Al de leden zijn tegenwoordig, met uitzondering van Bolkenstein.
Wordt gelezen een proces verbaal van den Raad van Toezicht in
kolonie No 2, houdende aanklagte van de bestedeling Katharina
van den Broek, No 44bis wegens onzedelijken omgang met
jongelingen, zoo van het huis van Willemse, bij wie zij is
ingedeeld, als andere.
Willemse binnengeroepen zijnde, verklaart nader voldoende
bewijzen te hebben voor de schuldigheid van Katharina van den
Broek, die vervolgens gehoord wordende, dan ook volmondig
erkent, hare ontuchtige gedragingen, zelfs van den tijd waarin zij
nog niet uit Haarlem te Veenhuizen was uitbesteed.
De Raad, gelet op artikel 2 § f & Art 3 § 3 van het Reglement
van Tucht, en overwegende, dat zulk een zedeloos voorbeeld
volstrekt uit deze kolonien behoort te worden geweerd, besluit met
eenparigheid van stemmen
Katharina van den Broek wordt, voor een onbepaalden tijd,
naar de strafkolonie verwezen.
Wordt, vervolgens, gelezen een proces-verbaal van den Raad van
Toezigt in Willemsoord, hier bij overgelegd, ten gevolge waarvan
achtereenvolgens binnen staan de kolonisten Brinkman en J.
de Jong, van Willemsoord, als bevonden zijnde van de fabriek
te hebben ontvreemd en buiten de kolonie verkogt touw en zulks
reeds zedert jaren.
Beide trachten zich nog eenigermate te verontschuldigen, doch
erkennen niettemin de zaak.
Wijders gelet op de bekentenis door den kooper van het touw, en
op de verdere bijzonderheden, welke door den OndeDirecteur Ten
Broek hieromtrent zijn ingezonden.
Gelet op het Reglement van Tucht ??
??
de Ommerschans gesteld is (Art 2 § f en Art 3 § 3) zoo
besluit de Raad genoegzaam met eenparigheid van stemmen, den
kolonist Brinkman met zijn huisgezin, benevens den ouden
kolonist de Jong, alléén (uit hoofde hij bij zijne
kinderen is ingedeeld) voor een onbepaalden tijd, naar de
Ommerschans te verwijzen.
Op heden den zeventienden der maand September 1833 - is op last
van den Heer Direkteur der koloniën den Raad van Toezigt van
kolonie No 2 bijeengeroepen tot onderzoek van het gedrag van Catharina
van den Broek, ingedeelde op gemelde kolonie hoef No 71 -
oud 26 jaaren beschuldigd wegens verregaande zedeloosheid.
Na haar zelve gehoord te hebben heeft zij verklaard
onderscheijdenen malen met differente jongelingen onzedelijke
omgang gehad te hebben.
Na verders gehoord te hebben de de huisvader Hendrik Willemse
dewelke heeft verklaard:
dat zedert den tijd dat zij bij hem is ingedeeld geweest, nimmer
iets van dien aart heeft ondervonden, als wel eenige onzedelijke
uitdrukkingen; doch ten tijde dat hij met verlof buiten de kolonie
was, gehoord heeft dat dat zij onzedelijke ommegang met de jonge
ingedeelden gehad heeft hetgeen zij mede erkend heeft.
De Raad, gezamentlijk geoordeeld hebbende haar te moeten verwijzen
naar de Raad van Politie en Tucht.
Gedaan te Frederiksoord ten dag en jaare als boven, zoo hebben wij
dit ondertekend
M. Bersma
A. Croll
Keizer
G. Toepoel
Morrien
GEEN transcriptie
Notities bij het zittingsverslag