Alle leden zijn tegenwoordig
Art. 1.
Wordt gelezen een proces verbaal van den raad van toezigt van
kolonie N3 hierbij overgelegd, ten gevolge waarvan worden binnen
geroepen:
Jan Hoomerig, Cornelis Breek, Jan den Ouden,
Hendrik Blijma, Pieter Hartog
Als beschuldigd van verschillende baldadigheden te hebben
uitgevoerd. Zij kunnen zich niet verontschuldigen en het ontkennen
door sommigen, van daaraan te hebben deelgenomen, word door de
overigen voldoende tegengesproken.
Zij buiten gelaten zijnde wordt er na overweging besloten, dat
allen voor 4 dagen in de strafkamer zullen worden opgesloten.
ingevolge artikel 2 § b en artikel 3 § 1 van het reglement,
waarbij onder meer bepaald wordt dat zulk een gedrag zal worden
gestraft met opsluiting van 3 tot 8 dagen.
Genoemde jongelingen weer binnen geroepen zijnde, wordt hun dit
besluit kenbaar gemaakt.
Artikel 2.
Wijders staan binnen Cornelis Doornbos, Andries
Eelkema, Jan Swak en Gerrit Mandos alsmede
baldadigheid gepleegd hebbende en aan het plantzoen schade
toegebragt.
De meeste hunner trachten zich te verontschuldigen en anderen
daarmede te belasten.
De raad na hen te hebben doen verwijderen acht het genoegzaam
bewezen, dat genoemde ?? schuldig zijn gelijk mede nog Cornelis
Zuidhoorn en W Steenmeijer welke niet zijn
verschenen, terwijl daarentegen, de overige, in het procesverbaal
van den Raad van Toezigt zogenoemd, ofschoon met nog meer anderen
daarbij geweest, echter als onschuldig, althans minder schuldig
worden gehouden,
en besluit dezelve alzoo, naar aanleiding van § b en e van Artikel
2 en op grond van artikel 3 §1 en 2 de genoemde 6 jongens het
straffen met opsluiting gedurende 3 dagen van Doornbos, Eelkema,
Swak en Mandos, 4 dagen van Steenmeijer en
5 dagen van Zuidhoorn, welk besluit den aanwezigen zij
binnen geroepen zijnde, wordt kenbaar gemaakt.
Artikel 3
Wordt gelezen een 2de procesverbaal van den zelfden raad en wordt
mitsdien, binnengeroepen de kolonist Wardenier van
Willemsoord wegens verregaande dronkenschap beschuldigd.
Hij doet het voorkomen of dit zoo erg niet zou zijn geweest en
verschoonlijk zou wezen als voortvloeijende uit oneenigheid met
zijne vrouw.
Na zijne verwijdering neemt de raad in overweging dat juist zijn
huisgezin zeer oppassend is en het hierom te bejammeren zou wezen,
dat het zou moeten deelen in de overplaatsing des mans naar de Ommerschans,
zoo als het reglement voordert, terwijl de meeste leden geloven
dat eene mindere straf en krachtige vermaning hem, Wardenier,
voor een langen tijd althans, van herhaling van misdrijf zal terug
houden, waarop besloten wordt Wardenier, bij wijze van
inschikkelijkheid, 4 dagen opsluiting in de strafkamer op te
leggen, welk besluit den binnen geroepen schuldige wordt kenbaar
gemaakt.
Artikel 4.
Wordt gelezen het bijgevoegd procesverbaal van den raad van tucht
bij kolonie no 1.
Frederik Hoofien, Dirk de Vries, Dirk Duinker,
en Hendrik Hendriks
mitsdien gehoord wordende, zou blijkens het gebeurde met den
eersten van geen belang en met de 3 laatsten eene kinderlijke
onvoorzigtigheid te zijn geweest, uit welken hoofde men allen, na
een gepaste vermaning gaan laat.
Artikel 5
Eindelijk Harmtien Kartz bis no 57 op hetzelfde
procesverbaal binnen geroepen zijnde, ter zake van desertie, zoo
brengt deze in, haar kind te hebben willen zien en daartoe geen
verlof te hebben kunnen krijgen.
De raad begrijpt dit niet als verschoning te kunnen aannemen te
minder, daar zij aan den sterken drank verslaafd is en nog bij
hare terugbrenging door den verldwachter buitensporig drank
gedronken had en besluit alzoo op grond van artikel 3 § 2 in
verband met § d artikel 2 Harmtien Kartz naar Ommerschans
te verwijzen en haar reeds overmorgen bij eene gelegenheid
derwaards te doen vertrekken onder inwachting der bekrachtiging
van dit besluit door de permanente commissie.
Alsdus gedaan te Frederiksoord den 29 december 1832
J. van Konijnenburg President
H. Bersma
L. ten Broek
P v.d. Bil
P. Soevereijn
L: Lukassen
Raad van Toezicht gehouden te
Willemsoord den 14 december 1832
present alle de leeden
Op aanklagte van den kolonist Jan Lodewijk en genomen
rapport van de wijkmeester Koppe dat door de hierna
genoemde kolonisten
Jan Hommerich (16),
Cornelis Breek (16),
Jan den Ouden (17),
Hendrik Blijma en
Pieter Hartog (16)
aan het huis van J. Lodewijk een glas was ingeslagen,
kringzand & stenen door de schoorsteen geworpen.
Voorts vuiligheid & drek aan deur & vengsters gesmeert,
heeft de raad deze jongens doen voorkomen.
Onderzoekt en heeft bevonden dat alhoewel dezelve gezamentlijk
hierom overlegt hadden dat door Cornelis Breek het glas in
geworpen & door Hendrik Blijma het kring door de
schoonsteen gegooit.
Wijders is rapport gemaakt dat door de kolonisten en wezen welke
arbeidend zijn in de Vaart aan de Vriesebrug bij aan houdenheid
bij kolonisten & aan deszelfs woningen alsmede aan het
plantzoen op de gronden der maatschappij baldadigheden worden
gepleegd.
Zoo zijn de eerste aanvoerders derzelver voor de raad geroepen en
zooveel mogelijk onderzogt als:
Cornelis Doornbos,
Andries Elkema,
Frans Tubijn,
Jan Swak,
Willem Kroese &
Gerrit Kop
waarvan wij vernomen hebben dat door Gerrit Mandos een
glas zoude zin ingegooit,
dat door Cornelis Zuidhoorn een schoorsteen boven op het
dak zoude zijn digtgelegd
dat door Willem de Vries uit No 61 op onderscheide huisjes
met geweld zoude geslagen zijn,
dat door Elkema moleste gepleegd is aan de hoef van de kolonist
Grunnekemeijer & voor de door hem de jagtpalen zijn
omvergeworpen & bomen & plantzoen uit de grond gehaald
& dezelve in het midden der zijsporen gezet waartoe zij Cornelis
Fraterman en ?? in plaats gedwongen hebben de gaten
voor dezelve te graven.
daar diergelijke badadigheden ons voorkomen in allen opzichte
tegenstrijdig te zijn aan een goede policie hebben wij vermeend
hiervan notitie te moeten nemen en dit ter kennede van de weledele
te brengen met verzoek dezelven te corrigeren
Willemsoord en dage maand en jaar als voorgenoemd.
Schuurer
J v Buiten
B Kuperus
P v d Bil
Schuurman
GEEN transcriptie
Proces verbaal van het verhandelde door de raad van toezigt in kolonie No 1 op den 29 decemb 1832
Alle leden zijn tegenwoordig
1. Is verscheenen Frederik Hofien oud 13 jaar, de
voorzitter vraagt dezelve, waarom hij zijn werk bedorven had, zoo
dat de kolonist Molewijk het zelve tegen betaling heeft in
orde moeten brengen,
waarom hij den opziener de Haan heeft uitgescholden voor
gaauwedief en verweten dat hij daarom uit den broodbakkerij was
gejaagd en daarom niet onder hem staan wilden,
de voorzitter heeft hem daar over onderhouden maar hij stoorde
zich daar niet aan
De voorzitter vraagt waarom hij zijn werk opzettelijk bedorven
had.
Antwoord om het werk te bespoedigen en wat meer te kunnen
verdienen.
2. Is verscheenen Dirk de Vries, oud 14 jaren, de
voorzitter vraagt of hij op den 14 december jl niet was geweest in
het ledige huis op hoeve No 116 en aldaar vuur had gestookt, en of
gem: woning open of digt was.
Antwoord Open.
Vragen of hij het vuur heeft aangestookt
Antwoord Neen Maar dat Hdr Hendriks met tondel en stroo
het vuur had aangemaakt.
De voorzitter vraagt waarom hij hem ziende aankomen was gaan lopen
Antwoord omdat hij vreesde in ongelegendheid te komen.
3. Is verscheenen Dirk Duinker oud 18 jaar en Hendrik
Hendriks oud 13
Vragen of zij op den 14 deezer gem: woning open of digt hadden
gevonden.
Antwoord Open
Vragen waarom zij de deuren der kamertjes hadden opengezet. zoo
dat bij het inkomen der voorzitter de vonken in het gezicht
vloogen en het stroo over de grond verspreid lag tot aan den
Turfbult in den schuur
Antwoord verklaren hier niet van te weten
4. Is verschenen Harmptien Kast oud 44 jaren
Vragen Waarom zij op den 18 juli jl de kolonie had verlaten zonder
verlof
Antwoord Dat zij naar haar dochter wilde en menigmaal den Heer
Direkteur en AdjunctDirekteru om verlof had gevraagd en niet konde
bekomen, en alzoo zelve de vrijheid had genomen.
Vragen of zij niet bewust was zulks niet te vermogen.
Antwoord dit wel te weten, maar dat het verlangen naar haar kind
haar hiertoe aangezet had.
Notities bij het zittingsverslag