Alle leden zijn tegenwoordig
Wordt gelezen een proces verbaal van den Raad van toezigt van
Kolonie No 1, van den 18 dezer, houdende beschuldiging tegen Gijsbertus,
zoon van de Weduwe Verhoeks als onzedelijk te hebben
omgegaan met Dorothea Louisa, voordochter van Theodorus
Bijkerk, tengevolge waarvan laatstgenoemde zich in een
zwangeren toestand bevindt.
De beschuldigde Gijsbertus Verhoeks binnen geroepen zijnde
blijft hij ontkennen als nimmer onzedelijk met genoemde dochter
van Bijkerk te hebben omgegaan.
De dochter van Bijkerk, zich met hare ouders te Ommerschans
bevindende; en welke dus niet met genoemde Verhoeks
gehoord kan worden, is de Raad van oordeel deze zaak eenigen tijd
te moeten uitstellen, daar zij niet genoegzaam van zijne schuld
overtuigd is, en ook niet van zijnen onschuld, zullende de
president bij zijn eersten overkomst te Ommerschans
haar onder verhoor nemen om zoo mogelijk daarna te besluiten.
Wordt gelezen een Procesverbaal van denzelfde Kolonie en datum
houdende beschuldiging tegen de Kolonistenzoonen Jacob Kramer,
oud 14 jaren, Pieter Bakker, oud 13 jaren, Franciscus
Johannes Hazeloop oud 16 jaren, Johannes van der Poot,
oud 16 jaren en Lourens van Delsen oud 15 jaren,
welke allen baldadigheid hebben gepleegd in de boomkweekerij met
het beschadigen van eenige dennenboompjes.
De beschuldigden allen binnen geroepen zijnde wilden eenen de
schuld op den anderen werpen; de Raad houdt het er echter voor,
dat ze allen even schuldig zijn.
De Raad gelet op art 2 § e en Art 3 § 3 van het reglement van
tucht waarbij dubbele vergoeding van het beschadigde benevens 8
dagen opsluiting in de strafkamer op diergelijke misdrijven wordt
bepaald van hen die zich voor de eerste maal daaraan schuldig
maken.
Besluit
aan allen de straf toe te wijzen van acht dagen opsluiting in de
strafkamer benevens f 1,- van ieder voor schadevergoeding.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde wordt hun zulks kenbaar
gemaakt met de noodige vermaning van den President om zich
voortaan rustiger te gedragen.
Verder wordt gelezen een proces- verbaal van dezelfde kolonie van
de 26e dezer maand, houdende beschuldiging tegen den
Kolonistenzoon Pieter Veldmeijer oud 16 jaren van
verregaande brutaliteit en beleedigingen tegen den boekhouder Morrien
te hebben gepleegd.
De beschuldigde binnen geroepen zijnde verklaart alleen geweigerd
te hebben de kruiwagen welke hij volgeladen had, wederom ledig te
maken.
De raad genoeg van zijnen schuld overtuigd zijnde en gelet op art
2 § a en Art 3 § 1 van het reglement va tucht waarbij de straf van
3 tot 8 dagen opsluiting in de strafkamer op diergelijke
misdragen is gesteld.
Besluit
aan Pieter Veldmeijer de straf toe te wijzen van acht
dagen opsluiting in de strafkamer het welk hem daartoe binnen
geroepen zijnde door de President wordt kenbaar gemaakt. met de
vermaning zich voortaan beter te gedragen.
Nog wordt gelezen een Proces-verbaal van den Raad van toezigt van
Willemsoord van den 18e dezer maand houdende beschuldiging tegen
de bestedeling Johan Frederik Drewell van Hoeve Nr 3, daar
hij een koe van een koopman uit Steenwijk welke de
straatweg langs ging, zoodanig had gejaagd dat de koe in den tuin
van den Kolonist Spel was gesprongen, ten gevolge
daarvan de rug had gebroken en daaraan gestorven was,
De beschuldigde binnen geroepen zijnde verklaart, dat hij de koe
had willen tegen houden.
Nog worden als medepligtigen daaraan opgegeven de kolonisten
zoonen Jan Kist, Jan Werff en de
bestedeling Johs Plas in Hoeve nr 4 welke allen
binnen geroepen zijnde verklaren dat zij geen deel hebben genomen
aan deze baldadigheid maar wel dat zij gezien hebben dat J.F.
Drewell de koe te rug had gedreven en daar de drijver er
zich achter bevond was de koe op zijde gesprongen in de tuin.
De Raad genoeg overtuigd zijnde van de schuld van J.F. Drewell
en gelet op Art 2 § b en Art 3 § 1 van het Reglement van tucht
alwaar opsluiting van drie tot acht dagen in de Strafkamer op
diergelijke misdrijven is gesteld.
Besluit
aan Johan Frederik Drewell de straf toe te wijzen van 5
dagen in de strafkamer het welk hem, hij daartoe binnen geroepen
zijnde door de President wordt kenbaar gemaakt met de vermaning
tevens, om zich voortaan beter te gedragen.
Eindelijk wordt gelezen een proces-verbaal van dezelfde
Kolonie van de 18e dezer maand tegen de Kolonistenzoon Evert
van der Hulst en de bestedeling Leendert Houtman en
Willem Scheffer in de Hoeve Nr 159 bij de Weduwe Strouw
welke zich allen schuldig hebben gemaakt aan het ontvreemden van
turf van de bult van de Maatschappij in die Kolonie geplaatst
De beschuldigde Evert van der Hulst is niet verschenen
doch, in plaats van hem de moeder welke binnen geroepen
zijnde verklaart dat haren zoon eenigen brokken op de kruiwagen
had geladen.
Leendert Houtman en Willem Schaffer binnen
geroepen zijnde, verklaren dat zij ieder een kruiwagen turf hadden
geladen en naar huis hadden gebragt.
De raad gelet op Art 2 S e en Art 3 S3 van het reglement van tucht
alwaar eene opsluiting van acht dagen inde Strafkamer benevens
dubbele vergoeding van het ontvreemde op diergelijke misdrijven is
gesteld.
Besluit
Aan E. van der Hulst, L. Houtman en W.
Scheffer ieder de straf toe tewijzen vna acht dagen
opsluiting in de strafkamer en daarenboven het huisgezin van de Weduwe
Strouw de betaling op te leggen van 50 centen tot vergoeding
van het ontvreemde.
De beschuldigden binnen geroepen zijnde wordt zulks kenbaar
gemaakt
Aldus gedaan in de Raad te Frederiksoord den 27 Mei 1837
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie
GEEN transcriptie
Notities bij het zittingsverslag