weduwnaar door ene
meneer Dingemans uitbesteed in de kolonie en trouwt drie jaar
later met een dochter van het gezin waar hij
was ingedeeld.
Kornelis de Vogel is een van de vele wezen uit Tholen. Zijn
woongeschiedenis gedurende elf jaar in de vrije koloniën staat op
deze pagina.
De carrière van Leendert Vogelsang als eerst wijkmeester
in Willemsoord en daarna onderdirecteur in Veenhuizen en kolonie
7, houdt op als hij een adjunct heeft
geslagen.
Barend Vogel(en)zang is
eeen kolonist uit Rotterdam, die november 1821 aankomt in Wilhelminaoord,
zie hoeve 33, en wiens nageslacht aan de halve kolonie parenteert.
In 1826 door Rotterdam in Wilhelminaoord geplaatst, blijft Hendrik
Volkering in de kolonie tot zijn dood in 1864. In 1837 is
hij gemeensman voor
Wilhelminaoord.
Age Volkerse is GEEN koloniebewoners, maar een notaris in
Monnickendam die het niet kan aanzien dat zijn vriend aan lager wal raakt
en hem daarom in de kolonie laat verblijven.
Johannes Volkhemer, of Volckhemer of Volkheimer, mag dan
gediplomeerd heelmeester ten plattelande en der zeevaert zijn,
maar geneeskunde uitoefenen
mag niet.
Pieter Vonderie en Joseph Vonderie worden door de
rooms-katholieke wezenzorg in Willemsoord geplaatst, maar ze maken
met hun voeten duidelijk dat
ze niet willen.
Antje Voogd uit Zaandam, geboren 27 januari 1824, komt
heel even langs als ze 11 dagen is ingedeeld bij de familie
Stollmeijer.
Jan Jacob Willem Voorhorst is van 1855 tot 1875 de arts van
de vrije koloniën. Ik heb niet veel over hem, maar wat er is valt
hier te bereiken.
Johanna Catharina van de Voort is een van de vele wezen
die door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle in
Frederiksoord gestald worden.
De suppoost A. Vorheim schijnt drank aan kolonisten
te verkopen en in hun goederen te handelen en raakt zijn baan in Veenhuizen kwijt. Een
verzoekschrift kan niet baten.
Jan Sjerps Vormeer en zijn gezin komen in 1841 vanuit
Bolsward naar de kolonie Wilemsoord, vijftien jaar later wordt ook
hun zoon daar kolonist, zie deze
pagina.
Frederika Margaretha Vorsten is een van de wezen uit Tholen die in 1823 in de kolonie aankomen. Ze wordt ondergebracht bij de proefkolonist Martinus Alblas.
Anthony Jan Vorstman is twintig jaar als hij door zijn
vader, de stads-chirurgijn van Delft, in de kolonie wordt
geplaatst met de aanbeveling een oogje op hem te houden, zie hier.
Abraham Vos en Jacob Vos, kinderen van Marcus Vos
en Antje Vis, worden twee jaar (van 1820 tot 1822) in de kolonie ondergebracht, tot
hun ouders weer voor hun kunnen zorgen.
Berendina Vos en Klaas Vos zijn kinderen van wijlen
Antonij Vos en Jennigje Fransen Schreur. Ze komen in 1828 op de
kolonie aan en wonen op de Zwolse
hoeve nummer 1.
Elisabeth Johanna de Vos komt in 1821 in de vrije koloniën
aan, verdwijnt al snel naar de strafkolonie en moet daar bijna acht jaar blijven
voor ze terug kan en kan hertrouwen.
Hendrik Bartels de Vos
komt 1821 als kolonist via de subcommissie van weldadigheid
Steenwijk in Frederiksoord-2, zie hoeve nr 7
Hendrik Vos behoorde tot de allereersten die aankwamen,
maar ook tot de allereersten die weggestuurd werden, zie zijn file bij de
proefkolonie..
Jacob de Vos is al 23 als
Steenwijk hem als ingedeelde op de kolonie plaatst, het spoor
begint bij Willemsoord
hoeve 99
Jan Vos behoort tot de eerste drie weglopers uit het
kindergesticht te Veenhuizen die tegen hun zin
worden teruggebracht. Hij laat het er niet bij zitten en doet het
nog een keer.
J.G. de Vos is GEEN koloniebewoners, maar de bode bij het
kantoor in Den Haag van de Maatschappij. November 1855 krijgt hij
een gratificatie.
Johanna Catharina Vos van Rijswijk is een wees uit
Middelburg die in 1831 in het kindergesticht te Veenhuizen komt en
voorkomt op de concept-ontslagvoordracht
voor 1845.
Meindert Vos komt van Texel en wordt april 1824
arbeidershuisgezin in Veenhuizen. Er is een bizar verhaal over gestolen
bollen op het beurtschip en daarna een detentie in Alkmaar.
Hij schijnt K. Vosch te
heten en tot de eerste
Hoogeveeners in de kolonie te behoren, maar hij loopt zo
snel weg dat verder niets bekend is.
Jan Vossebelt is een in 1832 in de kolonie Frederiksoord
aankomende kolonist die al snel wordt bevorderd tot hoevenaar bij
de Ommerschans. Er is een
pagina over de familie.
Een weesmeisje uit Tholen, waarvan een brief op de site
staat, maar waarvan verder helemaal niets bekend is: Frederika Margrieta Voster.
Maria de Vrede komt mei 1824 als ingedeelde uit Alkmaar. Ze
blijft bijna twintig jaar, maar
het gaat nooit goed, ze wordt een van de bekendste gezichten bij
de tuchtraad.
Johannes Willemsen Vree zou ook Johannes Willemsen kunnen
heten. Hij wordt in 1835 op de
kolonie geplaatst door het Armenbestuur der Hervormde
Gemeente te Zwolle.
De echtgenote van Louis van den Berg heeft Grietie Vreede,
gezonden door het Armenbestuur der Hervormde Gemeente te Zwolle om op zes weeskinderen
te passen.
Willem Vrieling en
echtgenote Klaartje
Hartwijk komen juni 1820 uit Monnickendam. Later is het
meestal Vreeling, zie Willemsoord hoeve 10
Allevijf de kinderen die in 1823 met Cornelis de Vries uit Purmerend komen, worden ook
kolonist. Er volgt meer, nu alleen even genoemd bij Wilhelminaoord hoeve 45
Dirk Klaasjen de Vries is de proefkolonist uit Leeuwarden.
De door die stad opgegeven geboortedatum kan nauwelijks
kloppen anders wordt hij 90, zie zijn file.
Doede Klaaszn de Vries komt vanuit
Medemblik in 1826 als arbeidershuisgezin in Veenhuizen en vraagt drie kinderen
die op de zalen van het gesticht wonen terug.
Gerben Martens de Vries komt uit Workum om in Veenhuizen
het brood te bakken.
Maar hij ervaart een 'te groote beperking in personele vrijheid en
te geringe inkomsten'.
Hendrik de Vries, vanuit het bedelaarsgesticht opgenomen in
het kinderetablissement, blijkt tenslotte niet zo te heten. Zie een pagina lang speurwerk.
Van Herman de Vries heb ik alleen een plaatje dat hij in
1821 door de regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar
de kolonie wordt gestuurd. Verder
weet ik niets.
Jacobus de Vries en Susanna Nieuwendorp komen juni
1820 uit Dordrecht en worden geplaatst op hoeve 48 van Willemsoord
Vanuit Meppel rond 1855 geplaatst in Willemsoord Jan Takes de Vries. Twee
dochters en één zoon trouwen met nakomelingen van Vreeling uit
Monnickendam.
Jelle Wessels de Vries
komt inderdaad uit ´Vriesland´, om precies te zijn Leeuwarden en
vestigt zich 1821 op hoeve 34 te Wilhelminaoord.
Sjoerdje Binnes de Vries komt uit Rottum en behoort met
haar gezin tot de slachtoffers van de watersnood van 4 en 5
februari 1825 die daarom als arbeiders in Veenhuizen komen.
Als weduwnaar uit Amsterdam gekomen, trouwt kolonist Willem de
Vries tot twee keer toe met een bij hem in Doldersum ingedeelde jonge vrouw. Tot hij
vertrekt.
De uit Breda gekomen Stephanus
Vrijhoef (zie
zijn aankomst) is de eerste onderofficier in
Frederiksoord-2, maar zal overlijden in 1822 tijdens de
besmettelijke ziekte oo de kolonie.
Arend Vrijhof uit Schiedam is dertien jaar op de kolonie
van zijn 10de tot zijn 23ste. Hij wordt eventjes genoemd bij een
van de gezinnen waar hij is
ondergebracht, Van Aanhout.
Maria Catharina Vrijthoff weduwe Van der Toorn, uit Den
Haag, stuurt enkele maanden na de dood van haar man haar zoon Gregorius Johannes van der Toorn
naar de kolonie.
De 1819 uit Heerenveen gezonden Jacobus
de Vroeg komt in Frederiksoord-2, zie hoeve nr 27,
maar zal anderhalf jaar later in de scheepssloot verdrinken (De
proefkolonie blz 288)
Alida, Arie en Dirk Vrolijk behoren tot de
gezinnen van vissers uit Scheveningen
die bij gebrek aan werk in de visserij naar Veenhuizen komen. Tot
er in 1833 weer werk in Scheveningen is.
Reijer van Westening Vuist is al negentien jaar als hij door Weesperkarspel in de kolonie wordt geplaatst en wordt ondergebracht in het kinderetablissement te Veenhuizen.
Ariaantje/Johanna/Jantje Vurens is de echtgenote van
Huibert van der Griend uit Giessen-Nieuwkerk en ze komen zonder
dat er voor betaald wordt de
kolonie op.
W |
Dirkje de Waal komt in 1829 met echtgenoot Samuel de
Lange en vijf kinderen naar de kolonie Willemsoord, maar zij
overlijdt na iets meer dan een jaar.
Johannes de Waal is de eerste gewone kolonist die wordt
bevorderd tot zaalopziener in een van de etablissementen, maar
zijn dienstverband in
Veenhuizen is erg kort.
Arend Louws van der Waard
uit Kampen is bijna zestig als hij in 1820 kolonist te Willemsoord
wordt, zie bij hoeve 32.
En dan is hij nog lang niet de oudste.
Elizabeth van Waas is de echtgenote van broodbakker
Johannes Augustijn die in 1830 vanuit Bergen op Zoom in de vrije koloniën komt.
Leendert Marinus van Waasdijk wordt in 1821 door de
regenten van het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie
gestuurd en blijft er een kleine
zes jaar.
Anna Wagenaar komt uit
Maassluis en behoort met haar echtgenoot in 1821 tot de eerste opvolgers van
proefkolonisten, ze vliegen in 1825 voor vier jaar naar de
strafkolonie.
Pieter Wagenmaker en Trijtje Ratman waren bijna
proefkolonist geweest, maar komen uiteindelijk pas in 1820 uit
Enkhuizen, Willemsoord
hoeve 18
Anna Frederika Wakker, Elisabeth
Josefina Wakker en
Julia Maria Wakker zijn de kinderen van Julia Rubaij van
Wilhelminaoord hoeve
nummer 55
Adriana van de Wal en Johannes van de Wal zijn
Dordtse weeskinderen waar na drie jaar op de kolonie de familie
zich over ontfermt. Zie bij hoeve 33 van de pagina Willemsoord.
Violetta Walbloem behoort
tot de eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen,
zie de pagina over Amersfoortse
ingedeelden.
Johan Frederik Walbrecht komt oktober 1826 vanuit Haarlem
in het kindergesticht als deel van een groepje van vijf kinderen
en hij behoort tot de drie die dat niet overleven
Jacob Walbroek (44) en Kornelia Halo (ofzoiets, 48)
komen juni 1820 uit Rotterdam en wonen hoeve 90 in Willemsoord
Willem Waldekker is 'wegens slecht gedrag naar herwaarts
opgezonden', aldus de raad van tucht van het kinderetablissement
te Veenhuizen. En hij lijkt onverbeterlijk.
Maria Elisabeth Waldschmit komt ook voor als Walsmidt
en Waldsmith en is de echtgenote van de eerste boekhouder van het eerste
gesticht te Veenhuizen.
Izak van der Walle en
gezin komen uit Leiden en beginnen 1825 als arbeidershuisgezin in
Veenhuizen en worden daarna kolonist, zie onderaan de pagina over
Leidse kolonisten.
Maarten Walle is
vermoedelijk een wees uit Leiden, maar moet nog verder uitgezocht.
Hij komt voor bij Willemsoord
hoeve 35
Jacobus de Wals is de eerste (en enige?) kolonist uit
Geertruidenberg en is een van de 52
proefkolonisten met wie de hele koloniën van weldadigheid
beginnen.
Gerrit Walters komt 1829 als vrije kolonist in Willemsoord
en zal na zes jaar weer verdwijnen. Samenvatting onderaan dit verslag van
de tuchtraad.
Over adjunct-directeur van Wardenburg die na
zijn ontslag werd beschuldigd van het schrijven van een kritisch
pamflet over de Maatschappij (rond 1827).
De in 1820 via de Stadsarmenkamer Schiedam in Willemsoord
aangekomen kolonistenfamilie van Jan
Wardenier wordt bij de pagina Nederlanden
behandeld.
Cornelis Marinus de Warem, afkomstig uit Sas van
Gent en geboren in 1799, wordt heel kort genoemd als ingedeelde in
1858 bij de weduwe van Jan
Vossebelt in Frederiksoord.
Maximiliaan Joseph Wassenstein is in 1825 vanuit Leiden
naar het kindergesticht in Veenhuizen gebracht. Na vijf jaar wil hij graag zijn
zuster weer eens zien en dat doet hij.
Theunis, Klaas en Elisabeth van Waveren worden
juni 1820 als Monnickendamse wezen ingedeeld op hoeve nummer 11
van Willemsoord. Ze hebben een eigen
pagina.
Anna Wederer verliest
juli 1822 op de reis van Amsterdam naar de kolonie haar
echtgenoot, maar vindt later een nieuwe, zie Wilhelminaoord hoeve 68
Johan Weender is een van de proefkolonisten, hij is
gezonden door Zaandam, overlijdt na drie maanden, maar zijn
gezinsleden blijven allemaal op de kolonie.
Mietje van Weenen is de echtgenote van Mozes Werkendam en
ze is erg kwaad als de rabbijn
niet heeft gezorgd dat er warm water voor haar maandelijkse
bad is.
Johannes Stephanus Weijdekop is een uit Den Haag afkomstige
ingedeelde die vanaf zijn veertiende in de kolonie woont. Hij blijft ook anderhalf jaar bij de
familie Zwier in huis.
Jacoba Wels behoort tot de
eerste zes kinderen die augustus 1820 uit Amersfoort komen, zie de
pagina over Amersfoortse
ingedeelden
Johan Frederik Welsch begint als arbeiderskolonist uit
Amsterdam, wordt korte tijd vrije kolonist, daarna weer arbeider
en vertrekt. Hoogtepunt:
neuswrijven met de wijkmeester.
Arie van Welsum en gezin
behoren tot de vele Dordrechters die op grond van een
mega-contract juni 1820 naar Willemsoord komen, zie hoeve 59.
Pieter Schenk Weltevrede, die ik voor de zekerheid ook bij de 'S' heb gezet, is vrije kolonist van 1848 tot 1860. Weinig bijzonderheden onderaan deze pagina.
Pieter Wendelgeld is eerst wees te Veenhuizen, dan
kwekeling te Wateren en drie jaar na zijn vertrek is hij bedelaar
te Ommerschans en Veenhuizen. Een raar verhaal staat hier.
J.G. Wenninger is eventjes administratie kracht, dan
zaalopziener op de Ommerschans en in Veenhuizen, maar moet dan als voorbeeld
dienen.
Johannes Wentelman (36) en
Jozina Ceraal (42) komen maart 1821 uit Den Haag en worden bij
afwezigheid van eigen kinderen huisverzorgers.
Adam Werf (32) en
echtgenote Judina Geertrui over
de Linde (29) komen uit Enkhuizen, Adam houdt wel van een
geintje, Willemsoord hoeve
21
Een jonge vrouw met de wonderschone voornaam Gepkjen van der Werf
komt aan bod op de pagina over het kolonistengezin Logeman.
Tijmen van de Werf komt
uit Zaandam op 19 juli 1821 en vestigt zich in Wilhelminaoord op hoeve
53, maar verdwijnt al na anderhalf jaar naar de strafkolonie.
Mozes Werkendam behoort tot de bewoners van de zogenaamde
jodenhoek in Willemsoord en hij heeft een hele mooie uitdukking om
de broer van de rabbijn uit te
dagen tot vechten.
Kasper Herman Lamberts Werner wordt alleen genoemd als
hij (twee keer) is ingedeeld bij het gezin van Lucassen.
Coenraad Wernert wordt in 1844 aangesteld als wijkmeester
bij het kindergesticht Veeenhuizen-1, maar hij overlijdt na vijf
jaar in functie.
Jan Lamberts Westerhuis wordt 31 december 1824 aangesteld
als een van de eerste
wijkmeesters op de gronden rond het kinderetablissement
Veenhuizen-1.
In de problemen als hij zijn
buurvrouw in de kolonie tegen betaling heeft geholpen bij de
verkoop van haar koe, kruiwagen, kantschop, mestvork, ijzeren pot
en doofpot: Hendrik Westerveld.
Jan Cornelis Westerveld behoort tot de eerste vijf
aankomende proefkolonisten
en is gezonden vanuit het nietige Broek in Waterland.
Franciskus Johannis Baptist
Westhoff komt oktober 1821 uit Amsterdam als weduwnaar
met vijf kinderen. Alle belevenissen in Wilhelminaoord staan op de
gezinspagina.
Hendrik Willem Westhoff en Johanna Catharina Westhoff
worden door de Luherse gemeente in Den Haag vanaf 1820 een aantal
jaren in de kolonie ondergebracht, zie contract E4.
Hendrik Wetsteen is een
van de eind 1820 tijdelijk op de kolonie ondergebrachte Delftse
jongeren en wordt dan ook in dat verhaaltje
even genoemd.
Whittaker is de uit Engeland gekomen ‘scheermeester’ van de
stoomspinnerij en het verhaal gaat dat hij bijna net zoveel drinkt als zijn zwager die
daar directeur is.
De eerste Belgische kolonist is Gabriel
Wibier die in 1823 uit Mons komt en al snel tot vrijboer
wordt bevorderd. Er volgt nog meer over de familie maar ze zijn nu
even ondergebracht onderaan deze
pagina.
Anna Christina Wicart is in de jaren veertig een tijdje op
de kolonie, evenals haar
kinderen (in volgorde van leeftijd) Anthonie Wicart, Willem
Wicart, Wilhelmina Wicart en Christiaan Wicart.
Een van de personen die uit Steenwijkerwold zijn gehaald, Rudolf Widmar, om als
wijkmeester in Willemsoord te fungeren. In zijn geval duurt het
niet lang, hoeve 97bis.
Michiel Wiebes en Anna Marg. Horning komen juni
1820 uit Rotterdam en worden geplaatst op hoeve 42 van Willemsoord
Nicolaas Wiederholt komt met vrouw en vier kinderen in
1824 vanuit Amsterdam in de kolonie Wilhelminaoord en hij gaat er
nooit meer weg, zie zijn
pagina.
Jeremias Wieleger is een in 1825 geboren weesjongen uit
Tiel, welke stad hem op 5 mei 1840 naar het kindergesticht in
Veenhuizen brengt. Later gaat hij naar Wateren.
Johannes Josephus Theodorus Wiellick wil in 1829 vanuit het
kindergesticht in Veenhuizen vrijwillig de militaire
dienst in en krijgt ook zijn zin.
Hoe Dirk Johannes Wiemes in de kolonie komt, valt niet te
achterhalen, maar medio november 1818 is hij er en wordt hij bij
een proefkolonist in huis
gedaan.
Jan Christoffel van Wiggen is een Amsterdams weeskind die 1826 uit Veenhuizen wordt ontslagen wegens 'bijzondere omstandigheden' en het financiële belang van Amsterdam??
Johanna van der Wijden komt in 1824 als arbeidershuisgezin uit Rotterdam
naar Veenhuizen. Later worden ook zoons Petrus Gijben en Antonie
Gijben arbeiderskolonist.
Voor Annette of Anna Sophia van
Wijk, ingedeelde uit Alkmaar, gekomen in de plaats van
Sijtje Verdwaald (Proefkolonie blz 248), zie op de Willemoord-pagina
bij hoeve 47.
De kanonnier A. van Wijk
behoort tot de eerste veteranen die november 1828 als veldwachters
bij het bedelaarsgesticht Ommerschans worden
aangesteld.
Elisabeth van Wijk komt in 1827 met haar gezin als vrije kolonist in Wilhelminaoord maar gaat al snel naar het eerste gesticht Veenhuizen waar haar man bakkersbaas wordt.
Alle Jans Wijkstra komt in de boeken ook wel eens voor als Alle Jans. Hij doet mee in het verhaaltje over Blatter en staat meer uitgebreid op www.debedelaarskolonie.nl.
Joseph David Wijl komt juli 1829 met zijn gezin naar de
kolonie. Ze wonen negen jaar in Willemsoord,
en worden slechts kort genoemd op de pagina van een naamgenoot.
Samuel David Wijl
arriveert 3 december 1819 als (grof geschat) vijfde inwoner van Frederiksoord-2. Hij blijft daar
wonen tot zijn dood in november 1854.
Neeltje de Wijn staat op
de kolonie eerst bekend als de weduwe Pierre en later de weduwe
Westhoff. uit Texel, aankomst september 1821, Wilhelminaoord hoeve 63
Jan van Wijnen en Sara Coenraads komen juni 1820
uit Dordrecht en worden geplaatst op hoeve 50 van Willemsoord
Sjoukjen Ulbes Wijnia is de weduwe van de
arbeiderskolonist Rodenburg en verschijnt enkele malen voor de tuchtraad met
opzienbarende beschrijvingen van haar misdragingen.
Adrianus Wijnmaalen komt met zijn gezin augustus 1822
vanuit Delft naar Willemsoord en wil meteen weer weg. Maar dat
kost hem, via Ommerschans en Veenhuizen, drie jaar.
Van de reis van Simon Wijshoven met vrouw en vijf kinderen
naar de kolonie in 1828 zijn enkele gegevens bewaard gebleven,
later wordt hij een tijdje zaalopziener
te Ommerschans.
David Wijsman is de eerste spinbaas van de proefkolonie
Frederiksoord, blijft maar een paar maandjes, maar heeft toch de
eer een eigen pagina te hebben
Hij begint als arbeiderskolonist, maar al snel wordt Johannes
Wilhelm bevorderd tot vee-arts op de Ommerschans. Dat is het
begin van een carrière die
vele jaren zal duren.
Grietje Willemsen komt uit Medemblik en is opgenomen in het
kinderetablissement. Dat ze wegloopt is tot daaraantoe, maar daarna begint ze
onzedelijke verhalen te vertellen.
Jan de Willigen (41) en Geertrui van der Hout (37)
arriveren 3 juli 1820 uit Vlaardingen en settelen zich in
Willemsoord (zie hoeve 77).
Trijntje van Willigen is een
weesof armenkind uit Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis
komt bij Geertje Starrenberg, Willemsoord hoeve nummer 80
Hartman Wils behoort tot de Enkhuizense
wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger
Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16
Jan de Wildt, gegageerd militair te Deventer wordt per
juli 1824 benoemd tot zaalopziener in een van de gestichten
te Veenhuizen.
Johannes Willing of Witting komt volgens de
aankomststaat van 10 jun1 1821 in huis bij de familie
van Driel (zie hoeve 8), maar verder weet ik helemaal niets
van hem.
Pieter van der Windt is een weesof armenkind uit
Vlaardingen die juli 1820 aankomst en in huis komt bij Geertje
Starrenberg, Willemsoord
hoeve nummer 80
Willem Winkelhuis komt in
1821 uit Amsterdam. Zijn zoon is 'buiten zinnen', een weduwe
geworden dochter komt het gezin versterken. Ze spelen een rolletje
in verhaal De Ronde.
Barend Gerrits Winnink is maar een paar maanden in de
kolonie, van juni 1820 tot oktober 1820 en neemt met zijn gezin de
benen. Er wordt daarna gedreigd met juridische vervolging.
Dirkje Winters uit Steenwijk wordt als huishoudster aangesteld bij
de weduwnaar geworden Maarten Alles, trouwt daarna met hem maar
trekt verder als hij overlijdt.
Klaasje Winters is de in De
proefkolonie (blz 103-104)
genoemde ingedeelde die de groenten stelselmatig ongekookt krijgt,
ze keert later terug, Willemsoord
hoeve 57
Klaas de Wit is geen koloniebewoners, maar eerst schout
en later burgemeester van De Rijp,
die een heleboel plaatsgenoten naar de kolonie stuurt.
Gijsbertus van Woerkom uit Zaltbommel, geboren 13 april 1831, komt even langs als hij een half jaar is ingedeeld bij de familie Stollmeijer.
Jacoba Woertman is de echtgenote van vrije kolonist
Abraham Coenrades of Koenrades. Vrije kolonist in Wilhelminaoord
vanaf 1825 met kroost dat erg graag blijkt te willen blijven.
Over Jan Hessels van Wolda komt nog veel meer op de site,
maar hier eerst zijn aanstelling als hoofd van alle
koloniale onderwijs.
Johanna de Wolf weduwe Amende deserteert na een paar weken
kolonie, na te hebben verkocht de koe, kruiwagen, kantschop,
mestvork, ijzeren pot en doofpot
De eerste kolonist uit Zutphen, Petrus
(Josephus) Wolfs, ook wel Wolf, Wolff en De Wolf, komt in
1820 in Willemsoord. Rn al snel in de strafkolonie, zie dit verhaal
Albertus Pieter Wolvendijk behoort tot de Enkhuizense
wezen die in 1821 worden ondergebracht bij de huisverzorger
Cornelis Reedijk, zie Wilhelminaoord hoeve nummer 16
Johanna Woortman weduwe Goblé speelt als De
wispelturige weduwe een rol in een verhaal op de site
van de dorpsgemeenschap Frederiksoord-Wilhelminaoord.
Claartje Meijer Worms is de echtgenote of misschien ook
niet, daarover lopen de meningen
uiteen van de kerkmeester van de synagoge in Willemsoord.
Hendrik Wulfling komt met
echtgenote Adriana Verkaart
en 4 kinderen in 1839 aan; een dochter wordt genoemd bij hoeve 76 van Willemsoord
Arie van der Wulp komt met
de eerste grote groep juni 1820 uit Dordrecht en vestigt zich in
Willemsoord. Ik heb hem bij de andere kolonisten met die achternaam gezet.
Jan van der Wulp komt juni
1821 uit Dordrecht en wordt geplaatst in Frederiksoord. Ik heb hem
bij de andere kolonisten met die
achternaam gezet.
Y |
IJde Jans Ydema is een door de subcommissie Harlingen
gezonden huisverzorger die juni 1820 terechtkomt in
Frederiksoord-2, hoeve
19
Z |
Willem Zahn, soms in de boeken als Zaan, is een achtjarige wees uit Dordrecht die van 1820 tot 1832 als ingedeelde op de kolonie is. Zie over hem op een aparte pagina.
Jannetje Zandwijk trouwt met een van de kinderen Augustijn
en wordt koloniste, zie de pagina
Augustijn.
Matthijs Zandwijk uit
Oudewater, aankomst 1821, behoort tot de ingedeelden die het tot
kolonist brengen, zie hoeve nummer 12 van Wilhelminaoord.
Mijndert of Meindert Zandwijk is een broer van
Matthijs Zandwijk hier boven en net als hij een ingedeelde die
later kolonist wordt. Even genoemd bij hoeve 7 van Wilhelminaoord.
Anthonie Zeeuws (63) en Kornelia Johanna Rase (62)
zijn door Rotterdam geselecteerd om vanaf juni 1820 als
huisverzorgers te fungeren, Willemsoord hoeve 28.
Cornelis Ze(e)gers komt in 1824 met zijn gezin uit Delfshaven en wordt arbeiderskolonist. Niet voor lang, het duurt drie jaar.
Coenraad Smeding Zelle is een militaire veteraan die het
heeft geschopt tot onderbrigadie van de veldwachters. Tot hij het
in Meppel op een zuipen
zet.
Hendrik Zevenbergen (40)
komt vanuit Harderwijk in 1820 in Willemsoord aan en gaat na een
omweg via Veenhuizen in 1828 weer
weg.
Hendrik Hendriks Zeylmaker komt
juni 1820 vanuit Harlingen naar kolonie Frederiksoord-2, hoeve 42
Albert Kier van Zijl is
een weesof armenkind dat in 1834 door Amersfoort in de kolonie
wordt geplaatst, zie de pagina over Amersfoortse ingedeelden
Tonnis van Zijl is van half 1832 tot begin 1834 de arts van
de vrije koloniën. Ik houd bij waar hij op de site opduikt op deze pagina.
De vrouw van de militaire veteraan van der Zijp treedt op
als getuige bij de tuchtraad voor militaire veteranen als een
medekoloniste is mishandeld.
Zomer is GEEN kolonist, maar staat er hier toch bij omdat
hij als een van de burgemeesters van Steenwijk een belangrijke ondersteunende
rol speelde.
Februari 1820 reist het gezin van Lodewijk Zorn vanuit Utrecht naar Frederiksoord-2,
de uitbreiding van de proefkolonie, zie
hier.
Roelof Zuidema is veertien jaar als hij door de
Armbestuurders der Hervormde Gemeente te Groningen in de kolonie
wordt geplaatst. Na twee jaar gaat hij er in 1844 vandoor.
Willem Zuidhoorn komt oktober 1821 met zijn gezin in de
vrije koloniën, maar vliegt na anderhalf jaar naar de strafkolonie op de
Ommerschans, waar hij overlijdt.
Gijsbert van Zuijlekom wordt in 1821 door de regenten van
het Gereformeerd Weeshuis te Delft naar de kolonie gestuurd en
blijft er een kleine acht
jaar.
Petrus Zurings komt in 1824 als negenjarige aan en gaat al
na enkele maanden naar de strafkolonie op de Ommerschans. Na zes
jaar in de koloniën loopt hij voorgoed
weg.
Barbara Johanna Zwaag komt
1820 als ingedeelde uit Dordrecht en wordt ondergebracht op hoeve
82 van Willemsoord
Jan Zwaan en echtgenote Marijtje Kramer komen 8 juni
1820 uit De Rijp, Jan Zwaan overlijdt snel maar de weduwe blijft wonen.
Een andere Jan Zwaan is een ingedeelde uit De Rijp die van
zijn 9de ((1831) tot zijn 17de (1839) op de kolonie woont. Even
genoemd als hij bij de familie Van
Aanhout woont.
Een stukje op de site
beschrijft het relletje over de dood van de in 1820 in Willemsoord
aangekomen kolonist Roelof Zwaan
uit Bovenkarspel.
Johannes Zwak, Jehilla Zwak, Jan Zwak en Janneke Zwak uit Gorinchem
komen juni 1820 aan en wonen met hun moeder in Willemsoord (zie
hoeve 44).
Barbara Zwang komt 8 juni 1820 met het grote konvooi uit
Dordrecht aan in Willemsoord, evenals haar broers (zie onder).
Hoeve 82, zie ook 37 in het stamboek Willemsoord.
Willem en Adrianus Zwang zijn twee wezen uit
Dordrecht die per 8 juni 1820 worden ondergebracht bij een Hoogeveense
huisverzorger in Willemsoord (zie hoeve 37).
Mietje Zwart is een weeskind uit Enkhuizen die van haar
achtste tot haar twintigste in het kinderetablissement in
Veenhuizen woont. Van haar is een zakboekje bewaard gebleven.
Sijtje en Geertje Zwarteveen zijn ingedeelden uit
Monnickendam die na een tijdje bij dezelfde huisverzorger wonen.
Zie op de pagina Willemsoord
bij hoeve 47.
Harmen Abel Zwarts begint als onderwijzer van
Wilhelminaoord, maar wordt vervolgens de eerste hoofdonderwijzer voor
het eerst of kindergesticht te Veenhuizen.
Van voren heet ze of Maria of Elisabeth, maar hoe
dan ook is het een nadeel van achteren Zwendelaar te heten
als er een zwendeltje onderzocht
wordt.
Albert Zwier komt 1821
vanuit Enkhuizen in Wilhelminaoord en dankzij de trouwzucht van de
zoons komen er steeds meer hoeves bij. Zie een aparte pagina over de familie
Zwier.
Jan Zwiers komt juni 1820
met de rest van de Hoogeveense afvaardiging en na enig speurwerk
blijkt hij zich te hebben gevestigd op hoeve nr 1 van Willemsoord.
Mis je een
persoon?
Gebruik de
zoekmachine