Alle leden zijn tegenwoordig.
Worden gelezen vier processenverbaal van den Raad van toezigt van
Kolonie
N 1, van den 30 September, 7, 21
en 28 dezer maand, houdende beschuldiging
1. tegen den kolonist J.W. Wijgh, wegens
verregaande brutaliteit tegen den Sectiebaas Zorn.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, verklaart driftig te zijn
geweest.
De Raad gelet op Art. 2§a en Art. 3§1 van het reglement van tucht,
waarbij opsluiting van drie tot acht dagen in de strafkamer op dat
misdrijf is gesteld.
Besluit:
J.W. Wijgh de straf op te leggen van drie dagen
opsluiting in de strafkamer.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
2. tegen de bestedeling Elisabeth van Keulen
welke in eenen zwangeren staat zoude verkeeren door onzedelijken
omgang met den onlangs ontslagen bestedeling Johannes van Ypen.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, bekent haar misdrijf.
De Raad gelet op Art. 2§f en Art. 3§2 van het Reglement van tucht,
waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
E. van Keulen voor een onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van de
Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, wordt haar zulks kenbaar
gemaakt.
3. tegen den bestedeling Dirk Pauw wegens het
misbruiken van sterken drank.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, bekent zijn misdrijf.
De Raad in aanmerking nemende, dat hij reeds vroeger om het
hetzelfde misdrijf is gestraft; en daarbij gelet op Art. 2§c en
Art. 3§2 van het reglement van tucht, waarbij overplaatzing voor
een onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf
is gesteld voor hen die zich daaraan andermaal schuldig maken.
Besluit:
D. Pauw voor een onbepaalden tijd te verwijzen naar de
Ommerschans, waarop de goedkeuring van de Permanente
Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
4. tegen Jacoba Hendriksen, huisvrouw van den
kolonist J. Verbeek, welke eene kast, behoorende aan de
Maatschappij zoude hebben verkocht aan J. van der Wilk.
Vrouw Verbeek binnen geroepen zijnde bekent haar misdrijf.
J. van der Wilk bekent insgelijks de kast voor f. 1,25 van
haar te hebben gekocht.
De Raad gelet op Art. 2§c en Art. 3§3 van het reglement van tucht,
waarbij opsluiting van acht dagen in de strafkamer benevens
dubbelle vergoeding van het ontvreemde op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Vrouw Verbeek de straf op te leggen van acht dagen
opsluiting in de strafkamer, benevens de vergoeding van f. 2,50
zijnde de vermoedelijke dubbelle waarde van de kast en van de
Wilk, om de kast terug te geven, zonder de gelden die hij
daarvoor betaald heeft terug te ontvangen.
De beschuldigden, binnen geroepen zijnde, wordt hun zulks kenbaar
gemaakt.
5. tegen de kolonist A.A. Kleinman, welke op zijne
aardappeloogst van 8696 mud een aanzienlijk te kort heeft van
19,34 mud.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, zegt niet bij de
aflevering van zijne aardappelen tegenwoordig te zijn geweest.
De Raad in aanmerking nemende, dat dit huisgezin zeer slordig is
en geen de minste zorg voor hunne hoeve en producten hebben,
waardoor zij geheel ongeschikt voor deze kolonien zijn en daarbij
gelet op Art. 2§g en Art. 3§4 van het Reglement van tucht
waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd onder de arbeiders
te Veenhuizen op die misdrijven is gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van A.A. Kleinman voor onbepaalden tijd te
verwijzen onder de arbeiders te Veenhuizen waarop de
goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
6. tegen den kolonist R. Klijnman welke almede op
zijnen aardappelenoogst van 52,97 mud 10,39 mud is te kort
gekomen.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, is de vrouw verschenen,
welke echter niets tot hare verschooning kan inbrengen.
Op dit huisgezin merkt de Raad almede aan, dat hetzelve verregaand
slordig en achteloos is en volstrekt ongeschikt voor deze
kolonien, daarbij gelet op Art. 2§g en Art. 3§4 van het reglement
van tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd onder
de arbeiders te Veenhuizen op die misdrijven is gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van R. Kleinman voor een onbepaalden tijd te
verwijzen onder de arbeiders te Veenhuizen waarop de
goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De vrouw van R. Klijnman binnen geroepen zijnde, wordt
haar zulks kenbaar gemaakt.
Verder wordt gelezen een Procesverbaal van den Raad van toezigt
van kolonie N 2 van den 28ste dezer maand,
houdende beschuldiging
1. tegen den kolonist H.H. van Bruggen, welke
aardappelen zou hebben verkocht en op zijnen oogst van 46 mud,
11,22 mudden is te kort gekomen.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, is hij en zijne vrouw
beide verschenen, zeggende dat het van hun tuin aardappelen waren,
die zij verkocht hadden.
De Raad kan deze verschooning niet aannemen in aanmerking nemende
het aanzienlijke te kort en daarbij gelet op Art. 2§e en Art. 3§3
van het reglement van tucht, waarbij dubbelle vergoeding van het
ontvreemde, benevens acht dagen opsluiting in de strafkamer, of
ook wel overplaatsing naar de Ommerschans, naar gelang der
omstandigheden op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van H.H. van Bruggen voor een onbepaalden
tijd te verwijzen naar de Ommerschans, waarop de
goedkeuring van de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
2. tegen de kolonist H. Arends, welke almede
aardappelen zoude hebben verkocht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde ontkent zulks.
De Raad in aanmerking nemende, dat hij niet op zijnen oogst te
kort komt en er geen bewijzen bestaan van verkoop vermeent geen
grond te hebben van hem te veroordelen.
3. tegen de bestedeling Alida de Rijke, welke
zonder verlof de kolonien zoude hebben verlaten van 31 July - 5
Aug. jl.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, verklaart drie dagen weg
te zijn geweest en dat zij was weggeloopen, omdat zij mishandeld
werd door hare pleegmoeder, waar zij was ingedeeld.
De Raad gelet op Art. 2 § d en Art. 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de Ommerschans
op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Alida de Rijke voor een onbepaalden tijd te verwijzen
naar de Ommerschans . Gaarne zoude de Raad deze straf door
de Perm. Comm. zien gewijzigd om bovenvermelde rede van
verschooning die wel geloof verdient en waarom zij dan ook bij
hare terugkomst in een ander huisgezin is ingedeeld.
Nog wordt gelezen een Procesverbaal van den Raad van toezigt van kolonie
N 3 van den 28 dezer maand, houdende beschuldiging.
1. tegen de kolonist Y. Attes, die aardappelen
zoude hebben weggevoerd indien hij daarin niet door den
wijkmeester was verhinderd geworden.
De beschuldigde, binnen geroepen zijnde, ontkent zijn misdrijf.
De wijkmeester Verboom binnen geroepen zijnde, doet
dezelfde verklaring als door hem in den Raad van toezigt is
gedaan, met de verzekering dat dezelve zouden zijn weggevoerd,
indien zulks niet door hem verhinderd was geworden.
De Raad is van oordeel, dat de verklaring van den wijkmeester
geloof verdient en daarbij gelet op Art. 2 § e en Art. 3 § 3 van
het Reglement van tucht, waarbij overplaatsing voor een
onbepaalden tijd naar de Ommerschans op dat misdrijf is
gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van Y. Attes voor een onbepaalden tijd te
verwijzen naar de Ommerschans, waarop de goedkeuring van
de Permanente Commissie zal worden ingewacht.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde wordt hem zulks kenbaar
gemaakt.
2. tegen den kolonist B.L. Matteman welke almede
aardappelen zoude hebben verkocht.
De beschuldigde is niet verschenen, zijnde het huisgezin
gedeserteerd.
3. tegen den kolonist H. Blom welke op zijne
aardappelenoogst van 46,67 mud, die hij moest inleveren 10,82 mud
is te kort gekomen.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde, verklaart niets te hebben
verkocht.
De Raad in aanmerking nemende, dat ook dit huisgezien zeer
ongeschikt is voor deze kolonien en daarbij gelet op Art 2 § g en
Art 3 § 4 van het reglement van tucht, waarbij overplaatsing onder
de arbeiders te Veenhuizen op hetzelve is gesteld.
Besluit:
Het huisgezin van H. Blom voor een onbepaalden tijd te verwijzen
onder de arbeiders te Veenhuizen, waarop de goedkeuring van de
Permanente Commissie zal worden ingewacht.
Hier mist een stuk transcriptie omdat één bladzijde van het
verslag of zoek is of door mij vergeten is te fotograferen.
Hier zal behandeld zijn - zie bijlage 7 - de zaak tegen de ingedeelden
J. Zwenk en A. Castel en de kolonistenkinderen R. Kist, K.
Kist, L. Kuperus, T. Kuperus en G. Kuperus die knollen hebben
ontvreemd en vernield op het land van vrijboer H. de Nekker.
Plus het begin van de zaak tegen Theodora & Theodorus
Klaassen. Dit gaat hier verder...:
kunnen voldoen.
De Raad gelet op Art. 2 § d en Art. 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de
Ommerschans op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
Theodora & Theodorus Klaassen voor een
onbepaalden tijd te verwijzen naar de Ommerschans. Gaarne
zoude de Raad deze straf door de Perm. Comm. zien gewijzigd, daar
deze kinderen niet ongeschikt zijn en door hunnen broeder schijnen
verleid te zijn.
6. tegen den bestedeling Dirk de Vries, die den
15 Juni 1846 was gedeserteerd, den 13 September daaraanvolgende
teruggebragt en onmiddellijk daarna is overgeplaatst naar de Ommerschans,
ter voorkoming van vernieuwde desertie.
De Raad gelet op Art. 2 § d en Art. 3 § 2 van het Reglement van
tucht, waarbij overplaatsing voor een onbepaalden tijd naar de
Ommerschans op dat misdrijf is gesteld.
Besluit:
De overplaatsing van Dirk de Vries naar de Ommerschans
bij dezen goed te keuren.
Aldus gedaan in den Raad te Frederiksoord den 29 Oct. 1846.
C. Hulst
L: ten Broek
N. van Hoogmoed
S. van der poot
F.J.P. van Marle secretaris
Bevindt zich abusievelijk in invnr 1619
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N. 1 op woensdag den 30e
September 1846
De Leden met uitzondering van den President tegenwoordig.
De Raad is belegt geworden ter zake van verregaande brutaliteit
welke de kolonist Wijgh wonende op hoeve N. 61 zich
veroorlooft heeft tegen den sectiebaas Zorn mede kolonist
wonende op hoeve N. 59.
Te dezer aanzien geeft de wijkmeester Uhl te kennen dat de
vermelde sectiebaas zich bij hem beklaagt heeft over den boven
genoemden Wijgh welke niet alleen, getuige de werkstaten,
zich bij voortduring schuldig maakt aan luiheid en onwil, maar ook
reeds herhaalde malen het verlangen geuit heeft, om de Koloniën te
verlaten, met bijgevoegde uitdrukkingen welke de wijkmeester niet
zal opgeven maar door den sectiebaas zelven aan den Raad zal doen
hooren.
Deze binnen geroepen zijnde zegt, dat hij bereids aan den
wijkmeester kennis gegeven heeft van het onbehoorlijk, lui, en
slordig gedrag van den kolonist Wijgh.
Dat op zaturdag den 19 dezes de vrouw van den gemelde Wijgh
bij hem was gekomen, klagende over de onwil van haren man en zoon,
om te werken, dat hij daarop beiden vermaand heeft om een ander
gedrag te voeren, waaraan de zoon gehoor heeft gegeven en zich
naar zijn werk begaf, terwijl de man bij zijn voornemen
volhardende zich, onder veel andere onvoegzame uitdrukkingen aldus
liet horen, Donderstralen ik wil niet langer gedonderd worden,
geef mij mijn papieren maar ik wil weg.
De beschuldigde behoorlijk voor den Raad geroepen zijnde en
nogmaals opgeroepen wordende, is echter niet verschenen.
Niets meer te behandelen zijnde, wordt den Raad gesloten.
Aldus gedaan te Frederiksoord dat, datum, maand en jaar als boven
De Leden
J. Uhl
A. Lucassen
S. van der Poot
De Secretaris
J. Heerkens de Vries
Bevindt zich abusievelijk in invnr 1619
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N. 1 op woensdag den 7
October 1846
Alle leden zijn tegenwoordig.
Is voor den Raad verschenen Elizabeth van Keulen oud 24
Jaren ingedeelde bij den Kolonist Zuidhoorn wonende op
hoeve N. 142, beschuldigd van ongeoorloofde gemeenschap gehouden
te hebben en dien ten gevolge zich in zwangere toestand te
bevinden.
De beschuldigde erkent het haar ten laste gelegde feit, als den
vader opgevende Johannes van IJppen voormalige bestedeling
alhier er bij voegende dat zij dit bereids toen zij twijfelde aan
denzelven verklaart heeft.
Aldus gedaan op dag datum maand en jaar als boven
De President
H. Faaken
Leden: J. Uhl, A. Lucassen, S. van der Poot
De Secretaris, J. Heerkes de vries
Bevond zich abusievelijk in invnr 1619
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 1 op woensdag den 21
October 1846.
Alle leden zijn tegenwoordig.
Is voor den Raad verschenen Conradt Joseph Thoss oud
56 jaren Kolonist, wonende op hoeve N 118, te kennen gevende dat
op zaterdag avond jl. Dirk Pauw bij hem ingedeeld is te
huis gebragt geworden door twee menschen met name Zwier en
Lotze als hebbende hij in zijn beschonken toestand,
behoefte aan hunne leiding.
Dat hij in het eerst weigerde om hem in huis te ontvangen als herhalende zich dergelijke toneelen schier elken avond edoch dat hij op aanhouding van zijn vrouw en kinderen hem heeft ingenomen, helpen uitkleden en te bedde brengen dat de bovengenoemde Pauw zondags daarop zijn begeerte naar sterken drank weder heeft botgevierd als ook des maandags en alzoo genoodzaakt is geweest bij tusschen posingen het bedde te houden.
De voorzitter verzoekt de getuige Lotze in den Raad
tegenwoordig te willen opgeven hoedanig de ontmoeting met den
beschuldigden zich heeft toegedragen.
Deze verklaart dat hij zich in den avond van gemelden zaterdag
naar de woning van Zwier begevende den beschuldigde
ontmoet heeft welke drank geeischt heeft en kort daarop ter
verrigting van een paar boodschappen zich verwijderde.
Dat de getuige inmiddels met den gemelden Zwier wegens gedane
commersien in Steenwijk afrekende
de meer gemelde Pauw is terug gekomen en opnieuw zich aan het
drinken begeven heeft, dat hij, op aanrading van hem getuige en
den genoemden Zwier zich bereid verklaard heeft om naar
zijn woning terug te keren, waarin hij geholpen door beiden is
geslaagd en gelijk boven gemeld is in de verklaring van den
Kolonist Thoss is opgenomen en ter ruste gebragt.
Dat de meer genoemde Kolonist aan hem getuige verklaard heeft dat
het gedrag van den beschuldigde hem tegen stond edoch dat hij
indien hij zich beterde hij dit geval door de vingeren zien zou.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde heeft de voorzitter hem
het onbehoorlijke zijner gedragingen nadrukkelijk voorgesteld en
zijn leedwezen betuigd, dat hij hem andermaal te dezer zake voor
den Raad heeft moeten doen roepen.
De beschuldigde heeft zijn misslag volmondig erkend, bij wegende
dat hij niet gedagt had dat een vrolijk avond niet gelijk hij zich
uitdrukt hem zoo duur zou te staan komen, dat hij op zijne
verbetering bedagt was en wenschte dat men hem voor dit maal het
voorgevallene niet ten hoogste zoude aanrekenen.
Is voor den Raad verschenen Jacoba Hendriksen oud 29 jaar
huisvrouw van den Kolonist J. Verbeek wonende op de hoeve
N 177 beschuldigd van het verkoopen van een hoekkast, toebehorende
aan de door haar bewoonde Koloniale woning en alzoo van
Maatschappelijke eigendom.
De beschuldigde hier over ondervraagd zijnde erkent dat zij
werkelijk verklaard heeft een zoodanige kast aan den Kolonist Van
der Wilk voor den prijs van f. 1.25
dat zij hierover van agteren beschouwd berouw heeft en aanbiedt
den bedoelden kast terug te nemen en aan Van der Wilk de
besteden prijs terug te geven.
Is hierop te dezer zake gehoord den Kolonist Jan van der Wilk
oud 41 jaren wonende op hoeve N 15 en hem te kennen gegeven dat
hij zich schuldig gemaakt heeft aan het koopen van goed wetende
dat het de eigendom niet was van de verkoopster.
De beschuldigde Van der Wilk geeft hierop te kennen dat
hij van Ha(??) gehoord heeft dat er een dusdanige kast te
koop was edoch dat hij niet wist dat dezelve het eigendom was der
Maatschappij en indien hij zulks geweten had hij zich met deze
zaak niet zou hebben ingelaten.
Overigens is het bekend dat vrouw Verbeek aan Van der Wilk het voorstel tot terug gave en terug betaling van het ontvangen geld gedaan heeft maar dat deze hier in weigerde te bewilligen.
Nietsmeer te behandelen zijnde wordt de Raad gesloten gedaan op
de dag datum maand en jaar als voren.
De President e.a.
H. Faaken
De leden
A. Lucassen
J. Uhl
D. van der Poot
De secretaris
J. Heerkes de Vries
Bevond zich abusievelijk in invnr 1619
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N. 1 op woensdag den 28
October 1846
Alle Leden zijn tegenwoordig.
Is in den Raad verschenen A: A: Kleiman, kolonist wonende
op hoeve N. 70, terzake van een kort van aardappelen ten beloope
van 19,34 mud op een te leveren hoeveelheid van 86,96 mud terwijl
bij den Onderdirecteur en wijkmeester het vermoeden gerezen is dat
dezelve op deze of geene slinksche wijze zouden zijn van de hand
gemaakt en zulks te meer dewijl de beschuldigde verscheidene jaren
aan den andere nu eens meerder dan eens minder rogge is te kort
gekomen.
De beschuldigde binnengeroepen zijnde en hem dit voorgehouden
wordende bepaald zich tot eene bloote ontkenning van het gerezen
vermoeden, bewerende dat hij werkelijk deze aanzienlijke
hoeveelheid zou zijn te kort gekomen, zich tevens beklagende op
eene grove wijze over de handelwijze van de Onderdirecteur bij het
taxeren en van den wijkmeester bij het innen der aardappelen erbij
voegende dat men met hem kon doen wat men wilde.
Terzelfde zake als boven is voor den Raad geroepen Roelof
Kleiman, Kolonist wonende op hoeve N. 67 bij wien een te
kort is bevonden van 10,39 mud op 52,97 mud.
De hoevenaar zelve niet verschenen zijnde heeft zijne vrouw welke
in zijne plaats is opgekomen zich dergelijks bepaald tot het
beweren van een werkelijk te kort.
Ook ten aanzien van dit Huisgezin mag het niet onopgemerkt gelaten
worden dat ook daar telken reize eene meerdere of mindere
hoeveelheid aan de te leveren rogge ontbreekt.
Aldus gedaan op dag datum maand als boven
De president
H. Faaken
De Leden: J. Uhl, A. Lucassen, S. v. d. Poot
De Secretaris, J. Heerkes de vries
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N 2 op Woensdag 28 October
(1846) zijnde er gedurende tot aan deze maand niets verder te
behandelen gedaan
Alle leden present zijnde is voor den Raad geroepen den kolonist H.H.van
Bruggen wonende in de 3e wijk op hoeve N77 beschuldigd van
aardappelen verkocht te hebben
Hem ondervraagd hebbende, heeft geantwoord
Dat zijne vrouw werkelijk 2 mud aardappelen verkocht heeft aan H
van Olphen wonende buiten de kolonien.
Ook moet deze Raad aan den Raad van Tucht kenbaar maken dat voorn:
kolonist thans een tekort heeft
Volgens de laatst tauxatie van 11-22 NM aardappelen en welke men
verondersteldt dat voor het grootste gedeelte verkocht zullen zijn
Nog moet deze Raad kenbaar maken dat deze man geheel buiten staat
is in deeze kolonien te kunnen verkeeren daar plicht en
gehoorzaamheid aan zijn superieuren bij hem niet meer bekend zijn.
Nog wordt voor den Raad geroepen den kolonis H. Arends
wonende in de 3e wijk op hoeve N79 mede beticht door bovengemelde
kolonist van Brugge ter zake aardappelen verkoop
Hem naauwkeurig geinterragoord
Heeft geantwoord hiervan niets te weten daar hij in de onmogelijk
was zulks te doen mits hij dezelven niet had
De Onderdirecteur en de wijkmeester der 3e wijk in de welken hij
is wonende genoeg bekend zijnde met het gezin van Arends
houden het er meer voor dat zulks een blote aantijging is ten
opzigte van Arends, deswege zij van zoodanig feit van hem nooit
iets bespeurd hebben en vijandschap in het spel is
Nog wordt voor de n Raad geroepen Alijda de Rijke op 31
Julij gedeserteerd, wees , oud 21 jaar inder tijd ingedeeld bij
den Kolonist J E van Ooijen op hoeve N36. Is van zelfs
teruggekomen op 5 Augustus jl
Dit meisje zoodanig getroubleerd zijnde heeft aanleiding
gegeven tot deze daad en blijk uit haar antwoord, dat zij
gaf namentlijk de reden niet te weten waarom zij zich geabsenteerd
had
De Raad gesloten zijnde is op den datum en dag voorn:
Getekend
A W Idserda
A Keizer
G.J.Elsing
N van Hoogmoed
Morriën
Van Bruggen is begonnen met het Aardaplen rooijen den 3 September
en tegelijk met de voeding van dat Land een begin gemaakt
Van 3 tot 9 Sept | -- 72 |
Van 10 tot 16 Sept |
-- 54 |
Van 17 tot 23 Sept | -- 54 |
Van 24 tot 30 Sept |
-- 87 |
Van 1 tot 7 October | -- 81 |
Van 8 tot 15 Oct | -- 99 |
Van 16 tot 22 Oct |
-- 99 |
Van 23 tot 29 Oct |
-- 99 |
Van 30 tot 5 Nov | -- 99 |
te Saamen | --744 |
De Oogst bedroeg | 46 – 83 |
Daaraf de voeding | 7 - 44 |
39 - 39 | |
Hiervan Ontvangen | 26 – 35 |
Dit te kort | 10 - 04 |
Raad van Toezigt gehouden in Kolonie N3
Alle leden zijn tegenwoordig
Wordt binnen geroepen de kolonist IJ. Attes hoeve N17 die
door den wijkmeester Verboom des avonds op het navolgende
betrapt is:
De genoemde wijkmeester hield zich desavonds om en bij het huis
van Attes op, daar hij vermoede, dat het daar niet goed
toeging, en, nadat hij daar tot 9 uren in den avond opgepast had,
is eene dochter van Attes naar buiten gekomen en om het
huis rond geloopen, waarom de wijkmeester vermoede dat men iets
kwaads in den zin had,
waarom hij zich bij het raampje, dat in de schuur is, plaatste,
toen hij gezien heeft dat Attes aardappelen meette, en,
toen men met de meting ophield meende de wijkmeester nu goed te
moeten oppassen en zich bij de deur te plaatsen, om toe te zien
wie met aardappelen het huis uit kwam,
toen de dochter daar de wijkmeester zag is hij dadelijk bij Attes
in de schuur gegaan en bevonde, dat in één kruiwagen gemeten stond
met een kwart mud aardappelen en twee zakken in elk een halve mud,
waarop de genoemde wijkmeester gezegd heeft, alles stil zoo te
laten staan als het nu stond, schijnbaar om zóó vervoerd te
worden;
doch Attes zeer brutaal wilde dat niet doen en heeft de
zakken en kruiwagen dadelijk geledigd,
daarbij was tegenwoordig de schoonzoon van Attes, die
buiten de kolonie woont, Cornelis Vreeling genaamd, wie
men vermoed dat die de aardappelen wel mede genomen zouden hebben.
Attes geeft nu voor wel aardappelen verschept mar niet
gemeten te hebben.
De wijkmeester zegt hem het meten gezien te hebben en daarbij
gehoord, dat vrouw Attes harer man vroeg “zou het ook
gezien kunnen worden?”, waarop hij antwoorde “ik zal het wel
maken, dat niemand het ziet”, hetgeen echter door Attes
ontkent wordt.
Men houdt het er echter wel zeker voor, dat Attes geen
ander doel had, dan verkoopen, bovendien komt hij op de tauxatie
van 27,55 Mud te kort 2,45 Mud, dat ook niet in het land gelaten
kan zijn, wijl dat land reeds omgeploegd is.
Nog wordt binnengeroepen de kolonist B.L. Matteman hoeve
N121, die mede door den wijkmeester Verboom betrapt is op
het navolgende
Des avonds omstreeks 7 uren bemerkte genoemde wijkmeester, dat men
bij Matteman bezig was aardappelen te meten, waarop hij
zich bij diens woning ophield om te zien of er ook aardappelen
verkocht werden, en, na wat gewacht te hebben, zag hij dat één zak
met aardappelen de deur werd uitgedragen,
toen begaf hij zich dadelijk in de schuur, maar eer hij daar was,
liep men reeds met den tweeden zak weg, en een derde vond hij ook
in de schuur staan,
Matteman bekend één mud aardappelen verkocht te hebben,
doch van de twee zakken, die reeds buiten waren niets te weten,
dat echter door den wijkmeester stelling verzekerd wordt, dat die
twee zakken wel uit de schuur van Matteman
gekomen zijn.
Hij komt echter op de tauxatie niets te kort.
Daarna wordt binnen geroepen de kolonist H. Blom hoeve
N112 die op de tauxatie van 46,74 Mud aardappelen 10,82 mud
beneden de tauxatie heeft afgeleverd;
men weet niet, dat ook bij dien kolonist aardapelen verkocht zijn,
hetgeen hij ook stellig verzekerd, maar zoo veel te min verkregen,
kan ook niet waar zijn, zoo dat op de eene of andere wijs de
aardappelen weg gemaakt zijn.
Blom is overigens geen ongeschikte kerel, maar voor het
werk in de gewone koloniën geheel ongeschikt en verzoekt hij zelf,
ingeval hij het te Veenhuizen beter kan hebben dan hier,
naar één der gestichten te worden overgeplaatst
Ook komt binnen de vrijboer H. de Nekker, die klaagt, dat
op de door hem bewoonde hoeven N75, 75 Rh roeden, die hij met
knollen bezaaid had grotendeels vernield zijn geworden en
ontvreemd.
Hij heeft er bij gevonden den bestedeling J. Zwenk, uit
hoeve N12 oud 17 jaren.
J. Zwenk bekend de Nekker knollen te hebben
ontvreemd en noemt als medepligtigen
R. Kist, oud 17 jaren
K. Kist, oud 13 jaren
L. Kuperus, oud 24 jaren
T. Kuperus, oud 17 jaren
G.Kuperus, oud 15 jaren
A. Castel, oud 14 jaren
de twee eerste, kinderen van den kolonist J. Kist hoeve
N13, de drie volgende kinderen van den vrijboer B. Kuperus,
hoeve N11 en de laatste ingedeelde in hoeve N12
Zij ontkennen allen hun misdrijf, maar J. Zwenk zegt in
hunne tegenwoordigheid welken avond en hoe laat zij het tezamen
gedaan hebben, en men houdt hen allen wel schuldig aan het
hun ten laste gelegde feit.
Eindelijk wordt binnengeroepen Theodora Klaassen oud 20
jaren, die den 22 April 1846 uit de hoeve N161 gedeserteerd en den
12 dezer maand is terug gekomen en Theodorus Klaassen, oud
16 jaren, die den 18 October 1845 uit hoeve N90 weggelopen en den
21 dezer is terug gekomen.
Zij bekennen beide hun misdrijf en zeggen door anderen tot de
desertie verleid te zijn geworden, doch beloven zich voortaan
beter te zullen gedragen.
De bestedeling Dirk E. de Vries, oud 22 jaren, die den 15e
augustus 1846 en de 13e September van Harlingen door één politie
ambtenaar is teruggebragt en dadelijk overgeplaatst naar de de
Ommerschans
Aldus gedaan te Willemsoord, den 28e Oktober 1846 te
Willemsoord
JH Hoving
J. Verboom
G. Brans
P. Brans
H. de Plot
’s Gravenhage den 20 Nov 1846
No 3
De Permanente Commissie der Maatschappij van Weldadigheid
Gelezen den brief van den Dir der Kol van den 12 dezer N 3049 en
het daarbij ingezonden Proces verbaal van de Raad van Policie en
tucht in de Gewone Koloniën van 29 October ll
Besluit
1: te bekrachtigen de verwijzing naar de Strafkolonie
te Ommerschans van de bestedeling E. van Keulen,
de bestedeling D. Pauw, den kolonist Y. Attes en
gezin, de bestedeling D. de Vries
2: te bekrachtigen de verwijzing naar Veenhuizen
onder de arbeiders van de kolonist R. Kleinman en
gezin
3: de bekrachtigen de verwijzing naar Veenhuizen
van de kolonistengezinnen A.A. Kleinman en H. Blom
te houden buiten overweging, uit hoofde die huisgezinnen zijn
gedeserteerd
4: ten aanzien van den kolonist H.H. van Bruggen
en gezin de uitgesproken straf van overplaatsing naar de
strafkolonie te Ommerschans te verzachten in die van
overplaatsing naar Veenhuizen onder de arbeiders en zulks
uit aanmerking van de zwakke verstandvermogens des mans,
verlangende nogtans de PC dat de vrouw aller ernstig wordt
onderhouden over de zeer hoogst berispelijke overtreding van het
verbod van aardappelen te verkoopen.
Welk verbod door de waakzaamheid der Direkteur en bestraffen der
overtreders bij voorrang gestaag behoort te worden gehandhaafd.
5: de bestedeling Aleida de Rijke, welke naar de Ommerschans
verwezen is, voor deze keer ter zake de zwakheid van
geestvermogens van straf te verschoonen
6: ten aanzien van de kolonisten kinderen Theodora
en Theodorus Klaassen, de eerst gesproken verwijzing naar
de Strafkolonie te Ommerschans te verzachten in de straf
van acht dagen opsluiting
7: aan de Dir der Kol te kennen te geven dat de PC uit
hoofde den bestedeling D. Pauw bij herhaling aan
dronkenschap schuldig is, tot strafverzachting geene termen heeft
kunnen vinden en dat zij mede niet heeft kunnen besluiten om het
gezin van Attes van de overplaatsing naar de Ommerschans
vrij te stellen, vermits het in hare oogen tot zijne verschooning
niet afdoet dat hij nog bijtijds verhinderd is geworden zijne
aardappelen weg te voeren terwijl voorts op dit stuk niet het oog
mag worden verloren dat het noodzakelijk is het verbod om
aardappelen te verkoopen streng te handhaven,
dat men de bepaalden straf op deze overtreding gestreng behoort te
worden toegepast en
dat de overtreding te meer niet verschoond kan worden en dat in de
laatste jaren het lot, van de minste vergoedingen onder de
kolonisten, toch nog beter is geweest dan dat van zeer vele der
beste arbeiders in de Gewone Maatschappij en niemand onder de
kolonisten gebrek en armoede behoeft te lijden.
8: Overeenkomst de voordragt van de Dir der Kol toe te
staan de terugplaatsing uit de Strafkolonie naar de Gewone
Koloniën van de huisgezinnen van J.H.Kleiné en G. van
Zwol
Afschrift dezer zal worden gezonden aan den Dir der Kol zoo
tot narigt en ter uitvoering.
Notities bij het zittingsverslag