Present
de Heer Bersma, LP
de Heer Brouwer
de kolonist Zwier, gemeensman
de kolonist Hoffman, gemeensman
de kolonist Gutsloo, gemeensman
en van Wolda, Secretaris
Aangezien en op den 24 dezer te Willemsoord, het na te melden
voorval, strijdig met de wetten en reglementen der Maatschappij
van Weldadigheid, heeft plaats gehad, is deze vergadering der
leden van den raad belegd.
De onderdirekteur van kol 3, had den huisverzorger van Borsum
uit wijk 1 van gezegde kolonie, des morgens de koe laten afnemen,
omdat zijn land verleden jaar met brem bezaaid, geheel was
afgeweid en afgevreten.
Daarop was van Borsum denzelfden voormiddag in alle woede en
drift, bij den onderdirekteur komen loopen, die, in gezelschap van
den Adjunktdirekteurder vrije kolonien, en den opziener van Anker
bij de aardappelrooijers in wijk 4 was geweest, en hier zou de man
zich zeer brutaal gedragen, en den Onderdirekteur tot vechten en
slaan uitgedaagd hebben.
Hierop heeft de Adjunktdirekteur dezen van Borsum,
voorzigtigheidshalve, door twee wijkmeesters in de kachot laten
brengen.
Om dit geval nader te onderzoeken, zijn de navolgende personen,
der zake kundig, opgeroepen, voor ons gecompareerd, en hebben
dezelve verklaard, hetgene achter hunne namen staat aangeteekend.
1 De opziener Geert Oost; deze had van Borsum des
morgens omstreeks 11 uurin de 1e wijk ontmoet, en hem gevraagd om
het rapport van de turf; dat hij overgegeven had met deze woorden
“daar heb je het voor den bliksem; jij bent ook weet in de
directies, en weet dus ook dat ze mij vanmorgen de koe afgenomen
hebben; het is nog niet in het vaatje, waarin het zuren zal”, en
terwijl hij het mes getrokken en Oost op de borst gezet had, had
hij er nog dit bijgevoegd: “de onderdirekteur zal heden sterven”
2 De kolonist van Eijsden, Deze verklaart, dat
van Borsum hem, trwijl hij aanden weg in de turf arbeidde, was
ontmoet, en in zijn woede deze woorden had uitgedrukt: ik zal den
onderdirekteur snijden, dat er de lappen bij neer hangen, omdat
hij mij de koe heeft laten afnemen.
3 De opziener van Anker, die bij den
aardapelrooijers in wijk 3 het opzigt had, en er bij tegenwoordig
was, toen van Borsum bij den Adjunkt- en onderdirekteur was komen
loopen. Deze verhaalt, dat de man bij hen komende, in alle drift
en woede, de muts afgeworpen en het koetouw weggegooid had, en
daarop den onderdirekteur uitdagende, denzelve vroeg of hij wel
des avonds bij hem wilde komen, en of hij op dien ogenblik met hem
buiten den wal wilde gaan, hij wilde hem wel eens alleen spreken.
Intussen had hij de hand in de broek gehouden even als of hij daar
een mes in den hand had.
Hierop van Borsum binnen gelaten zijnde, verklaart
dezelve niet te weten wat er gisteren door hem gezegd of gedaan is
geworden.
Hij zegt verder, dat hij met andere kolonisten niet gelijk
behandeld wordt, ook andere koeijen hadden stukken brem afgeweid
en de eigenaars hadden ze behouden.
Na alles overwogen te hebben wat met deze zaak in betrekking
staat, zijn de gevoelens der leden van den raad, ieder
afzonderlijk ingewonnen, en is bevonden, dat die waren als volgt
Zwier en Hoffmann: de man heeft verdiend naar de Ommerschans
verplaatst te worden, indien er echter mogelijkheid is, eene
andere straf uit te vinden, dan niet naar de Ommerschans.
Gutsloo: Hij moet verplaatst worden; b.v. naar de 7e kolonie,
omdat hij thans te digt bij de genever woont.
Brouwer, van Wolda en Bersma: Ter voorkoming van onheilen, en ten
voorbeelde der andere kolonisten, inzonderheid die erbij zijn
geweest, moet van Borsum worden verplaatst naar de Ommerschans.
Na deze weinig verschillende gevoelens overwogen te hebben:
Is besloten:
De genoemde huisverzorger Johannes van Borsum wordt, met deszelfs
vrouw en kinderen veroordeeld tot de Strafkolonie Ommerschans,
zullende de drie ingedeelde weezen, met overleg van den kleinen
raad bij goede huisgezinnen ingedeeld en verplaatst worden.
En zal hiervan, bij afschrift dezes, aan de Permanente Kommissie
der Maatschappij van Weldadigheid, worden kennis gegeven.
Voor extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser
Goedgekeurd door de Perm. Komm van Weldadigheid Den 4 dec. 1827
vK