Zitting van den Raad van policie over de vrije koloniën, op heden
den 19 november 1825, ten huize van H. Faaken.
Present:
de Heer Visser, President
de Heer Brouwer
de Heer Bersma
de kolonist Zwier, gemeensman
de kolonist Haverkort id
de kolonist Hoffman id en
Van Wolda, secr
De kolonist Jan Jansen Meij uit kol No 1 wijk 2, is door
den raad van toezigt van kol No 1, naar den raad van policie
verwezen, als zijnde beschuldigd en aangeklaagd, blijkens proces
verbaal van heden, van op den 12 dezer twee schepels rogge aan
eenen boer verkocht, en laat in den avond afgeleverd te hebben.
De gemelde kolonist is voor dezen raad verschenen, heeft ook hier,
even als voor den raad van toezigt, zijne misdaad volkomenlijk
bekend
Na in den raad overwogen te hebben:
a Het verkoopen der rogge en dat wel volgens zijn zeggen voor 14 stuivers het schepel, het welk door de leden beschouwd wordt als opzettelijk bedrog en dieverij omtrent hunne weldoeners;
b De noodzakelijkheid dat deze misdaad, mede ten voorbeelde van anderen, te keer gegaan en gestraft worde en
c De traagheid en slordigheid van Jan Jansen Meij en
zijne huisvrouw.
Is eindelijk, met eenparige stemmen, besloten:
Het huisgezin van Jan Jansen Meij, wordt veroordeeld naar de
strafkolonie te Ommerschans.
En zal hiervan, bij extract dezes, worden kennis gegeven aan
de Permanente Kommissie der Maatschappij van Weldadigheid.
Voor extract conform,
De Direkteur de Koloniën Visser
Notities bij het zittingsverslag