Present
de Heer Visser, President
de Heer Bersma,
de kolonist Zwier, Gemeensman
de kolonist Hoffman, Gemeensman
de kolonist Gutsloo, Gemeensman
en van Wolda, secr
De raad van toezigt over kol No 1, heeft tot den raad van policie
verwezen:
1 Jakob Frans, oud 19 jaren, ingedeeld geweest bij de wed
Rausch, kol no 1, als beschuldigd van heden zomer uit de kolonien
gedeserteerd en voor eenige dagen, uit hoofde hij in Rotterdam het
brood niet meer had kunnen verdienen, wedergekeerd te zijn, en
2 Hendrik van Vliet, oud 44 jaren, kolonist in kol no 1,
uit hoofde dezelve op den 16 dezer, den jongeling Jurrien
Maatje van dezelfde kolonie geslagen en mishandeld zoude
hebben, blijkens de processen verbaal van den 20 dezer,
terwijl den raad van toezigt over kol no 2, voor dezen raad heeft
doen compareren:
3 Jan Pietersz Bakker, oud 17 jaren, ingedeeld bij den
kolonist Poot in kol no 1, wijk 3 beschuldigd van zijnen
stiefvader, en twee van deszelfs voorzonen Sjoert en Hendricus
Poot, geslagen en gestoten te hebben;
4 Den huisverzorger Hendrik Willemse, oud 59 jaren, uit de
oostvierden parten kol no 2, verdacht gehouden van aardappelen uit
zijn land gerooid en vervolgens geborgen te hebben,
aangezien er weinig aardappelen uit het land gekomen waren, daar
waar veel van verwachten, en men 4 schepels in eenen kuil buiten
en 6 schepels binnen s huis gevonden had, blijkens de
processen verbaal van de 17 dezer.
Deze vier aangeklaagde personen, één voor één heden voor den raad
verschenen en door onze President ondervraagd zijnde, bleken hunne
eigene getuigenissen de volgende te zijn:
Jakob Frans had zijn fortuin buiten de kolonie en wel in
zijne geboortestad Rotterdam willen zoeken, had zich ten
dieneinde zonder verlof derwaards begeven en aldaar eenigen tijd
als staljongen en vervolgens als oppasser bij een paardenspel
gediend te hebben, had hij geene mogelijkheid gezien, den kost te
verdienen, en uit dien hoofde had hij wederom de wijk naar de
kolonie genomen.
Hendrik van Vliet had in drift Jurrien Maatje in
handen genomen en geslagen, omdat deze zijn zoontje, volgens zijn
zeggen, op eene verregaande wijze mishandeld had.
Dit had hij niet kunnen aanzien, doch nu was hem de drift meester
geworden.
Jan Pietersz Bakker had Sjoert en Hendricus
Poot, zijns stiefvaders voorzonen, geschopt, en vervolgens
zijnen stiefvader, die daarbij was gekomen, ook aangetast: alles
was in drift geschied en het laatste had hij, volgens zijn zeggen
moeten doen, om zijn eigen lijf te verdedigen.
De huisverzorger Willemse, zoo wel als de bij hem
ingedeelde weezen,verklaren eenpariglijk, dat de buiten s huis
gekuilde aardappelen, door de kinderen tussentijds op
boekweiteland te Doldersum waren gerooid en des avonds
mede gebragt, en de in huis geborgene aardappelen waren
daar onder en na het rooijen daar henen gebragt uit voorzorg om
dan gegeten te worden, wanneer de tuinaardappelen op zouden zijn,
gedeeltelijk waren dezelve na het rooijen op het land opgezocht en
wat de quantiteit zijner aardappelen betreft, het was wel mogelijk
dat er vooraf aardappelen uit zijn land gerooid waren, doch dan
moest het een ander, buiten zijn weten gedaan hebben.
Hierop is in den raad overwogen:
a Dat Jakob Frans gedurende zijn verblijf in de
kolonie zich heeft doen kennen als een ondeugende jongen, en zeker
niet naar de kolonie zoude geretourneerd zijn, zoo niet de
uiterste nood hem daartoe gedwongen had.
b De noodzakelijkheid, dat alle vegterijen en oneenigheden
in de kolonien, zoo veel mogelijk geweerd, en zo die éénmaal
plaats hebben gehad, mede ten voorbeelde van anderen, gestraft
worden.
c dat de huisverzorgers, zoo wel de kolonisten
verpligt zijn voor het behoud der vruchten hunner landen te
zorgen, en had een ander uit het land van Willemse
aardappelen gerooid, daarvoor had de huisverzorger moeten
oppassen.
d dat overigens van Willemse als huisverzorger veel
gehouden wordt.
Waarop eindelijk, na bekend dat de gevoelens der leden van den
raad in het straffen des bovengenoemde personen volkomen met
elkanderen overeenkwamen,
Is besloten:
1. Jakob Frans wordt als deserteur veroordeeld naar de
strafkolonie Ommerschans
2. Hendrik van Vliet en Jan Pietersz Bakker worden
voor vier etmaal gecondemneerd in de koloniale cachot, en Bakker
daarbij tevens herinnerd dat zoo er wederom iets ten zijnen
nadeelen mogt voorvallen, hij zich dan verzekerd kan houden van
insgelijks een bewoner der Ommerschans te zullen worden.
3. Den huisverzorger Willemse, gedurende den volgende
winter 1/6 aardappelen minder te doen toekomen dan de
huisgezinnen waar de talrijkheid der zielen gewoon zijn te
consumeren.
En zal een afschrift hiervan worden gezonden aan de
Permanente Kommissie der Maatschappij van
Weldadigheid.
Voor extract conform,
De Direkteur der Kolonien
Visser
Notities bij het zittingsverslag