Naar het overzicht
van stukken over de proefkolonie
De subcommissie Goes stuurt op 27 december 1818, invnr 49, de brieven van de
familie Burks naar de permanente commissie. Ze doen er een
begeleidend schrijven bij:
Goes den 27 december 1818
Ons medelid De Kanter hoewel in een andere betrekking heeft eenen
brief ontvangen van Jan Burks en vrouw, zijnde het huisgezin uit
deze stad naar Frederiksoord gezonden.
Nog is van deze echtpersonen een brief in deze stad in omloop door
hen geschreven aan de ouders van de vrouw; den eerste voegen wij
hier nevens in originali; den tweeden zo na mogelijk bij
afschrift.
De inhoud dier brieven is zoo openbaar strijdig met de gunstige
berigten welke de nieuwsbladen van tijd tot tijd nopens de
kolonisten en hunne tevredenheid mededelen dat wij gemeend
hebben dezelfde ter kennis van u permanente kommissie te moeten
brengen, niet zoo zeer als of wij een oogenblik al het overdrevene
en leugenachtige dat in gezegde brieven gevonden wordt geloofden
maar in de hope dat de kommissie zich zal verdedigen en nopens de
ongerijmdheden van den inhoud der beider stukken ons intelichten,
en daardoor ons in staat te stellen dezelve in de bijzonderheden
tegen te spreken, en den ongunstigen indruk welke de
laatstgemelden brief van hand tot hand en van mond to mond
verspreid verwekt heeft, wederom zoo veel mogelijk uittewisschen.
Het kan misschien ook aanleiding geven om te onderzoeken of er
bij den suppoosten der kolonie werkelijk ontrouw in de uitdeeling
der levensmiddelen plaats heeft; en kan eerder het ge(?)truis(?)
in de gelegenheid stellen, om een wakend oog te houden op
zoodanige kolonisten als door hunne zoogenaamde gestuurde
correspondenties (daar zij beide nog lezen nog schrijven kunnen)
de kolonie in eenen slegten reuk mogten zoeken te brengen en de
heilzame stigting in harer geboorte verstikken.
Wij menen echter niet dat zij zelve zoo verre denken, of dat dit
hunne hoofdbedoeling zoude wezen, maar hun voornaam oogmerk
bepaald zich tot het opwekken van het medelijden hunner
stadgenoten ten einde buitengewone ondersteuning te ontvangen en
daardoor te worden in staat gesteld een lui en verkwistend leven
vol te houden, waar zij zich door de reglementen der kolonie
beperkt zien, en wanneer alzoo eenmaal de kwalijk besteede
aalmoezen de kolonie bereiken is het gemakkelijk te voorzien
welke daar van de gevolgen zijn moeten.
De notulen van de permanente commissie van 30 december 1818,
invnr 38, melden:
In kwamen klagten ingezonden door de subkommissie van Goes,
rakende het door haar gezondene huisgezin. Opgedragen aan den
Generaal van den Bosch, om die leugenachtige klagten te
wederleggen.
Het is 31 december 1818 een ander lid van de permanente
commissie die een reactie ontwerpt, maar er staan opmerkingen in
het handschrift van Johannes van den Bosch tussen. Het stuk
bevindt zich in invnr 352:
Aan de subcommissie van ter Goes
Met geene geringe verwondering hebben wij ontvangen UEds missive
van den 27 december als behelsende de eerste en enigste klagten
van een der kolonisten in Frederiksoord aanwezig. Het heeft ons
intusschen ander zijds tot geen gering genoegen verstrekt dat
UEds zelve het schrijven dier brieven aan oogmerk toeschrijft,
welke alleen het gedrag van Jan Burks of liever van zijn vrouw
verklaarbaar maakt.
Voor ons zelve zijn weij volkomen overtuigd dat de klagten in
die brief voorkomende van alle grond ontbloot zijn en dit
gevoelen word gerechtvaardigt door het eenparig getuigenis van
alle berichten zoo door andere kolonisten aan hunne
subkommissiën bedeelt, als door de opgaven van een menigte van
ooggetuigen die plaatselijk den toestand van zaken en gevoelens
der kolonisten onderzocht hebben en hoe Mijne Heeren zou dit
anders kunnen zijn de Maatschappij verstrekt aan ieder kolonist
werkelijk meer, veel meer, dan waar toe zij zich verbonden heeft,
ten aanzien der voeding zelfs zoo veel ieder slechts kan
comsumeren.
Ieder week ontvangt de Permanente Kommissie eene juiste opgave
van alles wat door ieder huisgezin met veld, en met spin arbeid
verdient is, hoeveel levensmiddelen aan het zelve verstrekt
zijn, beneffens van het geld door het zelve genooten, en de
sommen die hij schuldig gebleven of te goet gemaakt heeft en het
resultaat daar van word ingeschreven op een boekje waar van ieder
kolonist houder is, en het kostende der voeding word altijd
afgetrokken van het verdiende.
Hoe zou het mogelijk zijn dat hieromtrent eenige malversaties
plaats kunnen vinden, daar niet alleen de korrespondentie der
kolonisten onbelemmerd is, maar thans zelf aan twintig hoofden
der huisgezinnen op voorstel van den Direkteur voor agt en tien
dagen verlof verleent geworden is om hunne bloedverwanten te
bezoeken en waardoor dus onfeilbaar indien er eenige malversatie
van de zijde der suppoosten plaats had zulks zoude moeten worden
ontdekt, dan dit is het niet al.
De Direktie in de kolonie is opgedragen aan een officier uit de
Armée (doorgehaald: broeder van de tweede assessor) die
zonder daar voor eenige belooning te begeren zich (doorgehaald:
ten gevalle zijnes broeders) ter bevordering van het edel doel
der Maatschappij voor den tijd van een jaar de waarlijk zeer
onaangename taak getroost van met een jonge echtgenoot zich als
van de wereld af te zonderen en het bestuur der kolonie op zich
te nemen, en het zal voorzeker Uwe oplettendheid niet ontslipt
zijn, dat in geene der beide zeer hatelijke brieven een enig woord
gerept word van een straffe of onbillijke behandeling en wij
houden ons verzekerd dat Gijl. bekend met den aard der inrigting
en met de behandeling door het huisgezin van ter Goes gehouden met
ons delen zult in die diepe verontwaardiging welke deszelfs
ondankbaar gedrag inboezemt.
Wij hebben ons doen overleggen de lijst van het geen aan hetzelve
vertrekt is, en bevonden dat dit bestaan heeft ieder dag in vier
ponden roggebrood, vijftien ponden hutspot, voor het middageten,
en 12½ pond aardappelen voor het avondeten, en dus in 31 pond
voedsel daags zij zelve verklaren dit voedsel te zijn van goede
hoedanigheid dan beklagen zich alleen over de hoeveelheid.
Wij laten het aan Ulieden oordeel over om te beslissen of het
mogelijk is dat een huisgezin van die sterkte als dat van Burks
meer consumeeren kan en moeten bewijzen van het tegendeel
aanvoeren, dat zij meermalen in plaats van 12½ pond aardappelen
voor avondeten, en dit staat iedere kolonist vrij, slechts 6½ pond
verlangd hebben.
Bovendien heeft dit huisgezin genoten den 22 november ƒ1.2.2
hebbende in die week verdient ƒ5.16. en de kosten van deszelves
voeding bedragen ƒ4.13.14.
Den 30 november hebben deszelves verdient ƒ13.18.10 de voeding
ƒ4.1.14 bedragen en is aan het zelve uitbetaald ƒ"-13-2. zijnde
die week schuldig gebleven ƒ-16.6. moetende de vermindering in
verdienste worden toegeschreven aan het onderwijs in het spinnen
aan de kinderen gewoon om in daghuur op het veld te arbeiden
verleent, den 6 december heeft de verdienste belopen ƒ4.13.4 de
voeding ƒ4.3.14 en is aan het zelve uitbetaald ƒ (enorme
inktvlek, waarschijnlijk .9.6, een dergelijke berekening staat
namelijk in de kantlijn) zoo dat de schuld andermaal met
ƒ6.2. aangegroeid, den 13 december (doorgehaald: 4.16.8) (diverse
onleesbare berekeningen en teksten in de kantlijn)
Later zoude hier eene opgave overbodig zijn daar hunne brief
gedateerd is 11 december. Wij menen het gerust aan Ul. oordeel
te moeten overlaten of een huisgezin goed gekleed, gehuisd, van
brood voorzien, dat 31 pond voedsel erlangd, en bovendien nog
nooit minder dan 13 stuivers weeks in geld ontvangen heeft om zich
te beklagen.
Ja wat meer is, of zoodanig een huisgezin niet als ondankbaar
als onwaardig om deze weldaden te genieten beschouwd moet
worden. En wat betreft haar overige klagten wie heeft aan
kolonisten koffij thee of tabak versproken zoo zij die niet door
eigen arbeid verdiend. Waar uit is het hun door WelEds voorgelezen
dat zij 3 ponden vlees daags erlangen zouden, en hoe ongegrond is
niet de klagt dat zij slechts een pond boter weekelijks ontvangt
daar haar slechts bij het reglement ½ pond boter versproken was (weer
onleesbaar commentaar in de kantlijn).
Dan dit huisgezin was bij ons bekend of liever de vrouw was het
[want de man is een sukkel maar niet ongeschikt in zijn
bestemming] als ten hoogste brutaal en pretentieus, reeds voor
hunne komst in de kolonie had zij daarvan bewijzen gegevenen het
moet Ulieden gemakkelijk zijn de gegrondheid dezer
beschuldigingen te onderzoeken.
Het gedrag door hetzelve gehouden is dus te gevaarlijk daar het
belang der Maatschappij na buiten daar door niet alleen kan worden
gekrenkt, maar ook de goede geest der kolonisten worden bedorven,
en wij vertrouwen te veel op uwe belangstelling in het
welgelukken eener onderneming voor het algemeene welzijn van zoo
veel nut om in ons eene ernstige berzorgdheid voor het gevaarlijke
van zoodanige gedragingen de misbillijke, uit welke hoofde wij
dan ook de raad van toeverzicht in de kolonie gelast hebben Jan
Burks en zijn vrouw voor haar te doen verschijnen, de al of niet
gegrondheid hunner klagten te onderzoeken en zoo die ongegrond
bevonden worden en Jan Burks en zijn vrouw heeft kunnen ontkennen
opgegeven levensmiddelen en gelden genoten te hebben, dit
huisgezin dan dadelijk de inwoning in de kolonie te ontzeggen en
na ter Goes terug te zenden.
Hoe onaangenaam het ons ook is eene maatregel van dezer aard te
moeten statueren, hoe zeer wij gevoelen dat door zulk soort van
menschen in ter Goes het doel en de middelen der Maatschappij
kunnen worden benadeeld (weer een onleesbare toevoeging in de
kantlijn, lang verhaal) durven van Ul. rechtschapenheid de
goedkeuring verwagten dat aan geen plaatselijk belang aan geen
swakheid nog ongepaste vrees, de maatregelen die wij menen het
algemeen belang vordert worden opgeoffert.
Gaarne zullen wij van Ulieden een ander huisgezin in deszelves
plaats, het zij uit ter Goes of uit de naburige dorpen aannemen,
en gaarne zullen wij het zien dat door Ulieden zoo bij de
subkommissie te Middelburg als elders informatie worde
ingewonnen hoedanig de door hun gezondene kolonisten behandelt
worden. Nog heden hebben wij er voor ons doen verschijnen, hier
met verlof aanwezig, die ten volle de leugenachtigheid van de aan
Ul. bedeelde berichten bevestigen.
Ontvang overigens onze hartelijken dank voor de cordaatheid waar
mede deze zaak door Ul. behandelt is, en zijt verzekert dat niets
ons aangenaam zijn zal dan Ul. in tevredenheid en het geluk van
het mede door Ul. te zenden huisgezin de vergoeding te doen van
het onaangename dat zoo wel aan Ul. als voor ons uit het gedrag
van Jan Burks voortspruit.