Present
de Heer Visser, President
de Heer Bersma
de kolonist Zwier, gemeensman
de kolonist Gutsloo, gemeensman
de kolonist Hoffman, gemeensman
en van Wolda, Secr.
Bij den raad zijn ingekomen en gelezen:
a Het proces verbaal van den raad van toezigt van kol No
1, van den 20 Maart jl, houdende beschuldiging tegen Johanna
Margaretha de Rijck, huisvrouw van den kolonist Hertzkamp van kol
1, die voornemens zoude geweest zijn 13 oude ponden gehekeld vlas,
toebehorende aan de Maatschappij van Weldadigheid, buiten de
kolonien te verzetten of te verkoopen, doch onderweg ontdekt en
dit voornemen verhinderd door den Onderdirekteur van kol No 2
b Het proces verbaal van den raad van toezigt van kol No
3, in dato 18 dezer, houdende stellige verzekering, ook volgens
hare eigene verklaring, dat de wed. Molenbroek, huisverzorgster
over hare eigene kinderen in kol No 3, zwanger zoude zijn, - en
wel van eenen jongen gehuwden kolonist, Abraham van Aken, te voren
bij haar als kind ingedeeld geweest, die zulks echter voor gemelde
raad stellig ontkend had.
Deze beschuldigde vrouwen opgeroepen en één voor één voor dezen
raad verschenen zijnde, hebben dezelve op de haar door den Heer
President gedane vragen geantwoord hetgene volgt:
1 Vrouw Hertzkamp had de 13/2 Nederl. (pondtekentje)
gehekeld vlas niet van het vlas afgehouden, dat zij werkelijk in
huis had gehad om te hekelen, maar bij het verbranden van haar
huis den 23 Januarij ll, en uitgehaald en geborgen, en op den 15
Maart daaraanvolgende, had zij hetzelve niet willen verkoopen,
maar aan eenen boer, voor 14 dagen, in bewaring willen geven, die
haar biezen zoude gedaan hebben voor harer man, om stoelen te
matten.
2 de wed, Molenbroek was zwanger, verzoekende dat hare
kinderen, welke zulks insgelijks verlangden, met haar naar de
Ommerschans mogten verplaatst worden.
Nadat deze vrouwen zich wederom verwijderd hadden en er bij den
raad in overweging was genomen:
a Het besluit van de Permanente Kommissie van den 29 Mei
1821, waarbij het bij herhaling verkoopen of verpanden de hun
toevertrouwde goederen, als mede het zedelooze gedrag waaruit
zoodanige bezwangering voortkomt, op straf van veroordeeld te
worden naar de Ommerschans, te regt verboden is;
b De verklaring van den Onderdirekteur Bosma, hierbij
overlegd;
c Dat het den raad waarschijnlijk voorkomt, dat het
afbranden van Hertzkamps woning, grotendeels aan de
onvoorzigtigheid en slordigheid der bewoners is toe te schrijven,
daar dezelve ook in de voorwinter, door het vuurtjes stoken der
kinderen, alrede op het punt heeft gestaan van af te branden, doch
toen nog door tijdige hulp is gebluscht geworden;
d Dat er tusschen het afbranden van het huis en het
wegbrengen van het vlas van vrouw Hertzkamp zoo veel tijd is
verloopen, dat zij zich vooraf genoegzaam heeft kunnen bedenken,
waardoor deze zaak, naar het oordeel van den raad, strafwaardiger
is geworden.
Is bevonden dat de gevoelens der leden van den raad genoegzaam
overeenstemden, en dien ten gevolge eindelijk besloten:
De huisgezinnen Hertzkamp van Kol1. en van de wed. Molenbroek van
kol 3, onder nadere approbatie van de Permanente Kommissie te
veroordeelen naar de Strafkolonie te Ommerschans.
Er zal bij afschrift dezes, hiervan worden kennis gegeven aan de
Permanente Kommissie van Weldadigheid.
Voor Extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser
Op heden 15 Maart 1829, heb ik ondergeteekende B.J. Bosma,
onderdirekteur van Kol 2, gaande naar Wolvega op den weg te
Steggerda, gevonden Johanna Margaretha de Rijck, huisvrouw van den
kolonist Hertzkamp, in kol No 1, en bemerkende dat die vrouw iets
onder haar voorschot droeg en voor mij verborgen wilde houden, heb
ik haar gevraagd wat zij bij zich had en bevonden 13/2 Nederl. (pondtekentje)
vlas, dat gehekeld was, blijkbaar uit de kolonie afkomstig;
hetgene nog te meer waarschijnlijk werd doordien zij als
hekelaarster veel ruw vlas in huis krijgt, en het gemakkelijk valt
daarvan een gedeelte af te nemen en alzoo der Maatschappij te
ontvreemden; -
en heb ik gemeend dit voorval door dezen te moeten brengen ter
kennis van den Heer Direkteur der Koloniën.
Frederiksoord den 15 Maart 1829
B.J. Bosma Onderdirekteur.
Goedgekeurd door de Permanente Kommissie En mitsdien last gegeven
tot de overplaatsing van beide huisgezinnen. den 7 Mei 1829
vK