Aanwezig
de Heer van Konijnenburg vz Pres
de Heer Bersma
de kolonist Fratermans, gemeensman
de kolonist Althoff, gemeensman
de kolonist Dornbach
en van Wolda, Secr.
De President geeft te kennen, ontvangen te hebben van de
Permanente Kommissie het berigt, dat de bestedeling Barbera
Hendriks, van Tholen geplaatst in kol.1, bij de wed.
Schouten en Franciscus Bodenstaff, van dezelfde kolonie,
onzedelijk met elkanderen geleefd zouden hebben, ten gevolge
waarvan het meisje zwanger was geworden.
Gehoord de bestedeling Barbera Hendriks, bekennende sedert
omstreeks 3 maanden zwanger te zijn, en het voornemen te hebben,
zoodra hare Commisssie haar het ontslag van de kolonie en de
verdere benoodigde stukken voor het huwelijk, waarom zij reeds 2
malen verzocht had, zoude toezenden, te trouwen met Franciscus
Bodenstaff.
Daarop ook gehoord Franciscus Bodenstaff, verklarende insgelijks
met het gemelde meisje onzedelijk geleefd en verkeerd te hebben,
voornemens zijnde haar te trouwen, zoodra de papieren gereed zijn
en zijn vader, welke daarin bezig was, bij de SubComissie van
Arnhem, bewerkt zoude hebben, dat zij als kolonisten op eene hoef
geplaatst wierden, verzoekende vriendelijk bij den raad van
Policie en Tucht, verschooning van straf.
Overwegende, dat het in dit geval niet noodig is de
onderscheidene gevoelens der leden van den Raad in te winnen, daar
het Reglement van Policie en Tucht, de strafbepaling op het
misdrijf duidelijk heeft aangewezen;
Besluit:
Franciscus Bodenstaff en Babera Hendriks voornoemd, ingevolge Lett:f van Art 2 en $ 2 van art. 3 van het Reglement, wegens hun gehouden onzedelijk gedrag, voor eenen onbepaalde tijd te verplaatsen naar de strafkolonie te Ommerschans.
En zal hiervan, door middel van inzending deze notulen, worden
kennis gegeven aan de Permanente Kommissie der Maatschappij van
Weldadigheid.
Fredriksoord, den 10 November 1829
J. van Konijnenburg Cz
M Bersma
J.H Dornbach
G .Fraterman
G: Althoff
JH vanWolda Secr
Notities bij het zittingsverslag