Present:
de Heer Visser, President
de Heer Bersma,
de kolonist Zwier, Gemeensman
de kolonist Hoffman id
de kolonist Haverkort id en
van Wolda, secr,
zijnde alzoo de Heer.Brouwer afwezend.
De wed. van Sent, huisverzorgster in kol.No 3 op hoef
No 100, is, blijkens proces verbaal van den raad van toezigt
dier kolonie, dd 17 dezer beschuldigd van op den 10 dezer, eenen
zwarten vrouwenrok, in de bank van leening te Steenwijk gebragt,
en daarop eenen gulden ontvangen te hebben; alsmede dat zij
gedurende eenen geruimen tijd, wekelijks twee of meer brooden
verkocht zoude hebben, aan menschen buiten de kolonie wonende,
en eindelijk, dat zij de bij haar ingedeelde weezen slecht
behandeld, geen boter op het brood gegeven en des avonds
uitgezonden zoude hebben, om brandhout uit het bosch te kappen.
De wed. van Sent voor den raad verschenen zijnde, verklaart
waarheid te zijn, een vrouwenrok te Steenwijk in de bank van
leening te hebben doen brengen, en daarop één gulden ontvangen
te hebben; dat zij dit geld echter met hare kinderen in de
huishouding had gebruikt, doch zegt dat zij slechts twee keer
brood heeft verkocht, en zulks alleen geschied zoude zijn,
terwijl zij ziek was geweest.
De vrouw het vertrek verlaten hebbende, is in den raad over de
misdaden door haar bedreven geoordeeld en bleek het gevoelen der
leden hierop neer te komen.
De gemeensmannen Haverkort, Hoffmann en Zwier, in hunne
denkbeelden overeenkomende, zijn van gevoelen, dat de oude vrouw
van 53 jaren, geenzins naar de Ommerschans verwezen, maar tot
straf harer misdaden, voor eenige dagen in de cachot opgesloten
moet worden.
Bersma en van Wolda begrijpen, dat vrouw van Sent, wegens de
bedrevene misdaden, die zij gedeeltelijk zelve bekent, volgens
de wetten der Maatschappij, de strafkolonie Ommerschans verdiend
heeft; doch kan haar genade bewezen worden, hier zouden zij
niets tegen hebben.
De Heer President is insgelijks van gevoelen dat de vrouw wegens
hare misdaden, al ware dezelve minder dan die, waarvan zij
beschuldigd wordt, regtstreeks verwezen moet worden naar de
strafkolonie Ommerschans, zoo, om de wetten der Maatschappij te
handhaven, als om anderen hierdoor een voorbeeld te geven.
Aangezien derhalve,nu het gevoelen der drie gemeensmannen niet
overeenstemt met dat van de drie overige leden van den raad, zoo
is goedgevonden en verstaan:
a De beslissing dezer zaak aan de Permanente Kommissie
over te laten, en de huisverzorgster zoolang in hare bezigheden
te doen voortgaan,
b De Permanente Kommissie der Maatschappij van
Weldadigheid, bij afschrift dezer, hiervan kennis te geven
Voor extract conform,
De Direkteur de Koloniën
Visser